HUISARTS & ONDERZOEK Diagnose van patiënten met een depressie Resultaten van een jaar surveillance in België N. Boffin, N. Bossuyt, T. Declercq, K. Vanthomme, V. Van Casteren Dit artikel is een ingekorte vertaling van: Boffin N, Bossuyt N, Declercq T, Vanthomme K, Van Casteren V. Incidence, patient characteristics and treatment initiated for GP-diagnosed depression in general practice: results of a 1-year nationwide surveillance study. Fam Pract 2012 Apr 20 [Epub ahead of print]. PMID: 22523390 [PubMed - as supplied by publisher] Correspondentie: [email protected] Belangenconflict: niets vermeld Boffin N, Bossuyt N, Declercq T, Vanthomme K, Van Casteren V. Diagnose van patiënten met een depressie. Resultaten van een jaar surveillance in België. Huisarts Nu 2012;41:227-8. Inleiding Wereldwijd zijn zorgverleners en beleidsmakers verontrust door de toename van depressie. De meeste zorgverlening voor patiënten met psychische problemen gebeurt op de eerste lijn. In België gaat 77% van wie zorgverlening zoekt voor een psychisch probleem naar de huisarts. Depressie vormt een belangrijk risico voor suïcide. Herkenning van depressie en evaluatie van het suïciderisico door de huisarts zijn cruciale componenten van een suïcidepreventiebeleid. Toch is er nog weinig geweten over de incidentie van depressie in de huisartsenpraktijk in België en in andere landen. In dit artikel wordt het eerste luik beschreven van de surveillance door het Belgische netwerk van Huisartsenpeilpraktijken van door huisartsen gediagnosticeerde depressie in 2008, verder kortweg depressie genoemd. Het denkraam voor de opzet werd gevormd door gelijkaardig onderzoek en de aanbeveling voor de aanpak van depressie bij volwassenen van Domus Medica die toen nog in ontwikkeling was. We wilden de aanpak van depressie door huisartsen beschrijven aan de hand van twee diagnostische criteria uit het Diagnostisch en Statistisch handboek van Psychische Stoornissen, vierde editie (DSM-IV) en enkele criteria uit de aanbeveling. De bedoeling was om basisgegevens te verzamelen om de incidentie van depressie en de aanpak door huisartsen in de toekomst te volgen. Volgens de aanbeveling moet bij suïciderisico de depressie als ernstig worden beschouwd. Patiënten met ernstige depressie moeten een antidepressivum krijgen en een verwijzing. Voor patiënten met een lichte depressie of een eerste episode van matige depressie wordt een niet-medicamenteuze aanpak aanbevolen, al dan niet door de huisarts, en dus geen antidepressivum. De onderzoeksvragen betreffen: 1) de incidentie van depressie in de Belgische populatie van huisartspatiënten in 2008; 2) de prevalentie van patiëntkenmerken en hun associatie met de ingeschatte ernst van depressie en de geïnitieerde behandeling; 3) de overeenkomst van de diagnostische praktijk met twee DSM-IV diagnostische criteria en een criterium uit de aanbeveling over de ernst van depressie bij suïciderisico en tot slot 4) de overeenkomst van de ingestelde behandeling met de aanbevolen behandeling bij ernstige depressie en bij een lichte depressie of een eerste episode van matige depressie. Methoden Voor het onderzoek gebruikten we de gegevens die de peilartsen in 2008 registreerden van alle patiënten uit hun praktijk van achttien jaar en ouder bij wie de diagnose depressie voor het eerst werd gesteld of opnieuw na een klachtenvrije, symptoomloze periode van zes maanden. De peilartsen kregen een instructieformulier met definities, voorbeelden en inclusiecriteria. Het wekelijkse basisformulier vroeg naar patiëntkenmerken en ingestelde behandeling. We legden geen diagnostische criteria op zodat we ook niet weten hoe de diagnose werd gesteld. Suïciderisico werd gedefinieerd als de aanwezigheid van het DSM-IV symptoom ‘terugkerende gedachten aan dood of suïcide’ of een eerdere suïcidepoging. In de multivariate analyse werd rekening gehouden met de clustering van patiënten per praktijk. Resultaten Op basis van de registratie van 1739 nieuwe episodes van depressie bij evenveel patiënten werd de incidentie van depressie geschat op 719 per 100 000 mannen en 1440 per 100 000 vrouwen die in België wonen. Volgens de diagnose van de huisarts had een derde van de patiënten een lichte depressie, de helft een matige depressie en een vijfde een ernstige depressie. Bijna alle patiënten (95%) had minstens een van de twee DSM-IV kernsymptomen en 67% had een majeure depressie volgens de DSM-IV criteria. Slaapstoornissen, moeheid of energieverlies en problemen met concentratie of besluiteloosheid gingen niet samen met de ernst van depressie. Gedachten aan dood of suïcide was de belangrijkste determinant van ernst van depressie. Toch kreeg slechts 43% van alle patiënten met een suïciderisico de diagnose van ernstige depressie. Meer dan vier op vijf patiënten (83%) kreeg een voorschrift voor psychoactieve medicatie. Drie op vier patiënten (75%) kreeg een voorschrift van een antidepressivum, bij 36% stelde de huisarts een niet-medicamenteuze begeleiding door hem zelf in en 25% werd verwezen naar een gespecialiseerde zorgverlener. Van de patiënten met een lichte of een eerste episode van matige depressie kreeg 69% een antidepressivum, terwijl een niet-medicamenteuze aanpak wordt aanbevolen. Bij ernstige depressie kreeg 39% de aanbevolen behandeling, dit is een antidepressivum en een verwijzing. Bespreking Dit is de eerste maal dat de incidentie van depressie in de Belgische huisartsenpraktijk beschreven wordt. Een verdienste is dat dit gebeurde via onderwerpsgerichte registratie door het representatieve netwerk van Huisartsenpeilpraktijken, want de diag- Huisarts Nu september-oktober 2012; 41(5) 227 HUISARTS & ONDERZOEK nose depressie wordt dikwijls niet genoteerd in het dossier. Een beperking is dat we niet weten hoe de diagnose werd gesteld en wat de invloed is van risicofactoren op diagnose en beleid van de huisarts omdat ze op hetzelfde tijdstip werden gemeten. De vastgestelde incidentie van depressie en de prevalentie van DSM-IV symptomen en antecedenten is goed vergelijkbaar met andere onderzoeksresultaten op basis van praktijkgegevens van huisartsen. De resultaten stemmen ook goed overeen met onze pilootstudie uit 2007. Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat slechts twee op drie van de patiënten in de huisartsenpraktijk een ‘major depression’ had volgens het vijf-symptomen-criterium van de DSM-IVdefinitie. Eveneens verwacht is dat veel patiënten een antidepressivum krijgen. Een belangrijke vaststelling is de overbehandeling met antidepressiva bij een lichte of een nieuwe episode van matige depressie. Maar we stelden ook onderbehandeling 228 Huisarts Nu september-oktober 2012; 41(5) vast: bij ernstige depressie werd lang niet altijd antidepressiva voorgeschreven en naar een andere zorgverlener verwezen. Gelet op de hoge suïcidecijfers in België is het onrustwekkend dat nog niet de helft van de patiënten met een suïciderisico als ernstig depressief werd beschouwd. Mogelijke beleidsmaatregelen om de aanpak van depressie bij te sturen zijn de introductie van eerstelijnspsychologen in de huisartsenpraktijk en de instelling van een speciaal huisartsenconsult voor patiënten met psychische problemen. Besluit Dit surveillanceonderzoek in de Belgische huisartsenpraktijk resulteerde in nieuwe, beleidsrelevante informatie over de incidentie en aanpak van depressie. Er zijn maatregelen nodig om de aanbevolen aanpak van depressie in de huisartsenpraktijk te bevorderen.