Chronologie van Genesis, Exodus en Job 5285 v.Chr. 5285-4335 5055-4143 4850-3945 4660-3750 4490-3595 4325-3363 4163-3798 3998-3029 3811-3058 3623-2673 3123 3121-2521 3023 v.Chr. 3021-2456 2886-2426 2756-2296 2673 2626-2222 2492 v.Chr. 2492-2153 2362-2023 2234 2230-1900 2188 2100-1892 2021-1876 1951 1941 1876 v.Chr. 1865 1852 1851 1814 1811 1791 1776 1751 1714 1700 1694 1683 1671 1670 1669-1663 1662-1656 1661 v.Chr. 1644 1590 1526 1446 v.Chr. 1406 Schepping Adam Set (Seth) Enos Kenan (Kainan) Mahalalel (Mahalaleël) Jered Henoch Metuselach (Methusalem) Lamech Noach Geboorte van de oudste zoon van Noach Sem Zondvloed Arpaksad (Arpachsad) Kenan (Kainan) Selach (Selah) Verhuizing naar de vlakte van Sinear Eber (Heber) Spraakverwarring – bouw van Babel stilgelegd Peleg Reü (Rehu) Stichting van Babylon volgens Simplicius Serug Stichting van Egypte volgens Manasses Nachor (Nahor) Terach Geboorte van Abram Geboorte van Saraï Abram en Saraï naar Kanaän Geboorte van Ismaël Verwoesting van Sodom en Gomorra Geboorte van Isaak Overlijden van Sara Huwelijk van Isaak en Rebekka Geboorte van Esau en Jakob Overlijden van Abraham Huwelijk van Esau met Kanaänitische vrouwen Jakob naar Haran Geboorte van Jozef Jakob terug in Kanaän Jozef naar Egypte verkocht Overlijden van Isaak Jozef onderkoning van Egypte De zeven jaren van overvloed De zeven jaren van hongersnood Jakob met zijn elf zonen naar Egypte Overlijden van Jakob Overlijden van Jozef Geboorte van Mozes Uittocht uit Egypte Intocht in Kanaän LXX LXX LXX LXX LXX LXX, MT LXX LXX A, MT LXX LXX, MT, SamP LXX, MT, SamP LXX, MT, SamP LXX A LXX LXX LXX B, SamP LXX LXX LXX LXX A SamP LXX, SamP LXX, SamP MT Afkortingen LXX LXX A LXX B MT SamP = Septuaginta = Septuaginta volgens de Codex Alexandrinus = Septuaginta volgens de Codex Vaticanus = Masoretische Tekst = Samaritaanse Pentateuch Hoe kunnen we zeer verre sterren zien als het heelal ca. 7.000 jaar oud is? Het centrum van ons sterrenstelsel, de Melkweg, is ongeveer 28.000 lichtjaar van de aarde verwijderd. Het dichtstbijzijnde andere grote sterrenstelsel, de Andromedanevel, staat ongeveer 2,5 miljoen lichtjaar van ons af. De afstand tot het verst waarneembare sterrenstelsel (MACS0647-JD) is berekend op 13,3 miljard lichtjaar. Het zichtbare heelal is dus volgens de wetenschap ruim 13 miljard lichtjaar groot, maar volgens de Bijbel ca. 7300 jaar oud. Dit is alleen met elkaar in overeenstemming te brengen als de lichtsnelheid vroeger veel en veel hoger was dan nu. Hier is tegenin gebracht dat lichtecho’s laten zien dat de lichtsnelheid vroeger net zo hoog was als tegenwoordig. Maar klopt dit wel? Onderstaande foto’s tonen de lichtecho van de ster V838 Monocerotis, die op 6 februari 2002 een zeer heldere uitbarsting had. Door deze uitbarsting werd de stofwolk rondom de ster verlicht. Daarbij leek het licht aanvankelijk veel sneller dan normaal te reizen en uiteindelijk juist langzamer dan normaal. Dit is een optische illusie die verklaard kan worden door uit te gaan van een bolvormige stofwolk met een straal van ongeveer 7 lichtjaar. Als we hier rekening mee houden dan is wat we waarnemen in overeenstemming met de ons vertrouwde lichtsnelheid van ongeveer 300.000 km/s. De Hubble ruimtetelescoop maakte deze fascinerende foto’s van de lichtecho van V838 Monocerotis Op de foto van 8 februari 2004 heeft het licht dat door de stofwolk werd gereflecteerd 2 lichtjaar extra afgelegd t.o.v. het licht dat ons op 6 februari 2002 rechtstreeks op heeft bereikt. V838 Monocerotis staat op 20.000 lichtjaar afstand van de aarde. Als we dit getal precies nemen, heeft het licht dat ons rechtstreeks heeft bereikt, een afstand van 20.000 lichtjaar afgelegd en een het licht dat door de stofwolk werd gereflecteerd 20.002 lichtjaar. Veronderstel nu dat de lichtsnelheid ten tijde van de uitbarsting van deze ster 10x zo hoog was als nu en dat deze na 1.600 jaar abrupt afnam tot de huidige lichtsnelheid. Op dat moment zouden zowel het directe als het indirecte licht 10 x 1.600 = 16.000 lichtjaar hebben afgelegd. Het directe licht moet dan 20.000 - 16.000 = 4.000 lichtjaar en doet daar 4.000 jaar over. In totaal dus 1.600 + 4.000 = 5.600 jaar. Het indirecte licht moet nog 20.002 - 16.000 = 4.002 lichtjaar en doet daar 4.002 jaar over. In totaal 1.600 + 4.002 = 5.602 jaar. Dus ook in dit geval arriveert het licht dat door de stofwolk werd gereflecteerd ons 2 jaar later dan het licht dat ons rechtstreeks bereikt. De conclusie is dat als de lichtsnelheid met de tijd verandert, de snelheid van het licht die we bij een lichtecho waarnemen, niet de snelheid is waarmee het licht oorspronkelijk werd uitgezonden, maar de huidige lichtsnelheid. De geslachtsregisters van Genesis 5 en 11 Bij de geslachtsregisters van Genesis 5 en 11 zijn er grote verschillen tussen de Masoretische Tekst, de Samaritaanse Pentateuch en de Septuaginta. Voor de chronologie zijn de verwekkingleeftijden1 in deze hoofdstukken het belangrijkste. En daar is het meestal een kwestie van 2 tegen 1. In de eerste helft van Genesis 5 staan MT en SamP als regel samen tegenover LXX. In de tweede helft van Genesis 5 staan MT en LXX als regel samen tegenover SamP. In Genesis 11 staan LXX en SamP als regel samen tegenover MT. Naam Adam Set Enos Kenan Mahalalel Jered Henoch Metuselach Lamech Noach Zondvloed Sem Arpaksad Kenan Sela Eber Peleg Reü Serug Nachor Terach MT 130 105 90 70 65 162 65 187 182 500+2 100-2 2 35 30 34 30 32 30 29 70 SamP 130 105 90 70 65 62 65 67 53 500+2 100-2 2 135 130 134 130 132 130 79 70 LXX A/B 230 205 190 170 165 162 165 187/167 188 500+2 100-2 2 135 130 130 134 130 132 130 79/179 70 Resultaat 230 205 190 170 165 162 165 187 188 502 98 2 135 130 130 134 130 132 130 79 70 Totaal 230 435 625 795 960 1122 1287 1474 1662 2164 2262 2264 2399 2529 2659 2793 2923 3055 3185 3264 3334 De chronologie van de Samaritaanse Pentateuch komt voor wat betreft de periode vóór de zondvloed overeen met het boek Jubileeën. Dit is verdacht, want het boek Jubileeën heeft voor de periode na de zondvloed steeds verwekkingleeftijden van ongeveer 60 jaar. Dit komt met geen enkel Bijbelhandschrift overeen. Dit betekent dat het boek Jubileeën een zelfbedachte chronologie heeft en dat dus de chronologie voor wat betreft de periode vóór de zondvloed ook niet betrouwbaar is. Om die reden moet de chronologie van de Samaritaanse Pentateuch voor wat betreft de periode vóór de zondvloed verworpen worden en verdient de chronologie van de Septuaginta de voorkeur (Henry B. Smith, The Genesis 5 and 11 Genealogy and Chronology Research Project). De chronologie van het boek Jubileeën bestaat uit jubileeën (perioden van 49 jaar), jaarweken (perioden van 7 jaar) en jaren. Het boek Jubileeën spreekt dus niet over het zoveelste jaar, maar over jubilee x, jaarweek y, jaar z. Dit kunnen we omrekenen naar een jaartal sinds de schepping volgens de formule: jaartal = (x-1)*49+(y-1)*7+z. Uit de met deze formule berekende jaartallen kunnen we dan de verwekkingleeftijden afleiden. Dit levert het volgende resultaat op: 1 Hiermee wordt in de Bijbel bedoeld: de leeftijd van de vader bij de geboorte van het kind. Zie Jeremy Sexton, Who was born when Enosh was 90? Naam Adam Set Enos Kenan Mahalalel Jered Henoch Metuselach Lamech Noach Sem Arpaksad Kenan Sela Eber Peleg Reü Serug Nachor Terach Jubilee 3 5 7 9 10 11 12 14 15 25 27 29 30 31 32 345 35 36 37 39 Jaarweek 5 62 5 1 3 5 7 3 3 5 6 1 2 5 7 2 3 5 6 2 Jaar 4 4 3 3 6 4 6 33 74 3 1 3 4 5 6 4 7 1 7 7 Jaartal 130 235 325 395 461 522 587 654 707 1207 1310 1375 1432 1503 1567 1628 1687 1744 1806 1876 Verwekkingleeftijd 130 105 90 70 66 61 65 67 53 500 103 65 57 71 64 61 59 57 62 70 Bouwde Noach 120 jaar aan de ark? Anne de Vries schreef in zijn Groot vertelboek voor de Bijbelse geschiedenis over de bouw van de ark: “Maar de hamers klopten en de bijlen klonken, honderd en twintig jaar lang, tik-tik-tik… klop-klop-klop, een laatste waarschuwing van God.” Dit is gebaseerd op Genesis 6:3, waar staat dat de dagen van de mensen 120 jaar zullen zijn. Maar betekent dit dat Noach 120 jaar aan de ark heeft gebouwd? Toen God aan Noach de opdracht gaf om de ark te bouwen, zei Hij onder meer: “Jij moet de ark in gaan, samen met je zonen, je vrouw en de vrouwen van je zonen” (Genesis 6:18). De zonen van Noach werden ongeveer 100 jaar vóór de zondvloed geboren. Toen Noach begon met het bouwen van de ark waren zijn zonen blijkens Genesis 6:18 al getrouwd. Dat zal niet op jonge leeftijd gebeurd zijn, want in die tijd werden de mensen minder snel volwassen dan tegenwoordig (Anne Habermehl, Those enigmatic Neanderthals). Dus kan Noach hoogstens enkele tientallen jaren aan de ark hebben gebouwd. Gods aankondiging dat de dagen van de mensen 120 jaar zullen zijn, betekent dat God er voor zal zorgen dat de mensen niet ouder dan 120 jaar zullen worden. In Genesis 11 zien we de leeftijd van de mensen geleidelijk afnemen. De priester Jojada bereikte in de koningentijd nog de voor die tijd uitzonderlijk hoge leeftijd van 130 jaar (1 Kronieken 24:15). Tegenwoordig is 120 jaar de maximaal haalbare leeftijd (Nico van Scheijndel, Mens wordt niet ouder dan 120 jaar). Waarschijnlijk gaf God aan Noach de opdracht om de ark te bouwen nadat Noachs opa Methusalem was overleden. Methusalem overleed 6 jaar vóór de zondvloed. Noachs vader Lamech was al eerder overleden. Noach kan samen met zijn zonen de ark in ongeveer 5 jaar hebben gebouwd. 2 e e Volgens O.S. Wintermute de 5 jaarweek, maar volgens R.H. Charles de 6 jaarweek (conform SamP). e In Jubileeën 4:27 ontbreekt het geboortejaar van Lamech. Het 3 jaar is conform SamP. 4 e In Jubileeën 4:28 ontbreekt het geboortejaar van Noach. Het 7 jaar is conform SamP. 5 e Volgens Jubileeën 10:18 de 33 jubilee, maar dat leidt tot een verwekkingleeftijd van 12 jaar. 3 Wat zeggen jaarringen over het jaartal van de zondvloed? “In 2002 was een Bristlecone dennenboom (Pinus longaeva) van de White Mountains in Californië het oudste levende organisme dat gedateerd is door zijn jaarringen direct te tellen. Zijn jaarringouderdom was 4 723 jaar. Hij werd “Old Methuselah” genoemd.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §6.1.8). Aangenomen dat er in geen enkele jaar dubbele jaarringen zijn gevormd, zou deze boom in 2722 v.Chr. zijn ontstaan. Dat past probleemloos bij een datering van de zondvloed volgens de Septuaginta en de Samaritaanse Pentateuch. Hanteren we in plaats daarvan voor de tijd tussen de zondvloed en Terach de getallen van de Masoretische tekst, dan zou de zondvloed in 2243 v.Chr. hebben plaatsgevonden. Geen enkele boom kan echter de zondvloed hebben overleefd, ook “Old Methuselah” niet. Daarom is de hoge ouderdom van “Old Methuselah” een belangrijk argument tegen de lage verwekkingleeftijden van de Masoretische tekst in Genesis 11. Was er een Kenan tussen Arpaksad en Sela? De Septuaginta noemt in Genesis 10:24 en 11:12-13 als zoon van Arpaksad niet Sela, maar Kenan. Deze Kenan is dan weer de vader van Sela. De Masoretische tekst van Genesis en de Samaritaanse Pentateuch kennen deze Kenan niet. In 1 Kronieken 1:18 hebben enkele Hebreeuwse handschriften en de Codex Alexandrinus ook de naam Kenan tussen Arpaksad en Sela (M.J. Paul | G. van den Brink | J.C. Bette (red.), Bijbelcommentaar 1 Kronieken | 2 Kronieken, pagina 29). Het Nieuwe Testament kent deze Kenan ook, namelijk in Lucas 3:36 als onderdeel van het geslachtsregister van Jezus. Dr. K. Bornhaüser schreef over dit geslachtsregister: “Zählen wir den Namen van Adam bis Jesus, diesen eingeschlossen, dan ergibt siech die Zahl 77. Van diesen 77 Namen bilden 21, von Adam bis Abraham, diesen eingeschlossen, eine erste Gruppe. Von Isaak bis David, diesen eingeschlossen, sind es 14 Namen. Von Nathan bis Jesus sind es 42. Diese teilen sich wieder in je 21 von Nathan bis Sealthiel, diesen eingeschlossen, und von Serubabel bis Jesus, diesen eingeschlossen. Das Schema ist also dies: 3 x 7, 2 x 7, 3 x 7, 3 x 7 = 77. Hätten wir lediglich die Zahl 77, dan ließe sich allenfalls sagen, dat sei Zufall, obwohl dies bei der Bedeutung der Siebenzahl für die Juden niet sehr wahrscheinlich ware. Der Gliederung des ganzen Stammbaums nach der Siebenzahl gegenüber, wie sie vorlieft, ist es ausgeschlossen, von Zufall zu reden.” (Karl Bornhaüser, Die Geburts- und Kindheitsgeschichte Jesu, pagina 21). In de Wekenapocalyps in het boek 1 Henoch is Abraham eveneens de 21e vanaf Adam: “Dan, na deze, in de derde week, aan het einde, zal een man worden gekozen als de Plant van het Rechtvaardige Oordeel” (1 Henoch 93:5). Een week bestaat hier uit 7 generaties. Abraham wordt uitgekozen aan het einde van derde week. Hij is dus de 21e generatie. Als we Kenan zouden weglaten, zou Abraham de 20e vanaf Adam zijn. Het boek Jubileeën, waarvan net als van 1 Henoch fragmenten bij Qumran zijn gevonden, vermeldt eveneens deze Kenan (Jubileeën 8:1-5). Er is dus voldoende reden om de naam Kenan tussen Arpaksad en Sela als oorspronkelijk te beschouwen. Wat zegt de duur van de ijstijd over het jaartal van de zondvloed? “Based on a 215-yr. stay in Egypt, the Flood was around 2350 BC on the MT timeline. … There simply isn’t enough time for a 700-yr. Ice Age, repopulation along the Nile (Neolithic era), and development of Predynastic society. … This means that anyone who has been accepting the current model of the Ice Age as well as the standard MT timeline has been holding an untenable position. … The remaining solution is to use the timeline of the alternate biblical manuscript available to us, the LXX. … On the LXX timeline, the Flood would have occurred at about 3100 BC … The Babel dispersion would have taken place about 530 yrs. later (assuming that this event occurred at or near the birth of Peleg). … This author takes the view that Kainan (or Cainan), son of Arphaxad, most likely existed, as well as his uncle Kainan (6th son of Shem), who is also missing from the MT. … We can, therefore, conclude that the LXX chronology allows the time required for inserting the Ice Age” (Anne Habermehl, Ancient Egypt, the Ice Age, and biblical chronology). Wat zeggen de Neanderthalers over de verwekkingleeftijden in Genesis 11? “Homo neanderthalensis was the scientific name given to an unusual ancient fossil (later to be called Neanderthal Man) found in the Neander Valley near Dusseldorf, Germany, in 1856. It was later realized that fossils of H. neanderthalensis had been discovered earlier in Engis, Belgium, in 1830, and in Forbes’ Quarry, Gibraltar, in 1848. … Maverick Jack Cuozzo, an orthodontist, had been studying Neanderthal skulls, … and presented a paper on computer projections of human skull changes with age at the International Conference on Creationism …” Schedel van een Neanderthaler. “Cuozzo’s work represented a new research concept with regard to the scientific methods used in the study of ancient fossils. Whereas everybody else merely examined the Neanderthal skulls as they were at a point in time, Cuozzo looked at the skulls (using X-rays) as changing continuously from the moment of birth right on through to death. He had come to some radical conclusions: Neanderthals were ancient people who had developed their unique morphological characteristics (appearance) because they lived to an age of several hundred years, and, in addition, they had matured to adulthood very slowly. … Of course, we don’t have to look very hard to find extraordinarily long-lived people, because they are in plain view in the early historical Genesis accounts. … Lifespans were still quite long for some time after the Flood; generations of people after Noah lived for hundreds of years (Genesis 11:10–22). … According to Cuozzo, we would expect that, with people’s decreasing lifespans as time went on, the Neanderthal characteristics would gradually lessen from generation to generation, and then disappear entirely. … The fossils of young Neanderthals examined by Cuozzo displayed characteristics that he believed could only be explained by a very slow rate of maturation, compared to the rate of maturation of children today … If Neanderthal children matured very slowly compared to us today, it follows logically that it took longer than now to reach adulthood. … It is this author’s suggestion that Cuozzo’s Neanderthal work points to the longer ages to fatherhood that are indicated in the Septuagint numerical genealogies, thus lengthening the earth’s historical timeline by some centuries.” (Anne Habermehl, Those enigmatic Neanderthals). De verhuizing naar de vlakte van Sinear Aan het einde van de zondvloed “bleef de ark vastzitten op het gebergte van Ararat” (Genesis 8:4). Ararat (Urartu) was in de oudheid een land (Jesaja 37:38) ten noorden van het huidige Irak. De berg waarop de ark strandde was de 2114 meter hoge berg Judi in het zuiden van het land Ararat (Tjarko Evenboer, Wat is de échte berg van Noach: Ararat of Judi?). De nakomelingen van Noach woonden eerst aan de zuidzijde van de berg Judi, waar Noach een wijngaard plantte (Genesis 9:20) en waar Noach ook begraven werd. Genesis 11:2 vermeldt dat de nakomelingen van Noach hun oorspronkelijke woonplaats bij de berg Judi verlieten en zich in de vlakte van Sinear vestigden: “Nadat ze uit het oosten weggetrokken waren, vonden ze een vlakte in Sinear en vestigden zich daar.” (Genesis 11:2, Willibrordvertaling). De vlakte van Sinear is de vlakte noordwestelijk van het Sinjargebergte, en ligt ongeveer 150 kilometer ten westen van de berg Judi. Het land Sinear ligt dus niet in ZuidMesopotamië, maar in Noord-Mesopotamië (Anne Habermehl, Where in the world is the tower of Babel?). De vlakte van Sinear ligt in Syrië, noordwestelijk van het Sinjargebergte. Vermoedelijk vond deze verhuizing plaats nadat Noach in 2673 v.Chr. was overleden (vergelijk Handelingen 7:4). Er zullen toen naar schatting zijn 1.000 mensen op aarde geweest zijn. Sem, Cham en Jafeth waren nu de stamvaders van een nieuwe mensheid en zullen in de vlakte van Sinear elk voor hun eigen stam een stad hebben laten bouwen: Akkad, Erek en Kalne (Genesis 10:10). De stad Erek in Genesis 10:10 is dus een andere stad dan Uruk (Warka) in ZuidMesopotamië. In 2521 v.Chr. stierf Sem. Het overlijden van de zonen van Noach luidde een nieuwe periode in. De 17 kleinzonen van Noach waren nu de stamvaders van de nieuwe mensheid, die inmiddels tot zo'n 10.000 personen was uitgegroeid. Zij zouden nu met hun stam nieuwe gebieden moeten bevolken, zoals God tegen Noach en zijn zonen had gezegd: “Wees vruchtbaar en word talrijk en bevolk de aarde.” (Genesis 9:1). Ze deden echter het tegenovergestelde en bouwden samen een nieuwe stad, die Babel genoemd zou worden (Genesis 11:9). Dit Babel is dus een andere stad dan het Babylon in Zuid-Mesopotamië, dat volgens Simplicius pas in 2234 v.Chr. werd gesticht. In Jubileeën 10:25-26 wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het Babel van de spraakverwarring en Babylon in ZuidMesopotamië: “For this reason the whole land of Shinar is called Babel, because the Lord did there confound all the language of the children of men, and from thence they were dispersed into their cities, each according to his language and his nation. And the Lord sent a mighty wind against the tower and overthrew it upon the earth, and behold it was between Asshur and Babylon in the land of Shinar, and they called its name 'Overthrow'.” Ook volgens Sibyllijnse orakels 3:119 stond de toren van Babel in Noord-Mesopotamië: “When in Assyrian land they built a tower”. De Bijbel in Gewone Taal geeft Sinear ten onrechte weer met “Babylonië” en zet daarmee Bijbellezers op het verkeerde been. Babel en de spraakverwarring In de vlakte van Sinear was in tegenstelling tot de vroegere woonplaats van de mensen praktisch geen natuursteen aanwezig. Er was wel veel klei. Van deze klei maakten de mensen tichelstenen: “Put maar water…, stamp de klei en kneed het leem, pak de steenvorm.” (Nahum 3:14). Deze tichelstenen werden in het vuur gehard. De op deze wijze verkregen bakstenen werden met behulp van asfalt aan elkaar gemetseld. De uitvinding van de baksteen gaf aan dat de mens tot grote dingen in staat was. In het Gilgamesj-epos horen we er nog de echo van: Klim op, Ur-sjanabi, en wandel op de muur van Uruk, vors uit de onderbouw, bekijk het tichelwerk: of haar tichelwerk niet van baksteen is, en of haar grondslag niet gelegd hebben de zeven wijzen! (Gilgamesj-epos XI 303–305). Doordat iedereen dezelfde taal sprak, was brede toepassing van kennis en kunde van de mens mogelijk. Maar waartoe gebruikten de mensen deze mogelijkheden? Ze overlegden met elkaar: “Laten wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid.” Er worden hier twee redenen genoemd om een stad met een hemelhoge toren te bouwen: 1. dan krijgen wij naam en 2. worden wij niet over de aardbodem verspreid. De eerste reden laat zien dat het de mensen bij de bouw niet om Gods naam, maar om eigen naam ging. De mensen wilden opnieuw als God zijn. Nu niet meer individueel, maar als collectief. Want samen waren zij tot veel in staat. Zij tartten God met de bouw van hun megawolkenkrabber. De tweede reden geeft aan dat de mensen geen gehoor gaven aan Gods opdracht om zich over de aarde te verspreiden (Genesis 9:1, 7). Ze wilden juist bij elkaar blijven. Door een stad met een hemelhoge toren te bouwen kon men voorkomen dat de mensen verstrooid raakten. De Papoea’s spreken in dit verband niet over een toren, maar over “een geweldig en groot huis” (Tjarko Evenboer, Wie heeft er niet van Babels toren gehoord?). Volgens de Tohono O'odham Indianen sprak Montezuma, die zichzelf “de Grote Rebel” noemde, ook over een groot huis: “Jullie zullen een groot huis voor me bouwen, verdieping op verdieping op verdieping. Een huis dat zal oprijzen in de lucht, ver boven de aarde tot in de hemel” (Montezuma de Rebel). De toren van Babel werd niet recht omhoog gebouwd zoals de wolkenkrabbers van onze tijd, maar als een trappiramide. Daarbij worden de verdiepingen steeds minder breed. Ten zuiden van de vlakte van Sinear bevinden zich twee bergketens, Abdulaziz en Sinjar. De hoogste top van de eerste is 920 meter hoog en van de tweede 1463 meter. Als de mensen God naar de kroon wilden steken, zou de toren van Babel wel ongeveer een kilometer hoog moeten worden. De lengte en de breedte van het grondvlak zou dan ook ongeveer een kilometer zijn (vergelijk Openbaring 21:16). In zo'n reusachtig bouwwerk zouden wel 100.000 mensen kunnen wonen, ruim genoeg voor de toenmalige wereldbevolking. Het maken van een dergelijk groot bouwwerk was zeer ambitieus, maar niet onmogelijk. Er is berekend dat een met bakstenen gebouwde trappiramide maximaal 2,7 km hoog kan zijn (Gert-Jan van Heugten, Hoe hoog kon de toren van Babel worden?). Een dergelijk ambitieus megaproject kan niet slagen zonder een krachtige leider. Dat kan in dit geval maar één man geweest zijn: Nimrod. “Deze was de eerste machtige heerser op aarde … Oorspronkelijk lag zijn rijk in Babel, Erek, Akkad en Kalne, in Sinear” (Genesis 10:8, 10). De naam Nimrod betekent “rebel” of “tegenstrever”. Toen God zag waar de mensen mee bezig waren, besloot Hij hun plannen te verijdelen. Genesis 11:5 vermeldt dat God afdaalde “om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren”. 1 Koningen 19:11-12 vermeldt dat de verschijning van God voorafgegaan wordt door een zware storm, een aardbeving en vuur. Veel buiten-Bijbelse verhalen over de spraakverwarring melden dat de toren van Babel verwoest werd, doorgaans als gevolg van een zware storm (Jubileeën 10:25-26; Sibyllijnse orakels 3:117-129; Berossus; Choctaw Indianen), maar ook als gevolg van een aardbeving (Tohono O'odham Indianen). Daarnaast verstrooide God de mensen over de aarde door hun taal te verwarren. De stad met de reusachtige toren werd niet afgebouwd en kreeg de naam Babel (verwarring). De 17 kleinzonen van Noach verspreidden zich elk met hun eigen nakomelingen en hun eigen taal naar de verschillende landen (Genesis 10:32). Vóór de spraakverwarring sprak iedereen waarschijnlijk Soemerisch, dat met geen enkele andere taal verwant is. Door de spraakverwarring gingen de mensen in plaats van het Soemerisch plotseling andere talen spreken en werd het Soemerisch een dode taal, net zoals tegenwoordig het Latijn. Volgens prof. Luigi Cavalli-Sforza van de Universiteit van Stanford, één van de voornaamste deskundigen in de wereld op het gebied van menselijke genetica, hebben de ongeveer 6000 talen die vandaag bestaan, zich ontwikkeld uit ongeveer 17 oorspronkelijke talen die helemaal niet verwant waren. (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §7.3). Dit aantal van 17 oorspronkelijke talen komt overeen met het aantal kleinzonen van Noach volgens de Septuaginta: Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek, Tiras (zonen van Jafet), Kus, Misraim, Put, Kanaän (zonen van Cham), Elam, Assur, Arpaksad, Lud, Aram en Kenan (zonen van Sem). De zeventiende kleinzoon, Kenan, ontbreekt in de Masoretische tekst en is waarschijnlijk de stamvader van de Kenieten. In Numeri 24:21-22 staat volgens de Masoretische tekst: “Toen zag hij de Kenieten en hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Vast staat uw woning, Kaïn, op een rots is uw nest gebouwd. Toch zult u worden weggevaagd, weldra voert Assur u weg.’” De vermelding van Kaïn als de stamvader van de Kenieten kan onmogelijk juist zijn. Waarschijnlijk is hier sprake van een verbastering van Kenan. In het Hebreeuws lijken Kaïn en Kenan namelijk veel op elkaar. Deze spreuk voorspelt dus dat de Kenieten door het broedervolk Assur worden weggevoerd. Uit Genesis 11:1-9 kunnen we niet opmaken in welk jaar de spraakverwarring plaatsvond. In Genesis 10:25 staat echter dat Peleg zijn naam naar aanleiding van een verdeling van de aarde kreeg, “want in zijn dagen werd de aarde verdeeld”. Dit verdelen van de aarde kan geen betrekking hebben op het uit elkaar schuiven van de continenten, maar moet binnen de context van Genesis 10 betrekking hebben op het verspreiden van de verschillende volken over de aarde (Andrew A. Snelling & Bodie Hodge, Did the continents split apart in the days of Peleg?). Een kind ontvangt zijn naam bij zijn geboorte (Genesis 4:25; 25:25-26; 29:32-30:24; 35:18; 38:29-30; 41:50-62) en dat zal ook bij Peleg het geval geweest zijn. Daarom moet de spraakverwarring in 2492 v.Chr., het geboortejaar van Peleg, hebben plaatsgevonden. Sem leefde toen niet meer, maar Arpaksad nog wel. Waar lag Ur der Chaldeeën? Genesis 11:26-30 licht ons in over de lotgevallen van de familie Terach in Ur der Chaldeeën. De vraag is waar dit Ur lag. Het is erg onwaarschijnlijk dat het bedoelde Ur in Zuid-Mesopotamië lag, want de namen van de voorouders van Abram corresponderen met plaatsnamen in Noord-Mesopotamië. Zo vinden we de naam Serug (Genesis 11:2023) terug in de plaatsnaam Saroegi, de naam Nachor (Genesis 11:22-25) in de plaatsnaam Til-Nachiri en de naam Terach (Genesis 11:24-26) in de plaatsnaam Til-Toerachi. Het Ur van Genesis 11:28 lag dus in Noord-Mesopotamië, waar de Chaldeeën oorspronkelijk woonden. Tegenwoordig heet deze plaats Urfa. Werd Terach 205 of 145 jaar oud? Volgens de Masoretische tekst en de Septuaginta werd Terach 205 jaar oud (Genesis 11:32). Volgens de Samaritaanse Pentateuch werd Terach echter niet ouder dan 145 jaar. Welke van beide lezingen is juist? Toen Abraham werd geboren, was Terach 70 jaar oud (Genesis 11:26). Abraham trok na het overlijden van zijn vader Terach naar Kanaän (Handelingen 7:4). Abraham was toen 75 jaar oud (Genesis 12:4). Terach stierf dus op de leeftijd van 70 + 75 = 145 jaar. Dat Terach bij de geboorte van Abram 70 jaar oud was en geen 205 - 75 = 130 jaar blijkt ook uit Genesis 17:17: “Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen?” Deze gedachte van Abraham doet vreemd aan als hijzelf geboren was toen zijn vader 130 jaar oud was en zijn vrouw en halfzus Sara toen hun vader 140 jaar oud was. De duur van het verblijf in Egypte: 430 of 215 jaar? Drs. J.G. van der Land schreef hierover: “Een belangrijk gegeven voor het vaststellen van de chronologie van de vroegste geschiedenis van het volk Israël is de tijd van het verblijf in Egypte. In onze vertalingen van Exodus 12:40 staat: "De tijd, dat de Israëlieten in Egypte gewoond hadden, was 430 jaar." Volgens de Septuagintvertaling heeft het volk Israël geen 430 jaar in Egypte gewoond. In die vertaling staat in Exodus 12:40 na Egypte: "en in Kanaän". Ook in de Samaritaanse Pentateuch staat na Egypte: "en in Kanaän". De 430 jaren betreffen dan de periode vanaf de belofte aan Abraham, nadat hij in Kanaän was gekomen, tot aan de Uittocht van Israël uit Egypte. De Joodse historicus Flavius Josephus, die leefde in de eerste eeuw na Christus, sloot zich hierbij aan en schreef over de Uittocht van de Israëlieten: "Ze verlieten Egypte in de maand Xanthicus, op de vijftiende dag van de maanmaand, 430 jaar nadat onze voorvader Abraham in Kanaän aankwam en 215 jaar nadat Jakob verhuisde naar Egypte." Xanthicus is de Macedonische naam voor de Israëlitische maand Nisan (aanvankelijk Abib), maart/april. Uit Galaten 3:16-17 blijkt dat ook de apostel Paulus de Septuagintvertaling volgde: "Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad... Ik bedoel dit: de wet, die 430 jaren later is gekomen...". De wet is de wetgeving op Sinaï, die plaatsvond in het jaar van de Uittocht, 430 jaar na de belofte aan Abraham. Paulus ging ervan uit dat er 430 jaren verliepen tussen het sluiten van het verbond met Abraham en het jaar van de Uittocht en de wetgeving op Sinaï. Prof. dr. S. Greijdanus wees erop dat uit Galaten 3:17 blijkt dat er 430 jaren lagen tussen Gods verbond met Abraham en het jaar van de Uittocht: "Zegt Ex. 12:40 dat het wonen van de kinderen Israëls in Egypte zo lang geduurd heeft, vgl. Gen. 15:13, zo kan uit Gen. 15:16, alsmede uit vergelijking van Ex. 6:15, 17, 19 (Hebreeuws: 16, 18, 20) met Numeri 26:59 blijken, dat hierbij gerekend wordt van het ogenblik, waarop de Heere Zijn woord in Gen. 15:13 sprak; zodat de apostel dan ook de tijd tussen het geven Gods van Zijn belofte, Gen. 12:3; 18:18; 22:18, en Zijn verordening van de wet op Sinaï, Ex. 20, op 430 jaar stelt". Greijdanus betrok dus ook de genealogische gegevens in Exodus 6 en Numeri 26 erbij om meer licht te laten schijnen op de teksten Galaten 3:17 en Exodus 12:40. Uit alles is duidelijk dat het verblijf van het volk Israël in Egypte slechts 215 jaar en geen 430 jaar geduurd heeft.” (J.G. van der Land, De datering van de uittocht van Israël uit Egypte) Begon de tempelbouw 480 of 440 jaar na de uittocht? In onze vertalingen van 1 Koningen 6:1 staat dat de bouw van de tempel begon in het vierde regeringsjaar van Salomo, "het 480ste jaar na de uittocht". De Septuaginta heeft echter: "in het 440ste jaar na de uittocht". Welke van beide is juist? “De Joodse Talmoed vermeldt dat het zeventiende Jubeljaar samenvalt met de tijdsaanduiding in Ezechiël 40:1 (dat is het jaar 573) en dat dit jaar niet kon worden gehouden vanwege de wegvoering in ballingschap. Alle data van de Jubeljaren werden door de priesters nauwgezet geregistreerd. Zeventien cycli van 49 jaar terugrekenend viel het begin van de eerste Jubeljaarcyclus, die volgens Leviticus 25:2 vanaf de intocht in Kanaän begon, in het jaar 1406 v.Chr.” (Johan Knigge, Onjuiste datering). De uittocht vond 40 jaar vóór de intocht plaats, dus in 1446 v.Chr. Dit betekent dat de bouw van de tempel in het 480ste jaar na de uittocht begon, want het begin van de tempelbouw wordt algemeen gedateerd in ca. 966 v.Chr. Hoe groot was het aantal Israëlieten bij de uittocht? “It is shown that if there were "273 first born Israelites who exceed the number of Levites" (Num. iii 43), then the total number of Israelite men aged over 20 in the census following the Exodus was about 5000, not 603,550 as apparently recorded in Numbers. The apparent error in Numbers arises because the ancient Hebrew word 'lp can mean "thousand", "troop", or "leader", according to the context. On our interpretation, all the figures in Numbers are internally consistent including the numbers at both censuses, the encampment numbers, etc. In addition we deduce that the number of males in the average Israelite family at the time of the Exodus was 8 to 9, consistent with the concern of the Egyptians that the Israelites had "multiplied greatly" whilst in Egypt (Exod. i 7). The total number of men, women and children at the Exodus was about 20,000 rather than the figure of over 2 million apparently suggested by the book of Numbers.” (Colin J. Humphreys, The number of people in the Exodus from Egypt: decoding mathematically the very large numbers in Numbers I and XXVI). Egyptische chronologie strijdig met Assyrische chronologie Volgens de Assyrische chronologie “hebben de Assyriërs nog oorlogen tegen de Hetieten gevoerd in de 9de en 8ste eeuwen v.C. Maar volgens de Egyptische chronologie zijn de Hetieten al in 1200 v.C. uitgeroeid. De archeologie van de Hetieten was ook aan die van Egypte gekoppeld. De Assyriërs hebben niet alleen oorlog gevoerd tegen de Hetieten die al honderden jaren van tevoren uitgewist moesten zijn, maar ook tegen koningen met dezelfde namen dan die honderden jaren van tevoren volgens de Hetitische chronologie bestonden.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §7.5). “Supiluliumas … wrote to Akhenaten of Egypt, who is usually dated to the 14th century B.C., but Shalmaneser III of Assyria records his war against Supiluliumas in the 9th century B.C. Something is wrong somewhere.” (David Down & John Ashton, How Do We Know What Happened?). Farao Echnaton, de Hettitische koning Suppiluliuma I en de Assyrische koning Salmanasser III waren tijdgenoten. “When I visited Hittite sites in Turkey last year, I could see it in the artefacts. Here is one artefact from the Old Kingdom and another from the later period. But they’re exactly the same. We all know that artefacts change because styles change. But these artefacts were the same. One was dated by its connection with Egypt and the other 500 years later by its connection with Assyria.” (David Down in Timing is everything). “The Assyrian timeline is consistent with well-established dates such as Nebuchadnezzar’s conquest of Jerusalem. Traditional Egyptian dates must be wrong.” (Elizabeth Mitchell, Doesn’t Egyptian Chronology Prove That the Bible Is Unreliable?) Dit betekent dat de gebruikelijke Egyptische chronologie er honderden jaren naast zit. Bijbelse chronologie en Egyptische chronologie kunnen alleen zinvol aan elkaar gekoppeld worden als hiermee rekening wordt gehouden. Dit heeft onder meer gevolgen voor de datering van de Amarnabrieven. Wie was de koning van Sichem in de Amarnabrieven? De Amarnabrieven zijn brieven, merendeels diplomatiek van aard, die gevonden zijn in Amarna, de hoofdstad van farao Echnaton. Het merendeel van deze brieven stamt uit de tijd van Echnatons voorganger farao Amenhotep III. “The earlier Amarna letters, dating from the time of Amenhotep III, are full of the activities of a king named Labayu. This ruler waged continual warfare against his neighbours ― especially against Abdi-Hiba, the king of Jerusalem, and was widely viewed by the correspondents as a real menace to the region’s stability. … any reading of the Amarna documents makes it very clear that this man, whose operations centre seems to have been Shechem ― right in the middle of historical Samaria ― was a figure of central importance at the time; and that he must figure prominently in any attempt to reconstruct the history of the period. … Labayu’s territory in fact takes in most of what was the ancient northern kingdom of Israel. It is somewhat surprising that this fact has not been taken into consideration by historians; for Shechem was the new capital of the northern kingdom built by Jeroboam I immediately after the division of the kingdom upon the death of Solomon. Thus in the Book of Kings we read: “And Jeroboam built Shechem in mount Ephraim, and dwelt there…” (1 Kings 12:25) This, from the point of view of the present reconstruction, is a crucial clue. Shechem remained Israel’s capital ― more or less ― for only two generations, until after the death of Baasha, when Omri built Samaria (1 Kings 16:24-25) … The facts lead us to only one person who could be identified with Labayu: he is Baasha, the immediate predecessor (if we ignore the very brief reigns of Elah and Zimri) of Omri on the throne of Israel: And everything fits. Labayu, we know, waged continual war against the king of Jerusalem (Urusalim), whom we identify as Asa. Of Baasha we read; “And there was war between Asa and Baasha king of Israel all their days.” (1 Kings 15:32)” (Emmet Sweeney, Who wrote the Amarna letters?) De eerste dynastie van Egypte De C14-methode laat zien dat niet alleen de gebruikelijke datering van latere Egyptische dynastieën er honderden jaren naast zit, maar dat dit ook voor de eerste dynastieën geldt. “According to the Cambridge Encyclopedia on Archaeology: When the radiocarbon method was first tested, good agreement was found between radiocarbon dates and historical dates for samples of known age. . . . As measurements became more precise, however, it gradually became apparent that there were systematic discrepancies between the dates that were being obtained and those that could be expected from historical evidence [i.e., the traditional dates]. These differences were most marked in the period before about the midfirst millennium B.C., in which radiocarbon dates appear too recent, by up to several hundred years, by comparison with historical dates. Dates for the earliest comparative material available, reeds used as bonding between mud brick courses of tombs of Egyptians Dynasty I, about 3,100 B.C., appeared to be as much as 600 years, or about 12% too young (emphasis added).” (Elizabeth Mitchell, Doesn’t Egyptian Chronology Prove That the Bible Is Unreliable?) Dit betekent dat volgens de C14-methode de eerste Egyptische Dynastie in ongeveer 3100 – 600 = 2500 v.Chr. gedateerd moet worden. Dat is de tijd waarin de spraakverwarring plaatsvond. Na de spraakverwarring in 2492 v.Chr. hebben de afstammelingen van Noach zich over de aarde verspreid. Dit gebeurde in familieverband (Genesis 10:32). In de Bijbel is Misraim een andere naam voor Egypte. Net als Arpaksad, die volgens de Codex Alexandrinus 36 jaar na de spraakverwarring overleed, zal Misraim bij de spraakverwarring nog in leven geweest zijn. Hij is toen met zijn nakomelingen naar Egypte getrokken. Dat wil niet zeggen dat toen ook al de eerste Egyptische dynastie is gevestigd. Misraim zal met ongeveer 1000 mensen de 1100 km lange tocht naar Egypte ondernomen hebben. “The journey to the Nile area would have been about 1100 km for the group of Noah’s descendants who migrated in that southwest direction. These first Nile settlers lived a primitive hunter-gatherer lifestyle. They have left many stone tools behind of a style called Acheulean by archaeologists … This stone tool design was used widely in Europe, Africa and the Middle East by the most ancient peoples, suggesting that it may have been based on technology known before the Babel dispersion. … Because the ice sheet did not extend to Egypt during the Ice Age, as it did in Asia and other parts of the world, early people continued to live in Egypt along the Nile during the main glaciation period … According to historians, those early people who had lived along the Nile moved westward after the Ice Age during the time of wild Nile flooding. They lived in the Sahara, which had become green and habitable from the northward-shifted monsoon rains and showed a sudden blossoming of archaeological sites … During this period, there were no evidences of human habitation along the Nile. Humans stayed in the Sahara until the monsoon rains moved southward again, and the Sahara started to become a dry desert as before. … When people moved from the Saharan desert back to the Nile, Egypt started to develop gradually from many groups of people with very primitive living conditions to a more sophisticated civilization. … We can, therefore, conclude that there was considerable human activity along the Nile and on the Delta after the Ice Age but before the era of the Dynastic pharaohs. A reliable indicator of climate is the clothes that people wear. All the depictions of the ancient Egyptians point to a very warm climate. For instance, the famous Narmer palette, a flat carved stone in the Cairo Museum, dating to the beginning of the 1st Dynasty, shows the king wearing only a very short kilt … Clearly the Egyptian weather was warm by this early time, and the cool Ice Age weather was long gone.” (Anne Habermehl, Ancient Egypt, the Ice Age, and biblical chronology). Farao Narmer was luchtig gekleed, wat erop wijst dat hij na de ijstijd leefde. Met farao Narmer (Menes) ontstond de eerste dynastie, waarschijnlijk in 2188 v.Chr.: “De geschiedschrijver Manasses van het Oostelijke Romeinse rijk (dat is het Byzantijnse rijk met Constantinopel – het hedendaagse Istanbul – als hoofdstad) schreef dat de oude Egyptische staat 1663 jaar bestaan heeft totdat deze in 526 v.C. door Perzië overwonnen is. Dit plaatst de stichting van Egypte op 2188 v.C.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §7.4). Waren Nimrod en Gilgamesj dezelfde persoon? Volgens De vroegste beschavingen, 3000-1500 v.Chr. regeerde de legendarische koning Gilgamesj in de 27e eeuw voor Christus over de stad Uruk. Kan Gilgamesj dezelfde persoon als de Bijbelse Nimrod geweest zijn? De standaard of seculiere tijdlijn dateert de eerste dynastie van Egypte rond 3100 v.Chr. Als Gilgamesj volgens dezelfde tijdlijn in de 27e eeuw v.Chr. geregeerd heeft, moet Gilgamesj dus na de stichting van Egypte geregeerd hebben. Op de Bijbelse tijdlijn is dat na 2188 v.Chr. Volgens de Soemerische koningslijst regeerde Gigamesj 126 jaar. Als Gilgamesj op 40-jarige leeftijd koning werd, zal hij 166 jaar oud geworden zijn. Als we dit vergelijken met Nachor, die 208 jaar oud werd, en Terach, die 145 jaar oud werd, dan zal Gilgamesj een tijdgenoot van Nachor en Terach geweest zijn en in de 20e eeuw v.Chr. geregeerd hebben. Nimrod leefde toen al enkele eeuwen niet meer en kan dus onmogelijk dezelfde persoon als Gilgamesj geweest zijn. Gilgamesj leefde ook duidelijk in een andere tijd. Het Gilgamesj-epos tekent ons een tijd van polytheïsme. Daar is in Genesis 11:1-9 nog geen sprake van, maar wel in de tijd van Terach (Jozua 24:2). Wie was farao in de tijd van Jozef? Volgens een inscriptie op de Hongerrots op het eilandje Egyptische eilandje Sehel, was er tijdens de derde dynastie in de tijd van farao Djoser een zeven jaar durende hongersnood in Egypte, waarover de farao als volgt schreef: “Mijn hart is bezwaard vanwege de ramp die zich voltrekt, want de Nijl is in zeven jaar niet buiten zijn oevers getreden. Er is geen graan, er zijn geen groentes, er is geen voedsel. Eenieder berooft zijn buurman. Mensen willen lopen maar kunnen zich niet bewegen. De jongeling sleept zijn leden voort, de harten van de ouderen zijn verslagen in wanhoop. Hun benen laten hen in de steek, zij zakken te neer en grijpen hun lichaam vast in pijn. De raadgevers staan verstomd en niets dan wind komt uit de graanopslag als deze geopend wordt. Alles is in staat van verval...” Het valt te begrijpen dat toen Jozef eeuwen later aan een andere farao de droom over de zeven vette en magere jaren uitlegde en het advies gaf om tijdens de vette jaren grote voorraden aan te leggen de farao onmiddellijk het grote belang van Jozefs woorden inzag en hem met grote eer overlaadde. Een langdurige hongersnood als in de tijd van farao Djoser wilde de farao maar al te graag voorkomen. Wie was deze farao? Volgens de archeoloog David Down leefde Jozef in de tijd van farao Sesostris I. Hij was de tweede farao van de twaalfde dynastie. “He was a decent pharaoh. You can see his statue in the Cairo Museum—nice-looking chap.” (David Down in Timing is everything). Farao Sesostris I uit de twaalfde dynastie had een vriendelijk gezicht. “Sesostris is known to have had a vizier, or prime minister, by the name of Mentuhotep who wielded extraordinary power, and some scholars have identified this vizier with the biblical Joseph. Sir Alan Gardiner assigns a date of 1971–1928 B.C. to Sesostris I, but by a revised chronology he would have been ruling when Joseph was sold as a slave into Egypt in about 1681 B.C. … Joseph interpreted Pharaoh’s dreams to mean that there would be seven years of plenty in Egypt, followed by seven years of famine, and apparently it would be a very severe famine. “‘Seven years of famine will arise,’ Joseph told Pharaoh, ‘and all the plenty will be forgotten in the land of Egypt; and the famine will deplete the land’” (Genesis 41:30). Pharaoh was convinced that Joseph had correctly interpreted his dreams and decided to appoint Joseph as the vizier to superintend the gathering of the grain during the seven years of plenty and gave him extraordinary powers to do it. “You shall be over my house, and all my people shall be ruled according to your word; only in regard to the throne will I be greater than you” (Genesis 41:40). Mentuhotep had such power. James Breasted in his History of Egypt wrote, “When he also held the office of chief treasurer, as did the powerful vizier Mentuhotep under Sesostris I, the account which he could give of himself . . . read like the declaration of the king’s power.” Genesis 41:43 adds, “He [Pharaoh] had him ride in the second chariot which he had; and they cried out before him, ‘Bow the knee.’” That was the sort of status that was not usually ascribed to viziers, but it was in the case of Mentuhotep. Another great Egyptologist, Emille Brugsch, wrote in his book Egypt Under the Pharaohs, “In a word, our Mentuhotep . . . appears as the alter ego of the king. When he arrived, the great personages bowed down before him at the outer door of the royal palace.” Pouring into the Faiyyum Oasis, 75 miles (120 km) south of Cairo, is a large canal bringing water from the River Nile. It was dug during the 12th Dynasty and is called “Joseph’s Canal.” The Faiyyum is the largest oasis in Egypt and now supports a population of 2 million people. It may be that Joseph was responsible for digging this canal to alleviate the effects of the expected drought. In the cliffs of Beni Hassan, halfway between Cairo and Luxor, are some tombs of the 12th Dynasty. One of them belonged to Ameni, a provincial governor in the time of Sesostris I. On the wall of his tomb he wrote, “No one was unhappy in my days, not even in the years of famine, for I had tilled all the fields of the Nome of Mah, up to its southern and northern frontiers. Thus, I prolonged the life of its inhabitants and preserved the food which it produced.” Apparently, Ameni knew the famine was coming and stored the grain in readiness for the time of want.” (David Down & John Ashton, The Glorious Middle Kingdom) Wie was de farao van de uittocht? Als Jozef tijdens Sesostris I, de tweede farao van de twaalfde dynastie, onderkoning van Egypte werd, moet de farao van de uittocht ongeveer 200 jaar later geregeerd hebben. En dat blijkt ook te kloppen: “Neferhotep I, die net na de 12de dynastie regeerde, … was waarschijnlijk de farao tijdens de uittocht van de Israëlieten. De archeologie toont dat deze door een periode van slavernij voorafgegaan is en door de overname van een nieuwe groep, de Hyksos, gevolgd is. Volgens de Egyptische geschiedschrijver Manetho hebben de Hyksos het koninkrijk zonder gevecht overgenomen. Zeker klopt het met de Bijbelse gegevens dat de vorige heerser en zijn legermacht in de Rode zee verdronken zijn en de Hyksos dus geen tegenstand tegenkwamen. Neferhotep I zijn mummie is ook nooit gevonden, zoals men kan verwachten van iemand die in het midden van de Rode zee verdronken is.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §7.5). “Er bestaat nog veel meer getuigenis dat Mozes en de Israëlieten tijdens de 12de dynastie en kort daarna in Egypte waren. De farao’s en gebeurtenissen ter sprake waren de volgende: • Sesostris III van de 12de dynastie was een wrede tiran die erge vormen van slavernij toepaste. • Zijn zoon Amenemhet III was even wreed, en begon waarschijnlijk pas te regeren rond de geboorte van Mozes, en heeft dus het bevel gegeven dat de Joodse jongetjes gedood moesten worden (Ex. 1:22). Hij zwaaide 46 jaar lang de scepter. De archeoloog Flinders Petrie heeft tal kisten onder de vloeren gevonden waar de slaven verbleven, die babygeraamtes – dikwijls twee of drie – bevatten. Velen van hen waren maar enkele maanden oud. Volgens de archeologie waren het Semitische slaven. In dergelijke kistjes werden de op bevel van farao vermoorde Israëlitische jongetjes begraven. • De piramide van Amenemhet III was gemaakt van modderstenen die met stro doorvlochten waren. Het is algemeen bekend dat deze latere piramide van een veel zwakker gehalte als de vroegere was. In Ex. 5:7, 10 en 11 wordt beschreven dat de farao … bevolen heeft dat de Israëlieten zelf het stro moesten verzamelen, maar steeds dezelfde hoeveelheid stenen als tevoren moesten leveren. De praktijk van stenen maken van modder en stro was mogelijk algemeen in die tijd. • Amenemhet III had geen zonen die hem konden opvolgen, maar wel een dochter met de naam Sobekneferu die geen kinderen van zichzelf gehad heeft. Er was wel sprake van een Amenemhet IV maar hij heeft klaarblijkelijk maar een kort poosje samen met Amenemhet III geregeerd en is daarna van het toneel verdwenen. Sobekneferu was waarschijnlijk de dochter van de farao die zich volgens Ex. 2:5 in die Nijl ging wassen. Het paleis had zijn eigen baden – daarom was het zinvol dat zij omreden van haar kinderloosheid zich bij de Nijl ceremonieel ging reinigen en aan hun riviergod Hapi, die ook de Egyptische vruchtbaarheidsgod was, gebeden heeft. Het babyjongetje Mozes in het mandje in de rivier (Ex. 2:1 - 10) was waarschijnlijk voor haar zoals een gebedsverhoring, en hij zou de verlangde troonopvolger geworden kunnen zijn. Mozes was dus waarschijnlijk Amenemhet IV, die toen nooit de troonopvolger geworden is, maar volgens de Bijbel naar Midian moest vluchten vanwege zijn doodslaan van een Egyptenaar die een Israëlitische slaaf mishandelde (Ex. 2:11 - 15). Volgens de archeologie is Sobekneferu toen haar vader Amenemhet III als farao opgevolgd en heeft acht jaar geregeerd, tot haar dood. Amenemhet IV. • Na Sobekneferu’s dood was er geen kind om haar op te volgen en de 12de dynastie liep dood. Daarna volgde een tijd van onstabiliteit, waar verschillende regeerders elkaar snel opvolgden en dikwijls gelijktijdig in verschillende delen regeerden. Stabiliteit trad pas weer in toen Neferhotep I de troon overnam. Hij regeerde 11 jaar en was waarschijnlijk de farao van wie Mozes Israëls vrijlating eiste het na zijn terugkeer naar Egypte. Er bestaat archeologisch getuigenis dat de Semitische slaven tijdens zijn heerschappij hun verblijfplaatsen in grote haast verlaten hebben. De hoeveelheid en type artikelen voor algemeen gebruik die achtergelaten zijn, wijst daarop, volgens Flinders Petrie.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §7.5). Wanneer leefde Job? “Job is een historisch persoon; de Schrift wijst in Ezechiël 14 : 14, 20 en in Jacobus 5 : 11 op de man Job als een bekende figuur. En het begin en het eind van het boek dragen duidelijk een historisch karakter. Hij woonde ergens in het land Uz, ten Oosten van Kanaän, van Perea dan. Ergens aan de rand van de woestijn van Arabië, waar landbouw en veeteelt mogelijk waren, waar een stad in de buurt gevonden werd, en toch de woestijn een grote rol speelde. Geleefd heeft Job waarschijnlijk in den tijd tussen Abraham en de wetgeving op Sinaï. Er zijn onder vrienden Job nakomelingen van Abraham. Lang nadien kan het echter niet geweest zijn, want het leven is een aartsvaderlijk leven, een leven van herdersvorsten, die de ware God nog kennen en priester in hun familie zijn.” (dr. K. Sietsma, Het boek Job, pagina 5). Een van de vrienden van Job was de Temaniet Elifaz (Job 2:11). De vader van Teman heette ook Elifaz (Genesis 36:11). Deze Elifaz was een zoon van Esau en Ada (Genesis 36:10) en kan de grootvader van Jobs vriend Elifaz geweest zijn. Ada was een dochter van de Hethiet Elon en wordt in Genesis 26:34 Basemat genoemd. Esau trouwde met haar toen hij 40 jaar oud was. Dat was in 1751 v.Chr. Hun zoon Elifaz kan zo’n vijf jaar later geboren zijn, dus in 1746 v.Chr., toen Esau 45 jaar oud was. Als Teman en Jobs vriend Elifaz ook geboren zijn toen hun vader 45 jaar oud was, dan zou Jobs vriend Elifaz in 1656 v.Chr. geboren zijn. Elifaz nam als eerste het woord en was daarom waarschijnlijk Jobs oudste vriend. Aangenomen dat Job iets jonger was dan Elifaz zou Job ongeveer in 1661 v.Chr. geboren kunnen zijn. Dat was de tijd dat Jakob met zijn zonen naar Egypte ging. Volgens de Codex Alexandrinus was Job 248 - 170 = 78 jaar toen de rampen hem overkwamen. Dat zou dan in ongeveer 1583 v.Chr. geweest moeten zijn. Dat was 7 jaar nadat Jozef was overleden. De verdrukking van het volk Israël in Egypte was toen waarschijnlijk nog niet begonnen. Volgens de LXX leefde Job na zijn rampjaar nog 170 jaar. Job zou dan in 1413 v.Chr. overleden zijn. Dat was 7 jaar vóór de intocht van de Israëlieten in Kanaän. Mozes kan het boek Job dan nog geschreven hebben. In de redevoeringen van Job en zijn vrienden komt nergens de naam Jahweh voor. De proloog en epiloog en de verbindende tekst bevatten die naam wel. Dit betekent dat het boek Job de authentieke verslagen van de redevoeringen van Job en zijn vrienden bevat. God sprak met Mozes van aangezicht tot aangezicht (Exodus 33:11; Numeri 7:89; 12:8) en kan hem in die gesprekken geopenbaard hebben wat er in de hemel voorafgaand aan Jobs rampspoed had plaatsgevonden. Het gebruik van de naam Jahweh in de prozaïsche gedeelten laat zien dat de God van Israël ook de God van Job en zijn vrienden is. Welk dier was de leviathan in het boek Job? De in 1942 in Dachau overleden dr. K. Sietsma typeerde de in Job 40:25–41:26 beschreven leviathan als volgt: “Zijn tekening vertoont trekken van overeenkomst met de krokodil, waarvan hij een oudere en grotere soortgenoot geweest kan zijn.” (dr. K. Sietsma, Het boek Job, pagina 127). In de periode 1947 tot 2001 werden in Afrika fossielen van zo’n uitgestorven superkrokodil gevonden. Het reusachtige beest kreeg de wetenschappelijke naam Sarcosuchus imperator en de bijnaam Supercroc. “Een artikel over Sarcosuchus is in december 2001 in National Geographic verschenen. Hun beschrijvingen vertonen merkwaardige overeenkomsten met de beschrijving van de Leviathan in Job.” (Hennie Mouton, Schepping & Evolutie – onverzoenbaar!, §3.5). Een mens valt in het niet vergeleken bij een volwassen Sarcosuchus imperator. De Sarcosuchus imperator “kon tot 10 ton wegen en wel 12 m lang worden. Hij had een ongewone uitstulpende lichaamsholte aan het eind van zijn snuit. Die kan mogelijk gebruikt zijn voor het mengen van gassen die daar tot ontbranding kwamen.” (M.J. Paul | G. van den Brink | J.C. Bette (red.), Bijbelcommentaar Ezra | Nehemia | Ester | Job, pagina 883). Welke dier was de behemooth in het boek Job? In het boek Job komt nog een ander reuzendier voor, namelijk de behemooth, vaak ten onrechte als nijlpaard vertaald (Job 40:15-24) . Anders dan de leviathan is de behemooth geen vleeseter, maar een planteneter. De behemooth is geen superkrokodil, maar een supergrazer. Ook van dit dier zijn fossielen gevonden. “De behemooth is niet slechts een herbivoor, maar meer specifiek een graseter: een grazend dier en niet een dier dat bladeren van bomen en struiken eet. De meeste brachiosaurussen hebben echter een gebit om takken en bladeren te eten, als giraffen. Ook lang niet alle sauropoden voldoen, maar een dier dat wel past bij deze beschrijving, is de 15 m lange Nigersaurus (behorend tot de sauropoden), gevonden in de republiek Niger in Afrika. Het vierpotige dier heeft een snuit als een stofzuigermond met honderden kleine tanden (met de afmetingen van de snijtanden van een peuter). Het dier kon uitmuntend de zachte begroeiing langs de rivieren begrazen.” (M.J. Paul | G. van den Brink | J.C. Bette (red.), Bijbelcommentaar Ezra | Nehemia | Ester | Job, pagina 882). Deze supergrazer “kan zijn staart rechten als een ceder” (Job 40:17 NBV). De Nigersaurus leefde in dezelfde tijd als de Sarcosuchus imperator: “Tegelijk met Sarcosuchus leefden ook dinosauriërs, zoals de vleeseter Suchomimus, de plantenetende langnekdino Nigersaurus en de eendensnaveldino's Ouranosaurus en Lourdosaurus.” (Sarcosuchus imperator, de grootste krokodil ooit) Een Nigersaurus aangevallen door een Sarcosuchus imperator. Combinatie van de gegevens uit het boek Job met die van de fossielen laat zien dat Supergrazer en Superkrokodil echt hebben bestaan: niet 110 miljoen jaar terug, maar slechts enkele duizenden jaren geleden. Albert Welleweerd, 2017