Thema Rechtsstaat 1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat 1.1 Wat is een rechtsstaat De overheid mag niet alles. Een democratische rechtsstaat biedt burgers een dubbele garantie: Ze mogen deelnemen aan vrije verkiezingen, dus beslissen indirect mee over wetten en worden ook beschermt tegen de machthebbers, door wetten waaraan de machthebbers zich aan moeten houden. Een rechtsstaat is een soort sociaal contract tussen burgers en bestuurders: Ze hebben beide plichten waaraan ze zich moeten hebben: de burgers hebben o.a. belastingsplicht en leerplicht, en de (gekozen) overheid moet het land beschermen in tijden van gevaar. 1.2 Beginselen van de rechtsstaat Eerst regeerden alleen absolute vorsten als Lodewijk VIX alias “de Zonnekoning”. Hij deed wat het wou, wanneer hij het wou en kon iedereen onstaan. Volgens de fransman Montesquieu moest er tegenover de macht van de koning een door het volk gekozen parlement komen, dat wetten mocht maken en er moest ook een onafhankelijke rechterlijke macht komen. Drie staatsmachten die elkaar in evenwicht houden: Trias politica. Scheiding van machten leidde tot de Amerikaanse Revolutie in 1776 met de leus “no taxation without representation’’ Wie belasting betaalt mag de leiders kiezen. Later in 1789 kwam de Franse Revolutie met het motto: Liberté, égalité et fraternité. Koningen verloren hun absolute macht en moesten zich binden aan de grondwet, de staatvorm werd een constitutionele monarchie. Hierdoor kwam vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging en vergadering. Grondrechten zijn fundamentele rechten die het individu en groepen beschermt. Volgens het legalisatiebeginsel mag de overheid alleen beperkingen opleggen als deze in de wet vaststaan en voor iedereen gelden. De overheid mag dus niet buitensporig worden en de bevolking wordt gerechtelijk beschermt door onafhankelijke rechters. Bij een dictatuur bestaan deze wetten en rechten niet en ligt alle macht bij een persoon of partij. De overheid mag iedereen afluisteren en oppakken. De bevolking heeft geen vrijheid van pers of meningsuiting. Zulke regimes vind je nu nog in China, Noord-Korea en Iran. 1.3 Na de Tweede Wereldoorlog Na de fascistische en communistische dictaturen in Duitsland en Italië werd de rechtsstaat weer actueel en opnieuw geformuleerd. In 1948 formuleerde de VN De Universele Rechten van de Mens (UVRM) en in 1950 sloten Europese landen het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Zonder mensenrechten bestaat geen rechtstaat De rechtsstaat is de maatstaf bij het beoordelen van de overheid en van wat wel en wat niet meer is toegestaan. Het belang van rechtsstaat neemt toe naarmate levensovertuigingen leefstijlen verder uiteenlopen. De waarden en normen van de rechtsstaat vormen een minimale binding voor alle delen van de bevolking en is dus de ondergrens. De rechtsstaat is een grondslag voor de parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving. 2 Grondwet en grondrechten De grondwet is de belangrijkste wet. De grond wet is een constitutie (let. Bottenstelsel), een bindend middel in een rechtsstaat, hierin staan gelijkheid en vrijheid centraal. 2.1 Ontstaan van de grondwet Onder invloed van de Fransen werd Nederlands na de franse Revolutie in 1798 de Bataafse Republiek, een gecentraliseerde staat, met een voorloper van de grondwet, dit nadat Nederland altijd een land was bestaande uit verschillende gewesten: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Zeventien provincies enz. Later werd het een constitutionele monarchie onder Lodewijk Bonaparte Koningrijk Holland, toen hoorde Nederland even bij Frankrijk. In 1815 werd Nederland weer zelfstandig als Koningrijk der Nederlanden (incl. België en Luxemburg, als personele unie). Maar in 1840 werd België zelfstandig. In 1848 was de koning niet langer onschendbaar en kwam er een Ministeriële verantwoordelijkheid; ministers verantwoordelijk voor het beleid niet koning, verkiezingen voor Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraad voor mannen die belasting betalen = Censuskiesrecht. In 1917 mochten alle mannen stemmen en werden scholen gefinancierd (art. 23). In 1922 mochten ook vrouwen stemmen en in 1983 kwam er een herziening van grondrecht: bescherming tegen discriminatie(art. 1) en een sociale zekerheid (art. 20). In Nederland vormt de grondwet een bindend middel in een pluriforme samenleving, bestaande uit verschillende geloven en culturen. Doel van de Grondwet: - Beperking macht vd staat -> vrijheid v burgers - Fundamentele rechten v burgers vast te leggen - Eenheid vd staat uit te drukken - Aan te geven hoe belangrijkste organen zijn georganiseerd 2.2 Inhoud van de grondwet Eerste hoofdstuk is het allerbelangrijkste deel van de grondwet. Het begint met klassieke grondrechten: gelijkheidsbeginsel, politieke rechten, vrijheidsrechten en persoonlijke en juridische beschermingrechten. In de klassieke grondrechten speelt de overheid en passieve rol, behalve bij de verkiezingen. De grondrechten staan willekeurig, omdat de wetgever het ene recht niet belangrijker vind als het andere. Vanaf artikel 19 tot 23 staan de sociale grondrechten, hierin is de zorgplicht van de overheid vastgelegd en speelt de overheid dus een actieve rol: werkgelegenheid en vrije arbeid, bestaanszekerheid en welvaart, leefbaarheid en milieu, volksgezondheid en onderwijs. In hoofdstuk 2 t/m 7 staan belangrijk en bestuurlijke organen en functies geregeld: Koningschap, regering, StatenGeneraal, wetgeving enz. Ook staat de trias-politica in dit gedeelte vermeld. In hoofdstuk 8 staan regelingen van wetswijzigingen en verkiezingen. Bij een horizontale werking gaat het om burgers onderling, bij een verticale werking gaat het tussen burger en staat 2.3 De grondwet in discussie Bij horizontale werking botsen sommige grondrechten wel eens. Dit zou verkomen kunnen worden door een rangorde in de grondwet, deze is er echter niet. Bovendien wisselt de voorkeur voor wetten door de tijd heen en zijn er dus geen objectieve critica voor rangorde. Botsing word opgelost door een rechter. Ook zou er een Europees verband gelegd kunnen worden, dit blijf echt nationaal. 3 Trias politica : scheiding of evenwicht van machten? 3.1 Ontstaan en doel trias politica De fransman Montesquieu introduceerde trias politica in zijn boek L’esprit des lois (geest van wetten) uit 1748, waarin hij de ideale taakverdeling in de samenleving bedacht. De eerste macht is de wetgevende macht, die algemeen wetten maken, wijzigen of intrekken. De tweede macht is de uitvoerende macht, die wetten in praktijk brengt en om concrete gevallen toe te passen. De derde macht is de rechtssprekende macht, die onenigheden over wetten oplost en in geval van conflicten met wetregels recht spreekt. De trias politica heeft als doel dat de drie machten elkaar kritisch beoordeeld en zo nodig corrigeert, om corruptie en machtsmisbruik te voorkomen. Tegenwoordig spreken we van ‘checks and balances’: de drie machten weerhouden elkaar ervan teveel macht (checks) te veroveren en houden elkaar dus in balans. 3.2 De drie machten in Nederland Wetgevende macht bestaat uit de regering (koningin en ministers) en het parlement (1ste en 2de kamer), ook wel de Staten-Generaal. Minister komen hierin met wetsvoorstellen, deze gaan door de kamers, en worden doorgevoerd als er een meerderheid in beide kamers is. De kamers mogen zelf ook wetsvoorstellen doen. Goede wetten: Moeten algemeen zijn, duidelijk, haalbaar en uitvoerbaar Je behoort alle wetten te kennen. Uitvoerende macht ligt bij ministers, die zorgen dat wetten worden uitgevoerd. Ook maker minister wetsvoorstellen, de scheiding van macht is dus niet zuiver doorgevoerd want er is hier een combinatie van wetgevende en uitvoerend macht. Ministers mogen sporen en wegen bouwen, normen voor examens vaststellen, enz. Ze krijgen hulp van honderdduizend ambtenaren: o.a. beleidsambtenaren als leraren, agenten en inspecteurs. Ambtenaren vormen zelf ook een machtsblok, omdat ze bij het uitvoeren van wetten vaak zelfstandig beslissingen moeten nemen. De minister word gecontroleerd door het parlement. De rechtelijke macht ligt in handen van onafhankelijke rechter die voor het leven benoemd zijn, ze staan boven alle partijen. Ze zijn niet betrokken bij het maken van wetten, maar hebben wel speelruimte bij het interpreteren van wetten. Om de rechtspraak zo gelijk en eerlijk te houden word er vaak gebruik gemaakt van jurisprudentie, om uitspraken met elkaar te vergelijken. 3.3 Samenspel van de drie machten Rechters andere positie: ze worden niet gekozen controle vind alleen binnen de gerechtelijke staat zelf plaats. Het parlement kan een rechtsuitspraak niet veranderen, maar de wet die hierbij hoort wel. 3.4 Discussie over de trias politica De drie machten lopen elkaar wel over de voeten: Wanneer een oud-Kamerlid pleit voor vrijspraak van een militair. Wanneer een rechter bij een partij opstapt, om te voorkomen dat een ander partij aan zijn rechtspraak zou twijfelen. Of als Wilders laagstraffende rechters wil gaan ontslaan. Of als Kamerleden petitie voor een vrijlating teken. 4 Het legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel is naast de scheiding der machten en grondwetten een belangrijk fundament van de rechtsstaat. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat iemands vrijheid alleen ingeperkt mag worden als de rechtmatigheid van de beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen. Hierdoor kent Nederland vele strafregels en wetboeken. En hierdoor komen er steeds regels bij. Alle rechtsregels en de organisatie daar van het de rechtsorde. De rechtsorde is het geheel van recht in een land. 4.1 Soorten Regels Rechtsregels zijn gedragsregels die door de overheid zijn vastgelegd. Deze zijn om 2 redenen vastgelegd: Doelmachtig, om duidelijke afspraken te maken, en zedelijk bewustzijn, zo de waarden van de maatschappij te weerspiegelen. Rechtsregels beoordelen gedrag in de vorm van illegaal of legaal. In tegenstelling tot rechtsregels zijn sociale en morele regels vaak niet opgeschreven. Sociale regels beoordeelt iemand, of hij rekening houdt met anderen. Morele regels beoordeelt iets in vorm van goed of kwaad. Bij bijvoorbeeld moord vallen deze 3 soorten regels samen. Soms botsen ze ook. Rechtsregels zijn niet altijd moreel verantwoord. De 3 soorten veranderen i n de loop van tijd met de maatschappij mee. Als rechtsregels overeenstemmen met morele regels is er spraken van rechtvaardigheid. 4.2 Rechtsgebieden Het systeem van rechtsregels is in te delen in rechtsgebieden, de belangrijkste zijn privaat en publiekrecht. Privaatrecht is tussen burgers onderling en publiekrecht is tussen overheid en burgers Privaat recht gaat dus om horizontale relaties: het kopen van een auto, huwelijken. Ook bekent als burgerrecht of civiel recht, dit alles vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Bij privaatrecht gaat het steeds om wederzijdse plichten en rechten, met de volgende gebieden: Personen- en familierecht, dat zaken regelt rond huwelijken, geboortes en adopteren enz., ondernemingsrecht, dat o.a. voorwaren rond het starten van een eigen bedrijf regelt, en het vermogensrecht, dat alles rond vermogen en onderlinge geldzaken regelt. Het publiekrecht gaat om verticale relaties: Leerplicht, belastingsplicht of volksgezondheid. Het publiekrecht is onder te verdelen in het staatsrecht, dat inrichting van de Nederlandse staat regels: grondrechten, rechten van ministeries en Tweede Kamerleden. Het bestuursrecht, dat de bestuursactiviteiten van de overheid regelt: bouwvergunningen, ruimtelijke orde of belastingsrecht, maar ook zaken als bezwaar maken te overheidsprojecten. En het strafrecht, waarin alle wettelijke strafbepalingen staan. 4.3 De organisatie van het Recht Er zijn talloze (overheids)organisaties bij het uitvoeren en toepassen van het recht, als de tweede kamer, politie, gemeentes, ziekenhuizen of scholen. Dit alles bij elkaar kunnen we de ‘Rechtelijke macht’ noemen, de 3de macht van de trias politica, dus de hele juridische organisatie van rechtspraak, Deze is als een piramide opgebouwd: er zijn in Nederland negentien rechtbanken, vijf gerechtshoven en één Hoge Raad. Een zaak begint onderaan bij de laagste rechter, waarna je in hoger beroep kunt gaan bij het gerechtshof en ten slotte in cassatie bij de Hoge Raad, die in Den Haag gevestigd is. 5 Het strafproces 5.1 Rechtsbescherming en procesregels Verdachten en gedetineerden hebben net als burgers grondwettelijke rechtsbescherming, met als belangrijkste punt onschuldvermoeden: een verdachte is onschuldig tot het tegendeel bewezen is, daarnaast heeft een verdachte recht op een (gratis, door overheid gesubsidieerde) (Pro-Deo) advocaat. Het legalisatiebeginsel staat garant voor dat niemand zonder een vorm van proces in de gevangenis mag worden gegooid. De procesregels van alle fasen van opsporing en berechting staan beschreven in het Wetboek van Strafvordering. Alle handelingen van politieagenten, rechercheurs enz. zijn aan strakke regels verbonden. Deze regels samen noemen we het strafproces. 5.2 Het strafproces Er zijn 6 fasen aan te wijzen in het hele traject van ontdekking van misdrijf tot gevangenzetting: De aanhouding, de opsporing (met onderzoek misdrijf, onderleiding van officier van Justitie), de vervolging (door OM), de berechting (door 1 of meer rechters tijdens openbare zitting), eventueel hoger beroep of cassatie en de uitvoering van de opgelegde straf. Iemand is verdachte als er redelijk vermoeden is van schuld aan een misdrijf of overtreding. Als je verdachte ben mag de politie je staande houden (stil laten staan en naar je papieren vragen) maar de politie kan je ook aanhouden (arresteren en menen naar politiebureau voor verhoring). Als iemand op heterdaad betrapt is, is iedereen bevoegd dat persoon vast te houden tot de politie komt. Tijdens het onderzoek mag de politie dwangmiddelen gebruiken: de politie mag naast staande en aanhouden ook verdachten fouilleren en mogelijk computers en wapens in beslag nemen. Voor sommige dwangmiddelen heeft de politie echter wel toestemming nodig van de officier van justitie of de rechter-commissaris. Voorbeelden: De politie mag een woning alleen binnengaan met een machtiging tot binnentreding, politie mag een woning alleen grondig doorzoeken met een huiszoekingsbevel, de politie mag speciale gegevens van een persoon alleen opgraven na toestemming, voor infiltratie is ook toestemming nodig. Niet elke verdachte mag worden vast gehouden tot de strafzaak plaatsvindt. Ook heeft de verdachte recht om verdenking te weten. Aan o.a. deze 2 dingen herken je een rechtsstaat. Na 6 uur op een politiebureau kan de officier van justitie de verdachte nog 2 maal 3 dragen vasthouden. Daar na moet de rechter-commissaris verlening aanvragen, dit kan maximaal 110 dagen duren, anders komt er een pro-formazitting . hierin kan het voorarrest verlengt worden. De officier van justitie, die het Openbaar Ministerie vertegenwoordigt, beslist uiteindelijk of een zaak wordt aangebracht bij de rechtbank. We noemen dit het vervolgingsmonopolie. Het Openbaar Ministerie kan ook op andere manieren een strafzaak afdoen, bijvoorbeeld door een schikking of transactie aan te gaan. Dit betekent dat iemand akkoord gaat met een geldboete of een taakstraf (tot 180 uur) en dat de zaak niet verder vervolgd wordt. Ook kan de officier van justitie een zaak seponeren: besluiten om een zaak niet verder te vervolgen, dit gebeurt bij de helft van rechtspraken, wanneer er te weinig of te slap bewijs. Als de rechter seponeert is de verdachte geen verdachte meer. Als een zaak tot wordt vervolgt krijg de verdachte een tenlastelegging: krijgt te horen waanneer en waarom hij naar de rechtbank moet. De terechtzitting is openbaar, aan het eind vraagt de officier van justitie een straf (requisitoir), waaraan de advocaat een pleidooi houdt. De verdachte mag het laatste woord hebben. De verdachte kan nog in hoger beroep en cassatie gaan, bij het gerechtshof en Hoge raad, de hoge raad doet alleen opnieuw uitspraak. De straf word uit gevoerd door de uitvoerende macht en de officier van justitie blijft verantwoordelijk voor de gang van zaken. 6 Het strafrecht 6.1 De strafbepalingen Het strafrecht ondersteunt de rechtsstaat met drie belangrijke beginselen: (1) Het is belangrijk dat mensen niet veroordeeld kunnen worden voor iets dat niet van te voren strafbaar is gesteld. Dit noem je het legaliteitsbeginsel. (2) Een strafbepaling moet duidelijk zijn opgeschreven, zodat iedereen weet wat wel en niet mag. (3) De ne bis in idem-regel is een derde beginsel wat inhoudt dat je nooit twee keer vervolgd kan worden voor hetzelfde feit, ook al komen er nieuwe feiten naar boven. De meeste strafbepalingen zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (WvS), dat heel systematisch is opgebouwd uit drie delen: (1) Het eerste deel bevat algemene bepalingen. (geven antwoord op vragen als: Wanneer is iemand medeplichtig? Wanneer is iemand niet strafbaar? etc.) (2) Het tweede deel van het WvS staan alle misdrijven opgesomd. Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten zoals moord en doodslag, mishandeling, etc. (3) In het derde deel staan alle overtredingen. Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten zoals burengerucht, etc. Verschil in misdrijf en overtreding kun je o.a. zien aan hoe lang de straf is. De inhoud van alle strafbepalingen noemen we het materiële strafrecht. Door de materiële strafrecht weet iedereen waar hij aan toe is. De rechter mag van de maximale straf naar beneden afwijken, maar nooit hoger straffen, want dat is weer in strijd met het legaliteitsbeginsel. 6.2 De bestraffing De rechtbank moet niet alleen oordelen of het ten laste gelegde is bewezen, maar ook of in de specifieke situatie het feit en de dader strafbaar zijn. De rechtbank moet niet alleen oordelen of het ten laste gelegde is bewezen, maar ook of in de specifieke situatie het feit en de dader strafbaar zijn: uit eigen wil en met gezond verstand. Soms heeft iemand het feit wel gepleegd, maar krijgt hij door omstandigheden toch geen straf opgelegd. We spreken dan van strafuitsluitingsgronden: er valt onderscheid te maken tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Bij rechtvaardigingsgronden is het gepleegde feit in het licht van bijzondere omstandigheden niet meer strafbaar. Een bekend voorbeeld is noodweer. Dit betekent dat je jezelf of een ander verdedigt tegen geweld. In zo’n geval ben je niet strafbaar, mits het door jou gebruikte geweld in verhouding staat tot het gevaar of de dreiging. Een ander rechtvaardigingsgrond is overmacht-noodtoestand. Als je bijvoorbeeld het bordje ‘verboden toegang’ negeert omdat je een kind redt, ben je niet strafbaar omdat de overtreding te rechtvaardigen is. Een derde soort is het opvolgen van een ambtelijk bevel. Als je op de snelweg vanwege een ongeluk door een agent over de vluchtstrook wordt gestuurd en je wordt iets verder door een andere agent bekeurd, kun je je op deze rechtvaardigingsgrond beroepen. Bij schulduitsluitingsgronden is het feit wel strafbaar, maar heeft de dader geen schuld. De belangrijkste hiervan zijn: Psychische overmacht. Als je door een ander gedwongen wordt om een misdrijf te plegen, dan is de opdrachtgever wel strafbaar, maar de uitvoerder niet strafbaar. Noodweer-exces. Hierbij overtreedt je bij de verdediging van jezelf of een ander (in tegenstelling tot noodweer) wél de grenzen van de noodzakelijke verdediging, maar dat doe je vanwege een hevige gemoedstoestand die een direct gevolg is van de aanval. In een paniekreactie pak je bijvoorbeeld een mes dat ergens ligt en je steekt een aanvaller neer die zelf geen wapen heeft; Ontoerekeningsvatbaar: Als iemand echt niet meer weet wat hij doet, met name bij een geestelijke stoornis of wanneer de dader psychisch volledig buiten zinnen was bij het plegen van een misdrijf, kan de rechter die persoon ontoerekeningsvatbaar verklaren. Je krijgt dan geen straf, maar je wordt wel voor onbepaalde tijd ter beschikking gesteld van de regering. Dit betekent dat je in een tbskliniek wordt geplaatst voor een psychiatrische behandeling. Tbs duurt maximaal vier jaar, maar die periode kan worden verlengd als er volgens de artsen geen verbetering is opgetreden en de dader nog steeds een gevaar vormt voor de samenleving. Bepaalde tbs-patiënten blijven daarom voor lange tijd en soms hun hele leven in een kliniek.Afwezigheid van schuld, als een winkelier gestolen spullen in zijn winkel plaatst en laat verkopen terwijl het winkelpersoneel daar niets van weet, dan is het personeel niet schuldig aan heling (doorverkoop van gestolen goed), want ‘geen straf zonder schuld’. Dit ‘geen schuld’ wordt uiteraard niet erg snel aangenomen. Als het ten laste gelegde bewezen is, en er is geen sprake van strafuitsluitingsgrond, kan de rechter een straf opleggen. De volgende zaken zijn de hoofdstraffen uit het Wetboek van Strafrechten: Een geldboete, meestal in combinatie met een andere hoofdstraf, 760000 max. voor volwassenen en 3800 voor kinderen, als de boete niet betaalt wordt gaat het persoon het gevang in, dit geldt niet voorbekeuringen. Een taakstraf, vaak een alternatief i.p.v. geldboete of vrijheidsstraf max. 240 uur werkstraf en/of 480 leerstraf. Of de vrijheidsstraf, max. levenslang of als tijdelijke straf 30 jaar. Bij overtredingen max. 1 jaar. Om het nut van straf te kunnen beoordelen, is het belangrijk de redenen te weten waarom we straffen: Wraak en vergelding. Wordt in deze tijd niet veel meer gebruikt. De voornaamste reden om te straffen is hier het principe ‘oog om oog, tand om tand’, waarmee wordt bedoeld: "wat je mij aangedaan hebt zal ik jou aandoen." Wraak en vergelding zijn synoniemen voor elkaar. Deze straf werd in de ME veel gebruikt. Afschrikking: het dreigen met ernstige maatregelen om anderen te weerhouden iets te doen: afschrikking met zware straffen om de misdaad te bestrijden. Voorkomen van eigenrichting: Het strafsysteem is mede ontstaan om tegen te gaan dat mensen het recht in eigen handen nemen. Men wil voorkomen dat burgers zelf als rechter gaan spelen. Straf moet wraak van slachtoffer(s) tegengaan. Resocialisatie: Nadat in 1870 de doodstraf in Nederland was afgeschaft, werd in de twintigste eeuw het heropvoeden van daders een belangrijk doel. Desondanks is er een hoog percentage recidive (= herhaling van strafbaar gedrag): 75% van de veroordeelden komt later weer in aanraking met justitie. Beveiliging van de samenleving: Vooral bij ernstige gewelds- en zedendelicten dienen lange celstraffen tevens om de maatschappij te beschermen tegen herhaling. Kinderen onder de twaalf jaar kunnen niet vervolgd worden voor strafbare gedragingen, maar kunnen wel te maken krijgen met de Raad voor de Kinderbescherming. Voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar is er het jeugdstrafrecht. Lichte misdrijven zoals kleine diefstallen en vernielingen worden zo veel mogelijk via een Haltbureau afgedaan. Je krijgt dan een taakstraf en hoeft niet voor de rechter te verschijnen. Bij zwaardere misdrijven komen jongeren voor de kinderrechter. Deze kan jeugddetentie opleggen die in een jeugdgevangenis wordt doorgebracht. Daar wordt gewerkt aan achterliggende problemen, zoals het leren omgaan met geld en het leren bedwingen van agressie. 6.3 Strafrecht in discussie De hoogte van straffen roept altijd verreweg de meeste discussie op. Bij heel ernstige misdrijven zijn sommige strafmaxima de afgelopen jaren veranderd. De rechter is vrij om strafverhogingen te volgen, maar hoeft dat niet. Dat is immers het gevolg van de scheiding van machten. De rechter heeft zich alleen te houden aan de maximumstraf. Hoewel de doodstraf in Nederland al lange geleden is afgeschaft, bestaat deze nog wel in andere landen zoals de Verenigde Staten. De rechtsstaat verbiedt de doodstraf niet, maar de landen van de Europese Unie hebben de doodstraf in vredestijd principieel afgewezen. 7 Burgerlijk recht en bestuursrecht Grootste deel van rechtszaken gaan over burgerlijk recht, waarbij 2 burgers tegen over elkaar staan, of bestuursrecht, waarbij burgers tegenover de overheid staan. 7.1 Burgerlijk recht Vanaf 18 jaar kan iedereen een conflict met een andere partij voor leggen aan een rechter. In het burgerlijk recht staat altijd een eiser tegenover een gedaagde. De eiser is degene dier de zaak aan de recht voorlegt, de gedaagde is de persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd. Onder het burgerlijk recht vallen niet alleen burgers, maar ook burgerlijke organisaties en BV’s. Op die manier moet de overheid af en toe ook als ‘burger’ handelen. Bij het strafrecht is de verticale verhouding tussen de burgen en de overheid aan de orde. Met de overheid als openbare aanklager. De rechter heeft hierbij een actieve rol: hij onderzoekt de toedracht van de situatie om daarmee de schuldvraag te kunnen beantwoorden en eventueel een straf op te leggen. Hierbij beschermt de rechter de verdachte tegen de veel machtigere overheid. In het burgerlijk recht gaat het om de horizontale verhouding tussen burger en burger. De burgers beginnen zelf de rechtszaak, de rechter heeft hierbij meer een passieve rol. Hij weegt argumenten af en zoek niet zelf naar bewijzen. Een burgerlijke zaak heeft meestal het volgende verloop: jij als eiser laat een dagvaarding door een deurwaarder sturen aan de gedaagde. Een dagvaarding bevat altijd de naam van de eiser, de eis, de motivatie van de eis en het tijdstip en plaats van rechtszaak. In zaken met een kartonrechter mag je zelf het woord voeren, bij te grote ontwikkelingen moet je je later vertegenwoordigen door een procureur, hij kent de regels en maakt dus geen oponthoud, vaak is het gewoon een advocaat. De rechter kan zowel de eisende als de gedaagde partij is gelijk stellen, hierbij heeft hij verschillende mogelijkheden om de verliezende partij de veroordelen. Als de kwestie nog eens voor moet de gedaagde zo nodig een dwangsom betalen, als hij dit niet doet kan een beslag gelegd worden op zijn goederen. Als een rechtszaak snel moet gebeuren kan de eiser een kort geding aanspannen, de rechter geeft hierbij in zijn eentje een uitspraak en een voorlopig oordeel in afwachting van de definitieve uitspraak, de bodemprocedure. Vaak is voor de bodemprocedure de zaak al opgelost. 7.2 Bestuursrecht Een wezenlijk onderdeel van de rechtsstaat is dat de overheid zich ook aan regels moet houden. Burgers mogen niet worden blootgesteld aan willekeur. In de praktijk is dit vooral zichtbaar als burger tegenover de overheid staan, de verticale verhouding, net als bij strafrecht. Rechtsbescherming tegen de overheid betekent dat de overheid niet zomaar allerlei lasten kan opleggen aan burgers: burgers moeten bezwaar kunnen maken. Blijft het besluit gehandhaafd kun je in beroep gaan bij een rechter of in hoger beroep. Dat dit mogelijk is zie je vaak bij de aanleg van nieuwe wegen, vaak moet er veel aangepast worden voor dat het uitgevoerd kan worden. Het bestuursrecht is aan de orde bij alle terreinen waar op de overheid actief is: vergunningen, uitkeringen en subsidies, asiel en verblijfsvergunningen, en belastingen. 8 Internationale vergelijkingen Tussen de rechtsstaat in verschillende landen bestaan grote verschillen. Je zou kunnen vragen welke beginselen een bovennationale rechtsstaat zou moeten hebben 8.1 Internationale ontwikkelingen Het internationale recht is een belangrijk onderdeel geworden van de nationale rechtsstaat. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) wordt ook wel de morele grondwet van de wereld genoemd. De UVRM is een intentieverklaring en geen verdrag en daarom niet bindend. In 1950 volgde het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden. De rechten hiervan zijn wel afdwingbaar, via het Europees hof voor Rechten van de Mens in Straatburg. In 1953 werden de rechten van politieke vluchtelingen en asielzoekers vastgelegd in het Verdrag van Geneve . Deze internationale verdragen lijken erg op de grondwetten van afzonderlijke staten en voorzien nationale rechten en vrijheden van een dubbele garantie. De internationale rechten gaan boven de nationale. Een ander stap in de ontwikkeling van het internationale recht was de oprichting van internationale rechtbanken. In 1946 werd het Internationaal Gerechtshof opgericht, gelegen in het Vredespaleis in Den Haag. 15 door de VN aangewezen rechters buigen zich over internationale conflicten. Daarop volgde de oprichting van oorlogstribunalen, hier worden oorlogsmisdadigers berecht, ze worden opgeheven als er geen verdachten meer zijn. Sinds 2002 bestaat het Internationaal Strafhof in Den Haag, hier kunnen staatshoofden, die normaal altijd vrij uit gingen berecht worden, voor o.a. schending van mensenrechten. Deze ontwikkelingen kun je zien als de eerste stappen naar een internationale rechtsstaat. Belangrijke staten als de VS, Rusland, China en India erkennen het Internationaal Strafhof echter nog niet, om hun zeggenschap op het terrein van het Strafhof niet te verliezen. Daardoor willen ze ook niet altijd iedereen uitleveren. Een land dat wil toetreden tot de EU moet een rechtsstaat zijn, zo konden Spanje en Portugal pas in 1986 toetreden, daarvoor waren ze fascistische dictaturen. De EU is dus eigenlijks een waakhond voor de het rechtsstatelijke karakter van de lidstaten. Overigens verschillende de EU-lidstaten onderling ook weer qua inrichting van de rechtsstaat, dit heeft vaak te maken met cultuurgebonden verschillen. Een kwestie waar wel alle EU-staten over eens zijn is het verbod op de doodstaf, maar zelfs dit is geen scherpe criterium voor de VS, daar staat de doodstraf nog wel. 8.2 Internationale vergelijkingen We vergelijken de rechtsstaat van Nederland met die van de VS. De VS is al sinds 1787 een rechtsstaat met de machtenscheiding en de vastgelegde grondwetten. Ververgelijken met betrekking tot : Invloed van de bevolking; De macht van het staatshoofd; onafhankelijkheid van rechter; het rechtssysteem; de grondrechten ; de straffen; het verschijnsel klassenjustitie. De VS vormt net als Nederland een democratie, waarin burgers de wetgevende macht kiest. Daarnaast kiezen Amerikanen ook hun president, het hoofd van de wetgevende macht. Ze kiezen ook lagere rechters en worden opgeroepen om plaats te nemen in een jury. Ze hebben dus invloed op de rechtsprekende macht. In de Vs beschikt de president over twee bevoegdheden: het veto-recht en het opperbevel over het leger. Met het veto-recht kan de president wetten tegenhouden. En als opperbevelhebber van het leger kan de president de inzet van soldaten bepalen, hij kan dus de oorlog verklaren en troepen terug laten trekken. In Nederland hebben de minister-president en zijn kabinet minder macht. Voor alle belangrijke beslissingen hebben ze toestemming nodig van het parlement, met heftige en langdurige discussie als gevolg. In de VS hebben de 9 rechter van het Gerechtshof een sterke positie, ze worden op politieke gronden voor het leven benoemd door de president, uiteraard kies de president rechters die hem aan staan. Het Amerikaanse Gerechtshof heeft als speciale taak om alle Amerikaanse wetgeving, zowel van de staten als van de overheid te toetsen aan de Amerikaanse grondwet. Daarmee heeft het een beslissende stem in meeste burgerkwesties. De rechter uiten in de media openlijk hun mening over kwesties. In Nederland worden de hoogste rechter in het land voor het leven benoemd door de Tweede Kamer. De Hoge Raad mag alleen zaken met cassatie behandelen. De raadsleden van de Hoge raad geven ongevraagd hun mening niet. Daarnaast verbied art. 120 hen wetten te toetsen. Alleen het parlement mag hier over oordelen. Het Amerikaans Gerechtshof mag dit wel, andere landen hebben daar een apart gerechtshof voor. De VS ken ook juryrechtspraak, iedereen zonder strafblad kan gevraagd worden voor jury. Zowel de officier van justitie van de verdediging met jury weigeren, bij vermoeden van partijdigheid. De rechter bepaalt uiteinde de straf. In Nederland later we dit allemaal over aan de rechter alleen. In de VS zijn er nauwelijks sociale grondrechten, de overheid bemoeit zich amper met volkshuisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Klassieke grondrechten zijn wel goed geregeld. Grond rechten in de VS zijn niet voor iedereen in gelijke mate en even goed geregeld, zo hebben verdachten minder rechter dan in Nederland. Ook zijn de politie en justitie aan minder strikte regels verbonden. Zo is uitlokking toegestaan. En om terroristische aanslagen te voorkomen mag de overheid burgers zo veel mogelijke in de gaten houden. Dit komt ook steeds ruimer in Nederland voor na aanslagen in het buitenland. Naast de doodstraf heeft het Amerikaanse strafrecht ook andere opvallende dingen. Zo word 90 procent van de rechtszaken opgelost met een ‘plea bargaining’ : de aanklager en advocaat sluiten een deal en de verdachte bekend dan. Zo krijg de verdachte een lichtere straf. In 25 staten van de VS is er de Three strikes and you’re out law: hierbij wordt de verdachte zeer zwaar gestraft bij een derde fout. Dit alles is in Nederland niet mogelijk, toch kunnen veelplegers wel een hogere straf verwachten. In de VS is er ook sprake van klassenjustitie: blanken krijger minder hoge straffen dan latino’s en afro-amerikanen, ook krijgen de laatste 2 vaker de doodstraf. Daarvan is ook in Nederland sprake: werklozen krijgen vaak hogere straffen. Daarnaast worden overtreders van milieu en economiewetten vaak milder gestraft. Dus ook in Nederland kan de rechtsstaat onder spanning staan. Grenzen aan de rechtsstaat De rechtsstaat kan in Nederland veel steunt verwachten, toch staat hij soms onder druk: Als groepen mensen bepaalde grondwetten willen afschaffen, als de regering en parlement commentaar geven op de rechtspraak, als er een sterke roep is om zware straffen, als de politie en justitie grote fouten maken, als de opsporingsbevoegdheden van de politie en justitie worden uitgebreid vanwege ontwikkelingen in de georganiseerde misdaad. 9.1 Grondwetten ter discussie Soms staan grondwetten recht tegenover elkaar: bij het recht op gelijke behandeling, vrije godsdienst en gedachten te openbaren De grondwet stelt grenzen aan de vrijheid van godsdienst en meningsuiting, door de toevoeging ‘Behoudens van ieders verantwoordelijkheid jegens de wet’. Voor vrijheid van meningsuiting houdt dat in dat laster en smaad verboden zijn en dat je geen haat mag zaaien of mensen oproepen tot geweld. Dit laat echter ruimte over voor eigen interpretatie en zo kunnen grondwetten alsnog botsen. Bij vrijheid van godsdienst en het discriminatieverbod van artikel 1 zijn vaak ook botsingen: hoofddoekje verboden op katholieke scholen, de school is niet veroordeeld. Artikel 1 afschaffen ? In 1656 zei filosoof Spinoza, na een conflict met een joodse gemeenschap in Amsterdam: “te denken wat hij wilde en te zeggen wat hij dacht’’. Dit deed Pim Fortuyn, tot zijn dood in 2002, ook en bracht Spinoza naar groter publiek. Pim Fortuyn was echter iets radicaler een wilde het verbod op discriminatie uit art. 1 geheel afschaffen, dit leidde tot veel commotie en discussie, hij raakte de grenzen van de rechtsstaat. 9.2 Strijd tegen de georganiseerde misdaad De georganiseerde misdaad in vrij nieuw in onze maatschappij en vraag veel van politie en justitie. De misdaad is beter gaan organiseren door o.a. grootschalige drugssmokkel. Misdaadorganisatie geven miljoenen uit om de politie voor te zijn. Hierdoor is de criminele top nauwelijks aan te pakken. De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden geeft de politie onder voorwaarden de kans op inkijkoperaties, waarbij ze geheim een pand doorzoeken, ook mag de politie met toestemming infiltreren . het gevaar ver het uitbreiden van de politie is dat er misbuik van kam worden gemaakt en dat de politie fouten gaat maken. Het recht van privacy komt dan in botsing 9.3 Strijd tegen terrorisme Na 9/11 vormt de terreurbedreiging en de ‘War on Terror’ een bedreiging voor de rechtsstaat. Groepen maar ook maatregelingen van de overheid destabiliseren de maatschappij. De EU heeft ook internationale strafrechtelijke maatregelingen, maar gaat niet zo ver als de VS, wel heeft de EU uitgebreidere opsporingsbevoegdheden toegekend aan de nationale staten en aan opsporingsorganisaties, om internationaal samen te werken Ook in Nederland is er angst voor terreur na de moord op Theo van Gogh. De wetgeving is aangescherpt door de Wet terroristische misdrijven in art. 83 van het wetboek van strafrecht. Ook hoeft er minderbewijs te zijn tegen verdachten. Ook zijn vervolgingsbevoegdheden ruimer gemaakt door de Wet afschermende getuigen: Die laat geheime informatie van de AIVD als bewijs tellen.