16 november 2014, 33ste zondag dhjaar, Sint Augustinuskerk (Mt 25, 14-30) Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed. Een uitspraak van de Heer Jesus, dierbare broeders en zusters, die verwondering kan wekken, zo niet verbijstering. Want onwillekeurig schiet een andere bekende uitdrukking door je hoofd; een gezegde dat ik in uw gezelschap niet volledig durf te citeren; een gezegde dat spreekt over de duivel en de grote hoop. We moeten dan ook onmiddellijk afstand nemen van de gedachte dat het hier om rijkdom gaat, hoezeer de talenten in de parabel ook de suggestie van geldwaarde oproepen. Het komt eigenlijk heel goed uit dat de Bijbelse spreekwijze Woekeren met je talenten ons allang niet meer doet denken aan geld, maar aan mogelijkheden. Wij begrijpen talenten als bekwaamheden die je van God hebt gekregen, en die je niet vruchteloos in de grond mag stoppen. Je dient ermee te werken. Ja, het zijn kansen die je niet mag laten liggen. Waar wil de parabel naar toe? Of beter: waar wil de evangelist naar toe? Want Jesus’ woorden zijn onderdeel van een reeks parabels. Jesus’ woorden staan in een compositie die de evangelist Mattheus heeft opgesteld. Ik laat die reeks even de revue passeren. Jesus vertelt de parabels vlak voordat Hij het lijden ingaat. In dat lijden zal Hij verheerlijkt worden. De Kerk leest de parabels vóór in de liturgie van de laatste zondagen van het kerkelijk jaar. Het kerkelijk jaar wordt afgesloten met de viering van Christus’ koningschap: Hij zal komen om te oordelen. Dat valt ook in de parabels het meest op: de komst van de Heer die komt om te oordelen. Luister maar: 1. In hoofdstuk 24 van Mt gaat het over de knecht die de hem opgedragen taak trouw vervult, ook al is zijn heer afwezig, en kent hij het tijdstip van diens terugkomst niet. En als de heer dan terugkomt, heeft er een oordeel plaats. 2. In het begin van hoofdstuk 25 treden er tien bruidsmeisjes op, van wie er vijf zo verstandig zijn om behalve hun lamp ook reserve-olie bij zich te hebben. Dat is maar goed ook, want de bruidegom arriveert pas midden in de nacht, in het aardedonker. We zouden die parabel de vorige week hebben kunnen horen, als de zondag van Sint Jan van Lateranen er niet tussen was gekomen. De komst van de bruidegom en zijn oordeel verlenen de verstandige meisjes toegang tot de bruiloft. Mét de bruidegom gaan ze mee naar binnen. 3. Dan volgt de parabel van vandaag, de talenten die je niet mag verstoppen. De heer deelt ze vóór zijn reis aan zijn dienaren uit. Na zijn reis komt hij weer bij hen terug om de winst op te strijken. De drie, die van hem de talenten hebben ontvangen, worden geoordeeld: ze worden beloond of verworpen. Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed. Wanneer die uitspraak ons duister voorkomt, dan moet het zo zijn dat ‘de komst van de Heer in het oordeel’ ons hierover helderheid zal verschaffen. 4. En inderdaad: hoofdstuk 25 van Mt eindigt met de komst van de Mensenzoon en het laatste oordeel. In het laatste oordeel verschijnt de Mensenzoon op de wolken en zal Hij als een herder de schapen van de bokken scheiden. Broeders en zusters, let eens op die schapen. Vergeleken met de bokken, zijn de schapen duidelijk in het voordeel: zij mogen zich opstellen rechts van hun rechter. Wie mogen we zoal tot de schapen rekenen? De vijf verstandige bruidsmeisjes, de trouwe knecht en de twee talentvolle dienaren. Deze acht komen beslist aan de rechterkant van de Heer te staan. Hij zegt het zelf. Alle acht mogen ze binnengaan in de vreugde van de Heer. Alle acht smaken ze de hemelse zaligheden. Aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed. Want wat je aan de minsten der Mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan. Aan ieder die bereid is de Mensenzoon serieus te nemen, Hem te pakken te krijgen, Hem te willen vatten. Ieder die het beleid van de Mensenzoon wil begrijpen; aan ieder die Hem zó heeft, zal het overige in de schoot worden geworpen. ‘In overvloed gegeven worden’ betekent hier niet naar hartelust rijkdom en bezit opstapelen. Het betekent ook niet: de neiging bevredigen om alles voor jezelf te houden. Want alles voor jezelf houden, gebeurt, als de Heer afwezig is. Dat gebeurt, als je de Heer uit je leven weg laat gaan. Maar ‘in overvloed ontvangen’, dat gebeurt als de Heer weer in je leven terug is. De Heer is bij ons terug, wanneer wij de liefde beseffen waarmee Jesus dezelfde wil zijn als de verdrukte en de ontheemde. Jesus is terug, wanneer het tot ons doordringt hoe juist de arme, de zieke en de zwakke Jesus lief zijn. En hoe groeit dat besef? Dat begint met het lezen en accepteren van de woorden van de Heilige Schrift, de woorden van het Evangelie. Het begint met het besef dat wij het niet voor het zeggen hebben, maar dat God het is. Hij spreekt tot ons. Met naar Hem te luisteren, haal je iets heel belangrijks binnen. Daarmee begint je rijkdom. ‘Hebben’ in het evangelie van vandaag is dus in eerste instantie ‘de woorden van God tot je bezit maken’, je daarmee voeden, daarmee in leven blijven. Als je die woorden eenmaal goed te pakken hebt; of liever, als die woorden jou eenmaal stevig te pakken hebben, dan worden ze voor jou een bron die opborrelt tot eeuwig leven. Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed. Amen.