Verwerkingsopdrachten De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 ISBN 97890 8524 1331 Thema 7 Anatomie Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over anatomie opfrist. Beantwoord de volgende vragen. Het zijn weetjes over je spieren en botten. 1 Hoeveel spieren heb je in je lijf? 2 Wat is je grootste bot en wat het kleinste? 3Waarom heb je bij je geboorte meer botten dan als je oud bent? 4 Hoeveel spieren gebruik je om je gezicht te fronsen? 5 Er zijn twee lichaamsdelen die samen meer dan de helft van je botten bezitten. Welke? Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 anatomie gewricht kogelgewricht scharniergewricht rolgewricht artrose gewrichtskapsel synovium ligamenten origo insertie spiercontractie agonist antagonist biceps triceps synergisten dynamische contracties dynamisch-concentrische contractie dynamisch-excentrische contractie statische contractie supercompensatie spierverrekking zweepslag spierscheuring Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Geef de betekenis van de Latijnse namen. 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 calcaneus = clavicula = costa = femur = fi bula = humerus = linea alba = os ilium = os ischii = os pubis = os sacrum = patella = pelvis = pes = radius = scapula = sternum = tibia = ulna = vertebrae = Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen Opdracht 3 Lees paragraaf 7.2. Beantwoord de volgende vragen. Ze gaan over botten en gewrichten. 51 52 53 54 Wat is de functie van je geraamte? Wat is de functie van kalk en wat van lijmstof in je botten? Waarom is een baby elastisch en een oudere stijf? Geef een voorbeeld van een: a. kogelgewricht b. scharniergewricht c. rolgewricht. 55 Zijn jouw voorbeelden in de vraag hierboven 1-assige,2-assige of 3-assige gewrichten? Leg je antwoord uit. 56 Welk gewricht wordt regelmatig vervangen door een kunstgewricht? 57 Waarom kan een slijmbeurs onder andere geïrriteerd raken? 58 Stel dat je geen gewrichtsbanden zou hebben, wat zou er dan gebeuren? Opdracht 4 Lees paragraaf 7.3. De volgende vragen gaan over spieren. 59 Welk deel van je lichaamsgewicht wordt bepaald door spieren? 60 Wat is de functie van spieren? 61 Welke spieren kunnen niet moe worden? 62 Gebruiken een marathonloper en een sprinter dezelfde spieren? Leg je antwoord uit. Opdracht 5 Deze vragen gaan over spierpijn, paragraaf 7.6. 63 64 65 66 67 Wat is de oorzaak van vroege spierpijn? Hoe voelt deze spierpijn aan? Wat is de oorzaak van verlate spierpijn? Is verlate spierpijn slecht? Leg uit. Welke drie gradaties van spierscheuring zijn er? Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 6 Lees paragraaf 7.4. 68 Vul in wat op de …… moet staan. Er bestaan drie vlakken waarin je kunt bewegen: het ……………. vlak: een verticaal vlak, dat het lichaam in een voorkant en een achterkant verdeelt, het loopt evenwijdig aan het voorhoofd. het ……………..vlak: een verticaal vlak dat het lichaam in een linkerkant en een rechterkant verdeelt. het …………….vlak: een horizontaal vlak dat het lichaam in een bovenkant en een onderkant verdeelt. ‘ Er bestaan drie assen waarom je kunt bewegen: de ……………… as: een lengteas, deze loopt van boven naar beneden en staat, bij rechtopstaande houding,loodrecht op de grond. Bijvoorbeeld: hoofd draaien, gestrekte arm draaien vanuit het schoudergewricht. de ……………….as: een horizontale as dwars door het lichaam, van voor naar achter, deze as staat loodrecht op het frontale vlak. Bijvoorbeeld: zijwaarts heffen van de arm vanuit het schoudergewricht, afspreiden van het been vanuit het heupgewricht. de ……………… as: een horizontale as, dwars door het lichaam, van links naar rechts; deze as staat loodrecht op het sagittale vlak. Bijvoorbeeld: voorwaarts heffen van de arm vanuit het schoudergewricht, voorwaarts heffen van het been vanuit het heupgewricht. 69 Voer de cursief gedrukte bewegingen uit. Ervaar wat er gebeurt. Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en toepassen Opdracht 7 Lees paragraaf 7.3 70 Benoem de botten en spieren in de tekeningen. 71 Leg uit wat er gebeurt met de spieren bij buigen en strekken. Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 7 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Extra oefening Opdracht 8 72 Ken je ze? Bewegingstermen (steeds vanuit de anatomische stand): • flexie = • lateroflexie = • retroflexie = • anteflexie = • plantairflexie = • palmairflexie = • dorsaalflexie = • rotatie = • endorotatie = • exorotatie = • mediorotatie = • laterorotatie = • elevatie = • abductie = • radiaalabductie = • ulnairabductie = • adductie = • extensie = • anteversie = • retroversie = • pronatie = • supinatie = • torsie = • depressie = • protractie = • retractie = Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 8 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 9 73 Wat weet je ervan? Benoem de delen van het geraamte. In paragraaf 7.4 kun je controleren of je het goed hebt. Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 9 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Verwerkingsopdrachten thema 7 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 10 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp