EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.4.2017 COM(2017) 166 final 2017/0077 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL • Motivering en doel van het voorstel Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (ook "CMS" of "Verdrag van Bonn" genoemd) beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en andere trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. Het is een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en gericht is op de wereldwijde bescherming van wilde diersoorten en natuurlijke habitats. De Europese Unie is sinds 1 november 1983 partij bij het CMS1. De trekkende diersoorten waarvan het behoud wordt beoogd, worden opgesomd in bijlage I (bedreigde soorten) en bijlage II (soorten waarover een overeenkomst dient te worden gesloten) bij het Verdrag. De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag, dat bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen. Krachtens artikel XI van het Verdrag kan elke partij voorstellen tot wijziging indienen. Een wijziging van de bijlagen wordt negentig dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij werd aangenomen, voor alle partijen van kracht, behalve voor de partijen die een voorbehoud maken. De twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag zal van 22 tot 28 oktober 2017 in Manilla (Filipijnen) plaatsvinden. Voorgesteld wordt dat de Unie, met het oog op deze vergadering, een voorstel tot wijziging van bijlage II bij het Verdrag indient ter verhoging van de bescherming van twee vogelsoorten, namelijk Lanius excubitor excubitor en Lanius minor, in hun hele verspreidingsgebied, ook buiten het grondgebied van de Unie, op basis van de volgende overwegingen: 1) de opneming van deze soorten is wetenschappelijk verantwoord; 2) hun opneming is in overeenstemming met de EU-wetgeving; en 3) de Unie maakt zich sterk voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Bijgevolg dient de Raad een besluit te nemen met het oog op de vaststelling van het standpunt dat op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van voorstellen tot wijziging. De uiterste termijn voor het indienen van voorstellen tot wijziging is door het secretariaat van het Verdrag in overeenstemming met artikel XI, lid 3, vastgesteld op 25 mei 2017. Vóór de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen kan het secretariaat van het Verdrag kennisgeving doen van voorstellen tot wijziging van de bijlagen I en II bij het Verdrag die door andere partijen worden ingediend en die het mogelijk ook noodzakelijk maken dat een besluit wordt genomen tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie met betrekking tot die voorstellen moet worden ingenomen. 1 NL Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 24.6.1982, blz. 10). 2 NL • Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein Dit voorstel vereist geen aanpassing van het recht van de Unie, aangezien het twee soorten betreft die krachtens het recht van de Unie, met name de vogelrichtlijn2, reeds passende bescherming genieten. • Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie Het voorstel is verenigbaar met het zevende milieuactieprogramma3 en met de EUbiodiversiteitsstrategie voor 20204, met name met doelstelling 6 daarvan: helpen het mondiaal biodiversiteitsverlies te verhoeden. 2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID • Rechtsgrondslag Het voorstel berust op artikel 192, lid 1, in combinatie met artikel 218, lid 9, VWEU. 3. EVALUATIE, RAADPLEGING EFFECTBEOORDELING • Bijeenbrengen en gebruik van expertise VAN BELANGHEBBENDEN EN Het in dit voorstel vervatte ontwerp van namens de Unie in te dienen wijzigingsvoorstellen is door Frankrijk via de deskundigengroep inzake de vogel- en habitatrichtlijnen ter overweging voorgelegd. Vervolgens heeft er een informele uitwisseling van voorlopige standpunten met de lidstaten plaatsgevonden. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING N.v.t. 5. OVERIGE ELEMENTEN • Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage Het voorstel leidt niet tot nieuwe voorschriften voor monitoring of rapportage. Alle uitvoeringsplanning en controle zou deel uitmaken van de reguliere planning- en rapportageactiviteiten in het kader van het Verdrag. 2 3 4 NL Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1). Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171). COM(2011) 244 definitief, "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EUbiodiversiteitsstrategie voor 2020". 3 NL 2017/0077 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, juncto artikel 218, lid 9, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Als partij bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten ("het Verdrag"), zoals goedgekeurd bij Besluit 82/461/EEG van de Raad 5, kan de Europese Unie voorstellen indienen tot wijziging van de bijlagen bij dat Verdrag waarin de in stand te houden soorten worden opgesomd. (2) De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag, dat onder meer bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen. (3) De opneming van de soorten Lanius excubitor excubitor en Lanius minor in bijlage II zou wetenschappelijk verantwoord zijn en in overeenstemming met de wetgeving van de Unie en met haar streven naar internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. (4) Met het oog op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen, die van 22 tot 28 oktober 2017 in Manilla (Filipijnen) zal plaatsvinden, is het passend dat de Unie een voorstel indient voor een wijziging van bijlage II teneinde de soorten Lanius excubitor excubitor en Lanius minor daarin op te nemen. (5) Die voorstellen moeten aan het secretariaat van het Verdrag worden meegedeeld, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Met het oog op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, wordt de Commissie hierbij gemachtigd om namens de Unie een voorstel in te dienen tot wijziging van bijlage II bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten teneinde de soorten Lanius excubitor excubitor en Lanius minor daarin op te nemen De Commissie brengt die voorstellen ter kennis van het secretariaat van het Verdrag. 5 NL Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 24.6.1982, blz. 10). 4 NL Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter NL 5 NL