SOORTENKENNIS 9 Januari 2014 – Biaggi Derks Scholekster – Kokmeeuw – Zwarte Stern SCHOLEKSTER (HAEMATOPUS OSTRALEGUS) Kenmerken 39 tot 45 cm lang, spanwijdte 72 tot 83 cm. Zwarte veren boven en witte veren op de buik Zwarte iris met een oranje rand daaromheen Opvallend is de witte rand in de zwarte vleugels. SCHOLEKSTER (HAEMATOPUS OSTRALEGUS) Leefgewoonten Schelpdieren wormen en pieren. Zijn meestal samen in grote Groepen Trekvogel SCHOLEKSTER (HAEMATOPUS OSTRALEGUS) Leefomgeving & verspreiding Moerasgebieden, zee kust en riviergebieden en akkers. Broedt in een ondiep kuiltje in de grond, soms op grinddaken van flats. 80.000-130.000 broedparen in Nederland (1998-2000) KOKMEEUW (CHROICOCEPHALUS RIDIBUNDUS) Kenmerken 37 tot 42 centimeter lang, spanwijdte ongeveer 90 centimeter Wit verenkleed met in de zomer zwarte kop in de winter wit Zwarte iris Opvallend: witte ring rond de iris (oogleden) KOKMEEUW (CHROICOCEPHALUS RIDIBUNDUS) Leefgewoonten Eten veel verschillende dingen zoals insecten (o.a. larven slakken wormen) visjes en ook menselijk afval zoals brood. Paarband is elk jaar anders. Een kokmeeuwkolonie is agressief, sommige andere soorten maken hier handig gebruik van. KOKMEEUW (CHROICOCEPHALUS RIDIBUNDUS) Leefomgeving & verspreiding Komt voor in veel verschillende omgevingen (afhankelijk van het voedselaanbod) Broeden in grote kolonies in de duinen en aan plassen en moerassen. 132.000-137.000 paren (2000) ZWARTE STERN (CHLIDONIAS NIGER) Kenmerken 22 tot 25 centimeter lang, spanwijdte 56-59 centimeter. Het zomerkleed is grotendeels zwart en de bovenkant grijs. Het winterkleed is wit, op het achterhoofd en vlekken op de schouders na. Zwarte iris ZWARTE STERN (CHLIDONIAS NIGER) Leefgewoonten Eet insecten, larven van insecten en kleine vissen. Zijn vaak alleen, maar tijdens de trek zijn ze wel in grote groepen te vinden. Broedt vooral op de waterplant Krabbenscheer, maar door een klein aanbod hiervan zijn kleine ‘vlotjes’ ingezet. ZWARTE STERN (CHLIDONIAS NIGER) Leefomgeving & Verspreiding Kustgebieden, moerassen, plassen en meren. Aantal broedparen is sterk afgenomen, rond 1960 waren er zo’n 13.00020.000 en in de periode 2005-2008 waren er nog maar 1.150-1300 broedparen. Grootste oorzaken: afname van Krabbescheer, bemesting van veenlandschap waardoor het voedselaanbod afneemt. http://www.youtube.com/watch?v=Y5yVKw2vFL0