Beleidskader 3D ABR - De omgekeerde toets

advertisement
Beleidskader Sociale Agenda gemeente ABR
Voorbereiding van de drie decentralisaties Werk, Wmo en Jeugd.
1
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................ 3
Aanleiding .......................................................................................................................... 3
Waar gaat het over? ............................................................................................................ 3
Leeswijzer .............................................................................................................................. 3
1. Missie en visie ................................................................................................................... 4
1.1. Missie .......................................................................................................................... 4
1.2 Visie ABR op het sociale domein ................................................................................... 4
1.3. Taken ABR ................................................................................................................... 5
2. Doelstelling ....................................................................................................................... 5
3. Beoogd maatschappelijk effecten ...................................................................................... 6
4. Resultaat ........................................................................................................................... 6
4.1 Op hoofdlijnen ............................................................................................................. 6
4.2 Deelresultaten .............................................................................................................. 7
5. Kaders ............................................................................................................................... 7
5.1 Kaders algemeen .......................................................................................................... 7
5.2 Kaders specifiek ........................................................................................................... 8
5.2.1.Werk .......................................................................................................................... 8
5.2.2. Wmo ....................................................................................................................... 10
5.2.3 Jeugd ...................................................................................................................... 11
6. Communicatie en participatie .......................................................................................... 11
7. Financiën ......................................................................................................................... 12
8. Risico’s en tegenmaatregelen .......................................................................................... 13
Bijlagen ................................................................................................................................ 15
2
Inleiding
Aanleiding
In de stuurgroep voor de herindeling van de gemeente ABR is afgesproken dat Boskoop,
Rijnwoude en Alphen aan den Rijn gezamenlijk optrekken bij de invoering van de
decentralisaties op het terrein van Werk, Wmo en Jeugd. De colleges van Boskoop, Rijnwoude
en Alphen aan den Rijn hebben hiertoe eind januari van dit jaar een opdracht vastgesteld.
Deze opdracht is inmiddels uitgewerkt in voorliggend beleidskader.
De bestuurlijke aansturing van de voorbereidingen voor de drie decentralisaties binnen de
gemeente ABR wordt uitgevoerd door de “Stuurgroep Sociale Agenda ABR”.
Waar gaat het over?
Het beleidskader Sociale Agenda ABR heeft betrekking op drie grote stelselwijzigingen. Voor
alle drie de decentralisaties geldt dat de gemeente een sleutelrol krijgt in het ondersteunen
van inwoners die minder zelfredzaam en kwetsbaar zijn. Centraal staat de participatie van
mensen: meedoen in de samenleving en voorkomen dat mensen aan de zijlijn staan. Er is
overlap tussen de functies, voorzieningen en doelgroepen waarop de drie decentralisaties
betrekking hebben. Ook is er overlap met doelgroepen en voorzieningen, waarvoor
gemeenten vanuit het bestaande sociale beleid verantwoordelijk zijn. Daarom is een
integrale aanpak vanuit een gemeenschappelijke visie en uitwerking in drie samenhangende
sporen op ABR-niveau wenselijk. Door een integrale aanpak willen we de nieuwe taken
effectief en doelmatig uit gaan voeren.
Naar die gezamenlijke uitvoering moet toegegroeid worden vanuit verschillende regionale
samenwerkingsverbanden. Gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude participeren in
Holland Rijnlandverband. Boskoop heeft te maken met partners in de regio Gouda en
participeert in het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden Holland.
Uitgebreide informatie over de inhoud van de opgave is te vinden in de bijlagen.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 worden de missie en visie weergegeven. Hoofdstuk 2 geeft weer welke
doelstelling ABR met de Sociale Agenda wil bereiken. Vervolgens worden de beoogde
maatschappelijke effecten in hoofdstuk 3 benoemd. De maatschappelijke effecten wil ABR
bereiken door het behalen van een aantal resultaten. Deze staan in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5
presenteert de kaders waarbinnen de Sociale Agenda vorm krijgt. In hoofdstuk 6 wordt kort
geschetst hoe ABR de communicatie en participatie inzet. Hoofdstuk 7 gaat over de
financiën. Het beleidskader wordt afgesloten met het benoemen van de risico’s en
tegenmaatregelen om de risico’s te beheersen.
3
1. Missie en visie
1.1. Missie
De vijf betrokken wethouders van ABR hebben hun missie over het sociale domein als volgt
geformuleerd:
We gaan uit van de reële autonome keuze van het individu voor de inrichting en verzorging
van het eigen leven en het leven van de mensen in haar of zijn nabije omgeving.
De gemeente stimuleert betrokkenen die keuze te maken en helpt - zo nodig- als het
individu dat tijdelijk of permanent niet of minder kan. De gemeente zorgt binnen de
wettelijke regels voor een vangnet exclusief voor de inwoners, die dat nodig hebben.
De rol van de gemeente past binnen de omstandigheden van deze tijd en de omgeving. De
gemeente neemt nooit het probleem van een individu over wanneer mensen niet voor
zichzelf willen zorgen, terwijl ze daar wel toe in staat zijn. Dat laatste ook vanuit het besef
dat de verantwoordelijkheid van de gemeente zich uitstrekt tot het waarborgen van een
fatsoenlijk bestaansniveau, waarbij de gemeente in ieder geval ingrijpt als mensen een
gevaar voor zichzelf worden of voor hun omgeving.
De gemeentelijke overheid past ook soberheid in het besef dat elke euro die zij uitgeeft,
door anderen moet worden betaald.
1.2 Visie ABR op het sociale domein
Mensen maken de samenleving. Elk mens doet dit op zijn eigen wijze en maakt zijn eigen
keuzes. De optelsom is een samenleving waarin ruimte is voor de verschillende keuzes en
waarin iedereen zoveel mogelijk zijn eigen leven kan leiden. De meeste mensen kunnen en
doen dit met verve. Zij gaan naar school, aan het werk, leiden een actief sociaal leven met
vrienden en binnen diverse verenigingen. Zij voorzien zelfstandig in hun levensonderhoud,
voeden hun kinderen op en regelen de ondersteuning die in het leven soms nodig is. Zij
participeren optimaal naar eigen vermogen in de samenleving en nemen hiervoor de
verantwoordelijkheid: op eigen kracht.
Op sommige momenten lukt het niet op eigen kracht, dan is hulp nodig. Meestal vindt het
gezin1 deze ondersteuning in het sociale netwerk of door een beroep te doen op
professionals. Soms krijgt iemand dat voor kortere of langere tijd om welke reden dan ook
niet georganiseerd. Op dat moment is er ondersteuning beschikbaar die de gemeente
organiseert. Deze ondersteuning is gericht op het hervinden van de eigen kracht of het
versterken van de eigen kracht. Dat is meestal tijdelijk. Soms is langer durende
ondersteuning nodig om de balans tussen de draaglast en de eigen kracht te organiseren en
zo te kunnen participeren in de samenleving. Langdurige of structurele ondersteuning kan
nodig zijn om de zelfredzaamheid te organiseren. Hiermee worden de dagelijkse
1
We spreken hier steeds over ‘gezin’ als het kleinste sociale verband bedoeld wordt waarbinnen een inwoner
functioneert. Andere bewoordingen zijn bijvoorbeeld leefeenheid of huishouden.
4
levensverrichtingen bedoeld, zoals het aanbrengen van structuur in het leven.
Zelfredzaamheid is een belangrijke basis om te kunnen participeren in de samenleving. In
een zelfredzame samenleving zijn mensen die elkaar wederzijds ondersteuning bieden de
vruchtbare bodem voor het samen meedoen aan deze samenleving.
Werk
Een betaalde baan is misschien wel het beste middel om te participeren in de samenleving
en zelfstandig te zijn. Een baan naar vermogen is niet altijd een reguliere volledige baan,
ook een deeltijdbaan, vrijwilligerswerk of mantelzorg kan in aanmerking komen. Het streven
is wel dat inwoners zoveel mogelijk financieel zelfstandig zijn. Doet een inwoner een beroep
op een uitkering, dan wordt daar een bijdrage aan de samenleving voor terug verwacht.
Wmo
Een voorwaarde voor participatie in de samenleving is zelfredzaamheid: voor jezelf kunnen
zorgen. De hulp bij zelfredzaamheid kan vaak gegeven worden in het gezin of het sociale
netwerk, bijvoorbeeld door ouders, mantelzorgers of vrijwilligers. Als dit niet (meer) lukt is
meer ondersteuning nodig. Dit kan ondersteuning zijn van de inwoner zelf, maar ook van
het gezin of sociale netwerk om de eigen kracht te versterken.
Jeugd
De basis voor participatie wordt gelegd in de jeugd. Kinderen en jongeren krijgen de kans in
een veilige en stimulerende omgeving op te groeien. Het ontwikkelen van hun talenten en
vaardigheden om zo als zelfstandige volwassenen actief te kunnen deelnemen in de
samenleving staat centraal. Dit is niet alleen belangrijk voor de kinderen zelf, maar ook voor
de samenleving als geheel.
1.3. Taken ABR
De taken die ABR vanuit deze visie ziet zijn:
1. het versterken van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur
2. het ondersteunen van het gezin en het sociale netwerk van inwoners
3. het organiseren van een springplank of een vangnet als inwoners het tijdelijk, langer
durend of structureel niet redden op eigen kracht en deze steun in het sociale netwerk of
de sociaal-maatschappelijke infrastructuur niet aanwezig is.
Participatie is hierbij het uitgangspunt en het vertrekpunt is het perspectief van de
hulpvragers.
De gemeente beschouwt zichzelf primair als regisseur voor deze taken. Dat betekent dat
zoveel mogelijk uitgevoerd wordt door de maatschappelijke partners en niet door de
gemeente. Waar de gemeente zelf taken uitvoert is dit een onderbouwde keuze omdat dit
een meerwaarde heeft boven uitvoering door de maatschappelijke partners.
2. Doelstelling
Bovenstaande visie voor ABR en de vertaling ervan in taken, brengen ons tot de volgende
formulering van de doelstelling voor het vormgeven van de drie decentralisaties:
5
Creëren van een vraaggestuurd2 stelsel van dienstverlening, hulp- en zorgvoorzieningen
voor inwoners van de gemeente ABR wanneer zij ondersteuning nodig hebben bij hun
algemeen dagelijks leven en participatie in de samenleving. De gemeente biedt deze
ondersteuning aan binnen vast te stellen grenzen en voor zover de gemeente ABR het een
taak van de lokale overheid vindt om te voorzien in de gevraagde diensten.
De drie decentralisaties bieden ons de mogelijkheid een herontwerp te creëren voor het
gehele sociale beleid.
3. Beoogd maatschappelijk effecten
En met dit herontwerp voor het sociale domein beogen we de volgende maatschappelijk
effecten te bereiken:

Inwoners zijn zelfredzaamheid en participeren op eigen kracht met inzet van informele
netwerken in de samenleving.

Inwoners die (even) niet (meer) op eigen kracht kunnen participeren ontvangen hulp in
het gezin en het sociale netwerk. Dit ondersteuningsaanbod past bij de vraag van de
inwoner, zijn of haar gezin en sociale netwerk.

In de samenleving is aandacht voor elkaar en contact met elkaar vanzelfsprekend (civil
society), waar nodig en mogelijk stimuleert de gemeente deze transformatie van houding
en gedrag van inwoners, maatschappelijk middenveld (bestaand uit o.a.
welzijnsorganisaties, vrijwilligersorganisaties, belangenverenigingen, scholen,
werkgevers, e.d.) en eigen organisatie.

De inzet van de gemeente en het maatschappelijk middenveld focust op integrale
dienstverlening, preventie en vroegsignalering en nieuwe arrangementen voor hulp en
ondersteuning. Daarmee komt een beweging op gang van complexe of langdurige
ondersteuning naar informele hulp.
4. Resultaat
4.1 Op hoofdlijnen
Na uitvoering van het plan van aanpak, dat bij dit beleidskader hoort, zijn voor ABR de
volgende resultaten bereikt:

De gemeenten Boskoop, Rijnwoude en Alphen aan den Rijn zijn voorbereid om de Wet
Werken naar Vermogen uit te voeren per 1 januari 2013 en hiermee mensen die geen
werk hebben te ondersteunen bij het zoeken naar een baan;
2
Met term vraaggestuurd is bedoeld dat we uitgaan van de vraag van inwoners bij het creëren van een
voorzieningenaanbod, niet van het aanbod. In dit begrip is ook begrepen de vraag van inwoners, die zelf hun
ondersteuningsbehoefte niet willen of kunnen duiden.
6

De gemeenten Boskoop, Rijnwoude en Alphen aan den Rijn kunnen vanaf 1 januari 2013
aanvragers van gedecentraliseerde hulp de ondersteuning bieden die zij nodig hebben
bij het leiden van een zelfstandig bestaan;

De vraagverheldering en diagnosestelling voor alle vormen van hulp, zorg en
dienstverlening, die de gemeente ABR biedt, vindt integraal plaats vanaf 1 januari 2014.

De gemeente ABR biedt vanaf 1 januari 2014 alle inwoners, die ondersteuning nodig
hebben bij het leiden van een zelfstandig bestaan, een passende voorziening aan;

De gemeente ABR is tijdig (in de loop van 20143) voorbereid voor de uitvoering van de
jeugdzorg (incl. jeugdreclassering en jeugdbescherming) om hiermee kinderen en
jongeren, die problemen hebben in hun ontwikkeling, en hun ouders, de juiste
ondersteuning te bieden.
4.2 Deelresultaten
Om het beoogde resultaat te bereiken wordt toegewerkt naar een aantal concrete
deelresultaten. Het merendeel van deze deelresultaten is 3D-breed. Het geregeld hebben
van het Wmo-overgangsjaar 2013 is een apart deelresultaat, hetzelfde geldt voor de
uitvoering van de nieuwe Wet Werken naar Vermogen per 2013.
I
Uitvoering WWnV (vanaf 2013)
II
Uitvoering overgangsjaar Wmo (per 1-1-2013)
III
Uitvoering nieuwe taken Jeugd (per 1-1-2015)
IV
De organisatie van de Toegang tot de gehele sociale ondersteuning, inclusief
realisatie van het Serviceplein (per 1-1-2014, uitbouw naar jeugd in 2015))
V
Integraal en compleet ondersteuningsaanbod (per 1-1-2014, met uitbouw naar
Jeugd in 2015)
VI
Compleet vervoersaanbod (per 1-1-2014, met uitbouw naar Jeugd in 2015)
VII
Herinrichting lokale sociaal-maatschappelijke infrastructuur (per 1-1-2014)
VIII
Juridische kaders voor ondersteuning
IX
Integrale bekostigingssystematiek en systeem risicobeheersing (per 1-1-2013 voor
de WWnV, vanaf 2014 voor Wmo en 2015 Jeugd)
X
Regionale afspraken over specifieke ondersteuning
XI
Gemeentelijke organisatie is gereed om de nieuwe taken uit te voeren
5. Kaders
5.1 Kaders algemeen
Het landelijk kader voor de uitvoering van de 3D opdracht bestaat uit:

Relevante wet- en regelgeving, o.a. Wmo en regelgeving op het terrein van Werk&
Inkomen en Jeugd.
3
De precieze wettelijke invoeringsdatum voor de overheveling van de jeugdzorg is nog niet bekend. Op dit moment
wordt gesproken over ‘invoeringsjaar 2014’.
7

Bestuursakkoord/de bestuursafspraken 2011-1015 tussen Rijk, IPO, VNG en UvW.
Relevant voor deze bestuursopdracht zijn in het bijzonder de volgende punten:
- Gemeenten dienen onderlinge samenwerking aan te gaan voor de uitvoering van een
deel van de gedecentraliseerde taken. Het gaat dan vooral om taken, die in de uitvoering
vragen om een groot verzorgingsgebied. Gemeenten zijn vrij te kiezen voor een
samenwerkingsvorm, maar kiezen waar mogelijk voor publiekrechtelijke samenwerking
boven privaatrechtelijke.
- Gemeenten organiseren voldoende uitvoeringskracht op de verschillende
decentralisaties.
- Op de deelterreinen Werk en Jeugd worden randvoorwaarden gesteld met betrekking
tot bovenlokale uitvoering. Gemeenten komen binnen één jaar nadat
randvoorwaarden/taken bepaald zijn met een voorstel voor een landsdekkende invulling
van bovenlokale uitvoering, anders wordt dit door het rijk bepaald.
- Voor wat betreft de decentralisatie van taken vanuit de AWBZ geldt dat een verzekerd
recht voor burgers overgaat in een compensatieplicht voor gemeenten.

Vooralsnog is het wetgevingsproces voor de drie decentralisaties nog gaande. Zodra de
wet- en regelgeving is vastgesteld geldt die als kader in de uitvoering van dit
beleidskader.
Daarnaast zijn de volgende lokale kaders relevant:

Collegeprogramma’s van Boskoop, Rijnwoude en Alphen aan den Rijn.

Bestaand beleid in Boskoop, Rijnwoude en Alphen aan den Rijn op het terrein van Jeugd,
Wmo en Werk & Inkomen.

Alphen aan den Rijn: Sociale Agenda ‘Sterk voor Kwetsbaar’ (juni 2011).

Rijnwoude: Visie Vitale Kernen, energiek en betrokken (september 2011).

Dienstverleningsconcept ABR (februari 2012)
5.2 Kaders specifiek
De kaders waarbinnen de 3D opdracht voor ABR wordt uitgewerkt, zijn de bestaande kaders
vanuit de drie beleidsvelden Werk, Wmo en Jeugd.
5.2.1.Werk
Het uitgangspunt van de drie gemeenten op het domein werk is primair inzetten op het
toeleiden naar werk. Wanneer dit vanuit de eigen kracht van de inwoner nog niet mogelijk is,
zetten de gemeenten in op activering. Ook het einddoel van de activering is altijd toeleiding
naar werk. Wanneer activering uiteindelijk niet mogelijk is, blijft de uitkering de laatste
ondersteuning.
Alphen aan den Rijn
Voor Alphen aan den Rijn biedt de bestuursopdracht Werk de kaders. 4 De centrale
doelstelling van het programma Werk is:
De gemeente ondersteunt inwoners waar dit noodzakelijk is om te participeren in de
samenleving, bij voorkeur via betaald werk.
4
De bestuursopdracht is vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn 21 oktober 2011
8
Dit betekent dat de gemeente:
-
waar nodig inwoners ondersteunt bij het realiseren of behouden van hun deelname aan
de samenleving, bij voorkeur via betaald werk
-
een fatsoenlijk bestaansniveau waarborgt voor de inwoners
-
kiest voor een persoonsgerichte benadering
-
een vangnet organiseert binnen de wettelijke regels voor hen die dit echt nodig hebben
en
-
sober is met de uitgaven.
Boskoop
In het beleidsplan re-integratie 2011-2013 van Boskoop staat voor Boskoop de volgende
visie:
Voor de komende beleidsperiode is het kernwoord: participatie. Het gaat om kansen bieden
aan de klant én eigen verantwoordelijkheid nemen door de klant. Dit betekent dat de
gemeente ervoor zorgt dat kansen geboden worden en de klant eigen verantwoordelijkheid
neemt om de aangeboden kansen tot een succes te brengen.
Uitgangspunten bij deze visie op re-integratie zijn:
-
Een goede diagnose van de mogelijkheden en eventuele beperkingen van de klant is de
basis van het re-integratietraject.
-
De eigen verantwoordelijkheid van de klant staat centraal. Wanneer de klant onvoldoende
zelfredzaam is zal begeleiding naar meer zelfredzaamheid onderdeel van het traject
uitmaken.
-
Regulier werk staat voorop, indien dit nog niet haalbaar is, is het traject gericht op
participatie.
-
Maatwerk staat centraal.
-
Handhaving en re-integratie zijn twee zijdes van dezelfde medaille, die elkaar aanvullen
en ondersteunen. De effectiviteit van het re-integratiebeleid is mede afhankelijk van de
wijze waarop het handhavingsbeleid wordt vormgegeven.
Rijnwoude
De gemeente Rijnwoude heeft in haar re-integratiebeleid de nadruk gelegd op een stijging in
de participatieladder door middel van werk. Waar nodig en mogelijk wordt geïnvesteerd in
de ontwikkeling van de persoon en het behalen van een startkwalificatie.
Bij diagnose van de klant is de nadruk gelegd op wat de klant nog wel kan, dus
arbeidsgeschiktheid in plaats van arbeidsongeschiktheid.
Door de terugloop van middelen is er de keuze gemaakt om bij inzet van de middelen het
toeleiden naar werk hoogste prioriteit te geven, waarbij werk het middel is, zonder
tussenstap naar sociale activering.
9
5.2.2. Wmo
In de drie gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, wordt momenteel nieuw
Wmo-beleid opgesteld. Om het beleid nader vorm te geven zijn de volgende 6 thema’s uit
bovenstaande illustratie benoemd. Deze zijn in het beleidskader Wmo nader uitgewerkt:
a. Het individu, dat zo veel als mogelijk zijn of haar eigen leven moet kunnen leiden;
b. De nabije omgeving van vrienden, familie en partner waarbinnen gebruikelijke zorg
plaatsvindt;
c. De sociale omgeving, waarbinnen iemand hulp moet kunnen vragen en verlenen (mee
doen);
d. Randvoorwaarden in de stad maken het mogelijk om zo veel als mogelijk te voorkomen
dat mensen in problemen komen en geven ruimte aan de ontwikkeling van
zelfstandigheid en participatie;
e. Hulp op maat voor mensen die knelpunten ervaren in het leiden van hun leven;
f.
Hulp voor mensen die moeilijkheden hebben in het nemen en/of houden van regie en
eigen verantwoordelijkheid in het leven.
Dit nieuwe beleid is het uitgangspunt voor de decentralisatie van de functie van de AWBZbegeleiding naar de Wmo. Dit traject loopt parallel aan de besluitvorming rond dit
beleidskader 3D. Een aantal relevante uitgangspunten uit dit nieuwe Wmo-beleid noemen we
hier.
Met de Wmo heeft ABR als kerndoel dat inwoners:

zelfredzaam mee doen in de samenleving;

zelfstandigheid tonen in hun levensonderhoud;

eigen verantwoordelijkheid tonen in het oplossen van problemen.
ABR ziet het als haar missie om dat mogelijk te maken. ABR stelt, samen met haar partners,
mensen in staat eigen verantwoordelijkheid te nemen. Deze missie bestaat uit een aantal
speerpunten:
10

In de preventieve sfeer het beïnvloeden van gedrag door bijvoorbeeld voorlichting,
educatie en activering.

In de preventieve sfeer het sociaal en fysiek mogelijk maken dat mensen zich kunnen
ontwikkelen en kunnen participeren (zorg, welzijn, ruimte verbinden).

In de preventieve sfeer individuen die in de problemen dreigen te komen, vroegtijdig
herkennen.

Hulp bieden aan die mensen die wel willen, maar niet kunnen.
5.2.3 Jeugd
Alphen aan den Rijn
Voor Alphen aan den Rijn vormt het nieuwe programma jeugd, vastgesteld door de raad op
10 november 2011 het vertrekpunt voor de decentralisatie Jeugd. Een aantal richtinggevende
noties uit het programma geven we hier weer:
De missie van het programma jeugd is: de jeugd (0-23 jaar) krijgt de kans in een veilige en
stimulerende omgeving op te groeien. Daarbij stimuleren we jongeren hun talenten en
vaardigheden te ontwikkelen, zodat ze later als volwassenen volwaardig kunnen deelnemen
aan de maatschappij.
Rijnwoude
Rijnwoude kent een kadernota Jeugd, vastgesteld in 2007. De visie luidt als volgt:
De gemeente Rijnwoude wil met het integrale jeugdbeleid optimale ontwikkelingskansen
creëren, waarmee elk kind en elke jongere gestimuleerd wordt zich te ontwikkelen tot een
zelfstandige deelnemer en actief kan deelnemen aan het maatschappelijk, sociaal en
economisch leven.
Boskoop
De gemeenteraad van Boskoop heeft in 2009 de kadernota jeugd vastgesteld. De
hoofddoelstellingen uit deze nota zijn:
-De ontwikkeling van kinderen en jongeren wordt gestimuleerd en ondersteund, zodat zij
kunnen uitgroeien tot volwaardige verantwoordelijke burgers;
-Daar waar ontwikkelingsachterstanden en/of uitval van jongeren dreigt te ontstaan moet dit
gesignaleerd en opgepakt worden om dit proces zo goed mogelijk te keren.
6. Communicatie en participatie
De uitvoering van het beleidskader Sociale Agenda is een complexe operatie. Het is
belangrijk bij onze inwoners en partners te benadrukken dat deze ontwikkelingen een groep
kwetsbare mensen aangaat. Het belang van heldere communicatie is dus zeer groot.
11
Informatie
De eerste periode richt de communicatie-inzet zich op het informeren over het proces. We
informeren over de wijze van aanpak, de kaders die bekend zijn en de activiteiten die we al
ondernemen. De communicatie-inzet is in eerste instantie gericht op externe doelgroepen
(met name de zorginstellingen en werkgevers) en beslissers.
Participatie
Ons participatietraject richten we primair op cliënten, mantelzorgers en cliëntraden en
belangenorganisaties. Ook instellingen betrekken we in het proces. Zij worden gevraagd om
mee te denken om zo zicht te krijgen op de behoefte van de cliënten.
Monitoring
We monitoren de communicatie van derden, zoals het Rijk, en reageren daar gericht op. Zo
betekent de start van een eventuele landelijke campagne over WWvN dat we vragen van
inwoners moeten kunnen beantwoorden. We anticiperen op de communicatie activiteiten
vanuit Holland Rijnland.
De wijze waarop, aan wie en wanneer we gaan communiceren wordt verder uitgewerkt. We
denken aan het inzetten van de volgende middelen: brochures, brieven, teksten op de
websites, nieuwsbrieven, bijeenkomsten en sociale media.
7. Financiën
Over de beschikbare budgetten voor de decentralisaties bestaat nog weinig duidelijkheid. Er
zijn schattingen gemaakt op basis van omrekening van landelijke budgetten naar het lokale
niveau met behulp van bestaande kengetallen daarvoor. Deze ramingen (in €) geven een
eerste indicatie van de omvang van de budgetten, die naar de gemeente ABR
gedecentraliseerd zullen worden. Die globale schattingen zijn voor de drie gemeenten als
volgt:
Boskoop
Rijnwoude
Alphen aan den Rijn
Structurele budgetten:
Verstrekkingen AWBZ/Wmo
Voorzieningen WWVN
Verstrekkingen Jeugdzorg
1.935.000
1.900.000
9.600.000
809.000
800.000
4.100.000
2.482.000
2.425.000
12.300.000
61.000
60.000
300.000
113.409
306.413
66.584
162.568
295.000
1.500.000
Uitvoeringskosten 3
decentralisaties (vanaf 2016)
Incidentele budgetten:
Voorbereiding decentralisatie
100.632
AWBZ/Wmo 2012/2013*
Transformatie Jeugdzorg
62.220
2012/2013*
Herstructurering SW-bedrijf
302.000
* Bron: september- en decembercirculaires 2011(het invoeringsbudget voor de transformatie jeugdzorg voor 2013
is een raming op basis van de decembercirculaire 2011).
12
Zoals aangegeven onder het kopje Plan van Aanpak (9), gebeurt een groot deel van het werk
op Holland Rijnland niveau. Om dit te kunnen bekostigen vraagt Holland Rijnland de
deelnemende gemeenten in 2012 23,1% van hun invoeringsbudgetten Wmo en Jeugd. Gezien
de resultaten die de samenwerking binnen Holland Rijnland oplevert, is dit een zeer redelijke
vraag.
Ten behoeve van de uitvoering van de WWnV heeft het Rijk een herstructureringsfaciliteit
SW-bedrijf gecreëerd. Deze faciliteit is bestemd voor omvorming van het SW-bedrijf naar
een uitvoeringsorganisatie voor de WWnV.
Voorstel is de overige incidentele invoeringsbudgetten te besteden aan communicatie,
participatie, inhuur expertise, personeel, scholing en ICT.
De besteding van de invoeringsbudgetten van ABR ziet er zodoende als volgt uit:
Inkomsten
Wmo 2012
Uitgaven
Wmo 2013
Jeugd 2012
Jeugd 2013
Totalen
inkomsten
Holland Rijnland communicatie/
2012 (23,1%)
participatie/ICT
/inhuur
expertise/scholing
Alphen aan den
Rijn
183.260
123.153
40.642
121.926
468.981
51.721
417.260
Boskoop
60.562
40.670
15.555
46.665
163.452
17.583
145.869
Rijnwoude
67.844
45.565
16.646
49.938
179.993
19.517
160.476
ABR totaal
311.666
218.529
812.426
88.822
723.604
N.b: de bedragen die bij 2013 staan zijn ramingen. Bij de meicirculaire wordt pas duidelijk
wat de daadwerkelijke bedragen voor 2013 worden.
8. Risico’s en tegenmaatregelen
Risico’s
1. Het wetgevingsproces voor de drie decentralisaties is nog niet afgerond. Wanneer de
wetgeving te lang op zich laat wachten wordt de voorbereidingstijd op lokaal niveau te kort
voor een zorgvuldige invoering. De voorbereidingstijd vanaf heden tot de eerste
invoeringsdatum (01.01.2013: WWnV en AWBZ/Wmo) is sowieso kort.
2. Bij de decentralisaties zijn veel externe partners betrokken. Draagvlak voor de aanpak van
de gemeenten bij deze partners is noodzakelijk om de transformatie soepel te laten
plaatsvinden, zonder onacceptabele hinder voor de bestaande cliëntenpopulatie.
3. Er bestaan gegevens over aantallen cliënten per indicatie/voorziening per gemeente. Er
bestaat geen inzicht in het gebruik van verschillende voorzieningen op persoonsniveau, een
vergelijking van de gegevens op persoonsniveau is vanuit privacy oogpunt (nog) niet
mogelijk. Dat inzicht is juist nodig voor een aanpak, die uitgaat van integrale
vraagverheldering en klantregie.
4. De drie decentralisaties gaan gepaard met kortingen op de budgetten, die het rijk
daarvoor uitgeeft. Het is onduidelijk of de gekorte budgetten ruim genoeg zijn om een
adequaat voorzieningenniveau aan de cliënten te bieden. Voor de uitvoering van de WWnV is
inmiddels duidelijk dat de beschikbare budgetten verre van toereikend zijn.
13
5. Onvoldoende expertise binnen gemeente ABR, bv. op het gebied van zorginkoop,
vraagverheldering/diagnosestelling/klantregie, Europese wet- en regelgeving (staatssteun,
aanbestedingsrecht).
6. Voorbereiding die van belang is voor de uitvoering van dit beleidskader vindt tot 1 januari
2014 plaats op drie niveaus: Holland Rijnland, gemeente ABR en in de gemeenten Boskoop,
Rijnwoude en Alphen aan den Rijn. Wanneer de voorbereiding op deze niveaus niet
gestroomlijnd verloopt vertraagt dat het invoeringsproces.
Tegenmaatregelen:
Ad 1. Voorbereiding starten op basis van wat nu bekend is en bij de implementatie van de
decentralisaties uitgaan van een groeimodel van de uitvoeringsorganisatie.
Ad 2. Actieve participatie van partners bij het voorbereidingsproces organiseren.
Ad 3: Groeimodel hanteren bij transformatie naar gemeentelijke, vraaggerichte aanpak.
Huidige stelsel geleidelijk omvormen naar vraaggerichte dienstverlening. Bij invoering
daarvan een cliëntvolgsysteem gebruiken, waaruit op persoonsniveau relevante informatie
traceerbaar is.
Ad 4: Dienstverlening beperken tot doelgroepen die het echt nodig hebben. Van het begin
af aan helder communiceren dat de beschikbare middelen efficiënter worden ingezet en er
een groter beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid van mensen. Voor wie
voorzieningen nodig heeft blijft de kwaliteit van ondersteuning gehandhaaft, er is echter
geen vanzelfsprekend recht meer op voorzieningen.
Ad 5: Expertise tijdig inhuren (formatie en inhuur van specifieke expertise) ten laste van
invoeringsbudgetten. Zittend personeel tijdig omscholen, relatie leggen met
plaatsingsproces in het kader van de fusie.
Ad 6: Voorbereiding en besluitvorming ambtelijk en bestuurlijk op verschillende niveaus
goed afstemmen, ruimte houden voor eigen inkleuring per gemeente (inhoudelijk en
procesmatig) binnen overeengekomen bandbreedtes.
14
Bijlagen
1: De Opgave
2: Doelen- en inspanningen netwerk
3: Aansturing uitvoering beleidskader Sociale Agenda ABR
4: Mijlpalen uitvoering Plan van Aanpak Sociale Agenda
15
Bijlage 1: De opgave
1. De opgave
1.1 Werk
Met ingang van 2013 zal de Wet Werken naar Vermogen (Wwnv)5 ingevoerd worden. Met
deze nieuwe wet vervalt de huidige Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale
werkvoorziening (Wsw) en de Wajong, voor zover het gaat om mensen met arbeidscapaciteit.
Voor personen die volledig arbeidsongeschikt zijn blijft de Wajong bestaan. Uitgangspunt is
dat meer mensen op een reguliere arbeidsplek aan de slag gaan. Voor een beperkte groep
inwoners die nu onder de Wsw valt blijft een deel of een vorm van deze wet bestaan: de
groep beschut werken. Deze groep omvat circa 30% van de huidige groep. De huidige
systematiek van rechten en plichten in de Wsw verandert niet voor de groep mensen die tot
15 mei 2011 een Wsw-indicatie heeft gekregen.
Met de invoering van de Wwnv zorgt het rijk voor één regime voor alle inwoners met
arbeidsvermogen die voorheen een beroep deden op de Wwb, Wsw of Wajong.
De Wwnv wil meer dan de oude wetten een beroep doen op de mogelijkheden van mensen in
plaats van te kijken naar beperkingen. Het uitgangspunt blijft: werk gaat boven een
uitkering. De Wwnv wordt uitgevoerd door gemeenten die hun beleid vastleggen in een
verordening. De indicatiestelling voor de toekomstige Wajong en toekomstige Wsw blijft bij
het UWV.
Het succes van de wet staat of valt met de bereidheid van werkgevers om mensen met een
arbeidsbeperking in te zetten. Gemeenten moeten de dienstverlening aan werkgevers op een
effectief schaalniveau inzetten. Het rijk gaat er van uit dat dit bovenlokaal is.
Landelijke bezuiniging
Met de invoering van de Wwnv wordt het beschikbare budget als volgt gekort:
Huidige re-integratiebudgetten:
- 300 miljoen
Wsw-plaatsen:
- 650 miljoen
Beperking Wajong:
- 900 miljoen
Totale korting 1850 miljoen euro.
De opgave
De grootste opgaven zijn:
-
het afbouwen van de omvang van de sociale werkvoorziening door veel meer plaatsingen
bij reguliere werkgevers;
-
het versterken van de samenwerking met werkgevers: meer denken vanuit de vraag van
de werkgevers in plaats van uit de vraag van werkzoekenden;
5
Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW.
Hoofdlijnennotitie ‘Werken naar vermogen’ Ministerie SZW, april 2011
16
-
het opvangen van een forse bezuiniging: meer mensen aan het werk helpen met minder
re-integratiemiddelen en een verlaging van het bedrag per sw-plaats;
-
een goed gebruik maken van het instrument loondispensatie.
De bezuiniging loopt snel op terwijl de uitstroom uit het SW-bedrijf geleidelijk zal verlopen.
De verwachting is dat de krapte op de arbeidsmarkt pas echt voelbaar wordt vanaf 2020. Pas
dan zal het belang voor werkgevers om werknemers met een arbeidsbeperking in dienst te
nemen actueel worden. De instroom van nieuwe uitkeringsgerechtigden door het afschaffen
van de Wajong voor mensen met werkvermogen is beperkt maar zal wel jaarlijks toenemen.
1.2 Wmo
De functie ‘extramurale begeleiding’ verdwijnt uit de AWBZ 6 . Het beoogde doel van
begeleiding: ‘bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in
een instelling of verwaarlozing voorkomen kan worden’, gaat over naar de Wmo.
In de functie begeleiding binnen AWBZ bestaat onderscheid tussen:
-
groepsbegeleiding (dagbesteding), inclusief vervoer van en naar de dagbesteding
-
individuele begeleiding en
-
kortdurend verblijf, zoals logeervoorzieningen
Aan de Wmo wordt verder toegevoegd:
-
Inloop Ggz (2013), een vorm van dagbesteding in groepsverband voor mensen met een
langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen. Het budget
van landelijk 50 miljoen wordt verdeeld via de centrumgemeente (Leiden)
-
Budget cliëntondersteuning door MEE (2015)
De eerder beoogde decentralisatie van kortdurende uitleen van hulpmiddelen uit de AWBZ en
de Zorgverzekeringswet gaat niet door7. Het Rijk heeft de IQ-grens, op basis waarvan
mensen met een laag IQ recht hebben op AWBZ-ondersteuning, verschoven. Deze
zogenaamde IQ-maatregel heeft tot gevolg dat een groep mensen geen recht meer heeft op
AWBZ-ondersteuning. Deze groep zal op basis van de Wmo een beroep doen op de
gemeente voor hun ondersteuning.
De recente bezuiniging die het Rijk heeft doorgevoerd op het PGB voor ondersteuning vanuit
de AWBZ, zal ook impact hebben wanneer de begeleiding straks onder de Wmo valt.
Met de overheveling van de functie extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo verandert
het recht op zorg voor de inwoner in een compensatieplicht voor gemeenten.
Landelijke bezuiniging
Het rijk past een doelmatigheidskorting toe op het huidige budget extramurale begeleiding
AWBZ bij de decentralisatie naar gemeenten van 5%. De al genoemde IQ-maatregel en de
recente PGB-maatregelen binnen de AWBZ zijn tevens indirecte bezuinigingen.
De opgave
De grootste opgaven zijn:
6
Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW.
Decentralisatie taken naar en groei in de Wmo. Ministerie VWS, september 2011
7
Besluit op motie Gerbrands bij begrotingsbehandeling VWS, december 2011
17
-
verantwoordelijkheid voor een groep inwoners met een ondersteuningsvraag die voor
gemeenten tot nu toe onbekend is;
-
specialistische ondersteuningsvragen;
-
(zeer) kwetsbare groepen met specifieke ondersteuningsbehoefte die dit zelf vaak niet
aangeven
-
veel verschillende soms (zeer) specialistische aanbieders;
-
aanbieders in sectoren waar de gemeente nu nauwelijks bekend mee is;
-
sterke landelijke aanbieders: veel expertise, grote omzet.
1.3 Jeugd
In de bestuursafspraken is vastgelegd8 dat gemeenten verantwoordelijk worden voor alle
ondersteuning en hulp aan jeugdigen en hun opvoeders. Dit omvat:
-
provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg,
-
advies en meldpunt kindermishandeling (AMK)
-
jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg),
-
geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ),
-
zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-LVB),
-
jeugdbescherming en
-
jeugdreclassering.
De nieuwe wetgeving rond passend onderwijs sluit hierop aan.
De decentralisatie jeugd betreft niet alleen een transitie, maar heeft ook als doel een
transformatie en vernieuwing van het huidige systeem van ondersteuning voor de jeugd van
preventie tot en met gesloten jeugdzorg. De huidige leeftijdsgrens van 18 jaar wordt
losgelaten: er is geen sprake meer van een leeftijdsgrens. De indicatiestelling zoals die
nu loopt via de Bureaus Jeugdzorg verdwijnt en zullen gemeenten vervangen door een
systeem van het arrangeren van hulp en ondersteuning en het "erbij halen" van specifieke
deskundigheid van bijvoorbeeld de GGZ of de LVB sector. Het CJG wordt hierbij de toegang
voor alle hulp.
Er komt één financieringssystematiek in plaats van de huidige drie: AWBZ, zorgverzekering
en provinciale middelen.
Voor de hulp en ondersteuning aan bepaalde groepen jongeren en voor de
jeugdbescherming en jeugdreclassering is bovenlokale samenwerking van gemeenten
noodzakelijk. De decentralisatie van alle ondersteuningstaken voor de jeugd is beoogd per
2015.
Landelijke bezuiniging
In 2009 werd landelijk aan al deze vormen van jeugdondersteuning circa 3 miljard euro
uitgegeven. Met de decentralisatie wordt het beschikbare budget vanaf 2017 structureel met
300 miljoen euro gekort, dit is 10%. Daarnaast wordt verplicht een eigen bijdrage ingevoerd.
8
Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW.
Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’ Rijksoverheid, november 2011.
18
De opgave
De grootste opgaven zijn:
-
nieuwe werkterreinen waar de gemeenten niet bekend mee zijn;
-
door verdwijnen geïndiceerde zorg nieuwe arrangementen noodzakelijk;
-
verantwoordelijkheid voor uitvoering gedwongen kader waarvan de toewijzing bij de
rechterlijke macht ligt;
-
veel verschillende soms specialistische aanbieders;
-
aanbieders in sectoren waar de gemeente nu nauwelijks bekend mee is;
-
sterke landelijke aanbieders: veel expertise, grote omzet;
-
bovenlokale samenwerking noodzakelijk;
-
grote financiële risico’s: één individueel ondersteuningsarrangement kan meer dan
100.000 euro per jaar kosten en kan verplicht worden opgelegd;
-
vraagstuk van solidariteit: betalen gemeenten alleen voor hun eigen inwoners of komt er
bijvoorbeeld een regionaal budget voor specialistische zorg.
1.4 3D
Door het rijk wordt in de verschillende beleidskaders gewezen op de verbinding tussen de
drie decentralisaties. Zij breiden de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten uit naar
vrijwel de gehele ondersteuning van de inwoners. De doelstellingen van de nieuwe taken
vertonen een sterke overeenkomst: het ondersteunen van de zelfredzaamheid, het
bevorderen van de sociale participatie en de ondersteuning van de kwetsbare inwoner die
het op eigen kracht niet redt.
Opgaven en kansen
Kijkend naar het totaal van de nieuwe taken, dan zijn de grootste opgaven voor gemeenten:
-
de onbekendheid met de nieuwe taken;
-
de onbekendheid met (deels) nieuwe doelgroepen;
-
de onbekendheid met de organisaties die een aanbod hebben op de nieuwe taken;
-
de impact op de gemeentelijke organisatie: er wordt een ander beroep op gemeenten
gedaan en dit heeft gevolgen voor de competenties van alle betrokken medewerkers en
op de inrichting van de organisatie. De gemeenten zullen de komende jaren hierin
belangrijke keuzes moeten maken;
-
de taken moeten uitgevoerd worden met minder geld dan tot nu toe aan deze
ondersteuning wordt besteed en
-
er is sprake van openeinde regelingen: de gemeente heeft de plicht ondersteuning te
bieden en kan geen subsidieplafond stellen. De beheersing van de uitgaven zal dus op
een andere wijze georganiseerd moeten worden.
Tegenover deze opgaven liggen nadrukkelijk ook kansen:
-
integrale in plaats van sectorale dienstverlening aan de inwoners;
-
van aanbod en systeemgericht naar vraag en mens/gezinsgericht;
-
verbinden van nieuwe taken met bestaande gemeentelijke taken: keten- of
procesaanpak;
-
investeren in de sociale infrastructuur en de sociale netwerken waardoor de inzet
verschuift van formele naar informele ondersteuning;
19
-
meer inzet op preventie en vroegsignalering waardoor repressie en curatie kan afnemen;
-
integrale en andere toegang tot de ondersteuning organiseren: in de vorm van
arrangementen in plaats van standaard indicatieprocedures per regeling;
-
combineren van nieuwe taken: vergelijkbare doelstellingen en doelgroepen;
Op deze wijze ontstaat een herontwerp van de huidige werkwijze die recht doet aan de
ondersteuningsbehoefte van inwoners. Tevens worden huidige systeemfouten, perverse
prikkels en onnodige bureaucratie vermeden en verwijderd.
De kansen worden het beste benut worden bij een integrale aanpak van de drie
decentralisaties die uitgaat van de vraag van de inwoner en diens gezin en zijn eventuele
ondersteuningsbehoefte. Daarom is deze 3D aanpak het uitgangspunt in de strategische
visie en het plan van aanpak. Alleen waar een integrale aanpak geen meerwaarde heeft wordt
ingezoomd op de afzonderlijke decentralisaties.
1.5 Ontvlechting ISMH
Gemeente Boskoop is nu nog voornamelijk georiënteerd op zorgaanbieders en
maatschappelijke partners in de Goudse regio en het Intergemeentelijke
Samenwerkingsorgaan Midden Holland (ISMH). Dit betekent dat de inwoners van Boskoop op
dit moment te maken hebben met andere aanbieders op de terreinen Werk (SW-bedrijf
Promen), Jeugd en Wmo/AWBZ dan de inwoners van Alphen aan den Rijn en Rijnwoude.
Daarnaast valt Boskoop nu onder een ander zorgkantoor dan Alphen aan den Rijn en
Rijnwoude.
De ontvlechting uit de regio Gouda en het ISMH en het aansluiting vinden bij de regio
Holland Rijnland zal niet van het ene op het andere moment gerealiseerd kunnen worden.
Boskoop zal, voor wat betreft de oriëntatie op zorg- en ondersteuningsaanbieders,
gefaseerd uit de ISMH-omgeving groeien en zich geleidelijk bij Holland Rijnland aansluiten.9
Deze gefaseerde ontvlechting vergt de nodige aandacht en extra inspanning om tot stand te
komen. Met inwoners uit Boskoop die momenteel gebruik maken van aanbieders uit de
Goudse regio wordt rekening gehouden door een overgangsfase te betrachten en maatwerk
te organiseren.
9
Hiermee is overigens niet gezegd dat aanbieders uit de regio Gouda geen rol zullen krijgen in de uitvoering van de
taken van de gemeente ABR.
20
Bijlage 2: Doelen- en inspanningennetwerk
Creëren van een vraaggestuurd stelsel
van dienstverlening, hulp- en zorgvoorzieningen
Versterken van de
Op vraag ingerichte
Organiseren van een
springplank of vangnet
Ondersteunen van het
sociaal-maatschappelijke
infrastructuur
gezin
en sociale netwerk
Integraal en
lokale sociaal-
compleet
maatschappelijke
infrastructuur (2014)
ondersteuningsaanbod (2014)
Organisatie van de
Uitvoerings-
toegang
Overgangsjaar
inclusief Serviceplein
Wmo (2013)
(2013-2014)
organisatie Wwnv
(2012-2018)
Integraal
Juridische kaders
Integrale
Uitvoering nieuwe taken
vervoersaanbod
(2013-2014)
bekostigingssystematiek en
jeugd (2015)
(2014)
risicobeheersing (20132014)
Aanpassing
gemeentelijke
organisatie op nieuwe
Regionale afspraken specifiek
aanbod (2014-2015)
stelsel (2013-2014)
N.B: Bestaande voorzieningen en activiteiten die bijdragen aan de drie doelen zijn niet in dit schema opgenomen
21
Bijlage 3 Aansturing uitvoering Sociale Agenda ABR
Stuurgroep Sociale Agenda ABR
Raadsklankbordgroep
Werkgroep Sociale Agenda ABR
Fusiewerkgroep O&C:
XI Gemeentelijke
organisatie
I Uitvoeringsorganisatie WWnV
II Uitvoering
overgangsjaar
Wmo
III Uitvoering
nieuwe taken
Jeugd
IV Organisatie
Toegang
V Integraal
ondersteuningsaanbod
VI Compleet
vervoersaanbod
VII Sociaal
maatschappelijke
infrastructuur
VIII Juridische
kaders
IX Integrale
bekostigingssystematiek
X Regionale
afspraken
Opmerkingen
-De stuurgroep is verantwoordelijk voor het informeren van de raadsklankbordgroep
-Deelresultaat XI, het gereed maken van de gemeentelijke organisatie voor de uitvoering van de 3 D’s, wordt uitgevoerd binnen de bestaande
fusiewerkgroep Organisatie en Cultuur
22
Bijlage 4: Mijlpalen uitvoering Plan van Aanpak Sociale Agenda
nov-12
okt-12
mei-12
I Uitvoering WWnV
III Nieuwe taken Jeugd
V Integraal Ondersteuningsaanbod
VI Compleet Vervoersaanbod
VII Soc.-maatschappelijke Infrastructuur
VIII Juridische kaders
dec-13
jun-13
implementatie uitvoeringsorganisatie
gereed 2018
Begeleiding 2013
Raadsbesluit beleidskader
Beleidskader Sociale Agenda
II Overgangsjaar Wmo
IV Organisatie Toegang
dec-12
programma Werk
diverse taken
Jeugdzorg
besluitvorming onderdeel begeleiding binnen project V Integraal
ondersteuningsaanbod; aansluiting bij regionale werkgroep Jeugd
vormgeving Toegang
implementatie Toegang
Aanbod
Subsidie of
aanbesteding
Compensatieplich
t Wmo-vervoer
aansluiting regionale werkgroep vervoer
vervoer diverse
doelgroepen
uitvoering binnen bestaande kaders subsidieverlening, wijkgerichte aanpak, e.d.
verordeningen
Werk en Wmo
Risicobeheersing
WWnV
IX Integrale bekostigingssystematiek
Kaders PGB,
Eigen Bijdrage
Lokale besluitvorming en
subsidies/gunningen implementatie aanbod Jeugd gereed
2015
implementatie vervoer Jeugd
gereed 2015
Doorontwikkeling
subsidies
Aangepaste
verordeningen
Risicoreserves in
VJN
afspraken vanuit voorstellen regionale werkgroepen
X Regionale Afspraken
uitvoering binnen fusiewerkgroep O&C
XI Gemeentelijke Organisatie
Programma Werk
Kaders PGB,
Eigen bijdrage
subsidies
Lokale besluitvorming en
implementatie gereed 2015
Doorontwikkeling
Monitoring
Regionale afspraken Jeugd gereed
2015
Doorontwikkeling
: raadsbesluit, planning bekend
: besluit, planning onbekend
: collegebesluit
23
Download