Subsidieregeling Amateurkunst

advertisement
CONCEPTREGELING FINANCIELE BASIS BIJDRAGE (FBB) bijlage bij art. 4
Uitgangspunten
De nieuwe regeling is een zogenaamde doel/resultaat regeling. In deze regeling wordt een relatie gelegd
tussen de waarde die een amateurkunstinstelling heeft voor het amateurkunstklimaat van de gemeente
Tilburg en het bedrag dat de instelling aan subsidie ontvangt. De regeling is erop gericht instellingen te
belonen voor hun bijdrage én te stimuleren om zich te ontwikkelen met als bijkomend effect zich als
instelling te onderscheiden van anderen. Om dit te meten, zal worden uitgegaan van drie waardes
waarmee het belang van een instelling wordt aangetoond voor het amateurkunstklimaat in de gemeente
Tilburg; het artistiek belang, het maatschappelijk belang en het stedelijk belang. Slechts geleverde
prestaties tellen mee om in aanmerking te komen voor subsidie, waardoor vaststelling achteraf plaats
vindt.
De nieuwe regeling moet ook de gelegenheid bieden instellingen toe te laten die zich niet
noodzakelijkerwijs richten op een vast leden- of deelnemers bestand, maar wel een structurele bijdrage
leveren aan het amateurveld, waarmee de cultuurparticipatie in actieve zin zichtbaar wordt vergroot. We
denken dan aan instellingen die op structurele basis projecten aanbieden waar door individuele amateurs
of groepen aan deelgenomen kan worden.
Het jaarlijks vastgestelde geoormerkte budget voor de FBB zal in zijn geheel worden verdeeld onder het
totaal aan aanvragers. Per kunstcategorie is ook een geoormerkt budget vastgesteld om recht te doen
aan de verschillen in kostenstructuren binnen de verschillende kunstdisciplines. De huidige indeling van
kunstcategorieën is gewijzigd. Voor de vocale sector is besloten geen onderverdeling meer te maken. Alle
koren, dus ook seniorenkoren en kamerkoren, zitten in één categorie. Vanwege het afwijkende
inhoudelijke karakter is wel besloten een aparte discipline voor muziektheater te maken voor de
disciplines opera, operette en musical. De categorie ‘Overig’ is opgesplitst om een onderscheid te kunnen
maken in budget. Koepel en Platformorganisaties hebben geen eigen budget. Voor de berekening van de
bijdrage wordt de instelling opgenomen in de kunstcategorie waarvoor men de meeste diensten verricht.
In de pilot wordt uitgegaan van een geoormerkt budget van € 180.000,- voor de Financiële Basis Bijdrage.
De verdeling per kunstcategorie is als volgt:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Instrumentale muziek (grote gezelschappen)
Vocale muziek (alle koren)
Muziektheater (musical, opera en operette)
Toneel en dans
Beeldende kunst en audiovisuele vormgeving
Koepel- en platformorganisaties
€ 52.000,€ 68.000,€ 24.000,€ 26.000,€ 10.000,n.v.t.
--------------- +
Totaal € 180.000,-
Het budget en de verdeling per categorie wordt per subsidieperiode herzien en vastgesteld voor 2013.
Binnen elke kunstcategorie is een minimum aantal leden/deelnemers vereist om überhaupt voor subsidie
in aanmerking te komen. Voor de pilotperiode in 2012 worden de bestaande minimumaantallen
gehanteerd zoals omschreven in het huishoudelijk reglement van Art-fact. Na de pilot wordt bekeken of
deze nieuwe indeling, de beschrijvingen van de disciplines en het minimum aantal leden/deelnemers nog
verder aangepast dient te worden
In deze regeling zal de indeling naar kwaliteitscategorieën, zoals die bestaat in de huidige regeling,
komen te vervallen. Dat betekent dat de verplichting om één keer in de vier jaar beoordeeld te worden
met de komst van deze regeling per direct is afgeschaft. Momenteel loopt er nog een onderzoek naar een
andere beoordelingsmethode, die meer gericht zal zijn op ontwikkeling, maar die niet noodzakelijkerwijs
deel gaat uitmaken van de FBB regeling.
1
De indicatoren
1. Het artistieke belang: bijdrage aan de kwaliteit van het amateurveld
De drie criteria die betrekking hebben op kwaliteit zijn indicatieve criteria, die iets zeggen over het
kwaliteitsstreven van de activiteiten die de instelling ontplooit.. De gehanteerde ‘kwaliteitscriteria’ zijn er
niet op gericht de artistieke kwaliteit inhoudelijk te beoordelen.
1.1 Professionele leiding = 1 punt
Het wel/niet beschikken over professionele leiding (dirigent, regisseur, choreograaf e.d. die voor dat vak is
opgeleid) zegt iets over het kwaliteitsstreven van de activiteiten van een instelling. Het CV van de artistiek
leider, waarop o.a. de behaalde diploma’s en certificaten staan, is hiervan de bewijslast en geeft tevens
inzicht in de loopbaan van de artistiek leider. We gaan ervan uit dat de meeste instellingen over
professionele leiding beschikken, maar er zal wel een verschil zijn in de mate van opleiding.
1.2 Opleidingsaanbod aan leden/deelnemers = 1 punt
De meeste instellingen bieden reguliere repetities, cursussen en lessen aan. Dit is tenslotte de
kernactiviteit van de meeste amateurinstellingen. Sommige instellingen bieden ook incidentele
opleidingstrajecten aan om de kwaliteit te verhogen of hebben instapcursussen. Het een en ander zal
samenhangen met het opleidingsbeleid van een instelling. De meeste instellingen zullen in ieder geval
voor het reguliere aanbod een score kunnen verwerven.
1.3 Kwaliteitsstreven = 1 punt
Deelname aan erkende kwaliteitscircuits houdt in dat een instelling regelmatig deelneemt aan netwerken
die het kwaliteitsstreven stimuleren door competities of andere kwaliteitsbevorderende activiteiten
(concoursen, festivals, masterclasses, play ins).
Jaar in, jaar uit hetzelfde repertoire ten gehore brengen of oude werken presenteren draagt niet bij tot een
kwaliteitsstreven. Daarom is het belangrijk dat een instelling zichzelf uitdaagt door met enige regelmaat
een nieuwe productie, voorstelling of expositie met nieuw werk te laten zien.
2. Maatschappelijk belang: bijdrage aan het sociaal-culturele klimaat
De drie criteria die betrekking hebben op het maatschappelijk belang zijn er op gericht te achterhalen wat
een amateurkunstinstelling heeft bijgedragen aan actieve en passieve cultuurparticipatie.
2.1 Samenstelling actueel ledenbestand = 1 punt
De gemeente Tilburg geeft een hoge prioriteit aan het deelnemen van deelnemers uit de gemeente
Tilburg en het deelnemen van jongeren. Om die reden wordt het percentage leden/deelnemers dat uit
Tilburg afkomstig is en/of jonger zijn dan 27 jaar meegenomen in de beoordeling. Bijzondere kenmerken
van het ledenbestand, de aanwas van nieuwe leden of een uitzonderlijke grootte worden ook
meegenomen in de beoordeling.
2.2 Publieksbereik = 1 punt
De vraag in welke mate er publiek geïnteresseerd is in de voorstellingen of presentaties weegt zwaar
mee in de beoordeling. Een groot publieksbereik (afgemeten naar de mogelijkheden van de betreffende
kunstuiting) wordt daarom ook beloond.
2.3 Sociaal-culturele activiteiten = 1 punt
Het regelmatig verzorgen van optredens of presentaties in zorginstellingen, buurtverenigingen,
deelnemen aan liefdadigheidsdoelen ofwel meewerken aan optredens in Tilburgse wijken draagt bij aan
het soiaal-culturele klimaat van de stad. Daarbij is het van belang dat instellingen samenwerken met
andere organisaties in de stad, zoals bijvoorbeeld het onderwijs, om nieuwe doelgroepen te bereiken als
publiek en als deelnemers.
3. Stedelijk belang: bijdrage aan de zichtbaarheid in en van de stad
De drie criteria die betrekking hebben op het stedelijk belang, zijn erop gericht te achterhalen wat voor
bijdrage een instelling heeft op de uitstraling van de gemeente. Dit wordt beoordeeld naar de mate van
zichtbaarheid van een instelling in de publieke ruimte en de manier waarop een instelling naar buiten
treedt.
3.1 Openbare optredens = 1 punt
Hier gaat het om optredens en presentaties in en buiten Tilburg of buiten Nederland, die bijdragen aan het
culturele klimaat en de uitstraling van Tilburg als stad. Optredens op de bekende podia, tijdens grote
2
evenementen, tijdens hoogtijdagen en ontvangst van belangrijke gasten. Zowel binnen als buiten locaties
tellen mee.
3.2 Communicatie = 1 punt
Instellingen die actief zijn in hun communicatiebeleid, bijvoorbeeld een website onderhouden en ander
publiciteitsmateriaal ontwikkelen, zijn zodoende zichtbaarder voor potentieel publiek en potentiële
deelnemers dan instellingen die dit niet of nauwelijks doen. In de aanvraag wordt een onderscheid
gemaakt in ledenwerving en publiekswerving. Beide onderdelen kunnen zodoende apart beloond worden.
3.3 Bestuurlijke activiteiten = 1 punt
Een instelling die een duurzame bijdrage levert aan de stad Tilburg is een instelling die goed wordt
bestuurd. Goede besturen houden zich op de hoogte van allerlei ontwikkelingen in de sector of subsector
en doen aan deskundigheidsbevordering voor bestuursleden en andere vrijwilligers. Tevens is een
instelling ook actief om anderen te informeren en ten dienste te staan en maakt zo onderdeel uit van een
cultureel netwerk. Zichtbare inspanningen op dit terrein worden daarom beloond.
Berekening financiële bijdrage
De drie waardes artistiek, maatschappelijk en stedelijk belang vormen het uitgangspunt voor het
vaststellen van meetbare indicatoren zoals hierboven omschreven. Binnen elke waarde is er de
mogelijkheid om maximaal 3 punten te behalen. In totaal kunnen er 9 punten worden behaald. De punten
(of een deel van de punten) worden toegekend als een instelling boven of op het gewogen gemiddelde
binnen de van toepassingszijnde kunstcategorie presteert. De drempel om voor subsidie in aanmerking te
komen ligt op 6. Voor de categorie koepel- en platformorganisaties wordt wellicht een lagere drempel
vastgesteld. Indien men als instelling dus niet het minimum van 6 punten bereikt, ontvangt men
geen subsidie. Een instelling kan 1 bonuspunt behalen door zich te onderscheiden van andere
instellingen in dezelfde kunstcategorie op één van de drie waardes. Dit bonuspunt kan
alleen verkregen worden als de drempel van 6 punten wordt behaald. Een maximale inzet op alle
indicatoren leidt tot een hoger subsidie bedrag dan een inzet op een beperkt aantal indicatoren. Het
uiteindelijk subsidiebedrag per punt hangt ook samen met de inspanningen van andere instellingen
binnen de eigen kunstcategorie, omdat de meetlat voor ongeveer 50% achteraf bepaald wordt. Dat
betekent dat de subsidiebedragen na elke subsidieperiode kunnen fluctueren. De instelling die in
aanmerking komt voor subsidie ontvangt:
-
-
-
het basisbedrag: het geoormerkte budget per kunstcategorie wordt eerst gedeeld door het maximaal
te behalen punten van alle aanvagen samen in één kunstcategorie. De uitkomst is een bedrag per
punt, dat vervolgens wordt vermenigvuldigd met 6 punten;
het bedrag per extra punt: het geoormerkte budget per kunstcategorie wordt verminderd met het
restbedrag, dat overblijft na aftrek van het basisbedrag. Het bedrag per punt ontstaat door het
restbedrag te delen door het totaal aantal punten dat is behaald boven de drempel van 6 punten. Dit
bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal punten dat de instelling boven de 6 punten heeft
behaald;
het bedrag per bonuspunt:dit wordt berekend door het totaal aan behaalde bonuspunten mee te
nemen in het totaal aantal punten boven de 6 en is dus gelijk aan het bedrag per extra punt.
U vindt op de volgende pagina een voorbeeld berekening!
Binnen iedere kunstcategorie wordt met behulp van een scoreformulier de aanvraag behandeld. De
antwoorden op de vragen (indicatoren) worden kwalitatief beoordeeld en vervolgens gekwantificeerd
(geteld) en zo meetbaar gemaakt. Voor ongeveer 50% van de punten wordt de meetlat achteraf bepaald
op basis van de resultaten van aanvragen binnen de desbetreffende kunstcategorie. Voor de overige 50%
aan punten wordt van te voren de meetlat vastgesteld, die per subsidieperiode gewijzigd kan worden als
blijkt dat dit te weinig onderscheid oplevert tussen de instellingen. Enkele indicatoren dienen te worden
ondersteund met bewijsmateriaal, bedoeld om de kwantitatieve uitkomst kwalitatief te ondersteunen en/of
te controleren, wat belangrijk kan zijn als er twijfel bestaat om het punt wel of niet toe te kennen.
Voorbeeld 1:
Onder Maatschappelijk belang wordt bij publieksbereik gevraagd een schatting te geven van de
bezoekers aantallen bij voorstellingen en presentaties. De totalen worden binnen een categorie gewogen
en vervolgens wordt een gemiddelde bepaald. Het punt wordt toegekend als men gelijk of boven het
gemiddelde scoort. Ook hier geldt dat dit gemiddelde per kunstcategorie wordt berekend.
3
Voorbeeld 2:
Onder Artistiek belang wordt bij kwaliteitsstreven gevraagd hoeveel nieuwe producties, voorstellingen
werken of exposities met nieuw werk in een bepaalde periode zijn gerealiseerd. Mocht de instelling in een
periode van twee jaar minstens één keer een nieuwe productie, voorstelling of expositie met nieuw werk
hebben gebracht dan wordt er een score toegekend. Uiteraard zal bij de beoordeling rekening worden
gehouden met de aard van de kunstdiscipline.
Voorbeeld 3:
Onder Stedelijk belang wordt bij communicatieactiviteiten gevraagd naar de manier waarop de instelling
publiek werft voor activiteiten. Naast het beschrijven van een aantal activiteiten, wordt er ook gevraagd
een paar voorbeelden van publiciteitsmateriaal en/of persberichten mee te sturen, de zogenaamde
bewijslast. In dit geval vindt er zowel een kwantitatieve als kwalitatieve beoordeling plaats van de
inspanningen die een instelling heeft ondernomen om publiek te bereiken.
Een voorbeeld berekening Instrumentale muziek:
Basisbedrag
Totaal aantal te behalen punten = 15 instellingen x 9 punten = 135 punten
Het budget bedraagt € 52.000
€ 52.000 / 135 = € 385,- per punt
€ 385,- per punt x 6 punten = € 2310,- basisbedrag per instelling
Uitkomst subsidieaanvragen van 15 instellingen:
10 instellingen behalen 6 punten
3 instellingen behalen 7 punten
2 instellingen behalen 8 punten
Totaal uitgekeerd aan basisbedrag = € 2310,- x 15 instellingen = € 34.650,Bedrag per extra punt
Budget van € 52.000 -/- basisbedrag van € 34.650 = restbedrag van € 17.350,3 instellingen 1 punt extra:
2 instellingen 2 punten extra :
3 x 1 = 3 punten
2 x 2 = 4 punten
Totaal aantal punten boven de 6 bedraagt: 7 punten
Restbedrag van € 17.350,- / 7 punten = € 2478,- per extra punt boven op het basisbedrag
10 instellingen ontvangen alleen basisbedrag
3 instellingen ontvangen basisbedrag
€ 2310,- + 1 extra punt van € 2478
2 instellingen ontvangen basisbedrag
€ 2310,- + 2 extra punten van € 2478)
= € 2310,= € 4788,= € 7266,-
* er wordt maximaal € 7000,- uitgekeerd per instelling uitgekeerd, het restbedrag van € 532 (2 x € 266)
wordt in dit geval verdeeld over de andere 13 instellingen.
4
Concept regeling Financiële Basis Bijdrage 2013 (FBB)
Het bestuur van Art-fact, servicepunt voor amateurkunst, gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet
bestuursrecht en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Tilburg 2002,
besluit vast te stellen conceptregeling Financiële Basis Bijdrage 2013 (FBB)
artikel 1:
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. amateurkunst:
Kunstbeoefening in de vrije tijd, waarbij de kunstenaar zijn kunst beoefent zonder
daarvoor primair in zijn levensonderhoud te willen voorzien.
b. instelling:
Een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om
zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen
van de Gemeente Tilburg op het gebied van amateurkunst.
c. kunstcategorieën:
Categorieën van kunstuitingen te onderscheiden in:
 Instrumentale muziek (grote muziekgezelschappen);
 Vocale muziek (alle koren);
 Toneel en dans;
 Muziektheater (opera, operette en musical);
 Beeldende kunst en audiovisuele vormgeving;
 Koepel- en Platformorganisaties.
d. het bestuur:
Het bestuur van Art-fact, servicepunt voor amateurkunst
Tilburg.
e. de wet:
De Algemene Wet Bestuursrecht
artikel 2:
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
2.5.
2.6.
2.7.
2.8.
2.9.
artikel 3:
3.1.
3.2.
Subsidiëring
De Algemene Subsidieverordening Tilburg 2002 is van toepassing.
Art-fact, servicepunt voor amateurkunst kan met inachtneming van deze regeling eens
per twee jaar subsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van amateurkunst, die
een openbaar karakter hebben en voor een breed publiek toegankelijk zijn.
Alleen instellingen die op basis van artikel 4 een score van 6 punten of meer behalen, komen
voor subsidie in aanmerking.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een instelling gedurende minimaal 2 jaar
voorafgaand aan de indiening van de aanvraag actief te zijn op het gebied van amateurkunst en
zich gepresenteerd te hebben in Tilburg op één van de Tilburgse podia en een structureel aanbod
te hebben voor haar leden/deelnemers.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient er voor de leden/deelnemers een
contributieplicht te bestaan. Er kan hiervan worden afgeweken indien duidelijk is welke andere
verplichting leden/deelnemers hebben om gebruik te kunnen maken van de diensten van een
instelling. Het bestuur zal beslissen of de vervangende verplichting voldoende is om voor subsidie
in aanmerking te komen.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen 50% van de leden/deelnemers woonachtig te
zijn in de gemeente Tilburg ( inclusief Udenhout en Berkel-Enschot).
De instelling is statutair gevestigd in de gemeente Tilburg en heeft binnen de gemeentegrenzen
ook haar reguliere repetitie ruimte gevestigd, tenzij om redenen anders is overeengekomen.
De instelling dient te zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
De subsidie wordt in 2013 verleend voor een jaar en vanaf 2014 voor twee jaar. Toekenning voor
een bepaalde periode levert geen subsidierecht voor enige volgende periode.
Een afzonderlijke eenheid van een instelling kan als afzonderlijke kunstcategorie
subsidie aanvragen, indien de eenheid:
een eigen identiteit heeft, zich zelfstandig profileert en zelfstandig optredens kan
verzorgen;
in de jaarrekening wordt verantwoord als aparte eenheid en een eigen financieel beleid
voert;
een eigen promotie kan voeren;
een eigen artistieke leiding heeft.
Aanvraag
Een instelling die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2 kan een aanvraag
indienen via het door Art-fact te verstrekken aanvraagformulier.
Naast de gegevens en bescheiden die, ingevolge de Algemene Subsidieverordening 2002,
dienen te worden overgelegd dient bij sommige vragen extra bewijslast te worden overlegd.
5
3.3.
3.4.
3.5.
3.6.
3.7.
De aanvraag dient vóór 1 februari 2013 te worden ingediend. De subsidieperiode 2013 duurt één
jaar. De daaropvolgende subsidieperiode duurt twee jaar. Voor elke tweejaarlijks periode geldt
dat de subsidie voor 1 februari moet worden ingediend in het eerste jaar van een tweejaarlijkse
periode. De eerste tweejaarlijkse periode is 2014 – 2015. Tussen de periodes door kan er geen
subsidie worden aangevraagd.
Bij de aanvraag dienen de gegevens te worden verstrekt, waaronder een inhoudelijk en financieel
verslag, met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt
aangevraagd. Op basis hiervan wordt de subsidieaanvraag beoordeeld.
Wordt een aanvraag niet binnen de termijn die in het derde lid is vermeld ingediend, dan kan het
bestuur besluiten deze buiten behandeling te laten.
De beslissing op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk binnen 3 maanden na binnenkomst van de
aanvraag genomen. Het bestuur maakt deze beslissing schriftelijk bekend aan de aanvrager
binnen drie weken nadat zij is genomen.
Indien een instelling in een jaar slechts ten dele of in zijn geheel niet heeft voldaan aan de
voorschriften of subsidievoorwaarden, kan het bestuur de subsidie geheel of gedeeltelijk
intrekken. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is
verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
artikel 4:
4.1.
4.2.
4.3.
4.4
4.5
Verdelingsmaatstaf
Een aanvraag voor subsidie wordt op basis van de aard van de instelling ingedeeld bij één van
de kunstcategorieën.
Binnen iedere kunstcategorie worden met behulp van het in lid 3 omschreven puntensysteem de
aanvragen in onderlinge samenhang gewogen op grond van de volgende uitgangspunten
verdeeld naar 9 maatstaven (zie bijlage behorend bij art.4).
1.
Artistiek belang
2.
Maatschappelijk belang
3.
Stedelijk belang
Voor de berekening van de hoogte van het subsidiebedrag wordt doorverwezen naar de bijlage
behorend bij art. 4.
De subsidie wordt verstrekt tot het maximum van het tekort in de begroting van de aanvrager
over het jaar voorafgaand aan de tweejaarlijkse periode waarvoor de subsidie wordt
aangevraagd, waarbij de aanvrager wel een reserve mag opbouwen van maximaal 25%.
De subsidie kan minimaal € 1.000 en maximaal 7.000 per instelling per jaar bedragen,
behoudens eventuele inflatiecorrecties.
artikel 5:
Bevoorschotting
Op basis van een verleende subsidie kan door het bestuur een voorschot van 100% worden
verstrekt. In het geval van een tweejaarlijkse subsidieperiode wordt de subsidie per
kalenderjaar uitgekeerd, uiterlijk 1 juni van het 1e jaar van de periode waarvoor de subsidie is
aangevraagd.
artikel 6:
Weigeringsgronden
De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen
in ieder geval geweigerd worden indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:
a. de activiteiten van de aanvrager niet in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang zijn;
b. de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit
middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;
c. de activiteiten blijkens de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis
hebben;
d. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie
beschikbaar wordt gesteld;
e. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het
algemeen belang of de openbare orde;
f. de activiteiten een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben
artikel 7:
Verplichting
Bij een besluit tot subsidieverlening wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd
om iedere wijziging ten opzichte van de gegevens die bij de aanvraag zijn overgelegd,
onmiddellijk te melden.
6
artikel 8:
Afwijkingsmogelijkheid
Het bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van één of
meerdere bepalingen van deze regeling.
artikel 9:
Inwerkingtreding
Deze regeling heeft betrekking op subsidieverlening vanaf 1 januari 2013.
artikel 10:
Overgangsregeling
Voor subsidieaanvragen voor 2013 is de sluitingsdatum gesteld op 1 februari 2013. Mocht een instelling
de 6 punten (basissubsidie) niet halen, dan kan Art-fact besluiten eenmalig de basissubsidie of een deel
daarvan toe te kennen om de instelling de mogelijkheid te bieden en gelegenheid te geven een nieuwe
koers te bepalen. Na één jaar zal opnieuw de situatie van de instelling vereniging worden bekeken. Mocht
de basissubsidie nog niet worden gehaald, dan wordt de subsidie stopgezet.
artikel 11:
Citeertitel
Deze conceptregeling kan worden aangehaald als: de regeling Financiële Basis Bijdrage 2013
(FBB). Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van Art-fact, servicepunt voor amateurkunst
januari 2012, te Tilburg.
7
Download