Verwerkingsopdrachten De sportleider als begeleider; SB 3&4 ISBN 978 90 8524 2000 (tweede druk) Thema 1 Menselijk gedrag Verwerkingsopdrachten thema 1 De sportleider als begeleider; SB 3&4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over menselijk gedrag opfrist. Beantwoord de volgende vragen. 1. Hoe zou jij je eigen gedrag in het algemeen willen omschrijven? 2. Denk je dat jouw gedrag vooral bepaald is door hoe er thuis met jou omgegaan is? 3. Welke invloed heeft jouw opvoeding op jou gehad? 4. Welke invloed hebben vrienden op hoe je bent en je gedraagt? 5. Wat vind jij belangrijk in de opvoeding? 6. Wat heeft veel invloed op hoe jij je in het algemeen in een groep gedraagt? 7. Hoe uit jij je als je boos bent? 8. Hoe reageer je als iemand jou agressief benadert? Verwerkingsopdrachten thema 1 De sportleider als begeleider; SB 3&4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 9. Gedrag 10. Sociale wetenschappen 11. Psychologie 12. Sociologie 13. Pedagogiek 14. Verbaal gedrag 15. Non-verbaal gedrag 16. Intonatie 17. Cognitieve aspecten gedrag 18. Motorische aspecten gedrag 19. Cognitieve ontwikkeling 20. Lichamelijke ontwikkeling 21. Zintuiglijke ontwikkeling 22. Sociaal-affectieve aspecten gedrag 23. Sociaal-affectieve ontwikkeling 24. Gedragsdeterminanten 25. Pedagogische verwaarlozing 26. Sociale omgeving 27. Omgevingsfactoren 28. Maatschappelijke factoren 29. Culturele factoren 30. Fysieke omgeving 31. Psychosociale factoren 32. Traumatische ervaring 33. Aanlegfactoren 34. Persoonlijke drijfveren 35. Organische factoren 36. Neurotransmitters Verwerkingsopdrachten thema 1 De sportleider als begeleider; SB 3&4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen Opdracht 3 Beantwoord de volgende vragen. 37. Waarom heb je als sportbegeleider enige psychologische, sociologische en pedagogische kennis nodig? 38. Wat is de invloed van lichaamstaal op de communicatie? 39. Kijk naar de foto’s op pagina 15. Wat vertelt de lichaamstaal je? Bespreek je bevindingen met een lesgenoot. Komen ze overeen. 40. Welke cognitieve aspecten van gedrag zijn er? 41. Noem enkele sociale en affectieve aspecten van gedrag. 42. Geef achter elke zin hieronder aan om welk ontwikkelingsaspect het gaat: motorisch, sociaal-affectief of cognitief. Judith wil meer bewegen. Ze vindt zichzelf te dik. Ze houdt niet van teamsporten. Bovendien komt het haar goed uit als ze zelf kan bepalen op welke tijden ze sport. Ze weegt de voor- en nadelen van een aantal individuele sporten tegen elkaar af. 43. Leg de vier psychosociale factoren kort uit. 44. Leg de twee aanlegfactoren kort uit. 45. Leg de organische factoren kort uit. Verwerkingsopdrachten thema 1 De sportleider als begeleider; SB 3&4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en toepassen Opdracht 4 Sport en emoties 46. Schrijf voor jezelf drie emoties op die bij sporters waar jij in de praktijk mee werkt een belangrijke rol spelen. Schrijf vervolgens op hoe jij op de uiting van deze emoties reageert. Bespreek de antwoorden eventueel met elkaar. Betrek bij deze opdracht de tips voor de praktijk. Verwerkingsopdrachten thema 1 De sportleider als begeleider; SB 3&4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp