Handig rekenen

advertisement
TIPS
- In het vijfde leerjaar leren we hoofdrekenen en cijferen tot 10 000 000
en tot op 0,001.
- De maal- en deeltafels/delingstafels moeten vlot uit het hoofd gekend
zijn.
- Het rekenen met kommagetallen moet netjes en ordelijk volgens
de afgesproken regels gebeuren. Let er extra op als je kind cijfert.
- Ook bewerkingen met breuken komen aan bod. Blijf breuken oefenen
in concrete situaties door te tekenen, te vouwen, te knippen,
te verdelen in gelijke delen, een aantal delen samen te nemen …
Werk vooral met noemers kleiner dan 10.
- Nieuw in het vijfde leerjaar is het werken met procenten/percenten.
Verwoord regelmatig ervaringsbegrippen als ‘de helft’ of 50%,
‘een kwart’ of 25%, ‘een tiende’ of 10% …
- Bij het hoofdrekenen is er veel aandacht voor het handig rekenen. Je
kind kan een oplossing soms gemakkelijker vinden door goed te kijken
naar de getallen en/of rekening te houden met de eigenschappen van
de bewerkingen. Dat kan door getallen van plaats te wisselen, door
haakjes te plaatsen, door het deeltal te splitsen bij het delen …
- We leren verder controleren op verschillende manieren: kan-dat wel?,
met een schatting, met de zakrekenmachine, met een omgekeerde
bewerking en eventueel met de negenproef.
- De rekentaal blijft belangrijk: optelling, som, vermeerderen,
verminderen, aftrekken, aftrektal, verschil, term, product, factor,
vermenigvuldiger, vermenigvuldigtal, quotiënt, teller, komma,
gelijknamig, gelijkwaardig, cijferen, ontlenen, onthouden, een rang
opschuiven, rest, procent/percent …
Handig rekenen
- optellen
Ik mag getallen van plaats wisselen.
13 600 + 52 000 + 210 400= (13 600 + 210 400) + 52 000
= 224 000 + 52 000
= 276 000
- aftrekken
Ik mag splitsen en verdelen.
25 – 12, 95 = (25 – 13) + 0, 05
= 12 + 0,05
= 12,05
- vermenigvuldigen
Haakjes plaatsen, helpt me om vlot te rekenen.
0,5 x 100 x 50= 0,5 x (100 x 50)
= 0,5 x 5000 = 2500
- delen
Het deeltal mag ik splitsen.
18 300 : 3= (18 000 : 3) + (300 : 3)
= 6000 + 100
= 6100
50
Kom
P
Kommagetallen
e
Sj 5
@4
6
3
2
1
- Ik kan kommagetallen optellen en aftrekken.
6,85 + 3,35 = 9,85 + 0,35 = 10,20
29,94 – 15,28 = 30 – 15,34 = 14,66
+ 0,06 + 0,06
- Ik kan kommagetallen vermenigvuldigen
en delen.
6 x 0,016 = 0,096
4 : 0,5 = 40 : 5 = 8 of
een halve gaat 8 keer in 4
Bewerkingen controleren
- Ik controleer door getallen af te
ronden en te schatten.
197 680
200 000
 
21
300
  20 000
+
218 980
± 220 000
Breuken
- Ik kan een breuk nemen van een getal.
1/5 van 200 000 is 40 000.
4/5 van 200 000 is 4 x 40 000
of 160 000.
1/3 van 0,75 is 0,25
2/3 van 0,75 is 0,50
- Ik kan optellen en aftrekken
met breuken.
3 + 3 = 6 + 3 = 9 = 1 en 1 of 1 1
8
8
4 8 8 8 8
1– 2 = 4 – 2 = 2 = 1
4 4 4 4 2
- Ik kan vermenigvuldigen en delen
met breuken.
10 x 1 = 10 = 5
2
2
1 :3= 1
2
6
- Ik maak de omgekeerde bewerking.
optellen
aftrekken
vermenigvuldigen
delen
Cijferen
- Ik cijfer zoals ik dat in de klas
leerde.
- Tijdens het cijferen houd ik
rekening met de plaats van elk
cijfer in een getal.
- Ik vergeet de komma niet en
plaats die waar hij hoort.
- Ik bepaal de waarde van de rest
in een deling: eenheden, tiende,
honderdste of …
51
Download