Verwerkingsopdrachten De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 ISBN 97890 8524 1331 Thema 2 Gezondheid Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over gezondheid opfrist. Beantwoord de volgende vragen. 1 Wanneer noem je iemand gezond? 2 Vind je dat jij gezond leeft? 3 Wat kun je veranderen in je leefstijl om (nog) gezonder te leven? 4 Jij bent een sporter. Wat betekent dit voor jouw leefstijl? Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 5 gezondheid 6 fysieke gezondheid 7 erfelijkheid 8 psychische gezondheid 9 psycho-somatische ziekten 10 sociaal-maatschappelijke gezondheid 11 hypertensie 12 capillarisatie 13 mitochondriën 14 BMI Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen Opdracht 3 Beantwoord de volgende vragen. Ze gaan over paragraaf 2.2. 15 Noem vijf factoren die gezondheid negatief beïnvloeden. 16 Waar staat CLUKS voor? 17 Kijk naar de top tien van klachten in paragraaf 2.2. Welke klachten heb jij wel eens? 18 Leg aan de hand van de voorbeelden in de tintvlakken over Mirjam uit op welke manier geestelijke, lichamelijke en sociaal-maatschappelijke gezondheid elkaar (kunnen) beïnvloeden. Opdracht 4 Beantwoord de volgende vragen. Ze gaan over paragraaf 2.3. 19 In paragraaf 2.3 worden factoren genoemd die jouw gezondheid kunnen beïnvloeden en waar jij niets aan kunt doen. Welke factoren zijn dat? 20 Er staat ook een lijstje met punten die gezond gedrag bevorderen, waar je wel wat aan kunt doen. Loop het lijstje eens na, het zijn 13 punten. Op hoeveel scoor jij een voldoende? 21 Noem drie manieren waarop je aan zelfonderzoek kunt doen. 22 Welke controles bij een arts of andere specialist zijn verstandig voor jonge sporters? Opdracht 5 Deze vragen gaan over paragraaf 2.4. 23 Noem minimaal tien positieve effecten van sport. 24 Noem minimaal vijf negatieve effecten van sport. Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 6 Alcohol en roken, paragraaf 2.6. 25 Waar of niet waar. Licht je antwoord ook toe. 1 a 2 biertjes na een wedstrijd kan geen kwaad. Bier vervangt een bruine boterham. Alcohol heeft veel koolhydraten in vergelijking met vruchtensappen. Alcohol geeft je meer zelfvertrouwen. Alcohol heeft ook positieve effecten. Alcohol maakt je losjes en laat je spieren beter werken. Nicotine verlaagt je bloeddruk en hartslag. Rokers hebben een verminderd zuurstoftransport. Als je stopt met roken herstelt het longweefsel zich. Rokers zijn dunner dan niet-rokers. Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en toepassen Opdracht 7 Je hebt in dit thema Tom gevolgd en zijn plannen om zijn levensstijl te verbeteren. Lees ook paragraaf 2.6. 26 Jij bent Sander uit paragraaf 2.6. Wat ga jij Tom voor tips geven? Houd de volgende zaken in je achterhoofd: keuze van een sport; opbouw; bevorderen van de gezondheid; risico’s. Verwerkingsopdrachten thema 2 De sportleider als trainer-coach; SB 3 & 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp