Koolhydraat (g/100g) GI Portie (g) GL Aardappel gefrituurd 20 85 200 34 Aardappel gekookt 17 78 200 27 Tafelsuiker (sacharose) 100 65 35* 23 Wit tarwebrood 48 75 35 13 Banaan 20 51 120 12 Volkoren tarwebrood 39 74 35 10 Appel 13 36 120 6 4 Volkorenbrood heeft een glycemische index (GI) die nog hoger is dan die van suiker De internationaal gebruikte GI voor suiker is vastgesteld op 67, wat lager is dan de GI van wit brood (GI=70). Volkorenbrood heeft een GI van 65,9. Deze verschillen dus nauwelijks maar zijn wel lager dan de GI van andere zetmeelbronnen zoals witte rijst (73) en aardappelpuree (85). Naast de GI is de GL (glycemische lading) mogelijk een relevantere maat om te beoordelen wat de impact van een voedingsmiddel is op de bloedsuiker. De GL kijkt naar de hoeveelheid koolhydraten die wordt gegeten in een maaltijd (bv 2 boterhammen tijdens ontbijt / lunch) x de GI waarde van het voedingsmiddel. * waarde om vergelijking te kunnen maken met een snee brood. Bron GI: International tables of glycemic index and glycemic load values 2002, Atkinson et. al., Diabetes Care Bron Koolhydraatwaarden: Nederlandse Voedingsmiddelentabel 2011 Op de hoogte blijven van wetenschappelijk nieuws over brood, granen en gezondheid? Schrijf u in voor de nieuwsbrief op: www.broodengezondheid.be/professionals Fact sheet VOEDINGSWAARDE EN GEZONDHEID VAN BROOD: FEITEN EN MISVERSTANDEN PROFESSOR FRED BROUNS, UNIVERSITEIT MAASTRICHT, NEDERLAND VERSLAG VAN PRESENTATIE OP VOEDINGS- EN GEZONDHEIDSCONGRES 2016 Brood kent een lange geschiedenis. Hele “volksstammen” zijn er probleemloos mee groot geworden en nog steeds. Maar de laatste jaren doen zich ook veel verhalen de ronde over de voedingswaarde en gezondheid van brood, wat bij mensen verwarring geeft. Misverstanden Op het internet en door auteurs van populaire diëten en boeken, zoals het “Paleolithisch dieet”, “Broodbuik” en de “Voedselzandloper”, zijn vele veronderstellingen gedaan dat tarwe nadelige effecten heeft op de gezondheid. De gebruikte argumenten berusten veelal op eenzijdige selectie van literatuur, meestal van dierexperimenteel of in vitro laboratorium onderzoek, dus niet direct vertaalbaar naar de situatie van de mens. Zo wordt onder andere gesuggereerd dat wij pas 10.000 jaar granen eten en dat ons lichaam daarin niet is mee geëvolueerd. Ook wordt opgeschreven dat de huidige broodtarwe genetisch gemanipuleerd is en daardoor minder nutriënten en meer ziekmakende componenten is gaan bevatten. Al deze zaken zouden leiden tot lekkende darmen en een veelvoud van kwalen en ziekten. Maar, wat zijn nu de FEITEN? Feiten 1. Shewry P.R, Till K. Pellny and Alison Lovegrove (2016) Is modern wheat bad for health. NPLANTSq.97. 2. D r. Hetty C van den Broeck, Dr. Luud JWJ Gilissen and Prof. Dr. Fred JPH Brouns. Wheat and gluten intolerance, An overview of the latest scientific insights and possible solutions for the bakery sector. ICC white paper. March 2016 3. Voedingsaanbevelingen voor België – 2016 September 2016 Hoge Gezondheidsraad nr. 9285 4. Richtlijnen voor voedingsvezel inname Nederland. Nederlandse Gezondheidsraad 2016. 5. Raymond Cooper. (2015).Re-discovering ancient wheat varieties as functional foods. Journal of Traditional and Complementary Medicine. 5. 138e143 . 6. V an Buul V. en Brouns F. Tarwekiem-lectinen en gezondheid: de wetenschappelijke waarde van een negatief consumptie advies betreffende (volkoren) tarweproducten met een hoog lectine gehalte Vlaams tijdschrift voor voeding en diëtetiek jaargang 39 nr 3 2013. GRANEN = OERVOEDSEL Vondsten in Afrika bewijzen dat onze voorlopers 1-4 miljoen jaar geleden vooral planten, knollen, grassen en zaden aten. Granen zijn grassen met zaden en de wilde rassen die er toen groeiden zullen zeker ook gegeten zijn. Tarwe, rogge en gerst werden ruim 45.000 jaar geleden door toen levende stammen al op grotere schaal gegeten. 7. Van Buul V. en Brouns F. Effecten van tarweconsumptie op onze gezondheid. Ned Tijdschr voor Voeding & Diëtetiek | 2013;68 (2) 7-10 8. Brouns F.J.P.H, van Buul VJ and Shewry P.R. Does wheat make us fat and sick? Journal of Cereal Science 58 (2013) 209e215 9. Shewry p.R and Hey S. Do “ancient” wheat species differ from modern bread wheat in their contents of bioactive components? REVIEW; Journal of Cereal Science 65 (2015) 236e243 Wanneer we kijken naar de genetische samenstelling van het moderne brood tarwe (AABBDD) zien we dat deze ontstaan is uit een (spontane) kruising van twee oudere tarwe rassen namelijk Emmer (AABB) en Triticum Tauschii (DD). Deze oudere rassen bevatten beiden ook gluten. In de loop van de vele tienduizenden jaren is gebleken dat van de meer dan 100.000 tarwe rassen er uiteindelijk enkele tientallen het meest geschikt zijn voor domesticatie. De selectie hiervan werd gemaakt op basis van groei-eigenschappen, korrelgrootte, weerstand tegen ziekte en oogstopbrengst op de akker. Het moderne broodtarwe werd op basis van economische motieven het geprefereerde tarwe ras. Tarwe wordt al millennia lang gebruikt als grondstof voor basisvoedingsmiddelen. Dit is enerzijds wegens de gunstige voedingskundige samenstelling (goede leverancier van energie uit koolhydraten, eiwitten, voedingsvezels, vitamines en mineralen), anderzijds door de aanwezigheid van gluten (bestaand uit glutenine en gliadine) dat voor een fijne structuur zorgt. Hierbij is glutenine vooral van belang voor de elasticiteit van het deeg (matrixvorming), terwijl gliadine zorgt voor de viscositeit. Gluten De gedachte dat de moderne broodtarwe veel meer gluten (en dus gliadine) en andere “schadelijke” eiwitten bevat dan de oergranen berust niet op wetenschappelijke data. In feite bezat een van de oudste diploide voorlopers van het huidige broodtarwe, het Aegilops tauschii, het DD genoom dat verantwoordelijk is voor de genen die de aanmaak van de Gliadine fractie regelt. De gliadine fractie bevat de hoogste toxiciteit voor mensen met coeliakie (zie figuur 1). Dit betreft zo’n 0,5-2% van de Westerse bevolking. Het eiwit gehalte van tarwerassen is in de loop van de tijd zelfs langzaam afgenomen. Tarweallergie Tarwe bevat naast gluten, ook nog andere eiwitten waar mensen op kunnen reageren. De twee belangrijkste eiwitgroepen bij voedselaller- gie voor tarwe zijn ω5-gliadine en ATI’s (amylase trypsine inhibitors). In mindere mate blijken er reacties te zijn op LMW-glutenine, lectine (Wheat Germ Agglutinin; WGA) en mogelijk ook Lipid Transfer Proteins (LTPs, ook uit maïs, rijst en gerst) (Gilissen et al., 2014). Dit zijn andere eiwitten dan gluten en dienen dus niet met elkaar verwisseld te worden. Het percentage mensen met tarwe allergie is slechts 0,25% van de bevolking. Glutensensitiviteit Naast personen met coeliakie en tarweallergie, is er een groep mensen die fysiek last krijgt van tarweproducten. Zij zijn gluten/tarwe sensitief. Deze groep wordt aangeduid als ‘Niet-Coeliakie Tarwe/Gluten Sensitiviteit’ (NCT/GS). Het betreft hier een paar procent van de bevolking. Bij deze personen leidt het volgen van een tarwevrij dieet tot vermindering of verdwijnen van de klachten. Personen die deze sensitiviteit hebben laten een buikklachtenpatroon zien dat overeen komt met de klachten die optreden bij coeliakie en prikkelbaar darmsyndroom maar zonder de daarbij waargenomen darmschade. Ondanks het woord ‘gluten’ in de huidige definitie van NCT/GS, is het onzeker dat gluten de (hoofd)veroorzaker is van klachten. Ook andere tarwecomponenten zoals FODMaPs en ATI’s (amylase- en trypsinewerking remmende eiwitten) kunnen tot op heden niet als directe oorzaak worden aangewezen. Conclusie Aan de hand van de thans beschikbare wetenschappelijke gegevens concluderen wij dat er geen data zijn die een negatief advies rechtvaardigen met betrekking tot de consumptie van tarwe en andere granen met gluten voor mensen die niet aan coeliakie, tarwe allergie of -sensitiviteit leiden. Personen met het prikkelbaar darmsyndroom (geschat op 15% van de bevolking), coeliakie en personen die gluten of tarwesensitief zijn, hebben baat bij een dieet zonder deze componenten. Voor het merendeel van de bevolking geldt dat zij dagelijks granen/graanproducten kunnen consumeren, bij voorkeur volkoren. Meer groente, fruit en volkorenproducten, is de unanieme aanbeveling van gezaghebbende organisaties, waaronder deWHO-Wereld Gezondheids Organisatie , Nederlandse Gezondheidsraad, Voedingscentrum Nederland, Hoge Gezondheidsraad België, European Society of Cardiology, Nordic Geschiedenis van granen dietary recommendations (Scandinavische landen), UK Standing Adfvisory Commission on Nutrition (SACN) en de Amerikaanse FDA/USDA. Boodschap: volkoren! Onderzoeksresultaten laten een duidelijk gunstig effect zien van volle graanproducten op dyslipidemie, type 2 diabetes, arteriële hypertensie en coronaire hartziekten (Slavin et al, 2013 uit Hoge Gezondheidsraad 2016). In de praktijk betekent dit dat de voorkeur gaat naar volle graanproducten (bruin brood, volkoren brood, volkoren deegwaren, volle rijst, enz.), aardappelen, groenten, fruit en peulvruchten. Dit geldt niet voor consumptie van (“geraffineerde“) witte-bloem producten Veruit het grootste deel van de micronutriënten in de graankorrel zit “verpakt“ in de vezelmatrix en in de kiem en daarmee in volkorenmeel. Bij de fractionering van witte bloem verdwijnen deze nutriënten voor een zeer groot deel. 10.000 jaar geleden T. Aestivum Brood graan DDBBAA T. Durum BBAA T. dicoccum Emmer graan BBAA Diploid Ae Taushii DD Vier broodfabels T. Arartu AA Ae speltoides SS (BB/GG) T. monococcum Einkorn graan AA A genome progenitor AA Sitopsis section Prog. SS 500.000 - 150.000 jaar geleden Graan en Aegilops soorten Fig 1: genoom geschiedenis van granen (© F. Brouns. Adapted from Charmet.G. Wheat domestication, C.R.Biologies 334 (2011) 212-220) (o.a. uit “Broodbuik” en “Voedselzandloper”) 1 D e huidige tarwesoorten zijn minder gezond dan oude tarwesoorten omdat ze minder nutriënten bevatten en meer gluten Bij het analyseren van verschillende tarwesoorten tussen 1842 en 2002 ziet men geen beduidende verschillen in de hoeveelheid voedingsvezels, B- vitaminen en bioactieve stoffen. Wel blijkt het ijzer- en zinkgehalte lager te liggen bij de modernere variëteiten. Dit neemt niet weg dat broodtarwe een interessante bron blijft voor deze mineralen omdat het gehalte van deze mineralen gemiddeld veel hoger ligt dan in andere levensmiddelen. Hoewel de hoeveelheid zetmeel licht toegenomen is over de jaren blijkt de samenstelling van het zetmeel (de hoeveelheid amylose en amylopectine) over de laatste honderd jaar niet veranderd te zijn. Het eiwitgehalte van de moderne tarwe is in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, niet toegenomen. In vergelijking met oudere varianten is het zelfs licht afgenomen. Met betrekking tot de samenstelling van gluteneiwitten is er geen sluitend bewijs dat deze ongunstig veranderd zijn ten opzichte van de oudere varianten. Eén studie laat zien dat er in de moderne tarwesoorten minder epitopen (toxische peptiden) zijn die kunnen leiden tot coeliakie terwijl een andere studie laat zien dat er wat meer zijn. 2 Z etmeel in tarwe (verschilt van andere koolhydraatrijke producten en) zorgt voor een ongewenste stijging in de bloedsuikerspiegel Zetmeel is een verzamelnaam voor de complexe polymeren van glucose en koolhydraten. Zetmeel is aanwezig in al ons plantaardig voedsel bestaat uit twee verschillende soorten glucoseketens, namelijk amylopectine en amylose. - Amylose bestaat uit lange lineaire ketens van glucose moleculen, die relatief langzaam worden afgebroken en daardoor in een lagere glycemische Index (GI) waarde resulteren. - Amylopectine bestaat uit een wat breed vertakte structuur van glucoseketens, die sneller kunnen worden afgebroken hetgeen een hogere GI waarde geeft. In de meeste zetmeelbronnen is de verhouding van amylopectine (70-75%) en amylose (25- 30%) nagenoeg gelijk. Van een gesuggereerde ongunstige stijging van de bloedsuikerspiegel na het eten van tarwe blijkt geen sprake te zijn. In perspectief, uit goed wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de consumptie van volkorenbrood resulteert in een geringere bloedglucosespiegeltoename dan eenzelfde hoeveelheid koolhydraten uit gekookte aardappel of witte rijst. 3 T arwe opiaten zijn zo verslavend dat een persoon geen controle meer heeft over zijn eetgedrag waardoor teveel gegeten wordt, reden voor obesitas Met de term opiaten wordt gerefereerd aan specifieke peptiden die niet verteerbaar zijn en daardoor intact in de darm aanwezig blijven. Eerder werd een opiaatachtige werking waargenomen, nadat wetenschappers deze peptiden in de hersenen van ratten spoten. Om deze reden spreekt men ook wel over gliadorfinen: gliadine fragmenten met morfine achtige werking. Wat hierbij over het hoofd wordt gezien is dat de menselijke dunne darm deze lange gliadorfine ketens niet kan opnemen. Hierdoor is het (in tegenstelling tot injectie in de hersenen) onmogelijk dat intact gliadorfine de hersenen bereikt. Daarnaast bestaat er geen wetenschappelijk bewijs dat gliadine de eetlust zou verhogen, noch zijn er ontwenningsverschijnselen (een criterium voor verslaving) waargenomen bij onthouding van tarwe eiwit in het dieet.