fex em pla ar Mark De Feyter Filip Geeurickx Jan Thoelen Roger Van Nieuwenhuyze bewerkt voor het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap door Wendy Luyckx Els Sas Cartoons Dave Vanroye Leerwerkboek Eigenschappen van Pr oe hoeken en driehoeksmeting 3 fex em pla ar 2 voorw oord 2 90 8661 179 7 9 ISBN: 978 904 860 930 0147/2006/118 Kon. Bib.: D/2011/0147/185 0000 Bestelnr.: 94 303 0102 NUR: 126 Copyright by die Keure Brugge Dit boek bestaat uit 3 grote delen. Elk deel is onderverdeeld in kleinere paragrafen. De volgende handige pictogrammen gebruiken we in het leerwerkboek: leerboek: Elk hoofdstuk eindigt met een samenvatting waarin duidelijk wordt gemaakt wat je moet kennen en kunnen, zodat je de oefeningen en de volgende hoofdstukken probleemloos kunt aanpakken. 1 3 Dit is leerstof die je én goed in je hoofd moet prenten én moet onthouden. Alle definities vind je op een rode achtergrond, eigenschappen en stellingen op een groene. Bij het lampje vind je de herkomst van wiskundige woorden of symbolen. Verantwoordelijke uitgever: N.V. die Keure, Oude Gentweg 108 - 8000 Brugge - België - Kleine Pathoekeweg 3 - 8000 Brugge - België H.R. Brugge 12.225 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means oe without written permission from the publisher. Pr Te onthouden Deze leerstof moet je goed kennen en begrijpen vooraleer je verder kunt. Samenvatting De belangrijkste eigenschappen, begrippen en regels van een leerstofonderdeel. Betekenis Waar komen al die wiskundige begrippen vandaan? 4 fex em pla ar 3 6 Geen wiskunde zonder computer. Als computerprogramma’s kunnen helpen, Na ieder leerstofonderdeel vind je een reeks oefeningen. De moeilijkste zijn in het blauw gedrukt. zie je dit pictogram. Veel meer over het gebruik van ICT vind je in het ‘ICT practicumboek 5 Computer’ . Om iets gemakkelijk terug te vinden kun je terecht in het trefwoordenregister achteraan in het boek. Deze woorden staan ook voor de kantlijn afgedrukt, op de plaats waar ze het eerst gebruikt worden. Achteraan in het boek staat een trefwoordenlijst. Om het gemakkelijker te maken zijn deze woorden cursief in de kantlijn gedrukt, telkens zij voor het eerst gebruikt worden. oe Na wiskunde De ieder leerstofonderdeel die we vandaag kennen vind je een is het reeks resultaat oefeningen. van een eeuwenlang groeiproces.iets Om Onder gemakkelijk de wereldbol terug vind je meer te vinden, informatie kun je terecht over bein langrijke het trefwoordenregister historische figuren en staan ook achteraan in het leuke boek. anekdoDeze tes vermeld. woorden staan ook in de marge afgedrukt, op de plaats waar ze het eerst 5 Het grafische gebruikt worden. rekentoestel is een onmisbaar hulpmiddel geworden. De schrijvers Telkens van ditdit boek toestel hulp wensen je veel kanplezier bieden, met vind je dit het vak icoontje wiskunde. in de kantlijn. Veel meer over het gebruik van het grafische rekentoestel vind je in het speciale ‘ICT practicumboek 5 TI-83(Plus)’. Pr Geschiedenis Een wiskundige terugblik in de tijd. Leuke wetenswaardigheden over hoe het vroeger was. REKENMACHINE Hier wordt uitgelegd hoe je rekenmachine je kan helpen. De schrijvers van dit boek wensen je veel plezier met het vak wiskunde op je nieuwe school. 4 maken hebt. Wiskunde in de realiteit dus. Zoals je kunt zien bij de tandwielen op deze foto is elk onderdeeltje noodzakelijk om tot een degelijk resultaat te komen. Pr oe fex em pla ar Welkom (opnieuw) in de wakkere wetenschappelijke wereld van de wiskunde. De boekenreeks ‘Van Basis tot Limiet’ heeft als doel de wiskunde niet voor te stellen als een saaie en droge materie, maar wel als een levende en boeiende wetenschap waarmee je overal rondom je te Zet de wiskundige machine maar in werking ! fex em pla ar 5 inhoud 1 Hoeken 1.1Hoeken meten > 8 1.2Omzetten > 8 1.3Bewerkingen met hoeken > 9 1.4Eigenschappen van hoeken > 9 1.5 Toepassingen > 12 1.6 Samenvatting > 17 1.7Oefeningen > 18 2 S telling van Pythagoras Pr oe 2.1Even herhalen > 24 2.2 Stelling van Pythagoras > 24 2.3Omgekeerde stelling van Pythagoras > 28 2.4 Toepassingen op de stelling van Pythagoras > 29 2.5 Rechthoekige driehoek en de oppervlakte van een vierkant > 33 2.6 De stelling van Pythagoras, de beroemdste der stellingen? > 35 2.7 De Pythagorasboom > 40 2.8 Samenvatting > 41 2.9Oefeningen > 42 Goniometrie: goniometrische 3 waarden 3.1 Constante waarden in gelijkvormige rechthoekige driehoeken > 60 3.2 Sinus, cosinus en tangens van een scherpe hoek in een rechthoekige driehoek > 61 3.3 Verband tussen sinus en cosinus > 62 3.4Berekening met de rekenmachine > 62 3.5 Grondformule van de goniometrie > 64 3.6Het oplossen van een rechthoekige driehoek > 64 3.7 Toepassingen > 67 3.8 Samenvatting > 72 3.9Oefeningen > 73 Trefwoordenregister > 95 fex em pla ar oe Pr 6 fex em pla ar 7 Hoeken 1.1 Hoeken meten > 8 1.2 Omzetten > 8 1.3 Bewerkingen met hoeken > 9 1.4 Eigenschappen van hoeken > 9 1.4.1Hoeken met benen die paarsgewijs evenwijdig zijn > 9 1.4.2Hoeken met benen die paarsgewijs loodrecht zijn > 10 1.4.3Hoeken die ontstaan bij het snijden van twee rechten met een derde rechte > 10 1.4.3.1 Terminologie > 10 1.4.3.2Eigenschap > 11 1.5 Toepassingen > 12 1.5.1 In een parallellogram snijden de diagonalen elkaar middendoor > 12 1.5.2Het lijnstuk dat de middens van twee zijden van een driehoek verbindt, is evenwijdig met, en half zo lang als de derde zijde > 13 1.5.3Bewijs stellingen som van de hoekgroottes > 15 1.5.3.1 Som van de hoekgroottes in een driehoek > 15 1.5.3.2 Som van de hoekgroottes in een convexe vierhoek > 16 Samenvatting > 17 1.7 Oefeningen > 18 Pr oe 1.6 1 8 Hoeken fex em pla ar 1 1.1) Hoeken meten We herhalen even kort dat je overal meet. • De lengte van een lijnstuk is 6 cm. 0 340 350 33 0 10 • De inhoud van een tetrapak is 1 liter. 20 • De massa van je leerkracht is 82 kg. 30 40 0 Ook hoeken kun je meten. Een hoek meten is deze hoek vergelijken met een andere hoek, die we als eenheid gebruiken. Om tot de hoek te komen die als eenheid gebruikt kan worden, neemt men een cirkel en verdeelt men die in 360 gelijke stukjes. Als men nu vanuit het middelpunt van de cirkel twee stralen tekent, naar 100 260 90 270 80 280 70 290 30 60 0 31 50 0 32 twee opeenvolgende streepjes, dan ligt tussen deze twee stralen de hoek 250 110 0 12 0 24 die wij als eenheid zullen nemen: DE GRAAD (°). Elke graad kan nog verder onderverdeeld worden in minuten en seconden. 0 0 23 13 1 graad = 1° = 60 minuten = 60’ 14 0 0 15 0 1 minuut = 1’ = 60 seconden = 60” 160 170 180 0 190 200 22 21 1.2) Omzetten Je kunt een hoek die uitgedrukt is in graden, minuten en seconden ook schrijven in graden met een decimale onderverdeling en omgekeerd. ^ Voorbeeld: |A| = 72° 30’ = 72,5° |B| = 23,582° = 23° 34’ 55’’ ^ Pr oe Bekijk samen met je leerkracht hoe je dit met je rekentoestel doet. Hoeken Deel 1 fex em pla ar 9 1.3) Bewerkingen met hoeken Je gaat met behulp van je rekenmachine hoekgroottes bij elkaar optellen, van elkaar aftrekken en vermenigvuldigen met een reëel getal. Voorbeeld: 26° 34’ 19” + 15° 20’ 31” = 41° 54’ 50” ≈ 41,91° 89° 30’ - 25° 16’ 8” = 64° 13’ 52” ≈ 64,23° 1 · (25,03°) = 3° 34’ 33” 7 ≈ 3,58° 1.4) Eigenschappen van hoeken 1.4.1 Hoeken met benen die paarsgewijs evenwijdig zijn Hoeken met benen die paarsgewijs evenwijdig zijn, zijn gelijk of supplementair. Geval 1 gegeven Geval 2 B 1 2 D oe A C ^ ^ Beschouw nu de verschuiving t(AB) . Elke ver- De verschuiving t(cd) beeld C af op D2. schuiving behoudt de grootte van een hoek. |D1| = 180° - |D2| Pr Bijgevolg geldt: ^ ^ ^ |A| = |B| ^ ^ = 180° - |C| ^ ^ ⇒ |D1| + |C| = 180° fex em pla ar 10 1.4.2 Hoeken met benen die paarsgewijs loodrecht zijn Hoeken met benen die paarsgewijs loodrecht op elkaar staan, zijn gelijk of supplementair. Geval 1 gegeven Geval 2 B’ B D 1 2 A C Beschouw r(B,90°), een draaiing met centrum B Uit geval 1 volgt dat: en een draaiingshoek van 90°. |C| = |D2|. ^ ^ ^ ^ Hoek B wordt hierdoor op hoek B’ afgebeeld. ^ Bovendien weten we dat: De benen van hoek B’ zijn paarsgewijs even^ wijdig met die van hoek A . ^ ^ |D1| = 180° - |D2|. ^ ^ ⇒ |D1| + |C| = 180° Er geldt dus: ^ ^ ^ |B| = |B|’ = |A| oe 1.4.3 Hoeken die ontstaan bij het snijden van twee evenwijdige rechten met een derde rechte 1.4.3.1 Terminologie c 1 2 4 A a // b B 1 2 b 4 3 c // \ a en c // \b Pr overeenkomstige hoeken a 3 ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ Overeenkomstige hoeken: A1 en B1 A2 en B2 A3 en B3 A4 en B4 Hoeken Deel 1 fex em pla ar 11 1.4.3.2 Eigenschap Als twee evenwijdige rechten gesneden worden door een derde rechte, dan zijn elke twee overeenkomstige hoeken gelijk. c 1 Gegeven: a A a // b c // \ a en c // \b ^ ^ A1 en B1 zijn overeenkomstige hoeken 1 b ^ ^ B Te bewijzen: |A1| = |B1| Bewijs:We beschouwen t(ab) t(a) = b omdat t(A) = B en omdat het beeld van een rechte door een verschuiving een evenwijdige rechte is. → t(c) = c want c is de drager van het geörienteerde lijnstuk AB. ^ ^ Een verschuiving bewaart de grootte van een hoek, dus |A1| = |B1|. Gevolgen: Als twee evenwijdige rechten gesneden worden door een derde rechte, dan gelden ook de volgende gelijkheden: 1) c 1 2) a 3 A 1 Gegeven: c 1 b B a // b en c // \ a en c // \b B Gegeven: a 3 A 3 b a // b en c // \ a en c // \b ^ ^ Te bewijzen: |A 1| + |B3| |A 3| + |A1| (overstaande hoeken) ^ ^ Bewijs: ^ ^ |A 1| = |B1| (overeenkomstige hoeken) ⇒ ^ ^ |A 3| = |B3| (overeenkomstige hoeken) |A 3| = |B1| ⇒ |A 1| = |B3| Te bewijzen: |A 3| + |B1| oe Bewijs: 3) c 2 A Pr Gegeven: 4) ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ |A 1| + |A 3| (overstaande hoeken) c a 3 2 B 2 A b a // b en c // \ a en c // \b a 3 B Gegeven: 3 b a // b en c // \ a en c // \b ^ ^ Te bewijzen: |A 2| + |B3| = 180° |A 3| + |A2| = 180° (nevenhoeken) ^ ^ Bewijs: ^ ^ |A 2| = |B2| (overeenkomstige hoeken) ⇒ ^ ^ |A 3| = |B3| (overeenkomstige hoeken) |A 3| + |B2| = 180° ⇒ |A 2| + |B3| = 180° Te bewijzen: |A 3| + |B2| = 180° Bewijs: ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ |A 2| + |A3| = 180° (nevenhoeken) fex em pla ar 12 a Gevolg:Als een rechte loodrecht staat op een van twee evenwijdigen, dan staat ze ook loodrecht op de andere evenwijdige. Inderdaad: |A1| = 90°, dus moet volgens de stelling ook ^ |B1| = 90° b 1 ^ ^ A ^ (A1 en B1 zijn overeenkomstige hoeken). 1 B 1.5) Toepassingen 1.5.1 In een parallellogram snijden de diagonalen elkaar middendoor A 1 B E1 2 D 1 Bewijs:Beschouw ∆ ABE en ∆ CDE. Als je goed kijkt, ontdek je dat |AB| = |CD| (in een parallellogram zijn de oe ^ ^ |E 1| = |E2| overstaande zijden even lang) (overstaande hoeken) ^ ^ |B1| = |D1| (hoeken ontstaan bij het snijden C } van twee evenwijdige rechten met een derde rechte) Pr ZHH ⇒ ∆ ABE ≅ ∆ CDE en dus geldt |AE| = |CE| en |BE| = |DE| Je weet vast nog dat deze eigenschap ook omgekeerd geldt. Deel 1 Hoeken fex em pla ar 13 1.5.2 Het lijnstuk dat de middens van twee zijden van een driehoek verbindt, is evenwijdig met, en half zo lang als, de derde zijde C D F A Gegeven: ∆ ABC |AD| = |DC| = (D is midden van [AC]) |BE| = |EC| = (E is midden van [BC]) Te bewijzen: DE // AB Bewijs: en E B |DE| = 1 |AB| 2 Construeer op ED het punt F zodat |FD| = |DE|. Steunend op de eerste toepassing ontdekken we dat vierhoek AECF een parallellogram is. We onthouden vooral dat |FA| = |CE| ⇓(gegeven) oe en Pr |FA| = |EB| en FA // CE ⇓(|CE| en |EB| hebben dezelfde drager) FA // EB fex em pla ar 14 Beschouw nu de vierhoek ABEF. F D E 1 2 2 A 1 B } ZHZ Daaruit volgt dan dat |AB| = |FE| = 2 · |DE| ⇔ |DE| = 1 |AB| 2 We ontdekken hierin twee congruente driehoeken. |AF| = |EB| |A 2| = |E2| ^ ^ (zie hierboven) (FA // EB gesneden door AE) |AE| = |AE| (gemeenschappelijke zijde) ⇒∆ AEF ≅ ∆ EAB We kunnen zo ook aantonen dat in vierhoek ABEF ^ ^ ^ ^ |F | = |B| en |A | = |E| Als in een vierhoek de overstaande hoeken even groot zijn, dan is deze vierhoek een parallellogram. ⇒ AB // EF ⇒ AB // DE Pr oe Het lijnstuk [DE] noemen we een middenparallel van de ∆ ABC. Deze middenparallel verbindt de middens van zijden [AC] en [CB] en is evenwijdig met [AB]. Elke driehoek heeft dus drie middenparallellen. Deel 1 Hoeken fex em pla ar 15 1.5.3 Bewijs stellingen som van de hoekgroottes 1.5.3.1 Som van de hoekgroottes in een driehoek De som van de hoeken van een driehoek is steeds 180°. A Deze eigenschap ken je al uit het eerste jaar. Je onderzocht ze toen door te knippen: Teken een willekeurige driehoek ABC op een blad papier. C ^ ^ ^ Knip de hoeken A , B en C af met een schaar en plak ze tegen elkaar. B A A B C C B A A en te vouwen: Teken een willekeurige driehoek ABC en knip die uit. Vouw dan volgens onderstaande werkwijze. B A A C C B oe C C A B C CB A B Nu kunnen we ze ook bewijzen. C A 4 B C 3 2 We tekenen d // AB. De gelijkheid van de overeenkomstige hoeken bewijst dat d ^ Pr A ^ |A | + |B| + |C1| = 180° 1 B B fex em pla ar 16 1.5.3.2 Som van de hoekgroottes in een convexe vierhoek Je leraar sprak misschien al over de begrippen convex en concaaf. Een veelhoek is een convex als geen enkele zijlijn tussen twee hoekpunten ligt. Voorbeelden: A K L B D M N C Een veelhoek is concaaf als er een zijnlijn is die tussen twee hoekpunten ligt. K Voorbeelden: B L A N C D M e De som van de hoeken van een convexe vierhoek is steeds 360°. Ook deze eigenschap ken je al. oe Bewijs: We gaan hiervoor steunen op het bewijs op bladzijde 15. Teken in vierhoek ABCD de diagonaal [AC]. Deze diagonaal verdeelt de vierhoek in twee driehoe- B ken (∆ ADC en ∆ ABC). Pr A 2 1 D 2 ^ ^ ^ ^ ^ ^ In ∆ ADC is de som van de hoeken 180°, dus: |A 1| + |C 2| + |D | = 180° In ∆ ABC is de som van de hoeken 180°, dus: |A 2| + |C 1| + |B | = 180° ^ ^ ^ ^ ^ ^ 1 |A 1| + |A 2| + |C 1|+ |C 2| + |D| + |B | = 180° + 180° ^ ^ ^ ^ |A | + |C | + |D| + |B | = 360° C Deel 1 Hoeken fex em pla ar 17 Som van de hoeken van een convexe veelhoek We veralgemenen. figuur aantal driehoeken som van de hoeken 1 180° 2 2 · 180° = 360° 3 3 · 180° = 540° 4 4 · 180° = 270° 8 8 · 180° = 1440° n-2 (n - 2) · 180° driehoek vierhoek vijfhoek zeshoek tienhoek oe n-hoek 1.6) Samenvatting Pr • Je kunt hoekgroottes uitgedrukt in graden met een decimale onderverdeling omzetten naar graden, minuten, seconden en omgekeerd. • Je kunt bewerkingen met hoekgroottes uitvoeren. • Je kunt de eigenschappen van hoeken gebruiken bij berekeningen en bewijzen. • Je kunt de stellingen voor de som van de hoekgroottes in een driehoek en een convexe veelhoek gebruiken bij berekeningen en bewijzen. fex em pla ar 18 1.7) Oefeningen 1 Zet om in graden met decimale onderverdeling. a. 21° 28’ 30” = _________________________________________ b. 203° 11’ 20” = _________________________________________ c. 2° 15’ 45” = _________________________________________ d. 56’ 20’’ = _________________________________________ e. 23° 54” = _________________________________________ 2. Zet om in graden, minuten en seconden. a. 17,2356° = _________________________________________ b. 123,0139° = _________________________________________ c. 27,0034° = _________________________________________ d. 0,4579° = _________________________________________ e. 0,0053° = _________________________________________ 3.Voer de volgende bewerkingen uit. a. 23° 47’ 54” + 175° 10’ 3” = _________________________________________ b. 114° 27’ 33” - 27° 45’ 36” = _________________________________________ oe c. 5 · (45° 27’ 6”) = _________________________________________ d. 53° 27” - 10° 39’ 24” = _________________________________________ e. (317° 12’ 37”) : 3 = _________________________________________ f. 76° 36’ + 120° 22” = _________________________________________ g. (12° 26’ 14”) · 10 = _________________________________________ h. 10° : 100 = _________________________________________ Pr Hoeken Deel 1 fex em pla ar 19 a 4. b 1 2 4 Bereken alle hoeken als je weet dat a // b. A 3 1 2 3 5. B 40° c Bewijs dat ∆ ABC gelijkbenig is als a // b. b c B d a A oe C ^ 6. A B Bepaal de hoekgrootte van B , als je weet dat AB // DE. Pr C D 47° 37’ E fex em pla ar 20 7.Twee hoeken van een driehoek meten 37° 22’ 17” en 65° 33”. Hoe groot is de derde hoek? 8. In een rechthoekige driehoek meet een van de hoeken 43° 20’ 6”. Bereken de overige hoekgroottes. 9. Bereken de som van de hoeken van een a. vijfhoek; _________________________________________________________ _______________________________________________________________________ c. zeventienhoek; _________________________________________________________ _______________________________________________________________________ b. twaalfhoek; _________________________________________________________ _______________________________________________________________________ d. 25-hoek. _________________________________________________________ _______________________________________________________________________ oe 10.Construeer een veelhoek waarvan de som van de hoeken 1980° is. Pr 11.Is het mogelijk een veelhoek te tekenen waarvan de som van de hoeken 3000° is? Deel 1 Hoeken fex em pla ar 21 12.Gegeven: vierhoek ABCD Gevraagd:Bepaal telkens de gevraagde hoek. |A | ^ |B | ^ |C | ^ 13° 67° 140° 140° 20’ 6” 80° 24’ 37” 29°12’44” 148° 16” ^ ^ |D | 67° 12’ ^ ^ 71° 16’ 23” ^ ^ ^ 13.In een vierhoek ABCD is |A | = 70° en |B | = 112°. Als |C | = |D |, bereken dan |C | en |D |. ^ ^ ^ ^ 14.In een vierhoek ABCD zij B en D recht. Toon aan dat A en C supplementair zijn. ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ oe 15.In de vijfhoek ABCDE geldt |B | = 155°. Bereken de overige hoeken als |A | = |D |, |C | = |2D |, |E | = |3A |. 16. Bewijs dat de vierhoek AFED een parallellogram is C E D Pr A F B