Oefentoets bij De tijd van jagers en boeren 1. Welke zin is niet juist? Na de overgang naar de landbouw: a. bleven de mensen op dezelfde plaats wonen. b. bouwden de mensen betere woningen. c. gingen de mensen aardewerk gebruiken. d. gingen de mensen voor het eerst aan godsdienst doen. 2. Rond welk jaar is er in het Midden-Oosten echt sprake van landbouw? a. 11.000 jaar voor Christus b. 9000 jaar voor Christus c. 7500 jaar voor Christus d. 7000 jaar voor Christus 3. Welke zin is juist? Prehistorie is de periode waarover: a. we alleen geschreven bronnen hebben. b. we geen bronnen hebben. c. niemand uit die tijd zelf geschreven heeft. d. we alleen ongeschreven bronnen hebben. 4. Welke zin over de Nijl is niet juist? a. De bewoners van het Oude Egypte beheersten de Nijl met dammen en dijken. b. Elk jaar overstroomde de Nijl en liet slib achter. c. De Nijl was de enige waterbron voor de Oude Egyptenaren. d. Door de vele stroomversnellingen was de Nijl onbevaarbaar. 5. Een samenleving heeft sociale lagen als: a. de samenleving in verschillende bevolkingslagen is verdeeld. b. deze bestuurd wordt door een kleine groep ambtenaren. c. er slaven gebruikt worden voor de zware arbeid. d. vrouwen niet buitenshuis mogen werken. 6. Jagers en verzamelaars kenden het schrift nog niet. Hoe kunnen we dan toch iets over hen te weten komen? Noem minstens twee bronnen die we wel hebben. 7. Leg uit wat we weten over de oorzaken van de overgang van de levenswijze van jagersverzamelaars op de levenswijze van boeren. Gebruik in je antwoord de volgende begrippen: mogelijke oorzaak –– klimaat –– planten –– zekerheid. 8. Bekijk bron 1 en bron 2. Welk middel van bestaan past bij bron 1 en welk bij bron 2? Noem bij elke bron twee dingen waaraan je ziet om welk middel van bestaan het gaat. Bron 1 Bron 2 9. Hieronder staan zinnen over het Oude Egypte. Welke zinnen zijn goed en welke fout? Geef per zin aan of hij Goed (G) of Fout (F) is. Geef bij de foute zinnen aan wat er fout aan is! a. De natuur in Egypte wordt bepaald door de Nijl en de woestijn. b. Irrigatie betekent dat een huis stromend water heeft. c. Rond 3500 voor Christus ontstond één Egyptisch rijk. d. In dorpen leefden de meeste mensen van de nijverheid. e. Dijken dienden om het land naast de Nijl te beschermen als het water in de Nijl hoog stond. f. In Egypte konden beroepen ontstaan dankzij een voedseloverschot. g. De Egyptische macht was tussen 1500 en 1069 voor Christus op een hoogtepunt. 10. Leg uit wat het verband is tussen het ontstaan van een bestuur en het betalen van belasting. 11. a. b. c. d. 12. Geef een omschrijving van de volgende begrippen: natuurgodsdienst oorlog irrigatielandbouw ambtenaar Lees bron 3. In Egypte konden een man en vrouw scheiden. Waaruit blijkt dat in bron 3? Schrijf het tekstfragment op. Bron 3 Huwelijkscontract van een Egyptische koopman "Ik geef jou twee pond zilver en zorg jaarlijks voor brood, drank, olie en honing. De kinderen die jij zult baren, zijn bezitters van alle dingen en zaken die ik zal verwerven. Als ik jou verstoot en een andere vrouw neem, betaal ik je tien pond zilver." 13. In welk jaar kwam er definitief een einde aan het Egyptische rijk?