Onderzoeksbespreking | Gerrie Bours* Veel problemen maar weinig interventies Eten en dementie Bij mensen met dementie komen vaak problemen met voedsel en eten voor. In het beginstadium van de dementie manifesteren die zich dikwijls als meer en ongepast eten, in een later stadium kan onverschilligheid ten aanzien van voeding en eten ontstaan. Dit kan leiden tot verlies van lichaamsgewicht en tot algemene cognitieve en lichamelijke verslechtering, waarbij uiteindelijk de dood in kan treden. Doel Problemen rond de voeding passen bij uitstek binnen het verpleegkundige domein, hoewel multidisciplinaire aandacht gewenst is. Bij mensen met dementie kunnen zich tijdens de maaltijd diverse problemen voordoen: het niet kunnen toedienen van eten met behulp van een lepel, knoeien met eten, weigeren of uit de mond laten vallen van het eten. In de literatuur is slechts spaarzaam gerapporteerd over interventies om dergelijke problemen te voorkomen. Watson en Green voerden een systematische review uit met als doel het inventariseren van effectieve interventies om patiënten met een dementie te helpen bij het nuttigen van de maaltijd. Methode Een literatuursearch met de zoektermen voeding, eten en dementie werd uitgevoerd in vier databases: CINAHL, Medline, Embase en de Cochrane library. Alleen studies over gedragsmatige aspecten bij het eten en specifieke interventies gericht op het verbeteren van en aanzetten tot eten van een maaltijd werden geïncludeerd. Uitgesloten werden studies waarin medicijngebruik of voedingssupplementen werden gebruikt en studies over sondevoeding. Bij de inclusie van studies ging het primair om de evaluatie van de interventie met het oog op verbetering van het deelnemen aan de maaltijden. Resultaten en conclusie De literatuursearch resulteerde in 13 relevante studies. De meest onderzochte doelgroep in de studies waren vrouwen ouder dan 65 jaar. De grootte van de steekproeven varieerde van twee personen tot 29. De looptijd van de studies varieerde van enkele dagen tot enkele jaren. De interventies die werden bestudeerd waren: het introduceren van een zelfbedieningsrestaurant in plaats van het voorzetten van een kant-en-klaar bord, toewijzen van een vast personeelslid dat hielp bij de maaltijden, veranderen van de voedselconsistentie op advies van de logopediste, ergotherapeutische en gedragsmatige interventies, afspelen van rustige muziek tijdens de maaltijden en aanbieden van de maaltijden in een andere ruimte. De meeste studies hadden een quasi-experimenteel design, één studie was een gerandomiseerde en gecontroleerde interventiestudie en bij één studie ging het om een casestudy. De uitkomstmaten in deze studies waren interactie en participatie gedurende de maaltijden, gewicht of body mass index, geagiteerd gedrag, eetfrequentie, voedsel- en vochtinname, tijd die men TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 6 aan de maaltijd spendeerde, en toegenomen vertrouwen van de partner om te eten met patiënten met dementie. Alle studies rapporteerden een verbetering in de uitkomstmaten, maar er werd nauwelijks aangegeven of dit dan ook statistisch significant was. De auteurs concluderen terecht dat er een gebrek is aan kwalitatief goede studies die interventies ter ondersteuning van de maaltijd bij patiënten met een dementie evalueren. Bespreking Bij de studie van Watson en Green zijn wel wat kanttekeningen te plaatsen. Op de eerste plaats lijkt het alsof de auteurs de uitkomstmaten pas hebben bepaald aan de hand van de gevonden studies. Het vooraf opnemen van de uitkomstmaten in de vraagstelling of methodesectie zou de zoekstrategie eenvoudiger hebben gemaakt. Ook beschrijven de auteurs niet duidelijk hoe ze precies gezocht hebben. Ze beschrijven weliswaar de databases en (in bescheiden mate) de inclusie- en exclusiecriteria, maar het is volstrekt onduidelijk over welke periode zij gezocht hebben. Ook verzuimen ze te omschrijven op welke wijze de gevonden literatuur geselecteerd en geanalyseerd is en is er geen kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde studies uitgevoerd. Volstaan is met het noemen van het design en de vermelding dat er slechts één gerandomiseerde en gecontroleerde studie (RCT) gevonden is. De onderzoekers reflecteren wel op de beperktheid van de steekproefomvang, het gebrek aan power berekeningen (effecten van een interventie kunnen immers alleen worden aangetoond als de steekproef groot genoeg is om een eventueel verschil te kunnen aantonen) en het gebrek aan RCT’s. Zij tekenen aan dat RCT’s bij de betreffende populatie erg lastig uit te voeren zijn omdat patiënten met een dementie in principe wilsonbekwaam zijn. Geconcludeerd wordt dat het afspelen van rustgevende muziek tijdens de maaltijd waarschijnlijk de beste interventie is om patiënten met een dementie beter te laten eten. Deze conclusie is echter gebaseerd op het gegeven dat deze interventie het meest frequent is onderzocht. Gelukkig schrijven de onderzoekers ook dat er slechts weinig goed onderzoek is verricht naar het verbeteren van eten bij mensen met een dementie. Ook geven zij een aantal suggesties voor het uitvoeren van nieuwe studies. Misschien kunnen ze daarmee zelf een begin maken met een systematische review met een duidelijke vraagstelling en een degelijke kwaliteitsbeoordeling van de geïncludeerde studies. Watson, R. & Green, S. (2006). Feeding and dementia: a systematic review. Journal of Advanced Nursing, 54 (1), 86-93. * Dr. G.J.J.W. Bours is universitair docent bij het cluster zorgwetenschappen, sectie verplegingswetenschap van de Universiteit Maastricht, hoofddocent aan de Hogeschool Zuyd, faculteit Gezondheid en Zorg en lid van de kenniskring autonomie en participatie van chronisch zieken. | 37