De waarde van je mening Lubumbe Van de Velde (Vrije Universiteit Brussel) Hoe is het gesteld met de vrijheid van meningsuiting anno 2017? Toen die vraag mij voor het eerst gesteld werd, gingen verschillende gedachten gelijktijdig door mij heen. Onmiddellijk werd ik mij bewust het paradoxale karakter van vrijheid. Immers: wat had ik te zeggen over de vrije meningsuiting? Mag ik mij over het thema uitlaten zonder experte te zijn? Vervolgens nam een innerlijke tweestrijd de bovenhand, te wijten aan het vrouw zijn en mijn achtergrond als zwarte Belgische. Ik ervaar steeds een van twee zaken. Ofwel wordt er in maatschappelijke debatten die ook “ons” (de zogeheten “zwarte Belgen”) aanbelangen niemand van “ons” bevraagd, maar worden er desondanks allerlei halve waarheden verkondigd die “ons” treffen. Ofwel wordt er iemand uitgenodigd wiens uitspraken meteen aangenomen worden als “de” mening van de zwarte gemeenschap. Het verlangen naar vertegenwoordiging en participatie wordt op die manier een moeilijke oefening. Het is de zoektocht naar een evenwicht tussen wil en plicht. Eén ding lijkt vast te staan: onder het mom van vrijheid lijk ik voor een keuze te staan. Eenvoudig toch? Ik doe het of doe het niet. Maar zo eenvoudig is dat niet. Hoeveel zwarte politici, academici, juristen, rechters en economen zijn er in België? Bij ondervertegenwoordiging in eerder genoemde groepen ontstaat er een gebrek aan een ander perspectief, en hoewel men dit zou kunnen reduceren tot socio-economische omstandigheden, stel ik mij een andere vraag: is er niet nog iets anders aan de hand? Zoals ik eerder aangaf: zelfs in debatten over zaken die ons onmiddelijk raken worden we vaak niet als gesprekspartner gevraagd. Denk maar aan debatten over racisme, lichamelijkheid en seksualiteit, hoofddoeken en religie, nationaliteit, geschiedenis en kolonisatie(“White Innocence”, Gloria Wekker). Hoe zit het met de ervaringen van diegenen die de negatieve gevolgen hiervan dragen? Doen die ervaringen er niet toe wat de toekomst van onze samenleving aangaat? Die zogeheten multi-pluralistischinter- (vul verder in) samenleving waar wij allemaal zo trots op zijn en waar we graag mee naar de buitenwereld toe pronken? Een samenleving ook, waarin grondwettelijk verankerde vrijheden verondersteld worden als een paal boven water te staan. Een samenleving, tot slot, waarin de variëteit aan stemmen binnen de bevolking vertegenwoordigd zijn. Daarenboven stelt onze maatschappij kennis uit boeken voor op alle andere vormen van kennis. Maar op zo’n moment merk ik dat theorieën er niet altijd in slagen om mijn ervaringen te weerspiegelen. Dat de gebruikte taal maar moeizaam mijn ervaringen in woorden kan uitdrukken. Er ontstaat een leemte waardoor de ervaringen van bepaalde groepen de facto uitgesloten worden van het gesprek. Er wordt wel eens beweerd dat iedereen zijn of haar mening kan uiten. Dat technologie ervoor zorgt dat wij op elk moment onze mening kunnen verkondingen. Maar laten we ons eens de volgende vraag stellen: wordt iedereen gehoord? Versterkt de technologie niet vooral de stemmen van diegenen die reeds gehoord worden? Denk aan politici die campagne via sociale media kunnen voeren. In zulke campagnes wordt de vrijheid van meningsuiting ingezet als wapen om aan de vrijheid van anderen te knabbelen, vooral de vrijheid van minderheden. Vrouwen, zogenaamde migranten, religieuze, linguïstieke en niet-heteroseksuele minderheden: al wie erkend moet worden in zijn of haar burgerlijke en politieke vrijheden. Men wil zich richten tot de arbeiders en tot de gewone mens, maar vergeet dat de andere groepen ook arbeiders kunnen zijn. De polarisering van deze maatschappij door het “wij-zij”-verhaal bereikt zijn hoogtepunt. Als samenleving is het aan ieder van ons om het voor elkaar op te nemen. Met de vrijheid zou ook de verantwoordelijkheid moeten blijken, maar die verantwoordelijkheid is bij sommigen politieke leiders anno 2017 ver zoek. Als zwarte Belgische vrouw merk ik het volgende op: mijn rechten en vrijheden zijn slechts voorwaardelijke en kwetsbare verwovenheden. Maar het kan natuurlijk ook anders. Daarom zou ik aan jullie de volgende vragen willen stellen. Waar willen wij naartoe als samenleving? Willen wij deel uitmaken van een maatschappij waarin wij naast elkaar leven? Of streven wij eerder naar tolerantie? En anders nog, een maatschappij waarin wij met elkaar samenleven? Naargelang het antwoord op de vraag ziet de oplossing er niet alleen anders uit, maar moeten wij telkens andere voorwaarden hanteren voor de dialoog. Zijn wij werkelijk bereid om in alle openheid met elkaar in dialoog te gaan? Wie kan er deelnemen aan de dialoog? Als de dialoog werkelijk bedoeld is om elkaar te begrijpen, zouden wij dan geen mogelijkheden moeten zoeken om ook de anderen aan te woord te laten? Hoe creeëren wij ruimtes die een inclusief debat mogelijk maken? En kunnen die debatten de complexiteit van kennis en ervaringen binnen de maatschappij reflecteren? Wie is expert? Zijn de voorwaarden om experte te zijn statisch of is het afhankelijk van het onderwerp en de context? (Patrica Hills-Collins, Kirsten Dotson, Bell Hooks ).