Nummer 13 1 juli 2010 mers vanuit de positie van de modale consument plaatsvinden. Is dat in casu de jonge bezoeker van de betreffende fastfoodketen of is het de ouder die voor het pakket betaalt? Ervan uitgaande dat dit de jonge bezoeker Is, vormt het speeltje een doel op zichzelf of is het een middel om het fastfood aantrekkelijker te maken? Het lijkt mIJ dat de rechtbank het goed ziet. Vanuit de leveranciers, fastfoodondernemer bezien is het weliswaar een middel om het fastfood te verkopen, maar vanuit de Jonge consument zal het bezit van het speeltje van groot belang zijn. SOCIAAL RECHT Mw. mr. W. Hafkamp-Van der Zwaard, Houthoff Buruma, Amsterdam Internationale aspecten van het arbeidsrecht 10-077 Inleiding De Hoge Raad is in een arrest van 5 februari 2010'' (opnieuw) ingegaan op de vraag in welk geval een vreemde staat in arbeidsgeschillen een geslaagd beroep kan doen op immuniteit van jurisdictie. Deze uitspraak wordt in dit artikel besproken en vormt daarnaast een goede aanleiding om nog kort in te gaan op een andere internationale actualiteit die relevant is voor de'arbeidsrechtpraktijk, De verordening (593/ 2008) inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (kortweg: 'Rome 1') Is inmiddels in de plaats gekomen van het Verdrag dat van toepassing is op verbintenissen uit Overeenkomst (kortweg: 'EVO'). In dit artikel een kort overzicht van de wijzigingen. De uitspraak Werkneemster is sinds 2001 werkzaam voor de ambassade van het Koninkrijk Marokko in Den Haag in de functie van secretaresse. Zij heeft de Marokkaanse en Ne-derlandse nationaliteit, In 2003 wordt werkneemster ziek. Uiteindelijk wordt zij in 2004 ontslagen. Bij de Kantonrechter stelt werkneemster een loonvordering in. De Kantonrechter wijst de vordering bij verstek toe. Het Hof bekrachtigt het vonnis en oordeelt dat de werkgever geen staatsimmuniteit toekomt. In cassatie staal de vraag centraal Pagina 13 of het Koninkrijk Marokko een beroep toekomt op immuniteit van jurisdictie. Het Hof heeft overwogen dat, nu er geen specifiek verdrag omtrent de immuniteit van jurisdictie tussen de staten bestaat, de in de forumstaat Nederland geldende opvattingen beslissend zijn. Volgens de hoofdregel van de voor Nederland ln werking getreden Europese Overeenkomst inzake de immuniteit van Staten (Trb.1973, nr. 43) kan een vreemde staat geen beroep doen op immuniteit van rechtsmacht, als het geding betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst tussen die vreemde staat en een na- , tuurlijke persoon, wanneer die arbeid moet worden verricht op het grondgebied van de forumstaat. De uitzondering op deze regel is wanneer de werknemer op het moment van het aanhangig maken van het geding de nationaliteit van de werkgever heeft. Na de totstandkoming van deze Europese Overeenkomst zijn de rechtsopvattingen geëvolueerd in een verdergaande relativering van de staatsimmuniteit. In dit verband wordt wel gewezen op een nog niet in werking getreden, maar op 2 december 2004 door de Algemene Vergadering aangenomen VN Verdrag (United Nations Convention on Jurisdictional Immunicties of States and Their Property, Doe. A/59/508). Het VN-verdrag stelt dat de uitzondering op de hoofdregel geen toepassing vindt, als de werknemer op het tijdstip van het aanhangig maken van het geding zijn gewone verblijfplaats in de forumstaat heeft. Naast de territoriale band worden in de Nederlandse rechtspraak daarnaast ook nog de aard van de werkzaamheden alsméde de aard van het geschil als relevante factoren aangemerkt bij de beoordeling van de vraag of de vreemde staat een beroep op Immuniteit toekomt. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de territoriale band van de werknemer met de forumstaat niet doorslaggevend wordt geacht, maar dat mede van.belang Is of.de functie.waarvoor de. werknemer is aangesteld en de door de werknemer te verrichten werkzaamheden behoren tot de essentiële en/of diplomatieke taken van de vreemde staat. In dit specifieke geval komt Marokko geen beroep op immuniteit toe. Werkneemster was woonachtig en verbleef duurzaam in Nederland en vervulde geen diplomatieke functie. Zij Nummer 13 1 juli 2010 Pagina 14 verriclitte immers reguliere werkzaamheden, secretariële Commentaar Dat de nationaliteit van de werknemer, als uitzondering op de Europese Overeenkomst niet langer een doorslaggevend karakter heeft, is wel begrijpelijk. Dat uitsluitend de nationaliteit van de werknemer immuniteit aan de staat-werkgever toekent, is ook wel vergaand. De uitspraak van de Hoge Raad heeft wel tot gevolg dat in de praktijk alle feiten en omstandigheden zullen moeten worden gewogen. Hierbij moet onder meer worden gekeken naar de territoriale band, de nationaliteit van de werknemer en de aard van de werkzaamheden. Als sprake Is van de uitoefening van een diplomatieke c q , publiekrechtelijke taak komt de staat-werkgever dan immuniteit toe. In praktijk zal dat nog wel eens tot blijvende discussie en procedures aanleiding kunnen geven. I j Rome I van toepassing op overeenkomsten die na 17 december 2009 zijn aangegaan Voor de vraag welk recht van toepassing is op een arbeidsovereenkomst moet niet langer worden gekeken naar het EVO, maar naar Rome I. Let wel, deze verordening - die al in 2008 in werking is getreden is alleen van toepassing op overeenkomsten die na 17 december 2009 worden aangegaan. Om die reden verdient Rome I de laatste maanden in de literatuur aandacht. Net als in het EVO staat het principe van partijautonomie in Rome 1 centraal. Dit betekent dat werkgever en werknemer in beginsel het op hun arbeidsovereenkomst toepasselijke recht mogen aanwijzen. De regeling inzake (stilzwijgende) rechtskeuze Is opgenomen in artikel 3 van Rome I. Onder EVO ontstond regelmatig discussie over de vraag wanneer een rechtskeuze nu stilzwijgend was gedaan. In Rome I is dit niet specifiek uitgewerkt, maar voorlopig lijkt het er wel op dat als een'forumkeuze door partijen is gedaan ln een arbeidsovereenkomst dit onder Rome I sneller zal leiden tot de conclusie dat eveneens is gekozen voor het recht van dit land. Net als in het EVO mag de rechtskeuze er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond van het recht dat volgens de objectieve ver- wijzingsregels op de arbeidsovereenkomst van toepassing is als geen rechtskeuze is gemaakt. Deze objectieve verwijzingsregels zijn nu opgenomen in artikel 8 van Rome I. De hoofdregel is nog steeds dat de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het land waar de werknemer 'gewoonlijk zijn arbeid verricht'. Duidelijker dan in het EVO is bepaald dat als de werknemer niet steeds in hetzelfde land werkt, het recht van het land 'van waaruit' hij gewoonlijk zijn arbeid verricht van toepassing wordt. Er wordt nu dus meer aangesloten bij de standplaats van de werkne,mer. Artikel 8 lid 2 van Rome 1 bepaalt vervolgens dat het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht niet wordt geacht te zijn gewijzigd als de werknemer zijn arbeid tijdelijk ln een ander land verricht. Wanneer arbeid 'tijdelijk' is, is niet in de tekst van artikel 8 uitgewerkt. In de preambule staat echter dat het verrichten van arbeid als tijdelijk dient te worden aangemerkt als van de werknemer wordt venA/acht dat hij na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid In het land van herkomst verricht. Artikel 8 lid 3 van Rome I bepaalt vervolgens dat als de werknemer zijn arbeid gewoonlijk niet in of vanuit hetzelfde land verricht, het recht van het land waar zich de vestiging van de werkgever bevindt dit de werknemer in dienst heeft genomen, van toepassing is. Als echter, uit het geheel van omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land, is het recht van dat land van toepassing. Dit is niet anders dan onder het EVO, Over de vraag welke Nederlandse bepalingen zich kwalificeren als bijzonder dwingend recht, wordt in ovenweging 34 van Rome 1 uitdrukkelijk venwezen naar het dwingend recht zoals omschreven in de Detacheringsrichtlijn, die in Nederland is geïmplementeerd in de Wet Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid, Daarnaast 'moeten op' grond van de Dëtacheringsrlchtlijn ook de Arbeidsomstandighedenwet, Wet Minimumloon en vakantiebijslag, de gelijke behandelingswetten worden aangemerkt als bijzonder dwingend recht. Ook andere bepalingen kunnen worden aangemerkt, zoals bijvoorbeeld artikel 6 BBA, dat een werkgever verplicht om een ontslagvergunning te vragen bij het Nummer 13 1 juli 2010 UWV werkbedrijf alvorens tot opzegging over te gaan. Dit was onder het EVO al niet anders. Ten slotte: Rome I doet geen aardverschuivingen ontstaan. Dit verbaast ook niet gelet op het feit dat Rome I voortkomt uit het EVO. Het is wel belangrijk om bij het aangaan van nieuwe arbeidsovereenkomsten Rome I te hanteren. Alleen voor overeenkomsten die vóór 17 december 2009 zijn aangegaan, blijft het EVO actueel. Noot 1. HR5fabruarl2010, JAR2010, 69 VERBINTENISSENRECHT IVIw. mr. R. Bierenbroodspot en mr. K.J. Krzeminski, NautaDutilh N.V., Rotterdam Terhandstelling algemene voorwaarden bij mondelinge overeenfcomst 10-078 Gastauteur: mw. mr. S. Hubers, NautaDutilh N.V., Rotterdam Inleiding Op 8 juli 2009 Is door de rechtbank Rotterdam (zie LJN: BK8875) een uitspraak gewezen over de vraag of terhandstelling van algemene voorwaarden bij een mondelinge overeenkomst redelijkenvijs mogelijk is. Er zijn geen eerdere uitspraken over deze vraag gewezen. De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak geoordeeld dat terhandstelling van algemene voorwaarden in redelijkheid niet mogelijk is als de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen. In dit artikel wordt - beknopt - onderzocht hoe deze uitspraak zich verhoudt tot het huidige wettelijke kader en literatuur in een dergelijk geval. Wettelijk kader en literatuur Bij de beoordeling van algemene voorwaarden moet .onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de toepasselijkheid ervan (artikel 6:232 BW) en anderzijds de mogelijkheid tot vernietiging van bedingen ln die algemene voon/vaarden (artikel 6:233 Juncto artikel 6:234 BW). In het vervolg van dit artikel zal worden aangesloten bij de volgende wettelijke definities: (1) gebruiker: is degene die de algemene voon/vaarden in Pagina 15 een overeenkomst gebruikt; en (ii) wederpartij: is degene die de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard (zie artikel 6:231 sub b en c BW). ToepasseliJI<heid Artikel 6:232 BW bepaalt dat een wederpartij ook dan aan de algemene voonwaarden is gebonden als bij het sluiten van de overeenkomst de gebruiker begreep of ; moest begrijpen dat zij de inhoud daarvan niet kende. Voldoende Is dat de wederpartij door ondertekening van een geschrift of op een andere wijze de gelding van de alge-, mene voorwaarden heeft aanvaard. Of de wederpartij de gelding van bepaalde algemene voorwaarden heeft aanvaard, moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen overaanbod en aanvaarding (artikel 6:217 e.v. BW) en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 e.v. BW). Normaal gesproken zal daarvoor voldoende zijn dat de algemene voonwaarden, of een venA/ijzing daarnaar, staan afgedrukt op een offerte, op een schriftelijke aanvaarding van een aanbod of op een bevestigingsbrief. Vernietigbaarheid - geen redelijke mogelijkheid om kennis te nemen De wet geeft In artikel 6:233 BW de wederpartij ln een tweetal gevallen de bevoegdheid een beding in algemene voorwaarden te vernietigen. Artikel 6:233 aanhef en onder b BW bepaalt dat: 'een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is Indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen'. Artikel 6:234 BW regelt op welke wijze de gebruiker van algemene voorwaarden aan de wederpartij de mogelijkheid kan bieden om van die algemene voonwaarden kennis te nemen. Daarvan is sprake als de algemene yoonwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld. Onder terhandstelling wordt verstaan: leder feitelijk aanleveren van de tekst van de algemene voonvaarden, bijvoorbeeld door middel van overhandiging of toezending (zie G.C. Wong, Moderne manleren van terhandstelling van algemene voonA/aarden, JutD2006, nr. 19,