SJEMOT Egypte heeft een nieuwe farao, die zich niets herinnert van Joseef en zijn vader Jaäkov. Toen Jaäkov, die ook Jisraeel genoemd werd, naar Egypte kwam bestond zijn hele familie uit zeventig personen. Nu was de familie veel en veel groter geworden. Farao is bang voor de benee Jisraeel (zo wordt het joodse volk ook genoemd), zij zijn met zoveel mensen. Hij maakt slaven van hen en laat ze hard werken. Hij maakt hun leven moeilijk en naar en alle jongetjes laat hij bij hun geboorte doden. Jocheved en Amram krijgen een zoontje. Jocheved verstopt hem in een rieten mandje. Het mandje laat zij op de rivier de Nijl drijven. Zijn grote zus Mirjam let op haar kleine baby broertje in het mandje. De dochter van de farao vind de baby. Zij noemt hem Mosjee en voedt hem op als haar eigen zoon. Als hij een jongeman is ziet Mosjee hoe een Egyptenaar een joodse slaaf slaat. Om het slaan te laten ophouden slaat Mosjee de Egyptenaar zo hard dat die dood neervalt. Mosjee vlucht dan naar een ander land, Midjan. Daar bij een waterput ontmoet hij een lief meisje, Tsipora. Zij wordt zijn vrouw. Mosjee wordt herder. Op een dag ziet hij een brandende struik, die niet verbrandt. Vanuit die plek spreekt God tot Mosjee. God zegt dat Mosjee terug moet gaan naar Egypte om de benee Jisraël, het joodse volk, naar vrijheid in hun land van belofte te brengen. Tora/Sidra vd week/Sjemot vert. + bewerking My weekly sidra/www.rimon-ljloc.nl