Studentuitwerking H16 - Financiering met eigen - Fons

advertisement
Elementaire Bedrijfseconomische Modellen
A.T.J. Vernooij en P. van der Aa
HOOFDSTUK 16 — FINANCIERING MET EIGEN VERMOGEN
Opgave 16.1 Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid (1)
a.
In deze opgave stelt de bank de eis dat er minstens 40% van het totale vermogen
gefinancierd wordt met eigen vermogen. De meest voor de hand liggende maat voor de
solvabiliteit is dan de verhouding EV/TV. Deze is 0,15.
b.
Het eigen vermogen van de ondernemer is € 25.000,- + € 153.000,- = € 178.000,-.
De solvabiliteit is dan 0,49.
c.
Maximaal VV = € 445.000,- - € 178.000,- = € 267.000,-.
De bank zal bereid zijn de banklening met maximaal € 80.000,- uit te breiden.
d.
De bank is niet bereid extra vreemd vermogen te verstrekken op basis van de balans.
Opgave 16.2 Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid (2)
a.
De schuldeiser kan de vennoten A en B aansprakelijk stellen. De commanditaire vennoot C
kan niet aansprakelijk gesteld worden.
b.
In het geval vennoot A door de schuldeiser gedwongen wordt € 22.500,- te betalen, kan hij dat
voor € 20.000,- terugvorderen op vennoot B en voor € 2500,- op de commanditaire vennoot C.
In het geval vennoot B door de schuldeiser gedwongen wordt € 22.500,- te betalen, kan hij dat
voor € 2500,- terugvorderen op de commanditaire vennoot C.
Opgave 16.3 Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid (1)
a.
De solvabiliteit (EV / TV) moet 0,15 zijn.
b.
De onderneming voldoet op dit moment niet aan de solvabiliteitseis. De bank zal niet bereid
zijn haar banklening uit te breiden. Integendeel, ze zal haar uitstaande krediet willen
terugbrengen.
Opgave 16.4 Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid (2)
a.
De bufferfunctie van het EV is € 725.000,-.
b.
De financieringsfunctie van het EV is € 575.000,-.
Opgave 16.5 Rendementseisen (1)
a.
Bij bepaling REV moet je uitgaan van het gestorte in plaats van het geplaatste
aandelenvermogen: EV is € 80.000,-. De REV dit jaar is 15% per jaar.
b.
Bij bepaling solvabiliteit uitgaan van het geplaatste aandelen vermogen: EV is € 120.000,-.
EV/TV op 31 december is 0,4.
Opgave 16.6 Rendementseisen (2)
a.
De winst na aftrek van de inkomstenbelasting is € 60.000,-.
De winst na aftrek van de waarde van de arbeid van de ondernemer en de inkomstenbelasting
is € 14.000,-.
De rentabiliteit op het eigen vermogen (na belasting) is 7% per jaar.
b.
De winst voor belasting van de BV zou € 30.000,- zijn. De winst na belasting zou dan
bedragen: € 30.000,-  60% = € 18.000,-.
De rentabiliteit op het eigen vermogen (na belasting) is 9% per jaar.
c.
In dit geval is fiscaal de rechtsvorm van een BV gunstiger. Over het algemeen kan gesteld
worden dat het boven een bepaald winstbedrag fiscaal voordelig is om een eenmanszaak om
te zetten in een BV.
Opgave 16.7 Rendementseisen (3)
a.
Bij een winst voor belasting van € 50.000,- is de winst in een eenmanszaak na belasting
€ 36.000,-Winst na belasting bij de eenmanszaak = ((winst - € 50.000,-)  50%) + € 36.000,-.
Winst na belasting bij de BV = ((winst - € 40.000,-)  (100% - 40%)) + € 29.500,-.
De rechtsvorm maakt fiscaal niet uit, als de winst na belastingen bij beide rechtsvormen
hetzelfde zou zijn. Aan elkaar gelijk stellen van bovenstaande twee vergelijkingen en oplossen
ervan, levert op: winst = € 55.000,- per jaar.
Download