1st Master Biomedische Wetenschappen Pharmaceutical Medicine Examenvragen 2010 1. Geef een schematisch, stapsgewijs overzicht van het drug “discovery proces”. Drug discovery = 6 staps proces. 1) Target identificatie: Biologisch Target Bio = een molecule/cel/orgaan/organisme Target = functioneren of het gedrag ervan vb: Phenylketonurie = op moleculair niveau, enzymedefect Kanker = op celniveau Gastroparese = op orgaanniveau Selectie van een target gebeurt op basis van volgende criteria: Innovatief/Goede verbetering van de ziekte Bedrijf heeft expertise op dit target Er is medische nood aan het behandelen van deze ziekte De haalbaarheid van het ontwikkelen van een geneesmiddel op dit target 2) Ontwikkelen van een assay systeem Testen van kandidaat geneesmiddels op hun kwaliteit Farmacologische assay (activiteit) Toxicologische assay (toxiciteit) Farmaceutische assay (oplosbaarheid, stabiliteit) Farmacokinetische assay (Bio beschikbaarheid, distributie, metabolisme, …) In vitro <-> in vivo Criteria voor een goede assay: Efficiënt High Throughput Simpel Reproduceerbaar Specifiek Goede data-processing 3) Ontwikkeling van een Flow Chart = “proces map” met de sequentie van tests die moeten uitgevoerd worden. Naar een volgende niveau gaan is afhankelijk van de uitkomst van de voorgaande tests. (biomolecule cel orgaan dier) Kwaliteit van een kandidaat geneesmiddel is afhankelijk van de kwaliteit van de flow chart kwaliteit van de gekozen assays + hun relevantie sequentie van de gekozen assays (eerst eenvoudige, in vitro testen voor proefdieren) 4) Lead Finding (Screening) Kandidaat moleculen doorheen de flow chart halen indien er resultaat is = HIT HIT bestuderen op hun structuur-activiteits relatie (SAR) indien begrepen = LEAD 5) Lead Optimalisatie: Veel in vivo testing van het kandidaat molecule Farmacologie: Opimaal profiel zoeken 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 1 Bioanalyse: Op punt stellen van extractiemethoden Farmacokinetiek: Wat gebeurt er in een levend wezen met de geneesmiddel? (ADME) Toxicologie: Dosering voor korte periodes en bepalen van veiligheidsmarge Farmaceutische ontwikkeling: Oplosbaarheid, mogelijke toedieningsvormen voor fase 1 Chemische ontwikkeling: Schaalvergroting 6) Selectie van een nieuwe medische entiteit (NME) = kandidaat geneesmiddel bepaald die goed genoeg bevonden is voor in klinische testen te gaan 2. Stelling: “Het thalidomide drama heeft een enorme invloed gehad op de pre-klinische en klinische ontwikkeling van geneesmiddelen evenals op de farmacotherapie in de dagelijkse praktijk”. Bespreek. Thalidomide-drama: Thalidomide = geneesmiddel dat eind jaren ’50 voorgeschreven werd aan zwangere vrouwen als middel tegen misselijkheid. Dit product teratogene werking: Vruchtafwijking: Focomelie = misvorming armen en benen. 1962 Thalidomide van de markt gehaald. Later wordt het opnieuw gebruikt ter behandeling van melaatsheid met erythema nodosum leprae. Toedienen bij verschillende immuunziekten (werking via immuunsysteem) bovendien ook bloedvatgroei verhinderen (kankerbehandeling) Thalidomide toelaten op geneesmiddelenmarkt? RISK-BENIFIT ratio Als gevolg hiervan: Ontdekking van geneesmiddelen is veel eerder een rationeel, stapsgewijs proces vanuit een basisstructuur. Veel stengere testing: Indiening van een IND-file verplicht toont goede pre-klinische testing. Klinische testing: opgedeeld in verschillende fases, eerst testen op kleine groep gezonde vrijwilliger, dan pas op kleine groep patiënten, dan pas op grote schaal op patiënten, dan pas op de markt brengen. Tijdens dat een product op de markt is nog steeds opvolgen = farmacovigilantie. Constant de afweging maken tussen risico en voordeel! “Informed consent” = belangrijk document waarmee u de vrijwilligers van u studie volledig informeert. Oprichting van het ICH -> Onafhankelijke internationaal geharmoniseerde beoordeling van geneesmiddelen op basis van goede tests voor ze op de markt te laten. = Efficientie + Veiligheid Invloed op farmacotherapie in dagelijkse praktijk: Zwangere vrouwen = enkel medicatie indien echt niet anders kan. Besef van een aantal risicopopulaties 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 2 3. Geef een overzicht van de niet-klinische / pre-klinische veiligheidsstudies die uitgevoerd worden ter voorbereiding van klinische studies in fase I met nieuwe geneesmiddelen (cf. ICH guideline M3(R2)). Pre-fase I pakket van testen: a) ADME: Testen voor absorptie/distributie/metabolisatie/excretie van NME b) Safety farmacology: Farmacologische effecten nagaan op de vitale organen CZS: motoriek, gedrag, coördinatie, reflexen, ... (vb. Irwin Test) Cardiovasculair systeem: ECG, bloeddruk, repolarisatie, geleiding, aritmieën, … Respiratoir systeem: Ademritme, ademvolume, minutenvolume, zuurstofsaturatie, … (vb. Plethysmografie kamers) Opvolgstudies enkel indien er in de vorige testen iets gevonden werd! Opvolgstudies CZS (vb. leergedrag), cardiovasculair (vb. contractiliteit) en respiratoir (vb. bloedgassen) Suppelementaire studies: Renaal/urinair (vb. urinevolume), autonoom ZS (vb. binding receptoren), GI Stelsel (vb. maagsecretie), ... c) Subacute toxiciteit: Niet meer via LD50, wel via MTD-test (Max Tolerated Dose) 2 Species (mannelijk en vrouwelijk) Dose range finding, dose escalation. Observaties: in vivo, labo & post mortem Alternatieve testen: fixed dose test, acute toxic class test, up & down test Eindpunt = hoogste niet-lethale dosis d) Subchronische toxiciteit: afhankelijk van de test 1 week tot 1 maand, 3 maanden of 9-12 maanden Testen (anoloog in opbouw aan de subacute toxiciteit testen) Eindpunt = NOAEL en NOEL Parameters: Klinisch, gewicht + voederconsumptie, ECG, hematologie, serum en urine analyse, toxicokinetiek, macroscopisch onderzoek, microscopisch onderzoek, immunotoxicologie, orgaangewichten… e) Genetische toxiciteit: 2 mogelijke test batterijen Genmutatie in bacteriën (Ames test) + genmutatie/chromosoomschade in niet bacteriële cellen (muis lymfoma TK test) + chromosoomschade in vivo (micronucleus test) Genmutatie in bacteriën (Ames test) + in vivo chromosoomschade in 2 weefsels. Mutageen = permanente verandering in genetisch materiaal Genotoxisch = mogelijk schadelijk effect, niet noodzakelijk tot uiting f) Lokale tolerantie (vb. huid) 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 3 4. Geef een overzicht van de fysicochemische parameters die in de preformulatie fase van een geneesmiddel bestudeerd worden. a) Oplosbaarheid: BCS (biopharmaceutical classification system) = rangschikking volgens oplosbaarheid en permeabiliteit: goed oplosbaar en goed permeabel slecht oplosbaar en goed permeabel goed oplosbaar en slecht permeabel slecht oplosbaar en slecht permeabel bepalen van de toedieningswijze Bepaling: in water, ifv pH, in buffers, ifv ionische sterkte, in organische solventen, in lipofiele vloeistoffen Analyse met UV, spectroscopie, HPLC high throughput Mogelijke oplosbaarheidsverhogers: cosolventen (vb. Glycerol), complexvormers (cyclodextrines), surfactants/polymeren b) Intrinsieke oplossnelheid: relevant voor orale biobeschikbaarheid Hydrodynamische omstandigheden = roereffect Bepaald door de Noyes-Whitney vergelijking: D = diffusie coefficient S = oppervlakte h = dikte Cs= concentratie in het diffusielaagje rond de vaste stof C= concentratie in oplossing k= weet niet V= volume t= temperatuur c) Ionisatiegedrag: Bepaald mee de biologische beschikbaarheid. pH van groot belang Henderson-Hasselbalch: S0=intrinsieke oplosbaarheid S=totale hoeveelheid in oplossing d) Partitiecoëfficiënt: Log P / distributiecoefficient: Log D = hydrofiliciteit/lipofiliciteit Indicatie voor in vivo absorptiegedrag e) Eigenschappen van de vaste stof: kristallijn vs amorf Kristallijn = 3D ordening van de moleculen in ruimte, smeltpunt, thermodynamisch stabiel preferentiële toestand 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 4 Amorf = Chaotische plaatsing, Thermodynamisch metastabiel, niet-evenwichtsmateriaal, chemisch reactiever, geen smeltpunt, maar een glastransitietemperatuur (overgang van hoge naar lage moleculaire mobiliteit), hogere oplosbaarheid en oplossnelheid * Hoe bestudeerd? DSC (differentiële scanning calorimetrie) = heath flow van de stof meten bij warmte toevoegen. X-stralen diffractie = kristallijn heeft vaste vlakken die vast diffractiepatroon geven, amorf = halo * Polymorfie = mogelijkheid van een kristallijne stof om in verschillende stapelingswijzen voor te komen. Hebben verschillende fysicochemische eigenschappen. Belangrijk om de stabielste te ontwikkelen. * Soms: solventmoleculen ingebouwd in kristalrooster = pseudopolymorfie kan ook fysicochemische eigenschappen beïnvloeden. * Vaste stoffen kunnen een bepaald hoeveelheid water opnemen -> invloed op stabiliteit. Onderzoek via dynamic vapor sorption.-> massatoename meten bij bewaren van een stof op een bepaalde vochtigheidsgraad. f) Stabiliteitsstudie Vast: invloed van warmte, licht, water Oplossing: invloed van warmte, licht, pH, extreme omst (sterk zuur, basisch, oxiderend) Compatibiliteit met excipiënten(inactieve carrier voor medicatie)/verpakkingsmaterialen. 5. Geef een overzicht van de biofarmaceutische aspecten die in de preformulatie fase van een geneesmiddel bestudeerd worden. Permeabiliteit - absorptiepotentiaal: bepaald opname Bepaling: a) PAMPA (parallel artificial membrane permeation assay) = donor compartiment met opgeloste stof op acceptor geplaatst met ertussen een filter met lipidenlaag erop (= nabootsen van celmembraan) -> wachten en kijken hoeveel van de oplossing naar de acceptor is kunnen permeëren. * Voordeel: geen proefdieren, high throughput, goedkoop, verschillende lipidensamenstellingen mogelijk * Nadeel: enkel predictief voor een gedeelte van het absorptieproces (efflux, actief transport?), membraan retentie van lipofiele stoffen, afhankelijk van lipidensamenstelling en pH b) Caco2-cellijn (human colon carcinoma lijn): differentiëren tot enterocyten en vormen een confluente monolayer met tight junctions en expressie van bepaalde brush border enzymen (wel geen cyp3a4) en actieve transport systemen. -> laten groeien op semi-permeabel membraan = goeie nabootsing van darm * Voordeel: goed screening model, geen bioanalyse, evaluatie van transport mechanismen en absorptie strategieën. Evaluatie van toxiciteit, geen proefdieren, humane oorsprong, high throughput * Nadeel: geen mucus, unstirred water layer ( =extra barriere), hechter dan dundarm, lage expressie van bepaalde uptake transporters, statisch model 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 5 6. Wat wordt er bedoeld met een toedieningsvorm met “orale gecontroleerde vrijstelling”? Bespreek de voor- en nadelen van dergelijke orale toedieningsvormen met een gecontroleerde vrijstelling. Orale gecontroleerde vrijstelling = systemen die zorgen voor een continue vrijstelling van een actief product/drug voor een vooraf bepaalde periode na dewelke zij oraal zijn toegediend. Ze hebben een voorspelbare en reproduceerbare kinetiek. Deze systemen bieden controle over de verblijftijd van de dosis in het GI stelsel en /of kunnen de drug afleveren op een specifieke plaats in het GI stelsel voor zowel lokale als systemische effecten. Voordelen: - verminderde doseringsfrequentie - betere therapietrouw - verminderde neveneffecten en toxiciteit - controleerbare vrijstellingskinetiek = minder Cp-schommelingen Nadelen: - duur (high tech) - mogelijk verminderde biologische beschikbaarheid (metabolisme meer kans) - mogelijke dose dumping - minder mogelijkheid tot veranderen van de dosis of verwijderen van het geneesmiddel bij toxiciteit - verhoogde first-pass metabolisme voor bepaalde geneesmiddelen 7. Geef een overzicht van mogelijke strategieën om geneesmiddelen met een “orale gecontroleerde vrijstelling” te maken. a) Continue release systemen * Dissolutie en diffusie gebaseerd: reservoirs met onoplosbare/traag oplossende coating. dissolutie en diffusie doorheen de coating TRAGER vb: ethylcellulose Werkt voor pellets/tabletten/granulen Reservoir kan langs de buitenkant ook een oplaaddosis hebben “bead layering” = inerte bead met daarrond verschillende laagjes: geneesmiddel+polymeer, snelheidsbegrenzend membraan, geneesmiddel + polymeer * Traag oplossende systemen: onoplosbare matrix met geneesmiddel erin -> geneesmiddel diffundeert naar buiten. Of traag oplossende matrix (vb xanthaan gom) waar geneesmiddel is ingebouwd -> geneesmiddel komt vrij door erosie of dissolutie van matrix. * Systemen gebaseerd op osmose: onoplosbare coating met een kleine porie, binnenin een polymerisch duw compartiment en een osmotisch actieve kern van geneesmiddel. Vocht wordt aangetrokken, polymeer zwelt op en duwt geneesmiddel naar buiten aan een cte snelheid. b) Vertraagde transit en continue release systemen * Densiteitsgebaseerde systemen: systemen die op de maaginhoud blijven drijven. Hydrofiele matrix (xanthaan gum) met NaHCo3 erin -> vorming van CO2 onder invloed van HCl Lipofiele matrix: lage densiteit Hydrodynamisch gebalanceerde systemen: gelatineuze massa die na verloop van tijd erodeert > diffusie erdoorheen * Systemen gebaseerd op grootte: 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 6 Pilletje bevat een polymeer-ring die vrijgesteld wordt bij oplossen van de capsule: ontplooit en is te groot om door de pylorus te gaan Blijvende vrijstelling van geneesmiddel. Uiteindelijk wel bio-degradeerbaar. * Systemen gebaseerd op bio-adhesie: Polymeer hecht aan musosa = langere beschikbaarheid. Mechanismen: Electronisch, Adsorptie, bevochtiging, diffusie Types interactie: covalent, waterstofbruggen, electrostatisch, hydrofoob, Van der Waals. Voordeel: continue toediening boven minimale effectieve concentratie ipv pieken bij intermittente toediening. c) Systemen gebaseerd op vertraagde vrijstelling: Enterische vrijstelling reservoir/matrix systemen die zure polymeren bevatten. Oplosbaar ifv pH van het GI stelsel. (zwak zure coating blijft bestaan in zure milieu van maag) Voordelen = maag bescherming, Stabiliteit geneesmiddel, Specifieke targetting vd geneesmiddel, vertraagde vrijstelling Opletten: interindividuele verschillen van pH Vb: Cellulose Acetaat Ftalaat (CAP) 8. Fase I en fase II onderzoek: bespreek. FASE I: Definitie: Initiële veiligheidsstudie voor een nieuw geneesmiddel. Meestal uitgevoerd op gezonde mannelijke vrijwilligers. Doel is de dose-range vastleggen die getolereerd wordt voor enkelvoudige en meervoudige dosissen. Volgens de wet: op gezonde vrijwilligers of op bepaalde types van patiënten uitgevoerde studie zonder therapeutische doeleinden die één of meer van de volgende aspecten bestrijkt: initiële evaluatie van de veiligheid en de tolerantie, farmacokinetika, farmacodynamica, initiële werkzaamheidsmeting. Onderwerp van de studie: Man(risico zwangerschap bij vrouw) / Gezond (behalve toxische medicatie) Doel: Veiligheid, tolerantie, farmacokinetica/dynamica Tijdsduur: 6-12 maanden Types Fase I studies: First In Man (FIM) studies – dose escalation pharmacokinetic studies – single / multiple dose bio-equivalence studies (verschil tussen innamevormen) interaction studies (drug-food / drug-drug) PK/ PD studies “QT-interval” studies Fase I: Snel beslissen over stop onderzoek naar kandidaat geneesmiddel sneller en efficiënter dan blijven doorgaan en pas in fase II het opgeven. Het verschil tussen snelle en trage farmaceutische bedrijven. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 7 Fase I onderzoek in België: België: land met veel klinische studies -> BAPU = Belgian Association of Phase I Units, grootste deel (55%) = door ARO (Academic Research Organizations), deel (17%) door farmabedrijven, rest (27%) door CRO (clinical research organizations). CRO in opdracht van farmabedrijven, gespecialiseerd in klinische research. Reden is dat er steeds minder klinische research in een bedrijf zelf plaatsvindt: Ziekenhuis nodig + Slechte reclame indien problemen. CRO vs ARO: CRO = ‘feed and bleed’ studies, meer routineus. ARO = meer complex. Veiligheid van fase I studies: SAE (serious adverse effects) = 2/1000, 10 doden in 30 jaar. -> is niet hetzelfde als serious drug related adverse effect. (dommigheid van patiënt telt hier ook mee) Sinds probleempjes in Engeland (Te Genero, 2006): EMA guideline on First in man studies. FASE II: Definitie: Klinische studies om veiligheid en efficaciteit na te gaan in selecte groep patiënten die moeten gediagnosticeerd, behandeld of preventief behandeld worden. Onderwerp van de studie: doelwit populatie, man + vrouw Doel: Efficaciteit!, tolerantie, veiligheid (therapeutisch venster), farmacokinetiek en farmacodynamica Duur: 12-24 maanden In fase II: Target selectie. We willen een geneesmiddel die beter is dan die van de concurrentie. Keuze wordt o.a. bepaald door: Financieel aspect, Druk van doelgroep, medische expertise van het bedrijf, … -> Hoog risico = speculatieve research: Nieuw target. Validiteit te bewijzen. -> Laag risico = innovatieve verbetering: potentie, selectiviteit, veiligheid verhogen, “Me too drugs”. Proof of principle/Proof of concept studies (POP/POC) = bewijzen dat middel effectief werkt: Significante therapeutic gain bewijzen t.o.v. placebo 9. Fase III onderzoek: bespreek. FASE III: Definitie: Trials in de target populatie, nadat efficaciteit werden aangetoond. Doel is extra data te verwerven voor efficaciteit en veiligheid in grote populaties patiënten. IIIa: Voor de New Drug Application (NDA) IIIb: Na NDA, in de periode tussen application en approval. Onderwerp van de studie: Patiënten-populatie (500-5000) Doel: Efficaciteit en veiligheid, bevestigen van dosis en indicaties, onderzoeken van hoog risico populaties Duur: 2-7 jaar 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 8 Wat wordt er gemeten: probleem = Staat, Patiënten en Farma tegenover mekaar (Veiligheid <> Nood aan geneesmiddelen <> Time is money) Beste resultaat = Harde eindpunten vb. dood -> kost tijd! Surrogaat eindpunten (vb.: CD4-count bij HIV-patiënten i.p.v. dood) Probleem: zijn niet altijd wat ze lijken Types studie: Superioriteitsstudie: beter dan ander geneesmiddel Nadelen: - Stel niet beter = slechte reclame - Hoe meer andere producten op de markt, hoe moeilijker Equivalentiestudie: even goed als bestaande Nadeel: Statistisch moeilijk, grote groepen patiënten nodig Niet inferioriteitsstudie: aantonen dat product niet slechter is dan bestaande Opnieuw testen in 1 richting = statistisch makkelijker 10. RCT studie ontwerp: cross-over onderzoek versus parallel groep onderzoek. Bespreek. RCT = randomized controlled trial. Patiënten at random verdeeld in testgroep en controlegroep. Ene groep krijgt behandeling, andere niet. = Prospectieve studie Gouden standaard in wetenschappelijk onderzoek: Statistisch meeste power, sterkste associatie. Nadeel: duur! Types van controle: Placebo Helemaal niets Dosis-respons (gewoon twee verschillende concentraties drug dus) Standaard behandeling Extern (vb. historische gegevens) Parallel groep onderzoek: Randomisatie van homogene groep elke groep maar 1 interventie (vb. actieve behandeling vs placebo) ondergaan Nakijken of demografie in beide groepen vergelijkbaar is Cross-over onderzoek: Randomisatie van homogene groep elke groep beide interventies ondergaan in verschillende periodes (in de helft van de studie washout periode en daarna behandeling switchen) vergelijking van interventies binnen 1 patiënt = minder variabiliteit 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 9 Voorwaarde: - stabiele ziekte, weinig progressief - basistoestand en toestand na wash out zelfde/vergelijkbaar Periode effecten: verschillen die ontstaan tussen de verschillende periodes door progressie, regressie of fluctuatie Carry-over effecten: behandeling nog doorwerken na wash-out periode deze effecten kunnen worden “verwijderd” met statistiek = moeilijk ziekte Gevolg: geen gevaar voor effect doordat de twee groepen toch niet goed gerandomiseerd zouden zijn. beter, maar moeilijker Crossover niet altijd mogelijk: Stel dat er veel doden vallen in een groep/er een periode effect is (vb. progressie van de ziekte = verschillend effect van de behandeling) 11. Bespreek “interne” versus “externe” validiteit” in de context van klinische studies. Interne validiteit van een klinische studie = correct uitvoeren van de studie / zijn resultaten te vertrouwen? Preventie van bias door: Randomisatie door: Minimizatie/Stratificatie. Stratificatie = onderzoeksgroepen indelen in subpopulaties en op basis daarvan gaan verdelen in 2 groepen. Minimisatie = Groepen indelen op basis van karakteristieken van de patiënt, en kijken naar randomisatie van eerder ingedeelde patiënten om te zien in welke groep de eerstvolgende patiënt geplaatst wordt. Blinding: Subjectiviteit van onderzoeker & patiënt omzeilen. Belangrijker naarmate parameter/eindpunt subjectiever is. Single: enkel patiënt weet niet wie in welke groep Double: patiënt en arts Triple: Arts, patiënt en evaluator (vb. radioloog die X-ray’s moet checken) Quadruple: patiënt, arts, evaluator en statisticus Quintuple: Randomisatie code verloren = niet goed dus Blinding kan door: - matching therapies (zelfde pilletje) - double dummies (twee pilletjes allebei mogelijk actieve stof) Placebo Placebo = positieve uitkomst als gevolg van verwachtingen Nocebo = negatieve uitkomst als gevolg van negatieve verwachtingen Placebo & Ethiek: Verklaring van Helsinki: The benefits, risks, burdens and effectiveness of a new method should be tested against those of the best current prophylactic, diagnostic, and therapeutic methods.” Onethisch om behandeling te ontzeggen aan controlegroep indien beschikbaar. Externe validiteit: bepalen of de resultaten uit de studie mogen geëxtrapoleerd worden naar de rest van de populatie / reële wereld. Inclusie/exclusie-criteria: Hoe strenger, hoe meer mensen uit de populatie eruit vallen en hoe minder de testgroep de hele populatie bestrijkt = Wet van Lasagna (recruteren van patiënten blijkt moeilijker dan eerst gedacht, aangezien veel uitgesloten worden door de inclusie/exclusie criteria. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 10 12. Welke alternatieve benaderingen worden toegepast om de vroege klinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen (fase I / II) te optimaliseren? Waarom is de industrie zo geïnteresseerd in deze alternatieve benaderingen? Problemen met de klassieke benadering: duurt lang, exponentiële toename in ontwikkelingskost vertaalt zich niet in een exponentiële toename in nieuwe geneesmiddelen, te onproductief (slechts 11% fase I clinical trials wordt een geneesmiddel) en inefficiënt. Doel van de alternatieven = vroeger in de ontwikkeling werkzaamheid testen, om minder tijd en geld te spenderen aan de waardeloze moleculen meer kennis opdoen op kortere tijd en sneller beslissingen kunnen nemen om al dan niet verder te gaan. Oplossing: All-in-one fase I studies = van target identificatie tot proof of concept. Alternatieven: Fase 0 studies/microdosering = zeer kleine hoeveelheden toedienen (<500µg) om zo gedrag van drug in het lichaam en efficaciteit te onderzoeken - distributie en receptor binding via PET (11C = korte t1/2) - farmacokinetiek studie via AMS (atommic mass spectroscopie, met 13C) via herhaalde collectie van body samples eCTA (exploratory clinical trial application) = beperkte humane blootstelling met lagere potentiële risico’s en zonder therapeutisch of diagnostisch doel. - Single dose studies: 1 dosis toedienen in subtherapeutische/therapeutische bereik om farmacokinetiek en -dynamiek te onderzoeken - Multi dose studies: meerdere malen toedienen (max. 14d) zonder de intentie om tot de MTD te gaan om farmacokinetiek en -dynamiek te onderzoeken in mens Toegevoegde waarde van eCTA: Snellere differentiatie van goede kandidaten Menselijke blootstelling: snellere blijk van discontinuïteit tussen mens en dier Minder dierstudies nodig door snelle focus op specifieke vragen i.v.m. compound Biomarkers: Kijken of Mechanism of action geobserveerd in niet-klinische modellen vertaald kan worden naar mens tezamen met veiligheid, tolerantie en PK tests = snelle beslissing over voortdoen met studies of niet = “Fail fast” Vroege patiënt blootstelling: sneller een heterogene patiënten populatie gebruiken i.p.v. de klassieke gezonde mannelijke vrijwilliger sneller info over werkzaamheid. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 11 13. Bespreek de preklinische gegevens die ter beschikking moeten zijn alvorens een studie op basis van een eCTA / eIND kan gestart worden. Maak een onderscheid tussen microdosering, eCTAs met enkelvoudige en eCTAs met meervoudige dosering. Microdosering: Benadering 1 met 100µg totale dosis, verdeeld in 5 dosissen/subject - uitgebreide single dose studie in min. 1 relevant species - farmacologische karakterisatie - max. dosis / startdosis minder dan 100 µg - totale dosis minder dan 1/100 van de NOAEL en 1/100 van de farmacologisch actieve dosis -> doel studie = target receptor binding / weefsel distributie Microdosering: Benadering 2 met 500 µg totale cumulatieve dosis (minder dan 5 toedieningen met washout met meer dan 6 t1/2 ) - 7 dagen toxicologie test in 1 relevant species - farmacologische karakterisatie - SAR voor genotoxiciteit - max. dosis / startdosis = minder dan 100µg - elke dosis = minder dan 100µg, minder dan 1/100 van de NOAEL en minder dan 1/100 van de farmacologisch actieve dosis -> doel studie = PK parameters onderzoeken Single dose eCTA - uitgebreide single dose toxiciteit studie in 2 relevante species tot de MTD - Safety farmacologie + PD gekend om dosis berekening in mens te bepalen - Ames test (SAR = onvoldoende) - MRSD: gebaseerd op toxicologie in meest gevoelige soort en farmacologisch actieve dosis - maximum blootstelling = ½ AUC van de NOAEL in meest gevoelige soort -> doel studie = PK parameters Multi dose eCTA: Vroegere EFPIA overage (= toxicologie overschatting) approach: - 2 weken toxiciteit in 2 species bij een blootstelling die een veelvoud (3x-6x-10x) is van de vooropgestelde klinische blootstelling (AUC) - Toxicologie niet door MTD bij dieren - safety farmacologie - genotoxiciteit - MRSD = 1/50 AUC van de NOAEL van de meest gevoelige soort - Max blootstelling = 1/10 van de laagste AUC bij de hoogst geteste dosis -> doel = PK en PD in mens Multi dose eCTA: Vroegere FDA benadering - 2 week tox in 1 species tot de MTD + confirmatie in 1 niet-knaagdier - safety farmacologie - genotoxiciteit - MRSD: 1/50 AUC van de NOAEL in meest gevoelige soort - Max blootstelling = NOAEL AUC van niet-knaagdier of ½ AUC van de NOAEL van knaagdier (laagste van deze 2) -> doel = PK en PD in mens 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 12 14. Bespreek de principes die gehanteerd worden bij de berekening van de MRSD met oog op de uitvoering van een FIM studie. FIM = First in man studie fase I studie MRSD (max. recommended starting dose) bepalen: a) via toxiciteitstesten NOAEL in dieren bepalen b) kan deze NOAEL in dieren geëxtrapoleerd worden naar HED (human equivalent dose)? ja: NOAEL (mg/kg) = HED (mg/kg) nee: NOAEL omzetten naar HED gebaseerd op lichaamsoppervlakte (division and multiplication methods) c) Laagste HED selecteren van species, tenzij tegenargumenten d) HED verlagen met extra veiligheidsfactor (vb. 10) e) rekening houden met farmacologische eigenschappen van moleculen dosis ook nog eens verlagen gebaseerd op bepaalde factoren vb. PAD (pharmacologically active dose) beginnen met dosis waarbij nog geen effect is Alternatief: MABEL = minimal anticipated biological effect level laagste verwachte PAD als MRSD gebaseerd op NOAEL verschilt van MABEL, dan wordt laagste waarde genomen. 15. Bespreek de verschillende soorten opzet (“design”) voor klinische studies zoals gebruikt in de farmaco-epidemiologie met hun voor- en nadelen. Mogelijke indelingen: Beschrijvend – analytisch Observationeel – experimenteel Retrospectief – crosssectioneel – prospectief Rekrutering: op basis van oorzaak (cohort) of gevolg (case-control) Study desing: Observationeel/beschrijvend a) Case report/geval studie rapportering van 1 geval/observatie (vaak heel zeldzaam of ongewoon) challenge – dechallenge – rechallenge Pro: - goedkoop - eenvoudig - hypothese genererend Con: - weinig evidentie voor causaliteit: niets kunnen aantonen - geen hypothese testing mogelijk b) Cases series/gevallenreeks pooling van gevallen Pro: - incidentie kunnen bepalen - hypothese genererend Con: - weinig evidentie voor causaliteit: niets kunnen aantonen - geen controlegroep dus geen hypothese testing Opm: om zeldzame effecten te kunnen bemerken: grote groepen mensen blootstellen enkel mogelijk in fase IV studies Observationeel/analytisch a) Case-control studie: groep “cases” (positieve gevallen) vergelijken met “controls” (negatieve gevallen) 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 13 kijken naar verschil in blootstelling (risico als gevolg van blootstelling weergeven in ODDS ratio = hoeveel groter kans is op respons bij blootstelling) Pro: - zeldzame + laattijdige responsen bestuderen - meerdere blootstellingen onderzoeken - eenvoudig, snel, goedkoop Con: - gevoelig voor vertekening (bias) door: * selectie: slechte selectie van te bestuderen populatie (selection bias) * informatie: controle minder details onthouden (information bias) * herinngering (recall bias) classification bias: in verkeerde groep terecht - confounding: verwarrende variabelen b) Cohort studie: Vergelijken van groep blootgestelde met niet-blootgestelde. Kijken naar gevolg en indien bij blootgestelde een hogere / lagere incidentie is van het gevolg, dan associatie aantonen. Kan zowel retro- (groep in verleden blootgesteld-> gevolg nu ?) als prospectief (groep nu blootgesteld ->gevolg in toekomst?) ook ambidirectioneel mogelijk Pro: - meerdere responsen onderzoeken - zeldzame blootstellingen onderzoeken - geen historische controles (indien prospectief) - gegevens over incidentie beschikbaar Con: - grote groepen - selectie bias? - langdurig en duur (indien prospectief) case-control: 1 respons kiezen en hiervoor cases zoeken cohort: bepaalde case kiezen en daarvoor de responsen/ziekten zoeken Experimenteel/analytisch: RCT = randomized controlled trial prospectief Pro: - controle van onbekende en onmeetbare verwarrende variabelen - statistisch zeer krachtig Con: - beperkt aantal deelnemers - beperkte blootstelling en opvolging in tijd - inclusie en exclusie criteria wet van Lasagna - artificieel - duur - logistiek veeleisend - ethische bezwaren (placebo) 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 14 16. De farmacokinetiek van geneesmiddelen kan grondig verschillen tussen kinderen en volwassenen: bespreek de factoren die bijdragen tot deze verschillen. Farmacokinetiek absorptie/distributie/metabolisme/eliminatie (ADME) expositie bepalen Omgeving (vb. borstvoeding, rokende moeder, …) GM innemen Absorptie Distributie Receptor interactie Metabolisme Eliminatie Ziekte Groei Ontwikkeling Genetica (GM op manieren afbreken) verschillende Absorptie: Veranderingen in gastro-intestinale functie bio-beschikbaarheid veranderen Afhankelijk van toediening vb. rectaal: grotere variabiliteit (opgenomen dosis moeilijk te voorspellen) Distributie: * Lichaamsproporties: in 1ste levensjaren kinderen in verhouding grotere hersenen hebben vb. slaapmiddel: hierdoor hogere dosis/kg lichaamsgewicht nodig * Lichaamssamenstelling leeftijdsafhankelijk Baby’s: afnemen hoeveelheid lichaamswater, toenemen hoeveelheid lichaamsvet Meest immature kind heeft het hoogste distributievolume gewijzigde distributie: hogere dosis nodig (dosis wordt extra verdund?) (zie tabel) Interindividuele verschillen: op zelfde leeftijd kan lichaamssamenstelling al sterk verschillen * door verminderde proteïnebinding ook hoger distributievolume Metabolisme = biotransformatie * Neonaten lagere metabole capaciteit van lever <-> jonge kinderen hogere metabole capaciteit * Activiteit van iso-enzymen (vb. CYPs): moeten rijpen elk iso-enzyme eigen specifieke expressie-patroon (vb. CYP3A7 – CYP3A4) Afhankelijk van: polymorfismen, leeftijd, (allometrisch) gewicht, co-morbiditeit en omgeving Eliminatie: Kinderen hebben beperkte glomerulaire filtratie lagere klaring = langere halfwaardetijd langer interval (zie tabel) Kinderen andere doseringsschema’s nodig 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 15 17. Pediatrische klinische farmacologie: het metabolisme van geneesmiddelen (biotransformatie) is afhankelijk van een aantal co-variabelen. Bespreek deze co-variabelen (geef voorbeelden). Leeftijd: lagere metabole capaciteit van lever Activiteit van iso-enzymen (vb. CYPs): moeten rijpen elk iso-enzyme eigen specifieke expressie-patroon vb. CYP3A7 (alleen bij foetus en neonaten) – CYP3A4 (bij volwassenen) Gewicht: kleiner organisme hogere calorische behoeft metabolisme enerzijds afhankelijk van rijping, anderzijds van (allometrisch) gewicht Omgeving: Vb. Moeder die rookt Vb. Co-medicatie interacties Co-morbiditeit: invloed van andere ziekten/interventies op metabolisme Vb. klaring van morfine in postoperatieve kinderen (hartchirurgie <-> buikchirurgie) Vb. CYP450 gemediëerd metabolisme verminderd in sepsisgeïnduceerde orgaanfalen Genetische polymorfisme: (veranderingen in gen expressie en activiteit van gen in verschillende individuen niet allemaal gelijk zijn) mate van metabolisatie bepalen: Fast metabolizers – slow metabolizers vb. CYP2D6 : morfine vergiftiging van neonaat na borstvoeding van moeder die codeïne heeft genomen (moeder fast metabolizer: alle codeïne omgezet naar morfine in baby terechtkomen: nog niet in staat om dit te metaboliseren) 18. Wat is het doel van de Europese Wetgeving die verplicht om een Pediatrisch Ontwikkelingsplan voor te stellen voor nieuwe geneesmiddelen: the Paediatric Investigational Plan (PIP)? PIP = ontwikkelingsplan voor geneesmiddelen door farmabedrijven voor het EMA, al na fase I ingediend. Indien mogelijk data gegenereerd door studies met kinderen, om zo authorisatie voor GM voor kinderen te krijgen. Bevat beschrijving over studies die zouden worden uitgevoerd + hoe geneesmiddelen worden aangepast aan kinderen (formulatie), met aandacht voor noden van elke leeftijdsgroep. Door een pediatric comité bestaande uit ouderverenigingen/experts/centrale commissie geëvalueerd. De gezondheid van kinderen in Europa verbeteren: vergemakkelijken van ontwikkeling en beschikbaarheid van GM voor kinderen tussen 0 en 17 jaar verzekeren dat GM voor kinderen van hoge kwaliteit zijn, onderzocht in ethische studies en daarvoor worden geregistreerd. verbeteren van de beschikbaarheid van informatie over gebruik van GM bij kinderen Zonder: dat kinderen moeten deelnemen aan onnodige trials 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 16 of vertragen van registratie van GM voor volwassenen gebruik PIP: al heel vroeg in ontwikkeling van GM (na fase I) The Paediatric Regulation requires, where necessary, the early submission of a development plan for medicines - the paediatric investigation plan (PIP). The normal development of a medicine requires that various studies be performed to ensure its quality, safety and efficacy. The development plan can be modified at a later stage, with increasing knowledge and if the applicant encounters such difficulties with its implementation as to render the plan unworkable or no longer appropriate. A paediatric investigation plan is a development plan aimed at ensuring that the necessary data are obtained through studies in children, when it is safe to do so, to support the authorisation of the medicine for children. The plan should be submitted by pharmaceutical companies to the Paediatric Committee, which is responsible for agreement or refusal of the plan. The paediatric investigation plan includes a description of the studies and of the measures to adapt the way the medicine is presented (formulation) to make its use more acceptable in children. For example, children cannot swallow big tablets, so a liquid formulation may be more appropriate. The plan should cover the needs of all age groups of children, from birth to adolescence. The plan also defines the timing of studies in children compared to adults. In some cases, studies will be deferred until after the studies in adults have been conducted, to ensure that research with children is done only when it is safe and ethical to do so. Even when studies are deferred, the PIP should include details on the studies and the timelines. 19. Bejaarde patiënten zijn een risicopopulatie voor het gebruik van geneesmiddelen. Bespreek. Verouderen = functioneel verlies. - Co-morbiditeit + polyfarmacie interacties en bijwerkingen - Langdurige behandelingen voor chronische aandoeningen - Therapietrouw: door vergeetachtigheid, visusvermindering - Mogelijkheid om bijwerkingen te verwarren met ouderdomsverschijnselen - Verandering farmacokinetiek: wijziging functie organen: Nieren: niermassa afnemen daling nefronen doorbloeding afnemen glomerulaire filtratie snelheid (GFR) afnemen renale klaring afnemen Lever: levervolume afnemen leverdoorbloeding afnemen hepatische klaring verminderen ( minder aanmaak plasmaproteïnen) Productie maagsap verminderen invloed op farmaceutische fase en distributie Totale hoeveelheid lichaamswater afnemen, hoeveelheid lichaamsvet toenemen invloed op farmacokinetische parameters: biologische beschikbaarheid toenemen door afgenomen first-pass effect (hierdoor ook minder activatie van pro-drug) Distributie: * polaire GM: Vd afnemen hogere plasmaspiegels / lagere DL weinig invloed op halfwaardetijd * apolaire GM Vd stijgen halfwaardetijd ook toenemen 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 17 renale klaring: afname nierfunctie afgenomen renale klaring van goed wateroplosbare GM (oppassen bij nauw therapeutisch venster) hepatische klaring: afname leverdoorbloeding afname klaring van GM met hoog extractieratio (metabole klaring perfusie gelimiteerd) vooral afname van biotransformatie door fase I reacties nierinsufficiëntie metabole klaring ongunstig beïnvloeden farmacodynamiek: gevoeligheid voor GM toegenomen (vnl. CVS en CZS) ouderen hebben grotere blootstelling (AUC groter), daarom dosisaanpassing nodig!!! 20. Geneesmiddelen tijdens zwangerschap en lactatie: bespreek. Voor conceptie: farmaca potentieel schadelijk voor fertiliteit Reversibel: vb. verminderde spermatogenese (rekening mee houden bij chronische toediening) Irreversibel: vb. cytostatica (opl: zaadcellen invriezen) Zwangerschap: inzicht over effecten van farmaca op foetus zeer gering Effecten bepaald door aard farmaca, tijdstip inname en concentratie * Blastogenese (week 1-2): eicel bevrucht maar nog niet ingenesteld weinig / geen contact tussen moeder en vrucht (weinig invloed van GM) * Embryogenese = organogenese = ontwikkeling van foetus (1ste trimester): GM enkel door lipidenmembraam van placenta passeren foetus zeer gevoelig aan xenobiotica: teratogene invloeden (onomkeerbare schade) vertraagde groei * Foetogenese = groei foetus (2de-3de trimester): mogelijke farmacodynamische effecten op foetus invloed op nierfunctie (hierdoor minder urineproductie -> daling vruchtwater -> morfologische veranderingen = functioneel teratogene effecten) centraal zenuwstelsel gevoelig voor xenobiotica Oppassen voor NSAID’s tijdens 3de trimester: verlengen zwangerschap en partus, bloedingen moeder/foetus/neonaat, permature sluiting ductus arteriosus bij foetus Voorspellen van teratogeniciteit via proefdier experimenten onmogelijk (effecten in dieren en mens niet overeenkomen (vb. thalidomide, corticosteroïden)) Toch gebeuren er testen voor reproductiviteit en groei DART = development and reproductivity toxicology Daarom GM enkel toedienen aan moeder indien noodzakelijk en liefst iets dat veilig is. vb. anti-epileptica -> ook al is het slecht voor het kind, toch aan moeder geven, een aanval zou meer negatieve effecten meebrengen. Zweeds classificatiesysteem (zwangerschapscategorieën) Categorie A: verondersteld veilig 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 18 Categorie D: niet absoluut gecontraïndiceerd tijdens de zwangerschap indien geen alternatief Categorie X: met zekerheid teratogeen DES (diëthylstilbestrol) drama: R/ miskramen (verhoogde concentratie oestrogenen) vrouwelijke nakomelingen meer kans op maligniteiten van reproductieorganen. (vb. cervixkanker) Lactatie: door passieve diffusie in moedermelk terechtkomen zeer kleine fractie sommige GM vermijden tijdens lactatie melkproductie verminderen Zweeds classificatiesysteem (lactatiecategorieën) Categorie I: geen overdracht in moedermelk Categorie III: overdracht in moedermelk met mogelijk effect op kind Categorie IV: ontbreekt nodige informatie 21. Bespreek de Verklaring van Helsinki. Is een richtlijn opgesteld door de WMA (World medicine agency) met ethische richtlijnen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek op mensen. Na WOII: processen van Nuremberg -> 1947: Nuremberg-code = basis. 1. Vrijwillige toestemming tot deelname is een conditio sine qua non 2. Het experiment moet nuttig en noodzakelijk zijn 3. Experimenten op mensen moet gebaseerd zijn op resultaten bij dieren 4. Fysisch en psychisch lijden moet vermeden worden 5. De dood of invaliditeit mogen niet de verwachte uitkomst van een experiment zijn 6. De voordelen wegen op tegen de risico’s 7. Goede voorbereiding en faciliteiten moeten schade, invaliditeit en dood voorkomen 8. Enkel gekwalificeerde personen mogen medisch onderzoek uitvoeren 9. Deelnemer is vrij om op elk ogenblik het onderzoek te beëindigen 10. De wetenschapper moet bereid zijn op elk ogenblik het onderzoek te stoppen 1961: Thalidomide 1964: Helsinki, gebaseerd op Nuremberg. Nog regelmatig aangepast. Richtlijnen = niet wettelijk bindend in internationaal recht * Gaan uit naar iedereen die met wetenschappelijk onderzoek te maken heeft welzijn van de patiënt gaat boven uitkomst van de proef. * Patiënten moeten toestemming geven om mee te doen en moeten geïnformeerd worden (deelnemen aan de studie is vrijwillig) = Informed consent. Waar mogelijk altijd schriftelijk informed consent: - Minderjarigen: indien mogelijk zelf, anders wettelijke vertegenwoordiger (ouders). - Wilsonbekwame: wettelijke vertegenwoordiger - Hoogdringendheid/urgentietoestand: geen ICF nodig. * Proef moet gebaseerd zijn op wetenschappelijk aanvaarde principes en resultaten in dierproeven. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 19 * Fatsoenlijk onderzoeksprotocol is nodig, met ethische beschouwing, en moet geëvalueerd worden door een ethische commissie. * Proef moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en zij blijven verantwoordelijk voor welzijn van de patiënt. * Clinical trial dient gestopt te worden indien de risico’s groter zijn dan de potentiële voordelen. * Kwetsbare populaties enkel als er medische noodzaak is voor deze populaties en indien verwacht wordt dat ze er beter van worden * Klinische studies moeten openbaar gemaakt worden in een database + resultaten verplicht publiek beschikbaar, ook negatieve. Ook sponsors van de studie vermelden. * Privacy van de patiënten moet gegarandeerd worden. * Nieuwe therapie moet getest worden tegen de beste huidige therapie Uitzondering: i) placebo of geen behandeling waar huidig geen bewezen therapie bestaat ii) studies waar het gebruik van placebo noodzakelijk is om de efficiëntie of veiligheid te bepalen met de voorwaarde dat de patiënten hierdoor geen risico lopen op ernstige of irreversibele schade. * Alle patiënten moeten op het einde van de studie toegang krijgen tot de best therapie = compassionate use. Toevoeging in 2000: (32) Placebo/geen behandeling (33) compassionate use (30) Ethische verplichting om te publiceren 22. Wat is GCP, op wie is het van toepassing, wat is het doel van de implementatie van GCP en wie heeft er belang bij GCP in klinisch onderzoek? GCP = verzameling van regels, aanbevelingen en richtlijnen voor goed klinisch onderzoek uitgegeven door ICH. Is van toepassing voor iedereen die betrokken is bij het klinisch onderzoek: monitor (persoon die data van de onderzoeker verifieert), onderzoeker, personeel, patiënt, ethisch comité en sponsor. Vindt zijn oorsprong naar aanleiding van : schending van mensenrechten, frauduleuze data, onveilige geneesmiddelen op de markt Definitie van GCP = internationale ethische en wetenschappelijke standaard voor ontwerp, uitvoering, vastleggen en rapporteren van klinische studies. Heeft 13 principes: 1. Follow ethical principles 2. Benefits outweigh risks 3. Patient / subject protection / safety 4. Adequate Investigational Product information 5. Scientifically sound protocol 6. Obtain favorable IRB/IEC opinion / approval 7. Follow protocol meticulously 8. Qualified physician responsible for study & medical decisions 9. Obtain freely given informed consent 10. Maintain accurate clinical study documents 11. Respect confidentiality and data privacy laws 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 20 12. Investigational Product – follow GMP & protocol 13. Quality Assurance procedures Doel: Rechten, veiligheid en welzijn van de patiënten waarborgen Data verkrijgen die volledig, accuraat en unbiased zijn. Wie profiteert van GCP: Sponsor: - internationale goedkeuring van de kwaliteit van onderzoek - accurate data om beslissing te nemen - kwaliteit Onderzoeker: - welomlijnde taken - wetenschappelijk geloofwaardig Patiënt: - rechten beschermd - ethisch behandeld. 23. Wat is ICH? Wat zijn de doelstellingen ervan en op welke topics heeft het betrekking? ICH = international conference on harmonization Initiatief van zowel regelgevende instanties als de industrie vanuit US, EU en JAP Doelstellingen: - Bewaren van kwaliteit, veiligheid, efficiëntie en regels om de volksgezondheid te beschermen - Elimineren van onnodige vertraging in wereldwijde ontwikkeling en beschikbaarheid van nieuwe medicijnen - Zuinig gebruik van mens, dier en materiaal - Aanbevelingen geven om grotere harmonisatie te bekomen -> Meer mutuele acceptatie van onderzoek duplicatie van onderzoek voorkomen (zie punt 3) Topics: QSEM (Q) kwaliteit: kwaliteitsbewaking, chemisch en farmaceutisch quality assurance (S) veiligheid: in vitro en in vivo preklinisch testen (E) efficiëntie: van klinische studies in mensen (M) multidisciplinariteit: Standaardiseren van medische terminologie voor regulerende doeleinden, elektronische standaarden voor transfer van regulatie informatie, gemeenschappelijke documenten en niet-klinische veiligheidsstudies. 24. Bespreek de procedure voor het bekomen van een geïnformeerde toestemming voor deelname aan een klinische studie (i.e. the “Informed Consent” proces). Waar vindt deze procedure historisch gezien haar oorsprong? Informed consent = document dat de rechten van deelnemer aan de studie beschrijft. Bevat details over de studie (wat, hoe, hoe lang, contactpersoon) en is zo opgebouwd dat het als basis dient voor de conversatie tussen de deelnemer en het research team. Eerst info, risico-inschatting, mogelijkheid tot vragen stellen, daarna pas tekenen. 1ste stap in de studie, voor andere stappen ondernomen worden: deelnemers geven vrijwillig hun toestemming en wordt gedateerd. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 21 Procedure: - Uitleg geven - Geen moeilijke woorden (zou voor 12 jarige verstaanbaar moeten zijn - Vragen beantwoorden - Voldoende bedenktijd geven - Laat de vrije keuze - Handtekening -Kopie van de informed consent voor de patiënt Historische oorsprong: Nuremberg code Voluntary Informed Consent principe Waar mogelijk altijd schriftelijk ICF: Minderjarigen: indien mogelijk zelf, anders wettelijke vertegenwoordiger (ouders, voogd). EC wel advies van 2 pediaters nodig Wilsonbekwame: wettelijke vertegenwoordiger of EC informeren bij iemand met kennis van zaken. Hoogdringendheid/urgentietoestand: geen ICF, EC wel informeren bij iemand met kennis van zaken. 25. Wat is een IRB / IEC? Bespreek haar functie, samenstelling en verantwoordelijkheden. Zijn er verschillen tussen wat de GCP richtlijn hierover zegt en de Belgische wet inzake experimenten op de menselijke persoon? IRB = Institutional Review Board IEC = Independent Ethics Committee GCP: Onafhankelijk orgaan dat bestaat uit medische, wetenschappelijke en nietwetenschappelijke leden. Hun functie is het beschermen van de rechten, veiligheid en welzijn van mensen in een studie door onder andere het reviewen van het protocol en wijzigingen eraan en van de methoden en materialen die gebruikt zullen worden voor het verkrijgen van een informed consent van de deelnemers. Dus: moeten zorgen dat de risico’s voor de deelnemers minimaal zijn en dat de onderzoeker meer gerust is over het uitvoeren van zijn studie. risk/benefit ratio Samenstelling: - Niet wetenschappelijk lid (priester, jurist) - Onafhankelijk lid (niet van de institutie waar de studie wordt uitgevoerd) - 3 andere IRB leden, waaronder 1 voorzitter Belangrijk: allemaal onafhankelijk van de studie Verantwoordelijkheden: reviewen van een voorgestelde trial + documenten blijven reviewen van de trial: - veranderingen in het protocol - veiligheidsrapportering en nieuwe veiligheidsinfo 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 22 - bekendmaking van voortgang en afwerking studie speciale aandacht wanneer studie kwetsbare groepen bevat reviewen van de kwalificaties van de onderzoekers beslissing nemen op aangekondigde vergaderingen bijhouden van adequate records Belgische wetgeving: gaat nog een stuk verder dan de GCP-aanbeveling voor het EC Samenstelling ethische commissie: – onafhankelijke instantie – 8 (minimum) tot 15 (maximum) leden – beide geslachten – meerderheid geneesheren – minstens 1 jurist – erkend door de minister van Volksgezondheid (cf. Staatsblad) – minstens 20 protocollen per jaar – leden melden directe/indirecte banden met opdrachtgevers conflict of interest, COI = geen deelname aan stemming Beoordeelt: a) Monocentrische studie (in België) → lokale ethische commissie 1. relevantie van het onderzoek 2. risico/baten analyse 3. protocol (laatste versie Verklaring van Helsinki) 4. bekwaamheid onderzoekers 5. onderzoeksdossier (Clinical Investigator Brochure, CIB) 6. geschiktheid van de faciliteiten 7. inlichtingen en toestemmingsformulier (ICF) 8. vergoeding voor deelnemer 9. verzekering 10.financiële afspraken / contract 11.wijze van rekruteren / selecteren van deelnemers b) Multicentrische studie → “enkele opinie” van centraal EC • Leidende / centrale ethische commissie – prioriteit bij universitaire EC – indien meerdere: keuze door opdrachtgever • Lokale ethische commissie – bekwaamheid van de onderzoeker (4de) – geschiktheid van de faciliteiten (6de) – inlichtingen en toestemmingsformulier (7de) Tijdsverloop van de aanvraag: • Fase I: 15 dagen • Multicentrisch en andere fasen: 28 dagen – aanvraag gelijktijdig naar alle ECs – leidend EC: 20 dagen lokale ECs – lokale ECs: 5 dagen (ja/neen/opmerkingen ICF) leidend EC – leidend EC: 3 dagen voor formuleren van “enkele opinie” – indien geen/laattijdig antwoord van lokaal EC: geen deelname 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 23 Erkenning van een EC: Louter kwantitatief criterium Mits financieel jaarverslag Voor periode van 3 jaar Volledige erkenning: – minstens 5 dossiers/jaar als leidende commissie – minstens 20 dossiers/jaar Onvolledige erkenning = bevoegdheid “lokale commissie”: 1. bekwaamheid onderzoekers 2. geschiktheid van de faciliteiten 3. inlichtingen en toestemmingsformulier (ICF) 26. Wat is het verschil tussen: monitoring, auditing en inspectie van een klinische studie? Monitoring: gebeurt door QC (quality control) QC: de operationele technieken en activiteiten die in het kwaliteitssysteem zelf worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de test en gerelateerde activiteiten vervult zijn. -> Door de uitvoerders van de studie zelf uitgevoerd -> gebeurt continu tijdens het werk -> probleem identificeren en het oplossen Auditing: Systemische en onafhankelijke controle van de studie en gerelateerde activiteiten en documenten om na te gaan of de geëvalueerde studiegerelateerde activiteiten werden uitgevoerd, de data werden vastgelegd, geanalyseerd en gerapporteerd volgens het protocol, SOP’s, GCP en de regelgevende eisen. Auditing zorgt voor QA (quality Assurance) QA zijn de geplande en systemische acties die ervoor zorgen dat de studie wordt uitgevoerd en de data gegenereerd, gedocumenteerd en gerapporteerd worden volgens GCP en de regelgevende instanties. -> Basis hiervan = SOP (Standard operating procedures) = gestandariseerde klinisch onderzoek handelingen, ingevoerd door de sponsor -> Proactieve QA: SOP training, SOP management, vragen beantwoorden Retroactieve QA: Kwaliteit verzekeren door auditing: proces en finale uitkomst => Global quality & compliance (GQC) ->Auditing = interne onafhankelijke controle, punctueel en steekproefsgewijs ->Verschil met monitoring: onafhankelijk, niet-continu, heel de studie bedekt, focus op het proces Sponsor is voor zowel QC als QA verantwoordelijk: belangrijk om alles te documenteren. Wat niet gedocumenteerd is, is niet gebeurt. Inspectie: Regelgevende autoriteit die een officiële review doet van documenten, faciliteiten, records en alle andere dingen die gerelateerd zijn aan de studie. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 24 Types inspectie: - Pre-toestemming: Volgt na een New Product Marketing Application, Verifieert of de studie werd uitgevoerd, de data werden gegenereerd, gedocumenteerd en gerapporteerd volgens het protocol, GCP en SOP’s. - Routine GCP: Systeem inspectie, evaluatie van de QA/QC systemen om na te gaan of de uitgevoerde studies gebeuren volgens protocol, GCP en regulering. - Triggered / directed / for-cause: na een klacht of door slecht in orde met de regulering Focus van een routine inspectie: - In overeenstemming werken met: GCP wetgeving, andere regulering, bedrijfsprocedures, normen van de industrie, eigen verwachtingen van de inspecteur - Om zo ervoor te zorgen dat: Data accuraat, compleet, juist en verifieerbaar zijn. Veiligheid en welzijn van de deelnemer gegarandeerd is Bedrijf in orde is met wetten en regels 27. Plaatst de belangrijkste richtlijnen en wetgeving omtrent klinische studies in historisch perspectief. Nuremberg code 1940-1945 WOII studies/experimenten op krijgsgevangenen (hoe lang overleefd mens bepaalde situatie) Onethische studies op mensen (onder dwang) door nazi-artsen Nuremberg 1947 Nuremberg Code Eerste document dat de deelnemer van een klinische studie beschermt Principe van vrijwillige geïnformeerde deelname Voorloper van de verklaring van Helsinki en de ICH-GCP-guideline. Basis voor huidige regulaties & ethische richtlijnen van klinisch onderzoek 1961 Thalidomide disaster IND-file nodig (dossier waaruit efficaciteit blijkt = preklinische testing) 1962 Kefhauver-Harris amendment (IND; Investinational New Drug) 1964 Declaration of Helsinki =meer uitgeschreven versie van Nuremberg Code Ethische principes voor medisch onderzoek waarbij de mens het subject is. Controverse: gebruik placebo en patiënten toegang tot beste therapie 1970s US GCP guidelines and ethical regulations 1980s National GCP guidelines (Japan, UK, France, Norway,…) 1991 EC GCP guidelines 1997 ICH-Good Clinical Practice guidelines ( richtlijn ≠ wet) 2001 European Clinical Trial Directive Basis van GCP zou wettelijk verplicht moeten zijn Directieve moet voor 2004 opgenomen worden in alle nationale grondwetten 2004 Belgische Wet inzake experimenten op de menselijke persoon 2006 TeGenero disaster … Veel doden bij een Fase I studie. Weinig fout gedaan, toch veel media-aandacht geweest Geleid heeft tot de EMA richtlijn voor First In Man studies. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 25 28. Belgische wet inzake experimenten op de menselijke persoon: bespreek experiment versus proef? Tussen welke soorten experimenten en proeven maakt de Belgische wet een onderscheid? Experiment: elke op de menselijke persoon uitgevoerde proef, studie of onderzoek met oog op de ontwikkeling van biologische of medische kennis. Alle experimenten bij de menselijke (geboren, levende of levensvatbare) persoon: – geneesmiddelenonderzoek – experimenten met medische hulpmiddelen – onderzoek met chirurgische technieken – epidemiologisch (prospectief) onderzoek –… Exclusie “wetenschappelijk onderzoek”: embryo’s in vitro, humaan biologisch materiaal gescheiden v/h lichaam, lijken, retrospectief onderzoek Niet-commercieel experiment (“investigator driven”): – experiment waarbij de opdrachtgever een universiteit, hospitaal of onderzoeksfonds is – de patenthouder financiert het experiment niet. – de opdrachtgever beheert de intellectuele eigendom, het concept, de uitvoering en resultaten van het experiment. – geen betaling aan EC vereist (Klinische) proef: onderzoek bij de mens bedoeld om farmacodynamische effecten van een geneesmiddel te bestuderen. farmacokinetische en/of -> Proef van fase I: onderzoek zonder therapeutisch doeleinde bij gezonde vrijwilligers of bepaalde patiënten bedoeld om farmacokinetische en/of farmacodynamische effecten van een geneesmiddel te bestuderen. (slaat zowel op fase I als fase II proeven) -> Niet-interventionele proef = geneesmiddelen gebruiken volgens normale klinische praktijk (geen randomisatie, geen extra procedures, louter opvolging) -> Interventionele proef (vb klinische studies) = De patiënt bewust blootstellen aan een interventie (= testen ve nieuw geneesmiddel) 29. Bespreek de samenstelling en verantwoordelijkheden van de Ethische commissie voor klinisch onderzoek zoals beschreven in de Belgische wetgeving. Stemt dit overeen met de vereisten zoals beschreven in ICH-GCP? Zie vraag 25: Belgische wetgeving is veel uitgebreider dan de ICH-GCP, maar deze laatste zit wel vervat in de Belgische wet. 30. Belgische wet inzake experimenten op de menselijke persoon: bespreek het toepassingsgebied van deze wet. In welke mate stemt dit toepassingsgebied overeen met het toepassingsgebied van de Europese Directieve van 2001? Toepassingsgebied van de Belgische wet: Alle experimenten bij de menselijke persoon (geboren, levend of levensvatbaar): – geneesmiddelenonderzoek – experimenten met medische hulpmiddelen 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 26 – onderzoek met chirurgische technieken – epidemiologisch (prospectief) onderzoek –… Met exclusie van “wetenschappelijk onderzoek”: embryo’s in vitro, humaan biologisch materiaal gescheiden v/h lichaam, lijken, retrospectief onderzoek De Belgische wet heeft alle experimenten geïmplementeerd: vanaf je data gegevens gaat verzamelen om te publiceren val je onder de wetgeving. Dit is veel breder dan de Europese Directieve uit 2001, die zich beperkt tot geneesmiddelenonderzoek / interventionele klinische trials. (niet-interventionele trials niet inbegrepen) 31. Belgische wet inzake experimenten op de menselijke persoon: beschrijf de procedure die moet doorlopen worden alvorens een interventionele proef in België kan gestart worden. Interventionele proef vereist autorisatie van overheid en ethisch comité. a) EudraCT nummer aanvragen specifiek nummer voor elke klinische proef die in Europa wordt uitgevoerd. EudraCT (European Union Drug Regulating Authorities Clinical Trials): database met alle klinische proeven in Europa. Specifiek EudraCT nummer moet op alle applicatie formulieren gezet worden. b) Aanvraag bij de bevoegde overheid (= FAGG) en de ethische commissie. In aanvraag voor FAGG zit: – Begeleidende brief – Europese Clinical Trial Application (CTA) – chemisch-farmaceutisch dossier (Investigational Medicinal Product Dossier, IMPD) of SPK/SmPC -> Product goed? – productieproces (GMP) -> Aanmaak goed /volgens Europese normen? – protocol -> Wat gebeurt er in de clinical trials? – onderzoeksdossier (Clinical Investigators Brochure, CIB/IB) -> Komt overeen met IND-file, alle gegevens uit niet-klinische testen FAGG evalueert kwaliteit IMPD en preklinische testen-> Indien geen bezwaren, stilzwijgend toelating na 15 dagen voor Fase I studies en 28 dagen voor andere. Voor cel/gentherapie, biotech en “advanced therapies” is er shriftelijke toestemming nodig. Bij beide is de 3 dagen validatieperiode (is het dossier compleet?) ingerekend. Tegelijkertijd dient de ‘coordinating investigator’ aanvraag in bij ethische commissie: Monocentrische studie Lokale Ethische commissie (28d // 15d voor fase I) Multicentrische studie Leidende centrale EC (20d) lokale ECs (5d) (aanvragen gelijktijdig indienen in beide) Leidende EC formuleert ‘enkele opinie’ (3d) Geen stilzwijgende toelating, altijd schriftelijke goedkeuring nodig (positief/negatief advies of kan doorgaan mits aanpassingen). 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 27 Akkoord van zowel FAGG als Ethische commissie => begin studie. -> Einde studie -> Aanpassingen -> Safety rapportering -> CSR (clinical study report) synopsis Verantwoordelijkheden voor de opdrachtgever: • Kiest een EC (indienen door onderzoeker) • Zorgt voor verzekering • Dient dossier in bij de overheid (FAGG) • Betaling van overheid en EC • Bereiding, import en distributie van het geneesmiddel inclusief de etikettering (GMP) • (Veiligheids)rapportering aan EC en CA • Jaarlijks rapport over studievoortgang • Dient substantiële amendementen in bij FAGG / EC • Informeert EC over het beëindigen van een studie (<90 d) • Informeert EC over vroegtijdig stoppen van een studie (<15 d) 32. Bespreek de verschillende types/soorten vaccin die men kan ontwikkelen met telkens hun karakteristieken, voordelen en nadelen. Live attenuated vaccines = aangemaakt door een levende bacterie vele malen te laten repliceren waardoor deze zwakker wordt. Karakteristieken: replicatie in host attenuated in pathogeniciteit (attenuatie = verzwakken) ontlokken Ab and CMI Voordelen: mogelijk bredere immuunrespons mogelijk minder dosissen vereist gewoonlijk langer durende bescherming Nadelen: onzeker over de mate van attenuatie onzeker over veiligheid voor het gebruik op grote schaal stabiliteit leeft nog steeds analyse Inactivated vaccines = bacteriën behandeld met chemicaliën/hitte waardoor geïnactiveerd maar nog steeds immunogeen. Karakteristieken niet in staat om te repliceren in host ontlokken vooral Ab Voordelen: kunnen niet vermenigvuldigen of terug pathogeen worden gewoonlijk minder reacties uitlokken niet overdraagbaar gewoonlijk technisch meer haalbaar 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 28 Nadelen mogelijk adjuvant vereist potentieel immunogeen variabele efficaciteit Subunit vaccines (purified or recombinant) = DNA van oppervlakte antigen geïsoleerd, overgebracht in bacterie/gist/weefselcel en in cultuur gebracht. Daarna volgt extractie van het antigen en in vaccin gieten. Idem inactivated vaccine Gene-based vaccines: - Recombinant DNA plasmiden: ingebracht in zoogdiercellen (intramusculair/ intradermaal) die dan Antigenen tot expressie brengen - Recombinante levende virale vectoren: geattenueerd virus dat tijdelijk repliceert in gastheer en antigenen tot expressie brengt. - Nog in ontwikkeling Karakteristieken stimuleert synthese van antigenen in cellen ontlokken vooral CMI Voordelen gestandardiseerde methode voor productie and analyse aanhoudende immune stimulatie Nadelen potentieel immunogeen Peptide vaccines: ook nog in ontwikkeling: voor intracellulaire parasieten. Peptiden isoleren vanuit het MHC (majeur histocompatibiliteits complex), opkweken in labo en inbrengen: kunnen opgenomen en gepresenteerd worden en immuunrespons uitlokken. Isoleren van peptiden van parasiet vanuit het MHC van de host cel, deze peptiden gebruiken om immuniteit te induceren Dendritic cell vaccines: ook nog in ontwikkeling: bloedcellen isoleren, in vitro dendritische cellen kweken op opladen voor immuunrespons tegen bepaald antigeen. Eigen immuunsysteem versterken om zelf kanker te bestrijden 33. Farmacovigilantie: wat is het verschil tussen een “ongewenst verschijnsel/voorval” (i.e. adverse event) en een “bijwerking” (i.e. adverse drug reaction)? (vergelijk ook met de definities in de Belgische wetgeving). Wat maakt dat een “ongewenst voorval” of “bijwerking” als “ernstig” beschouwd wordt? Bijwerking: ‘Ongewenst effect’, ADR of ‘Adverse Drug Reaction’ = een reactie op een GM schadelijk en ongewild, optredend bij: - aangeraden posologie/dosis - toegelaten indicaties Ongewenst voorval: AE of ‘Adverse Event’ = elke medische gebeurtenis die optreedt tijdens de behandeling met een GM maar die niet per se een oorzakelijk verband heeft met het geneesmiddel 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 29 ‘Bijwerkingen’ zijn een deel van de ‘ongewenste voorvallen’ Ernstig (≠ de intensiteit van de bijwerking) Ernstige ongewenste voorvallen = SAE of Serious Adverse Events Bijwerking die heeft geleid tot: hospitalisatie of verlenging van de duur ervan levensgevaar overlijden significante of blijvende invaliditeit of arbeidsongeschiktheid aangeboren afwijking of misvorming andere medisch significante gebeurtenis bv. Statines => rhabdomyolyse Vergelijken met Belgische wetgeving: "bijwerking" : elke schadelijke en niet gewenste reactie op een geneesmiddel voor onderzoek of op een experiment en, wanneer het om een geneesmiddel voor onderzoek gaat, ongeacht de toegediende dosis; "ongewenst voorval" : een schadelijk verschijnsel bij een patiënt of een deelnemer aan de behandelde groep tijdens een experiment, dat niet noodzakelijk met die behandeling verband houdt; Is dus niet helemaal hetzelfde: bijwerking is voor Belgische wet bij gelijk welke dosis. Ongewenst voorval komt wel overeen. 34. Bespreek de beperkingen van de veiligheidevaluatie (i.e. farmacovigilantie) van een geneesmiddel (i) tijdens de klinische ontwikkelingsfase en (ii) na het commercieel beschikbaar komen van het geneesmiddel. Tijdens klinische ontwikkelingsfase worden studies uitgevoerd voor evaluatie van veiligheid en efficaciteit (fase I -> III). Deze hebben echter beperkingen doordat: - Er slechts een beperkt aantal testpersonen is - De geselecteerde testpopulatie te gemiddeld is: strenge inclusie- en exclusiecriteria. Inclusie: geen co-morbiditeit, leeftijd, anamnese. Exclusie kwetsbare bevolkingsgroepen: kinderen, zwangere vrouwen, ouderen, zieken. - Te nauw: er wordt gemonitord in gestandaardiseerde omstandigheden, nauwe opvolging van de patiënten. - Te kort: de patiënten worden slechts beperkte tijd opgevolgd. Dit komt niet overeen met reële omstandigheden waarin geneesmiddelen genomen worden Niet mogelijk om zeer zeldzame bijwerkingen te ontdekken Na het op de markt brengen ook nog controle nodig = fase IV studies: geneesmiddelenbewaking. Beperkingen van de post-market geneesmiddelenbewaking: - Afhankelijk van de rapportering door gezondheidsbeoefenaars/industrie Onderrapportering! Meer meldingen nodig voor completere database, beter inschatten incidentie, vroegtijdige detectie van signalen. - Onevenwicht in meldingen: slechts 25% komt van gezondheidsbeoefenaars. rechtstreekse melding belangrijk (industrie kan nog filteren). 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 30 - Meldingen zijn vaak onvolledig: ontbreken van co-medicatie, co-morbiditeit, data, ... Belangrijk voor kwalitatieve evaluatie en codering en tijdswinst doordat melder niet moet gecontacteerd worden. - 1/3 van de bijwerkingen was ‘vermijdbaar’: Door gezondheidswerker (niet gerespect contra indicatie, slechte dosering, slechte monitoring) of patiënt (slechte compliance, therapiestop, automedicatie) Oplossingen: sensibilisering, online meldingen, geïndividualiseerde feedback, makkelijkere meldingsformulieren, specifiek email-adres 35. Wat zijn de doelstellingen van de geneesmiddelenbewaking en hoe is de melding van vermoedelijke bijwerkingen in België georganiseerd? Doel: - Opsporen van en informeren over onbekende of onvoldoende gedocumenteerde bijwerkingen - Verbeteren van de kennis van het veiligheidsprofiel van geneesmiddelen - Permanent herbeoordelen van de risico-baten verhouding van een geneesmiddel rekening houdend met: * doeltreffendheid * veiligheid * beschikbaarheid/resultaat van aanverwante therapieën * doelgroep * ernst van de ziekte of de toestand waarvoor men het GM wenst te gebruiken ... Veiligheid van de patiënten verbeteren Absolute veiligheid bestaat niet, altijd risico-baten afwegen. Hoe zeldzamer een de nevenwerking en hoe frequenter de achtergrondincidentie, hoe meer patiënten nodig voor te detecteren. Farmacovigilantie gebeurt door het BCGH (Belgisch centrum voor geneesmiddelenbewaking voor geneesmiddelen voor humaan gebruik) onderdeel van de afdeling vigilantie van het directoraat-generaal post-vergunning van het FAGG. Werkt samen met Eudravigilance = Europese organisatie voor vigilantie (onderdeel van EMA). Melding van vermoedelijke bijwerkingen gebeurt door gezondheidswerkers (aan industrie of rechtstreeks aan BCGH) en industrie (meldingsplicht van ernstige bijwerkingen 7-15 dagen). Verder komt er ook nog info binnen van Eudravigilance en WGO’s Vigibase. Melding door gezondheidswerkers (apotheker, arts, tandarts): naar het FAGG via gele fiches/online melding of naar industrie. Melding door industrie: via de QPPV 36. Farmacovigilantie: bespreek de taken van een QPPV en het doel van een Risk Management Plan? De QPPV (qualified person for pharmacovigilance) = verantwoordelijke binnen farmabedrijf voor farmacovigilantie. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 31 = gediplomeerd arts/apotheker, min 1 jaar ervaring in farmacovigilantie en erkent door FAGG (mag niet de algemeen bestuurder zijn). Taken: a) Oprichting en beleid van een systeem voor geneesmiddelenbewaking binnen de onderneming van de VHB-houder om te garanderen dat alle informatie betreffende vermoedelijke bijwerkingen wordt verzameld en behandeld, teneinde toegankelijk te zijn in minstens één specifieke plaats in de EU. b) Opstellen van rapporten ter attentie van de bevoegde instanties: ICSRs (Individual Case Safety Reports): individuele meldingen betreffende ernstige bijwerkingen PSURs (Periodic Safety Update Reports): periodieke veiligheidsverslagen: - op regelmatige tijdstippen: 1e 2 jaar na commercialisatie: elke 6 maand / volgende 2 jaar: elk jaar / nadien: elke 3 jaar (ook onmiddellijk op verzoek) - overzicht van de wereldwijde veiligheidsinformatie - kritische evaluatie van de risico-baten verhouding met vermelding of verder onderzoek of aanpassing van de VHB of SKP/bijsluiter nodig is Verslagen over de postautorisatie veiligheidsstudies (PASS = Post- Authorisation Safety Studies) Risk management plan (RMP) = beschrijving van activiteiten en interventies om risico’s te identificeren, karakteriseren, voorkomen of beperken. voorstellen voor nader onderzoek om ontbrekende kennis/gegevens te vinden (epidmiologische/klinische studies). Moet ingediend worden voor bepaalde geneesmiddelen bij de aanvraag van een VHB, of pre of post VHB indien overheid nodig acht. RMP bevat een risk minimization plan: acties die gepland zijn om risico’s te beperken vb. Informeren (educatief materiaal), beschikbaarheid beperken, patiëntenregistratie, informed consent, restricted acces programs… 37. Farmacovigilantie: de melding van een vermoedelijke bijwerking van een geneesmiddel kan leiden tot een “signaal” na grondige evaluatie van het oorzakelijk verband tussen geneesmiddel en bijwerking. Welke elementen maken deel uit van deze evaluatie? KAN HET GENEESMIDDEL DEZE BIJWERKING VEROORZAKEN? - Raadplegen van diverse informatiebronnen: SKP, wetenschappelijke literatuur, databanken BCGH, Eudravigilance (EMA) en VigiBase (WGO)... - Indien niet beschreven voor het geneesmiddel in kwestie, nagaan of de vermoedelijke bijwerking beschreven is voor de klasse waartoe het behoort = “klasse-effect” HEEFT HET GENEESMIDDEL DAADWERKELIJK DE BIJWERKING VEROORZAAKT BIJ DEZE PATIENT? a) Tijdsduur en beloop: - Tijdsrelatie: duidelijk of niet? (onmiddellijk vs. uren/dagen/jaren) - Dechallenge/Rechallenge ‘Positieve rechallenge’ is een sterk argument voor het bestaan oorzakelijk verband Bewuste rechallenge vaak niet ethisch aanvaardbaar Vooral waardevol bij objectiveerbare verschijnselen bv. rash, hepatitis ‘Negatieve rechallenge’ sluit een oorzakelijk verband niet per se uit 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 32 vb. Door gebruik van lagere dosis, desensibilisatie-effect, te kortdurende blootstelling b) Specificiteit van het klinisch-pathologisch beeld - Klinisch beeld en laboratoriumwaarden - Lokalisatie van de bijwerking (bv. injectieplaats) - Dosis-effect relatie - Farmacologische eigenschappen Zeer specifiek vb.: Fixed-drug eruption (= huidaandoening op 1 vaste plaats) bij tetracyclilnes vs. niet specifiek: hoofdpijn c) Andere oorzaken uitsluiten: - Onderliggende aandoeningen - Concomitante geneesmiddelen - Aanwezigheid van risicofactoren (bv. renale of hepatische insufficiëntie, genetische voorgeschiktheid) - Antecedenten van de aandoening Causaliteitsscores van WGO: 1 Zeker: Klinisch beeld is niet te verklaren door comorbiditeit/comedicatie, er is een farmacologische verklaring, het tijdsinterval is evident en er is een positieve dechallenge 2: Waarschijnlijk: Klinisch beeld is onwaarschijnlijk te verklaren door comorbiditeit/ comedicatie, het tijdsinterval is redelijk en er is een positieve dechallenge 3: Mogelijk: Klinisch beeld kan verklaard worden door comorbiditeit/comedicatie, het tijdsinterval is redelijk 4: onwaarschijnlijk: Klinisch beeld kan verklaard worden door comorbiditeit/comedicatie en het tijdsinterval is onwaarschijnlijk 5: Niet geclassificeerd: extra info nodig 6: Niet-classificeerbaar: onvolledige/contradictorische info Complex proces, vaak moeilijk om causaal verband te evalueren. Correctheid van data des te belangrijker. Black Triangle Drugs = drugs met een nieuw bestanddeel: aangeduid in geneesmiddelen repertorium met zwarte driehoek. Doel: aandacht vragen van gezondheidswerkers, want deze drug minder dan 3 jaar op markt, nog beperkte kennis van veiligheidsprofiel. Zeker melden indien iets verdachts. 38. Farmacovigilantie: welke reglementaire maatregelen kunnen genomen worden indien naar aanleiding van signaaldetectie en evaluatie blijkt dat een bijwerking van een reeds gecommercialiseerd geneesmiddel bevestigd wordt? a) Informatie verspreiden naar gezondheidswerkers: Website FAGG en DHPC (dear healthcare professionals communication) = communicatie naar spec. doelgroepen vb. specialisten b) Aanpassen van SKP en bijsluiter: Toevoegen bijwerkingen, waarschuwingen & gebruiksvoorzorgen en contra-indicaties.Vb. orlistat -> kan pancreatitis veroorzaken Schrapping van indicatie vb. minirin neusspray niet meer voor bedwateren -> hoge kans op waterretentie, hyponatriëmie en convulsies c) Aanpassen van afleveringsstatuut vb. Roaccutane: pregnancy prevention programme d) Schorsing van het VHB vb. rimonabant: psychiatrische bijwerkingen e) Intrekken VHB (irreversibel) vb.: Nimesulid: Hepatotoxisch 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 33 39. Bespreek: weesgeneesmiddelen. Geneesmiddelen voor zeldzame ziekten - de zogenaamde "weesgeneesmiddelen" i) bestemd zijn voor de diagnose, preventie of behandeling van levensbedreigende of chronisch invaliderende aandoeningen, die niet meer dan vijf op de 10.000 mensen in de Europese Unie beïnvloeden ii) zijn geneesmiddelen die om economische redenen waarschijnlijk niet worden ontwikkeld zonder stimulerende maatregelen. vb. slaapziekte is binnen de EU een weesziekte Het doel van het EU-regelgevingskader voor weesgeneesmiddelen is onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten te stimuleren door het bieden van stimulansen voor de farmaceutische industrie. Dit initiatief helpt om de patiënten die lijden aan zeldzame ziekten toegang te geven tot dezelfde kwaliteit van de behandeling als andere patiënten. Dit heeft geleid tot de oprichting van het Committee for Orphan Medicinal Products (COMP) dat verantwoordelijk is voor de herziening van de aanvragen van personen of bedrijven ("sponsors") die van plan zijn medicijnen voor zeldzame ziekten te ontwikkelen. COMP stimuleert de sponsors onder andere d.m.v.: * EU-gefinancierd onderzoek: sponsors in ontwikkeling van weesgeneesmiddelen kunnen in aanmerking komen voor subsidies van de EU. * Protocol hulp: het agentschap kan wetenschappelijk advies verstrekken voor de ontwikkeling en begeleiding op het voorbereiden van een dossier dat voldoet aan de Europese regelgeving. * Reductions: vermindering van de vergoedingen zullen worden overwogen voor alle soorten activiteiten, met inbegrip van aanvragen om een vergunning, inspecties, variaties en technische bijstand. * Marktexclusiviteit voor 10 jaar na de verlening van een vergunning (goedkeuring voor verkoop), weesgeneesmiddelen profiteren van exclusiviteit op de markt in de EU. Gedurende die periode kunnen rechtstreeks concurrerende soortgelijke producten in de regel niet op de markt brengen. In de afgelopen jaren is het aantal aanvragen ingediend bij het Agentschap voor weesgeneesmiddel sterk toegenomen. De aanhoudende interesse in het weesgeneesmiddel proces door farmaceutische bedrijven geeft aan dat meer weesgeneesmiddelen op de markt zullen komen voor het behandelen van patiënten met zeldzame ziekten. 40. Welke mogelijkheden bestaan er om een geneesmiddel gratis ter beschikking te stellen van een patiënt? Compassionate use Om redenen van medeleven het beschikbaar stellen van een GM dat in aanmerking kan komen voor de gecentraliseerde procedure aan een groep patiënten die lijden aan - een chronische ziekte, - een ziekte die de gezondheid ondermijnt, of - een levensbedreigende ziekte 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 34 en dat de ziekte niet op een bevredigende wijze kan worden behandeld met een GM dat in België in de handel is en dat vergund is voor die aandoening. Voor het betrokken GM moet een VHB aangevraagd zijn of moeten de klinische proeven nog gaande zijn. GM nog niet toegelaten voor geen enkele indicatie GM gratis voor patiënt Medical need program Het ter beschikking stellen van een GM voor menselijk gebruik teneinde tegemoet te komen aan de medische noden van de patiënten, die lijden aan - een chronische ziekte, - een ziekte die de gezondheid ondermijnt, of - een levensbedreigende ziekte en dat de ziekte niet op een bevredigende wijze kan worden behandeld met een GM dat in België in de handel is en dat vergund is voor die aandoening. De aanvraag is lopende, of de VHB is toegestaan, maar nog niet beschikbaar voor de nieuwe indicatie. Of als klinische studie nog lopende is voor nieuwe indicatie. GM gratis voor patiënt buiten verpakking: ‘MNP – mag niet verkocht worden’ Medische monsters Enkel voor geneesmiddelen in de handel, het monster mag niet groter zijn dan de kleinste verpakking. buiten verpakking: ‘Gratis monster – mag niet worden verkocht’ Geen stalen voor verdovende middelen, psychotrope stoffen of orale GM met isotretinoine • Arts: - Schriftelijke aanvraag door arts bij bedrijf - Max aantal monsters per jaar (600) en max 8 per GM per voorschrijver - Beperking niet indien in kader van proeftherapie • Bedrijf: administratieve verwerking - o.a. aantal stalen per voorschrijver - jaarlijks aantal monsters meedelen aan FAGG 41. Bespreek de mogelijkheden tot het geven van “informatie” en / of het communiceren over geneesmiddelen aan de patiënt en de bevolking. a) Wetenschappelijke tijdschriften b) Bijsluiters: Wetenschappelijke bijsluiter – Inhoud bepaald door overheid op basis van registratiedossier • US: Food and Drug Administration (FDA) • Europa: European Medicines Agency (EMEA) – Aanpassingen: melding bij overheid – Elementen: * Beschrijving: Producent, Samenstelling, Vormen, Verpakkingen, .. * Farmacologie * Indicaties * Posologie, Wijze van gebruik * Contra-indicaties , Bijwerkingen, Interacties, Overdosering * Zwangerschap en Lactatie 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 35 * Verenigbaarheden, Stabiliteit * Laatste bijwerking van de bijsluiter Bijsluiter voor het publiek = meer patiëntvriendelijk: Indicaties, nevenwerkingen, wijze van gebruik, contra-indicaties, … c) Rol van overheid – Informatie voor zorgenverstrekkers • BCFI www.bcfi.be (Belgisch centrum voor farmacotherapeutische info) bevat het becommentarieerd geneesmiddelencompendium • RIZIV Concensusvergaderingen www.riziv.fgov.be/drug/nl – Informatie aan bevolking • Media vb. Antibioticacampagnes, gebruik NSAID’s • BCFI (internet) Doel BCFI: systematisch onafhankelijke informatie verstrekken met betrekking tot geneesmiddelen. Activiteiten van het BCFI: • Folia Pharmacotherapeutica (maandelijks tijdschrift met betrekking tot geneesmiddelen) • Geneesmiddelenfiches (info over recent geregistreerde actieve bestanddelen) • Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium (jaarlijks uitgave van informatie over alle geneesmiddelen beschikbaar in de ambulante sector) • Transparantiefiches (behandelingsopties voor een specifieke pathologie onderling te vergelijken) • Website d) reclame toegestaan afhankelijk van doelpubliek en al dan niet voorschrift verplicht e) Internet = Bron van informatie (vb. website EMA), maar ook veel rommel Europa • Bezorgdheid kwaliteitsvolle geneesmiddeleninformatie • Bescherming van patiënt • Verbod op reclame voorschriftplichtige geneesmiddelen • Toelating gecontroleerde informatie voorschriftplichtige geneesmiddelen Waar is de grens? Denk aan de ‘boodschap algemeen nut’ over voetschimmel. 42. Bespreek de “financiële levenscyclus” van het geneesmiddel. GM krijgt octrooi Geneesmiddel krijgt een originele basis van tegemoetkoming. Na het vervallen van het octrooi a) Wanneer er geen goedkopere specialiteit op de markt komt na het vervallen van het octrooi: Na 12j: -15% van de terugbetaling Na 15j: -2.35% van de terugbetaling b) Wanneer er wel een goedkopere specialiteit op de markt komt na het vervallen van het octrooi: Terugbetaling valt terug op de referentieterugbetaling: (-30% van de terugbetaling) + veiligheidsmarge* (origineel is max. 25% duurder dan generiek) Na 2j referentieterugbetaling: -4% van de terugbetaling Na 4j referentieterugbetaling: -3.5% van de terugbetaling 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 36 • Op 1.01.2010 opgenomen in referentieterugbetaling – terugbetaling < 12 jaar: -17 % extra – terugbetaling > 15 jaar: -1,19 % extra Basis van tegemoetkoming – Referentieterugbetaling – Dalingen in kader van duur van vergoedbaarheid – Totale daling t.o.v. start: > 40 % Prijsdaling op portfolio bedrijf (vraag minister) – Vrije keuze van bedrijf: toepassing op bepaalde farm. spec. * Binnen de referentieterugbetaling wordt de vergoedingsbasis van een originele specialiteit waarvoor een goedkopere specialiteit beschikbaar is (dikwijls een generisch middel of een "kopie"), verminderd. Vanaf 1 juli 2005, bedraagt deze vermindering 30%. Dit heeft voor gevolg dat de patiënt in een aantal gevallen een hoger remgeld betaalt wanneer het duurdere geneesmiddel wordt voorgeschreven en afgeleverd. Het verschil tussen de door de producent toegepaste verkoopsprijs en de verlaagde vergoedingsbasis (het zogenaamde “supplement”) is immers integraal ten laste van de patiënt. Vanaf 1 april 2010 wordt voor geneesmiddelen opgenomen in het referentieterugbetalingssysteem ook een maximaal toegelaten prijs bepaald. De maximaal toegelaten prijs is gelijk aan de vergoedingsbasis verhoogd met een “veiligheidsmarge” (de veiligheidsmarge is gelijk aan 25 % van de vergoedingsbasis en bedraagt maximaal 10,80 EUR). Het “supplement” bedraagt hierdoor dus nog maximaal 10,80 EUR. Vanaf 1 april 2010 wordt de vergoedingsbasis van een originele specialiteit die twee jaar opgenomen is in het referentieterugbetalingssysteem nog bijkomend met 4 % verminderd. Na 4 jaar wordt de vergoedingsbasis nog met 3,5 % verminderd. Prijsdaling “oude geneesmiddelen” (buiten octrooi) De prijs van geneesmiddelen waarvan het werkzaam bestanddeel al langer dan 12 of 15 jaar terugbetaald wordt, wordt bijkomend verminderd: na 12 jaar terugbetaling daalt de prijs voortaan met 15 % (i.p.v. 14 %). Op 1 april 2010 wordt de prijs van die geneesmiddelen daarom met een extra 1,16 % verminderd na 15 jaar terugbetaling daalt de prijs voortaan met 2,35 % (i.p.v. 2,3 %). Op 1 april 2010 wordt de prijs van die geneesmiddelen daarom met een extra 1,19 % verminderd Prijswijziging van geneesmiddelen die opgenomen zijn in het referentieterugbetalingssysteem a) Toepassing van de “veiligheidsmarge” Voor geneesmiddelen opgenomen in het referentieterugbetalingssysteem worden voortaan maximaal toegelaten prijzen gehanteerd. De maximaal toegelaten prijs is gelijk aan de vergoedingsbasis verhoogd met een “veiligheidsmarge” (de veiligheidsmarge is gelijk aan 25% van de vergoedingsbasis en bedraagt maximaal 10,80 EUR). Op 1 april 2010 wordt de prijs van sommige geneesmiddelen opgenomen in het referentieterugbetalingssysteem hierdoor verlaagd tot dit maximaal toegelaten prijsniveau. Gevolgen voor de patiënt/voorschrijver Wanneer de arts een van deze originele specialiteiten voorschrijft, waarvoor een goedkoper alternatief bestaat, zal de patiënt misschien een supplement moeten betalen. Dit supplement vervalt wel als de producent van het originele geneesmiddel zijn prijs verlaagd heeft. Indien de producent zijn prijs niet verlaagd heeft, bedraagt het supplement voortaan maximaal 10,80 EUR. Het is dus belangrijk dat arts en patiënt samen nagaan wat de meest aangewezen keuze is. b) Extra daling 2 of 4 jaar na de initiële opname in het referentieterugbetalingssysteem 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 37 De vergoedingsbasis van geneesmiddelen die meer dan 2 jaar of meer dan 4 jaar opgenomen zijn in het referentieterugbetalingssysteem, wordt bijkomend verminderd: 2 jaar na de initiële opname in het systeem daalt de vergoedingsbasis voortaan met 4 % (i.p.v. 2,5 %). Op 1 april 2010 wordt de vergoedingsbasis van de betrokken geneesmiddelen daarom met een extra 1,54 % verminderd. 4 jaar na de initiële opname in het systeem daalt de vergoedingsbasis voortaan nog bijkomend met 3,5%. Op 1 april 2010 wordt de vergoedingsbasis van de betrokken geneesmiddelen daarom met 3,5 % verminderd. Gevolgen voor de patiënt/voorschrijver Wanneer de arts een van deze originele specialiteiten voorschrijft, waarvoor een goedkoper alternatief bestaat, zal de patiënt misschien een supplement moeten betalen. Dit supplement vervalt wel als de producent van het originele geneesmiddel zijn prijs verlaagd heeft. Indien de producent zijn prijs niet verlaagd heeft, bedraagt het supplement voortaan maximaal 10,80 EUR. Het is dus belangrijk dat arts en patiënt samen nagaan wat de meest aangewezen keuze is. c) Combinatie prijsdaling “oude geneesmiddelen” Vanaf 2010 wordt voor geneesmiddelen die opgenomen worden in het referentieterugbetalingssysteem ook simultaan de prijsdaling “oude geneesmiddelen” toegepast. Concreet betekent dit dat op 1 april 2010 de prijs van de geneesmiddelen die op 1 januari 2010 opgenomen werden in het referentieterugbetalingssysteem en waarvan het werkzaam bestanddeel nog geen 12 jaar terugbetaald wordt, met een extra 17 % verminderd wordt 15 jaar of meer terugbetaald wordt, met een extra 1,19 % verminderd wordt 43. Bespreek de vergoedbaarheid van geneesmiddelen volgens categorie. Categorie A = Levensnoodzakelijke farmaceutische specialiteiten vb. insuline (de geneesmiddelen voor zware aandoeningen zoals kanker, diabetes, epilepsie) volledig terugbetaald Categorie B = Therapeutisch belangrijke farmaceutische specialiteiten vb. antibiotica geneesmiddelen die op therapeutisch vlak belangrijk zijn 75% terugbetaald, remgeld heeft een maximum Categorie C, Cs, Cx = Symptomatische behandelingen vb. antihistaminica geneesmiddelen die een invloed hebben op de symptomen. Zo vind je in categorie Cs bijvoorbeeld het griepvaccin en in categorie Cx de anticonceptiepil respectievelijk 50%, 40% en 20% terugbetaald, remgeld heeft voor C een max. Categorie D = Niet vergoedbare geneesmiddelen Toewijzing in een categorie = door minister van sociale zaken en volksgezondheid op advies van het CTG (commissie voor tegemoetkoming van geneesmiddelen) Voorwaarden voor vergoedbaarheid: - Erkende indicaties - Indicaties op basis van evidence based medicine - Beperking indicaties om medische/budgettaire redenen Onder voorwaarde vergoedbare GM (Hoofstuk I, II, III, IV) Hoofdstuk I: Farm. spec. zonder voorwaarde – Indicaties wetenschappelijke bijsluiter 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 38 – Categorieën A, B, C, Cs, Cx Hoofdstuk II: Farm. spec. met aanbevelingen (a posteriori controle) – Indicaties: volgens goede medische praktijk en EBM – Doel: • Administratieve vereenvoudiging • Afbouwen complexe voorschrijfprocedures • Adequaat voorschrijven bevorderen – Enkel vooraf bepaalde therapeutische klassen of sub-klassen – Categorieën B, C Hoofdstuk III: Perfusievloeistoffen – Indicaties wetenschappelijke bijsluiter – Enkel categorie B Hoofdstuk IV: Farm. spec. voorafgaande machtiging – Indicaties: beperkt om medische en/of budgettaire redenen • Meestal geneesmiddelen met hoge kostprijs – A priori controle door adviserende geneesheer mutualiteit – Zeer uitgebreide lijst (> 1.000 pagina’s) – Categorieën A, B, C Hoofdstuk IVbis: Buitenlandse farm. spec voorafgaande machtiging – Invoer conform bepalingen Minister van Volksgezondheid – A priori controle door adviserende geneesheer mutualiteit – Vergoeding op basis van factuurprijs en verhoogd met marge van afleverende apotheker – Specifieke indicaties per product – Meestal vermelding met generieke naam – Categorieën A, B Na de patentperiode referentieterugbetaling. 44. Bespreek: het systeem van referentieterugbetaling. Referentieterugbetaling: ingevoerd in 2001, met als doel besparen op terugbetaling en nieuwe geneesmiddelen binnen aanvaardbaar budget voor bevolking ter beschikking stellen. Als een alternatief (generiek of kopie) beschikbaar is, wordt het niveau van terugbetaling (betaald door de gemeenschap) van een GM verlaagd met 30% = Basis voor tegemoetkoming. Farmaceutische industrie heeft keuze: prijsdaling of prijs doorrekenen aan patiënt. Generisch geneesmiddel: Vereisten (in vergelijking met origineel) 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 39 – Hetzelfde werkzame bestanddeel of bestanddelen – Dezelfde sterkte per eenheid, dezelfde farmaceutische vorm en dezelfde toedieningswijze – Bio-equivalentie: Biologische beschikbaarheid (snelheid en hoeveelheid) na toediening van zelfde dosis vergelijkbaar -> dezelfde effecten (gewenste en ongewenst) – Op ogenblik van aanvaarding tot terugbetaling: minstens 30% goedkoper dan origineel Kopieën • Vóór verstrijken van alleenrecht op de markt na goedkeuring van de oorspronkelijke fabrikant – kopiegeneesmiddel zelfde prijs als referentiegeneesmiddel – co-marketing • Na beschermde periode op de markt zonder toestemming van oorspronkelijke fabrikant – Kopiegeneesmiddel niet precies identiek aan referentiegeneesmiddel • bv. een andere sterkte per eenheid • 10 jaar systematisch gebruikt en gedocumenteerd in Europese Unie – Aanvrager: • Gedetailleerde verwijzing naar literatuur waaruit blijkt dat geneesmiddel reeds lang in de medische praktijk gebruikt wordt • Documentatie over veiligheid, werkzaamheid en van relevante literatuur – Goedkoper dan hun referentiegeneesmiddel, maar niet verplicht 30 % goedkoper 45. Bespreek: “off label use” van geneesmiddelen. Off-label: gebruik in niet erkende indicaties (FDA, EMA, lokale overheden) Unlicensed: Gebruik van geneesmiddel in andere patiëntengroepen, andere dosissen en andere toedieningswegen dan voorzien in de licentie van de firma of zonder rekening te houden met de contra-indicaties en waarschuwingen vermeld door de firma Reden voor off label/unlicensed use: - Indicatie onbekend bij registratie van het geneesmiddel - Gebruik in een economisch oninteressante populatie of indicatie - Research gebeurt vnl. bij volwassenen Komt veel voor: 20% van de 500 meest gebruikte GM is off-label, 75% van de anti-kanker medicatie is off-label. Veel off-label gebruik wordt nooit erkend als indicatie Industrie neemt het risico niet, wordt toch gebruikt. Voordelen: Nadelen: - Innovatie mogelijk - soms enigste mogelijke behandeling in weesziekten - vroegere toegang tot potentieel waardevolle geneesmiddelen - geen wetenschappelijke basis, - verhoging van de kosten bij nieuwe, dure geneesmiddelen Conflicten: Verzekeraar: is het wel veilig? Arts: therapievrijheid als hij denkt dat het patiënt helpt verantwoordelijkheid bij arts Industrie: krijgt extra indicaties zonder investering Patiënt dualiteit: wil veilige, effectieve en betaalbare drugs + wil de nieuwste therapieën. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 40 Kinderen: belangrijke groep voor off label/unlicensed use: 20-80% geneesmiddelen gebruik bij kinderen Kans op AE stijgt bij off label gebruik. Reden: andere farmacokinetiek, andere toedieningswegen, andere lichaamssamenstelling Vergoedbaarheid van off label use: VS: toenemende aanvaarding van terugbetaling bij off-label use, als indicatie voorkomt in erkende farmaceutische compendia Grote variatie in off-label gebruik in GM compendia en litteratuur. 46. Geef een overzicht van de procedures die kunnen gevolgd worden om een geneesmiddel te registreren in Europa, inclusief de voor- en nadelen van de verschillende procedures. Centralized Procedure 1 aanvraag bij EMA -> 1 evaluatie door CHMP CHMP (= Committee for Human Medicinal Products) bevat 2 leden/lidstaat en zorgt voor een wetenschappelijke opinie over het product. 2 landen worden aangeduid, 1 rapporteur en 1 co-rapporteur 1 Evaluatie, met 1 aanbeveling voor de hele EU, 1 bijsluiter Voordelen: - 1 applicatie - 1 toelating in hele EU - 10 jaar exclusiviteit in alle landen - consensus door stemming met meerderheid Nadelen: - “alles of niets” - rapporteurs aangeduid door CHMP - handelsnaam (commerciële naam) = zelfde in alle landen - korte tijd voor vertalingen te doen. Mutual recognition procedure a) Nationale fase: 1 aanvraag op nationaal niveau in land naar keuze = reference member state Binnen 210 dagen evaluatie en eerste toelating, daarna 90 dagen voor advies te geven aan EU b) Mutual recognition fase: 10 dagen validatie van het advies Rest van de landen krijgt 90 dagen om bezwaren in te dienen Na 30 dagen: nationale toelatingen Voordelen: - kiezen van referentie lidstaat - mogelijkheid tot discussie met de referentie lidstaat over aanvraag - mogelijkheid tot vroeger lanceren van het product in de referentie lidstaat - mogelijkheid aanvraag in 1 lidstaat in te trekken zonder gevolgen voor rest - gebruik van verschillende handelsnamen Nadelen: - elke lidstaat gaat apart evalueren -> vele objecties - zware bezwaren in 1 lidstaat kan leiden tot terugtrekking GM in dat land. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 41 47. Welke taken heeft het FAGG in het geneesmiddelenbeleid? FAGG = Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (voorheen het Directoraat-generaal Geneesmiddelen van de FOD Volksgezondheid) Missie: Het FAGG verzekert, vanaf hun ontwikkeling tot hun gebruik, de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid: van geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (met inbegrip van homeopathische geneesmiddelen en geneesmiddelen op basis van planten, magistrale bereidingen en officinale bereidingen), alsook van medische hulpmiddelen en hulpstukken en grondstoffen bestemd voor de bereiding en de productie van geneesmiddelen. Het FAGG verzekert, vanaf hun wegneming tot hun gebruik, de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid van alle operaties met bloed, weefsels en cellen. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 42 KORTER: De rol van het FAGG is, in het belang van volksgezondheid het verzekeren van de: i. kwaliteit, ii. veiligheid en iii. doeltreffendheid van geneesmiddelen en gezondheids-producten in klinische ontwikkeling en op de markt. Taken: Op het vlak van onderzoek en ontwikkeling (R&D), staat het FAGG in voor de evaluatie van, het afleveren van vergunningen voor, de opvolging en de controle van de klinische studies met geneesmiddelen en gezondheidsproducten; en brengt wetenschappelijke adviezen uit. Op het vlak van registratie of vergunning voor het in de handel brengen (VHB), is het FAGG belast met de evaluatie van de nieuwe aanvragen tot registratie of VHB van een geneesmiddel of van de aanvragen tot wijziging van de bestaande registratie. Op het vlak van vigilantie, bewaakt het FAGG de bijwerkingen verbonden aan het gebruik van geneesmiddelen en gezondheidsproducten door het verzamelen van informatie. Ze verzamelt de meldingen, evalueert deze en neemt indien nodig maatregelen. Op het vlak van productie en distributie, levert het FAGG vergunningen af en controleert de conformiteit van de geneesmiddelen en de gezondheidsproducten aan de van kracht zijnde reglementering inzake de fabricageactiviteiten, de distributie, de aflevering, de invoer en de uitvoer. Ze controleert de apotheken en bestrijdt de illegale praktijken. Het FAGG controleert ook de reclame voor de geneesmiddelen en de gezondheidsproducten. 48. Bij de terugbetaling van geneesmiddelen wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende klassen en categorieën van geneesmiddelen. Bespreek. Categorie A = Levensnoodzakelijke farmaceutische specialiteiten vb. insuline (de geneesmiddelen voor zware aandoeningen zoals kanker, diabetes, epilepsie) volledig terugbetaald Categorie B = Therapeutisch belangrijke farmaceutische specialiteiten vb. antibiotica geneesmiddelen die op therapeutisch vlak belangrijk zijn 75% terugbetaald, remgeld heeft een maximum Categorie C, Cs, Cx = Symptomatische behandelingen vb. antihistaminica geneesmiddelen die een invloed hebben op de symptomen. Zo vind je in categorie Cs bijvoorbeeld het griepvaccin en in categorie Cx de anticonceptiepil respectievelijk 50%, 40% en 20% terugbetaald, remgeld heeft voor C een max. Categorie D = Niet vergoedbare geneesmiddelen Toewijzing in een categorie = door minister van sociale zaken en volksgezondheid op advies van het CTG (commissie voor tegemoetkoming van geneesmiddelen) "meerwaarde klassen" die vastgesteld worden door de minister van sociale zaken, op voorstel van CTG. Van daaruit wordt de terugbetalingsbasis bepaald. Klasse 1: geneesmiddelen met een toegevoegde waarde op de GM die reeds op de markt zijn terugbetalingsbasis zelfde voor product met zelfde meerwaarde* Klasse 2: geneesmiddelen zonder toegevoegde waarde maar als belangrijke aanvulling (me too geneesmiddelen) terugbetalingsbasis niet hoger dan alternatieven met zelfde therapeutische waarde Klasse 3: generieken terugbetalingsbasis 30% lager dan prijs van referentie origineel 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 43 * Ik denk dat dat slaat op het feit dat als je 2 geneesmiddelen A en B hebt die evenveel meerwaarde (=toegevoegde waarde) hebben tov ander gm X, dat die zelfde terugbetalingsbasis moeten hebben. Het ene geneesmiddel A kan dus geen hogere terugbetalingsbasis hebben dan B. En of A en B dan meer terugbetaald zullen worden dan X denk ik niet, omdat die normaal in dezelfde categorie zullen zitten (en zelfde ziekte genezen/bestrijden). 49. Bespreek: registratieprocedure versus terugbetalingsprocedure. Waarin verschillen beide procedures van elkaar? Registratie: - Gecentraliseerd Europees (CP of MRP) of eerst via nationale aanvraag (vraag 46) - Evaluatie = gebaseerd op veiligheid, effectiviteit en farmaceutische kwaliteit - Benefit/Risk van het geneesmiddel op zichzelf wordt nagekeken Terugbetaling: - Nationale aanvraag - CTG (vraag 50) - Evaluatie = Registratieaanvraag criteria + extra: Nakijken van efficaciteit (kan het werken), effectiviteit (werk het) en efficiëntie (is het de moeite), op basis van: klinische data, epidemiologische data, real life data, gezondheidseconomische data, budget impact data - Benefit/Risk t.o.v. reeds bestaande alternatieven: therapeutische en economische waarde van het geneesmiddel Efficiëntie van het geneesmiddel is keyword voor terugbetaling, registratie houdt hier geen rekening mee: Terugbetaling: wanneer er een klinische toegevoegde waarde is. Louter nieuwe klasse, nieuw werkingsmechanisme, farmaceutische presentatie is niet voldoende. 50. Geef een overzicht van de terugbetalingsprocedure in België met bijzondere aandacht voor de rol van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen. Er wordt nagegaan wat efficacy (werkzaamheid), effectiveness (doeltreffendheid) en efficiency (doelmatigheid) is ahv clinical data, epidemiological data real life data, health economics data, en budget impact data. Een aanvraag voor terugbetaling kan slechts wanneer het geneesmiddel geregistreerd is en terugbetaling kan enkel voor de geregistreerde indicaties in aanmerking komen. Houdt rekening met therapeutische meerwaarde tov alternatieven. Houdt rekening met relatieve economische waarde tov alternatieven (kosteneffectiviteit ΔC/ΔE) Binnen de 180 dagen zal CTG beslissing nemen om al dan niet terug te betalen. (de minister van budget/financien heeft een veto om "nee" te zeggen.) 60 dagen: -evaluatie van therapeutische waarde -evaluatie van 'level of evidence' publicatie van evaluatierapport. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 44 sponsor kan commentaar geven evaluatie van de commentaar door het CTG (Wanneer CTG géén besluit heeft binnen 180 dagen, zal de aanvraag van het bedrijf aanvaard worden.) Dag 0 = Na toegekende registratie plaatst firma een aanvraag tot terugbetaling door het bedrijf aan het CTG (commissie voor terugbetaling van geneesmiddelen) -> 90 dagen tijd voor 1e evaluatie van de aanvraag. Dag 90 = CTG stuurt evaluatie terug naar het bedrijf voor aanpassingen, waarna een aangepaste aanvraag ingediend wordt. Dag 150 = Tweede en definitieve beslissing wordt genomen door CTG. Sturen hun advies door naar de minister van sociale zaken, die kan beslissen om het advies te aanvaarden of te overrulen. Overrulen kan vb. wanneer: geneesmiddelen te duur, sociale reden (bouw ve. Nieuwe fabriek). -> “Dag 60 rapport” , bevat evaluatie van therapeutische waarde en bewijslast. Is wat gepubliceerd wordt bij toelating. Bevat de positief geëvalueerde aanvraag, commentaar vd sponsor bij de evaluatie en commentaar bij de commentaar van de sponsor door het CTG. Dag 180 = Tot deze moment kan de minster van begroting nog een veto uitbrengen, wanneer het budget de terugbetaling niet toelaat. Na 180: Definitief. Publicatie in staatsblad en terugbetaling kan beginnen. Indien geen antwoord voor dag 180: laatste voorstel van de firma wordt gepubliceerd. CTG: adviseert minister van volksgezondheid over de terugbetaling van geneesmiddelen. -> Commissie bestaat uit: 22 stemmende leden: 7 academici, 8 personen van de mutualiteiten, 4 personen van de artsenvertegenwoordiging, 3 personen van de apothekersvertegenwoordiging 8 leden met adviserende functie: 4 personen die de minister representeren, 1 persoon vh RIZIV, 2 personen van de farma-industrie, 1 persoon van de generische industrie Taken: “Herhalen” van registratieprocedure (kwaliteit, veiligheid) + gaat ook de economische kant van de zaak evalueren, zie vraag 49. -> Moet transparant gebeuren(EU directieve ’89): Elke beslissing om een groep medicijnen uit te sluiten van terugbetaling moet gemotiveerd zijn door objectieve en verifieerbare criteria. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 45 Wanneer werkt CTG: - Aanvraag voor terugbetaling - Aanvraag tot veranderen van terugbetaling - Aanvraag tot stopzetten van terugbetaling - Individuele of groeps-revisie van terugbetaling - Veranderen van referentiebasis voor terugbetaling 51. Welk organisatiemodel lag aan de basis van de Belgische gezondheidszorg? Op welk alternatief model is de gezondheidszorg in het Verenigd Koninkrijk gebaseerd? Vergelijk beide modellen. De Belgische gezondheidszorg is gebaseerd op het Bismarck-model. Het alternatief model van de UK is het Beveridge model. Het Bismarck model is gegroeid uit de solidariteit bij ziekte binnen vakbonden. Een deel van de lonen wordt afgedragen (RSZ) om de gezondheidszorg te bekostigen = sociale lasten op arbeid. Bekostigd door werkgever en werknemer: Voordelen voor zowel werknemer (goeie verzorging) als werkgever (arbeider snel terug aan het werk) => paritair systeem. Is een overlegmodel: iedereen die betaald beslist ook mee: Beslissingen worden genomen door werknemers (vertegenwoordigd door de mutualiteiten) en de hulpverleners (vertegenwoordigd door orde). Overheid heeft geen rechtstreeks beslissingsrecht. Uitbesteding van de gezondheidszorg aan private sector, niet staatsgebonden. Voordeel van dit systeem: brede toegankelijkheid tot de zorg (ruim aanbod, geen wachtlijsten), klantvriendelijk, inspraak, geen gate-keeping (kan rechtstreeks naar specialist) Nadeel: geen gate-keeping -> klant rechtstreeks naar specialist, wie niet werkt profiteert Het Beveridge model is een model dat gegroeid is uit de politiek en gebaseerd is op egaliteit. Er wordt een belasting gehoffen om de gezondheidszorg te financieren = sociale lasten op kapitaal. De staat beheert de gezondheidszorg, geen inspraak voor de belastingbetaler. Gezondheidszorg is eigendom van de overheid en de arts is een werknemer van de staat. Voordeel: iedereen betaald mee, niet enkel de werkende Nadeel: geen inspraak, arts heeft vast inkomen -> invloed op kwaliteit? 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 46 52. Bespreek het principe van de forfaitarisering van geneesmiddelen in het ziekenhuis. Partiële forfaitarisatie geneesmiddelen: sinds 1 juli 2006 (KB) -Nationaal geneesmiddelenbudget voor gehospitaliseerde patiënten in acute ziekenhuizen -Enkel voor vergoedbare geneesmiddelen -Verdeling nationaal budget volgens case-mix van ziekenhuis REDEN = strijd tegen variabiliteit Financiering van het ziekenhuis door het RIZIV = Pathologiegebonden. Verantwoord aantal ligdagen wordt berekend op - gewone gehospitaliseerde verblijven - verblijven in het chirurgisch dagziekenhuis - oneigenlijke klassieke verblijven Verblijven onderverdeeld in All Patient Refined – Diagnosis Related Groups (APR-DRG) op basis van minimaal klinische gegevens: Aan elke APR/DRG wordt een bepaald aantal ligdagen toegekend (gemiddelde van alle ziekenhuizen in België). Financiering op basis van aantal ligdagen: Deel forfaitair bedrag per aantal verantwoorde ligdagen + deel punten in functie van verantwoorde activiteiten (Waarde van punt = (gesloten) budget gedeeld door totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen). Inkomsten forfait: Forfait per opname voor ziekenhuis ≈ 75% van geneesmiddelenkost 25% van basis van tegemoetkoming voor gehospitaliseerde patiënt (**) Forfaitair remgeld 0,62 € (bijdrage patiënt) Forfaitarisering van geneesmiddelen: Enveloppe per ziekenhuis, op basis van APR-DRG case-mix -> voorlopig alleen voor klassieke hospitalisaties. Uitsluiting van: 1) Klassen van geneesmiddelen – Weesgeneesmiddelen – Klasse I GM – Hoofdstuk IVbis GM – Cytostatica, groeifactoren en -hormonen, stollingsfactoren, immunoglobulines, antiretrovirale middelen 2) Individuele geneesmiddelen – Op advies van werkgroep onder koepel CTG – Op basis van criteria : - duur - ter behandeling van zeldzame aandoening - die als co-morbiditeit voorkomt 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 47 Hoe berekenen: 1) Berekening nationale gemiddelden - uitsluiting rest APR-DRG (950-956) -> uitgeslotenen - hergroepering sommige APR-DRG (beperkt aantal verblijven) - uitsluiting outliers (ligduur) uitzondelijk lange verblijfsduur door complicaties ofzo Patiënten met een zeer hoge behandelingskost in vgl met gem. in dezelfde pathologiegroep en zelfde niveau van ernst - vaststelling percentage (75 %) -> Rest door patiënt betaald (of terugbetaling) => vaststelling nationale gemiddelden (per SOI) 2) Berekening ziekenhuisenveloppe - inliers : nationaal gemiddelde x aantal verblijven - outliers : werkelijke kost - rest APR-DRG : werkelijke kost 3) Inpassing Ziekenhuisenveloppe in nationaal budget (%) => Uitbetaling van de enveloppe per opname EXTRA: Inkomen ziekenhuis: 1. (40%) financiële middelen a. (8%) kapitaals- en investeringslasten b. (90%) werkingskosten b1. forfaitair - (75%) forfaitarisering opname - APR-DRG - 25% van basis tegemoetkoming voor gehospitaliseerde patiënten - de 0,62 centjes forfaitaire bijdrage voor gehospitaliseerde (**) - de uitzonderingen niet meegeteld voor het RIZIV en per verstrekking b2. op basis van puntensysteem c. (2%) andere 2. (40%) medische honoraria 3. (15%) verkoop GM 4. (5%) persoonlijke bijdrage en supplementen ten laste van de patiënt (100%) Nu de vraag: wat bedoelen ze met "25% van basis tegemoetkoming voor gehospitaliseerde patienten"? Ik versta hieronder, terugbetaling van de vergoedbare GM's maar dan maar voor 25% van het terugbetalingsbedrag. Nu, ze krijgen toch al terugbetaling voor hun GM's (op basis van de APR-DRG), dus is dat dan een dubbele vergoeding voor dezelfde GM's?? Want in dat geval, wil ik mijn belastingsgeld terug! Maar over uw vraag van die 25% heb ik ook nagedacht. Ik denk dat ge het als volgt moet zien: stel da een geneesmiddel dat in het ziekenhuis wordt gebruikt '100%' kost. 75% hiervan haalt het ziekenhuis uit die forfaitaire bijdrage die ze van de staat krijgen. de andere 25% zou eigenlijk betaald moeten worden door de gehospitaliseerde patiënt die het pilleke pakt, maar gelukkig is iedereen hier verplicht bij de mutualiteit en is het wordt da door hun betaald..? Zo is het hele pilleke vergoed en moet de patiënt alleen de 62 centjes betalen. 1ste Master BMW / Pharmaceutical Medicine / examenvragen / versie 27 mei 2010 48