Samenvatting : Psychopathalogie 2.1.

advertisement
Samenvatting : Psychopathalogie 2.1.
 Bekijk blad met antwoorden van de quiz (hier komen enkele van op het examen)
Hoofdstuk 12 : Psychische stoornissen (p573)

De definitie van psychopathalogie
Een patroon van emoties, gedragingen of gedachten dat niet bij de situatie past en dat persoonlijk
lijden veroorzaakt of het individu ervan weerhoudt om belangrijke doelen te realiseren.
Dit wordt ook wel ooit een psychische stoornis of geestesziekte genoemd.

Extreme stoornissen
Extremere stoornissen zijn meestal gemakkelijker op te sporen.
Extreme stoornissen hebben 3 klassieke eenduidige symptomen :



Hallucinaties : fouten in de waarneming / niet-bestaande sensorische ervaringen
o Bv. Stemmen in je hoofd horen (=auditieve hallucinatie)
Wanen : fouten in het denken/ extreme verstoringen van het denken
o Bv. Denken dat je Napoleon bent, denken dat je god bent, denken dat iedereen achter
je aan zit, denken dat de maan je achtervolgt, etc.
Affect (gevoelens) : Fouten in het emotionele leven
o Bv. Zonder duidelijke oorzaak plots gedeprimeerd, angstig worden, of sommige lijken
geen emoties te hebben
 Niet alle stoornissen hebben deze symptomen !!!
Het is heel moeilijk om een onderscheid te maken tussen normaal en abnormaal, omdat dit een
kwestie van oordeel is. Deze beoordeling is moeilijk omdat er geen scherpe grens bestaat tussen
normaal en abnormaal denken en gedrag.
Ook is je oordeel afhankelijk van de norm die je gebruikt, wat jij zelf goed vind.
Soms is het makkelijker te begrijpen als je denkt in een continuüm idee. (tabel p577)
Je moet het voorstellen als een punt op een continuüm dat zich uitstrekt van de volledige
afwezigheid van de stoornis tot ernstige gestoordheid.
Het idee hierachter is dat mensen met een stoornis geen aparte groep vormen. Hun stoornissen zijn
normale reacties in een extremere en verhevigde vorm.
Bijvoorbeeld : iedereen heeft wel ergens bang van, maar een echte angststoornis is dit in extreme
vorm, stemmingswisselingen, …

Indicatoren van abnormaliteit
1. Distress : ongewone of langdurige symptomen van onbehagen of angst.
Bv. Wanneer je word overspoeld door onaangename emoties dat je je niet meer kunt
concentreren.
2. Onaangepastheid : als je je gedraagt op een manier dat bedreigend is voor je eigen welzijn
en je een gevaar bent voor jezelf.
Bv. Zoveel drinken dat je steeds word ontslagen, iemand die dronken achter het stuur kruipt.
3. Irrationaliteit : wanneer de betrokkene zich gedraagt of uit op een manier die irrationeel of
onbegrijpelijk is voor anderen. Ook gedrag of emotionele reacties die ongepast zijn in een
bepaalde situatie.
Bv. Lachen tijdens een begrafenis
4. Onvoorspelbaarheid : de betrokkene gedraagt zich onvoorspelbaar en inconsistent op
verschillende tijdstippen of in verschillende situaties, alsof hij de controle kwijt is.
Bv. Een kind dat plots zonder enige reden een kwetsbaar speelgoedje met zijn vuist kapot
slaat.
5. Onconventionaliteit en ongewenst gedrag : de betrokkene gedraagt zich op een manier die
zelden voorkomt, die sociale normen of wetten schendt en moreel onacceptabel is.
Bv. Naakt gaan winkelen.
Therapeuten noemen gedrag over het algemeen pas abnormaal als er van die indicatoren twee of
meer aanwezig zijn in extremere maten.
Je kan een crisis als uitdaging zien. Dit is voor iedereen individueel verschillend. Dit wilt zeggen dat je
onzekerheden, chaos en verdriet kent. Maar als je genoeg ik-kracht hebt kan dit een zeer gezond en
helend groeiproces betekenen.
Maar natuurlijk kan er zich ook een psychische desintegratie voordoen. Dit wilt zeggen dat je het ik
verliest over denke, voelen en/of handelen. Hierdoor raakt je innerlijke belevingswereld verstoord en
word je verhouding met de omringende wereld problematisch.

Medische vs psychologische invalshoek
 Medisch model
Deze is afkomstig van de geneeskunde. Deze invalshoek benadert psychische problemen op dezelfde
manier als lichamelijke problemen. Volgens deze invalshoek zijn psychische stoornissen hetzelfde als
‘ziektes’.
Bv. Depressie
 Psychologische model
Deze beschouwt psychische stoornissen als het gevolg van diverse factoren die zich zowel in de
persoon zelf bevinden, als in zijn omgeving.
Psychische stoornissen zijn volgens deze invalshoek een interactie tussen biologische, mentale,
sociale en gedragsmatige factoren.
Bv. Biologische factoren : schildklier die niet goed werkt kan zorgen voor depressie
Mentale factoren : stoornis in de hersenen
Sociale factoren : problematische opvoedingssituatie (POS) kan zorgen voor depressie
De invalshoek bepaald de behandeling!
Bv. Met medicijnen, betoveringen, rituelen, gesprekken, martelingen, operaties, opname in ziekenhuis
/ psychiatrische inrichting.

Historiek van de psychopathalogie (niet vanbuiten kennen, wel herkennen)
Er zijn steeds veranderde ideeën over psychische stoornissen.
Vroeger was bijvoorbeeld homoseksualiteit een ziekte (1973).
Nu is homoseksualiteit van de DSM geschrapt en wordt het niet meer beschouwd als psychische
stoornis.
 Oudheid
Vroeger geloofden de mensen dat psychopathalogie werd veroorzaakt door demonen en geesten die
zich in het lichaam en de geest van het slachtoffer hadden verplaatst. Waanzin werd dus veroorzaakt
door de boze geest in je hoofd.
Hun aanpak vroeger was onder andere deze boze geesten verjagen en schedelboring
1) Grieken
De mensen die een psychische stoornis hadden werden gestraft door God volgens de Grieken. Hun
aanpak was reinigingsrituelen en verbanning
2) Hippocrates
Was de eerste arts die psychische stoornissen op een wetenschappelijke manier benaderde. Hij
verklaarde dat abnormaal gedrag een lichamelijke oorzaak had. Hij legde dus de link tussen geest en
lichaam.
Psychopathologie moest je volgens hem interpreteren als gevolg van een verstoring in het evenwicht
tussen de 4 lichaamsvochten. Deze zijn : bloed, flegma (slijm), zwarte gal en gele gal.
Bv.
Te veel bloed = warmhartig/hartelijk
Teveel zwarte gal = depressie
Zijn aanpak was : aderlating, braaktherapie en kruiden.
3) Romeinen
Repressieve versus therapeutische visie.
*Repressieve visie : een ziektetoestand faken (doen alsof)
Aanpak : opsluiting, lichamelijke pijniging
*Therapeutische visie : door spanningen in de omgeving worden volgens deze visie mensen
gek
Aanpak : rust, regelmaat, muziek, aangenaam gezelschap
 Middeleeuwen – Renaissance
Hier viel het Hippocratische model weg door het bijgeloof.
In deze tijd had de kerk veel invloed. Hier werd abnormaal gedrag dus toegeschreven aan demonen
en heksen. Elk afwijkend gedrag was het werk van de duivel en deze mensen waren behekst.
De aanpak die hier geldt is : exorcisme, aderlating, braakmiddelen, folteringen, verbranding,
verdrinking.
 18e – 19e eeuw
 Medisch model
Een geestelijke stoornis werd beschouwd als ziekte. De behandeling voor deze mensen waren
toevluchtsoorden voor rust en bezinning en hier konden ze eenvoudig en zinvol werk doen.
Uiteindelijk werden deze oorden overvolle pakhuizen waar verwaarlozing en onderdrukking
voorkwam. De oorden werden dus misbruikt, want er kwamen mensen te zitten die daar niet horen
te zitten.
Belangrijke figuren :
 Pinel : wilt een universele aanpak. Hij wil de cliënt genezen ipv op te sluiten. Zijn aanpak was
dus bezigheidstherapie en structuur bieden.

België : Triest en Guislain : keken naar het welzijn van de mensen. Hun behandeling bestond
uit orde, rust, regelmaat en een gezonde en gevarieerde voeding

19e eeuw : lichamelijke oorzaak versus psychische, sociale oorzaak


Grieslinger : hersenziekte
Kraepelin: hersenonderzoek + psychische observatie : dementia praecox (dit word nu
schizofrenie genoemd)
Charcot: hysterie, psychische oorzaken
Freud : invloed van traumatische gebeurtenissen uit de jeugd/recent verleden


 20e eeuw
In het begin van de jaren 80 vond er een deïnstitutionalisering plaats. Hier werden grote instituten
omgebouwd tot kleinere instellingen en kregen de mensen hier een aangepast individueel aanbod.
In 1990 was de biologische visie op de psychiatrie weer in opkomst.
Nu, de dag van vandaag, geldt het bio-psycho-sociaal model.

Hoe worden psychische stoornissen geclassificeerd?
Terminologie :
 Diagnose = de nauwkeurige vaststelling, onderscheiding en omschrijving van stoornissen. Ze
gaan hier vaststellen wat er juist aan de hand is en ze gaan dingen onderscheiden van elkaar
en uitsluiten.
 Diagnostiek = de werkwijze om een diagnose te bereiken. Het zijn methodes om tot een
bepaalde diagnose te komen (bv. Observeren)
 Symptoom – ziekteteken
o Hoofdsymptomen : bv. Anorexia , niet eten
o Bijsymptomen : bv. Regels blijven uit
 Syndroom – stoornis = groep van vaak te samen optredende symptomen.
Bv. Kenmerken voor een fobie van honden: angst als je al dan niet een hond ziet. Dit noemen
ze vermijdingsdrang.
DSM-IV (1994)
= diagnostic and statistical manual of mental disorders.
Dit is een boekje waar alle stoornissen in staan met de symptomen. Het is redelijk medisch gericht
want het bekijkt alles heel zwart-wit. We bedoelen hiermee dat ze denken op de manier van : je hebt
ofwel de stoornis, ofwel helemaal niet.
Er zijn hier een aantal wijzigingen in gebeurt .
Het DSM-IV geeft een algemene en beknopte taal voor de beschrijving van psychopathologie. Ook
biedt het bepaalde criteria voor het diagnosticeren van stoornissen.
De DSM-IV is een boekje dat wereldwijd het meest gebruikt wordt. Het brengt dan ook orde in meer
dan 300 erkende psychische stoornissen.
De onderverdeling gebeurt in categorieën die zijn gebaseerd op psychische en gedragsmatige
symptomen.
Ook neemt het een beschrijvende methodiek aan, en geen verklarende. Hiermee willen we zeggen
dat de DSM geen verklaring geeft!
De DSM bestaat uit diagnostische assen. Dit wilt zeggen dat iedere persoon op 5 assen word
weergeven :
1) Psychiatrisch ziektebeeld
2) Zwakbegaafdheid, persoonlijkheidsstoornis
3) Lichamelijke aandoeningen
4) Psychosociale problemen en/of problemen met de omgeving
5) Globale beoordeling functioneren
As 1 : Psychiatrisch ziektebeeld
Hier gelden 2 principes:
 Spaarzaamheid : zoveel mogelijk zoeken naar 1 diagnose waar alle verschijnselen onder te
brengen zijn.
Bv. : niet eten kan zowel een symptoom zijn van een depressie, als een symptoom van
anorexia.
 Rangorde :
o Lichamelijke oorzaak?
o Inname van alcohol/drugs?
o Tekenen van psychose?
o Gestoorde stemming?
o Tekenen van angst?
As 2 : Persoonlijkheidsstoornissen
Elk individu heeft een kenmerkende levensstijl of karakter.
Een persoonlijkheidsstoornis kent meestal een lange ontwikkelingsgeschiedenis. De wortels bevinden
zich in de jeugdjaren.
Ook heeft een persoonlijkheidsstoornis een brede impact op het dagelijkse leven van de patiënt.
As 3 : Lichamelijke aandoeningen
Ofwel is het een lichamelijke stoornis die samenhangt met het gestoord psychisch functioneren.
Bv. Een depressie die veroorzaakt word door de schildklier.
Ofwel is het een psychische reactie op een lichamelijke aandoening.
Bv. Vanwege kanker in een depressie gekomen.
Dit allemaal is van therapeutisch belang. Het is bijvoorbeeld zo dat je bij hartproblemen geen
antidepressieve medicatie mag geven.
As 4 : psychosociale problemen
Dit wilt zeggen dat er problemen zijn binnen de primaire steungroep. Ook kunnen er problemen
gebonden zijn aan de sociale omgeving.
Het kan uiteindelijk ook te maken hebben met opvoedingsproblemen, werkproblemen,
woonproblemen, financiële problemen en problemen met de justitie of politie.
As 5 : globale beoordeling
Dit gebeurt volgens een tabel. Hoe meer punten, hoe gezonder.
Het cijfer varieert van 0 tot 100. Een score van 100 is heel goed.
Een score van 0 is natuurlijk heel slecht en wijst dus op een ernstige stoornis.

Kritieken op de DSM
De DSM benadert mentale stoornissen vanuit het medische model : je hebt een stoornis of je hebt er
geen. Ook is het onderscheid tussen de eerste en de tweede as niet altijd even duidelijk.
Het systeem is enkel beschrijvend, en dus niet verklarend.
Ook ontstaat er een bepaald vakjesdenken (typologie) : zaken die niet in bepaalde vakjes zitten,
worden genegeerd.

Wat zijn de consequenties als je iemand een label opplakt?
Labeling wilt zeggen dat je een psychische stoornis gaat toekennen aan personen.
Er zijn zowel voordelen als nadelen :
Voordelen:
 Goede communicatie tussen hulpverleners : vlotte en eenduidige communicatie
 Effectief behandelingsprogramma opstellen.
Bv. Gedragstherapie
Nadelen :
 Stereotypering en depersonalisatie (depersonalisatie = je ziet de persoon niet meer, enkel de
stoornis)
 Vooroordelen (bv. Schizofreen = gevaarlijk)
 Sociale afwijzing
 Stigmatisering (= negatief etiket opplakken)
 Sociaal-culturele context (Thomas Szaz)
* Thomas Szaz zegt dat psychische ziekten een mythe zijn. Hij zegt dus eigenlijk dat een stoornis niet
bestaat. Het is volgens hem een label om bepaald gedrag te kunnen benoemen.
 een diagnose moet een begin zijn van een proces dat leidt tot meer begrip over een persoon en
tot de ontwikkeling van een hulpplan. Het moet dus een beginpunt zijn, geen eindpunt.

Hoe kunnen we psychische stoornissen verklaren?
Zoals eerder gezegd zijn er verschillende etiologische visies namelijk het medisch model en het
psychologisch model.
Het medisch model bekijkt een psychische stoornis als een ziekte met een objectieve oorzaak die een
specifieke behandeling vereist.
Bv. De griep
Dan het psychologische model bekijkt een psychische stoornis als een interactie tussen biologische,
mentale, sociale en gedragsmatige factoren. Hij erkent dus het medisch model, maar vind deze te
éng, je moet het volgens hem breder bekijken.
De 2 visies zeggen dus ongeveer hetzelfde, alleen het psychologische model bekijkt het veel breder.
De visie bepaald hoe psychische stoornissen benadert worden!
1. Medische model
Het is een hele verbetering ten opzichte van het demonische model met de duiveluitkeringen,…
Er zijn wel enkel zwakke punten te bespeuren :
- de verantwoordelijkheid ligt bij de therapeut
- de patiënt neemt een passieve houding aan. Hij ontvangt zijn zorg maar doet er voor de rest niks
aan
- overbodige medicatie
Er is een systematische werkwijze om pathologische verschijnselen te bestuderen, en zo mogelijk, te
wijzigen. Dit is het 5 stappenplan :
a) Diagnose
Hier beschrijven ze de eigenschappen en symptomen
b) Verklaring
Ze gaan zoeken naar de oorzaken
c) Prognose
Hier gaan ze voorspellen wat er nog gaat gebeuren (hier is er de kans op stereotypering)
d) Therapie
Hier gaan ze een actieplan maken en uitvoeren
e) Preventie
Primaire preventie : problemen voorkomen door op tijd te handelen
Secundaire preventie : ze gaan erger voorkomen
Tertiaire preventie : je hebt een probleem maar gaat er proberen mee om te gaan
2. Psychologische modellen
Dit is een reactie van psychologen op het medische model. Tegenwoordig is dit een combinatie van
perspectieven uit het behaviorisme, de cognitieve psychologie, het sociaal leren en de biologische
psychologie.
Sociaal-cognitieve-gedragsbenadering is de benaming voor de combinatie van het behaviorisme en
de cognitieve psychologie.
De cognitieve psychologie kijkt naar binnen en legt de nadruk op psychische processen, terwijl het
behaviorisme naar buiten kijkt en de nadruk legt op de invloeden van de omgeving.
Het behavioristisch perspectief zegt dat abnormaal gedrag word verworven door stimulus-responsleren. Deze visie concentreert zich op ons gedrag en op de omstandigheden in de omgeving zoals
beloningen, straffen en sociale druk.
Bv. Je hebt angst om in het openbaar te spreken als gevolg van een vernederende ervaring op dat gebied. Die
zou vervolgens geleid hebben tot het vermijden van elke mogelijkheid om de vaardigheden om in het openbaar
te spreken te ontwikkelen.
Het cognitieve perspectief kijkt naar de manier waarop mensdern zichzelf en hun relaties met
anderen opvatten. Er zin een aantal belangrijke cognitieve variabelen : de vraag of mensen het
gevoel hebben dat ze de gebeurtenissen in hun leven in de hand hebben (interne of externe locus of
control), hoe ze omgaan met dreiging of stress, schrijven ze gedrag toe aan
persoonlijkheidskenmerken of aan omstandigheden?
Het sociaal leren is eigenlijk een brug tussen het interne en het externe. Het behaviorisme en het
cognitieve vullen elkaar dus eerder aan.
Cognitie en gedrag gaan meestal in een sociale context plaatsvinden en daarom is er dus een sociaal
perspectief nodig.
Bv. Mijn broer wordt gestraft omdat die een bepaalde handeling doet, dus ga ik dat daarom juist niet/ juist wel
doen.
De sociaal-cognitieve-gedragsbenadering is een psychoologisch alternatief voor het medische model.
Hier worden 3 van de belangrijkste pespectieven van de psychologie gecombineerd.
Bandura spreekt over het reciproque determinisme ; volgens deze theorie zijn gedrag, cognitie,
socdiale factoren en omgevingsfactoren onderling allemaal op elkaar van invloed. Ze staan onderling
in interactie met elkaar en versterken dus ook elkaar. (bv. Plankenkoorts)
Bv. Angst voor het spreken in het openbaar is een product van sociaal leren, gedragsmatig leren, en
cognitief leren.;
Sociaal leren  je hebt andere mensen horen spreken over plankenkoorts  hierdoor kan je een
onplezierige gedragsmatige conditionering kunnen hebben gehad, en ervaring waarbij je werd
uitgelachen  hierdoor kan je als gevolg van cognitief leren, jezelf als een slechte spreker gaan zien.

De biopsychologie van psychische stoornissen
De biologie beïnvloed ons gedrag en ons denken. De biopsychologie gaat ervan uit dat psychische
stoornissen te maken hebben met de biologie van de hersenen of het zenuwstelsel.
Via neurowetenschappelijk onderzoek zijn ze erachter gekomen dat de psychische functies van de
hersenen afhankelijk zijn van een zeer gevoelig evenwicht tussen chemische stoffen en continu
veranderende circuits. De neurotransmitters kunnen dus ons denken en ons gedrag beïnvloeden.
Ook hebben ze zich vragen gesteld over de erfelijkheid. Ze kunnen nog niet met zekerheid zeggen of
erfelijkheid iets te maken heeft met bepaalde stoornissen. Ze hebben dus geen allesomvattend
antwoord.
Bv. Het kwetsbaarheidsmodel (pwp)

De culturele context van psychische stoornissen
Weinig therapeuten zijn het volledig eens met Thomas Szasz. De meesten kunnen zich wel vinden in
het ecologisch model, dat rekening oud met de omgeving van het individu.
In dit model word abnormaliteit opgevat als een interactie tussen het individu en hun sociale en
culturele context.
Een stoornis zou het gevolg zijn van een verkeerde koppeling tussen het gedrag van de persoon en de
eisen van de omgeving. Er zijn dus grote verschillen binnen en tussen culturen.
De cultuur heeft dus een zekere invloed op de verspreiding van psychologische stoornissen en op de
symptomen die gestoorde mensen tentoonstellen.
De psychiatrie heeft zich te lang vastgeklampt aan 3 hardnekkige mythes:
o De mythe dat alle psychische stoornissen in alle culturen even vaak voorkomen
o De mythe dat een psychische stoornis wordt veroorzaakt door biologische factoren, terwijl
de manier waarop de betrokkende de stoornis ervaart cultuurbepaald is
o De mythe dat cultuurspecifieke stoornissen alleen in exotische plaatsen voorkomen, en niet
bij ons

Welke methodieken zijn er om een diagnose te stellen?
Je komt tot een diagnose door de nauwkeurige verkenning van de problemen zonder verklaring.
Je moet verkregen gegevens gaan verzamelen en ordenen. Dit is geordend in de DSM op de 5 assen.
Er zijn 3 onderzoeksmethoden :
a) Interview
b) Psychologisch onderzoek
c) Somatisch onderzoek
A. Interview
Aan de hand van een interview krijg je heel veel informatie.
Je gaat een gericht vraaggesprek houden met de persoon om de belevingswereld van de patiënt te
verkennen. Hiervoor moet de beoordelaar nodige kennis hebben en moet de patiënt hier vertrouwen
in kunnen leggen. Hier heeft hij dus specifieke vaardigheden nodig : actief luisteren, empatische
houding, …
Er zijn 2 delen : de anamnese en de beoordeling van psychische toestand. (PWP)
Deel 1: de anamnese
Hier gaan ze gegevens verzamelen over de voorgeschiedenis van de patiënt op basis van hun eigen
mededelingen hierover. Deze kan je eventueel aanvullen door bevraging van anderen zoals bv de
ouders, de familie, heb je broers en zussen? Waar wonen ze? … (pwp kader)
Deel 2 : de beoordeling van psychische toestand
Dit gebeurt op grond van directe vragen en observatie.
Ze gaan letten op het gedrag, op het voorkomen en op de bewustzijnstoestand. Ze gaan rekening
houden met de waarneming, het denken en het geheugen. Ook kijken ze hier naar de stemming en
de beleving van de betrokkene. (pwp kader)
B. Psychologisch onderzoek
Ze gaan de patiënt onderzoeken door middel van testen, vragenlijsten en beoordelingsschalen.
Bv. Testen van het zelfbeeld (denk terug aan de film die je gezien hebt, teken u zelf en u ouders, …)
Je kan dus niet op basis van 1 test zeggen of er een stoornis is of niet.
Het psychologisch onderzoek is het vervolledigen van het interview, maar dient niet als
vervangsmiddel. Het is dus zeer aanvullend!
Geen enkele test is 100% betrouwbaar. DUS het blijft altijd belangrijk om ook te observeren, …
C. Lichamelijk onderzoek
In sommige gevallen kan een organische factor in het spel zijn.
 de diagnose geeft een aanleiding tot behandeling en therapie
Hoofdstuk 13 : Therapieën voor psychische stoornissen (p615)

Wat is therapie?
Definitie : therapie is een algemene term voor elk behandelproces; in de psychologie en psychiatrie
verwijst de term naar een grote verscheidenheid aan psychologische en biomedische technieken met
als gemeenschappelijk element een relatie die is gericht op het verbeteren van iemands geestelijke,
gedragsmatige of sociale functioneren.
De therapeutische alliantie = de relatie tussen cliënt en therapeut, waarbij beide partijen
samenwerken om de cliënt het hoofd te bieden aan psychologische of gedragsmatige problemen.
Vertrouwen is een heel belangrijk ingrediënt van een goede therapeutische alliantie.
Samen vormen de patiënt en de therapeut een soort bondgenoten die hun krachten bundelen om de
problemen waar de patiënt mee worstelt te overwinnen.
 Fasen in het therapeutisch proces :
a) Probleemverkenning en identificatie
Hier gaan ze de klacht/hulpvraag verhelderen (= probleemontleding). Dit gebeurt in een positief
gespreksklimaat.
Dit gebeurd met anamnese en aanvullend onderzoek.
Eerst gaan ze kijken wat het probleem is (dus een beschrijvende diagnose doen) en dan zoeken ze
naar een voorlopig plan.
Ze gaan na of de patiënt bij het juiste adres is, of dat deze doorverwezen moet worden. Ook kijken ze
of er bijkomend onderzoek nodig is , en welke acties ze gaan ondernemen.
b) Probleemontleding
Hier gaan ze verkregen informatie uitwerken en vervolledigen. Bij sommige vormen van therapie
gaan ze het verleden onderzoeken, om de bron van de problemen te vinden. Anderzijds ligt bij
sommige ook de nadruk op de huidige situatie, dat wil zeggen op de omstandigheden waardoor het
probleem in stand word gehouden.
Ze gaan dus oorzakelijke veronderstellingen maken vanuit biopsychosociale zienswijze :
- lichamelijke stoornis?
- Ontwikkelingsgeschiedenis?
- Voorbeschikkende (factoren die aanwezig zijn, ook als stoornis niet tot uiting komt), uitlokkende
(bv. Drugs, de oorzaak gaat net uitbreken voor stoornis aanwezig is) en bestendige factoren (factor
die stoornis in stand houd)?
- Betekenis probleem binnen sociaal netwerk?
c) Probleemoplossing
Hier gaan ze een behandeling kiezen met als doel het doen verdwijnen of verbeteren van de
klachten, problemen en stoornissen. Ze gaan ook werken aan een preventief plan, om zo te
voorkomen dat er nieuwe problemen komen of dat ze terug gaan vallen. De behandeling hangt af
van de verklaring van het probleem.

Therapie in historisch/cultureel perspectief
De therapie wordt op basis van de cultuur en de tijd bepaald. Psychologische therapieën worden
vaak aangeduid als psychotherapie. Psychotherapie zijn therapieën die zijn gebaseerd op
psychologische principes (in plaats van op het medische model). Psychotherapie is gericht op het
veranderen van verstorende gedachten, gevoelens en gedrag met behul;p van psychologische
technieken.
Er bestaan 2 vormen van psychotherapie :
 Inzichtgevende therapie : is erop gericht mensen inzicht te geven in hun problemen,
waardoor ze hun gedachten, motieven of gevoelens kunnen veranderen
 Gedragstherapie : richt zich voornamelijk op gedragsveranderingen
 Cognitieve gedragstherapie : een combinatie van bovenstaande benaderingen
De biomedische therapieën richten zich op veranderingen in de onderliggende biologie van de
hersenen. Hier doen ze vaak beroep op medicatie, elektrische stimulatie of een operatie.
Soms passen ze ook een combinatie van psychotherapie en geneesmiddelen toe.
 De culturele context (bepaald de therapie)
In de individualsitische westerse cultuur worden psychische stoornissen veroorzaakt door een
ziekteproces, genetische fouten, verstoorde hersenprocessen, een ongezonde omgeving of
stressoren.
In de collectivistische culturen worden deze beschouwd als een verstoring van de verbinding tussen
het individu en de groep. Veel afrikanen geloven dat psychische stoornissen ontstaan doordat een
individu vervreemd raakt van de natuur en de gemeenschap.
Het Afrikaanse gebruik van groepssteun word een procedure die netwerptherapie word genoemd.
Hierbij word het hele netwerk van verwanten, collega’s en vrienden betrokken bij de behandeling.

Welke soorten therapieënn zijn er ?
1. Psychologische therapieën = psychotherapieën
Deze therapieën zijn gebaseerd op psychologische principes. Bv het ijsbermodel.
Psychotherapie is gericht op het veranderen van verstorende gedachten, gevoelens en gedrag met
behulp van psychologische technieken.
Onder psychotherapie zijn er 2 therapieën: inzichtgevende therapie versus gedragstherapie.
2. Biomedische therapieën
Dit is een behandeling waarbij het accent ligt op het veranderen van de hersenen, vooral met
geneesmiddelen, psychochirurgie of elektroschocktherapie.
Hier kijken ze vaak naar de hersenfunctie.
1. Psychotherapieën
 Inzichtgevende therapie
Is een therapie gericht op het ontwikkelen van begrip van het probleem, ze gaan hier dus inzicht
geven in de oorzaak van het probleem.
 Gedragstherapie
Is gericht op het veranderen van gedrag door conditionering.
1.1. Inzichtgevende therapieën
Ze gaan proberen het innerlijke van de mensen te veranderen, de manier waarop hij denkt en voelt.
a) Freudiaanse psychoanalyse
Deze psychoanalyse is ontwikkeld door Sigmund Freud. Volgens dit standpunt ontstaan psychische
problemen uit spanningen die in de onbewuste geest ontstaan als gevolg van verboden impulsen en
bedreigende herinneringen.
Bij psychoanalyse word het onbewuste onderzocht om de problemen aan het licht te brengen, en om
dezen aar het bewuste te brengen.
Ook speelde het proces van de verdringing mee : de stoornis ontstaat dus uit een trauma uit de
jeugdjaren, maar de persoon heeft dit trauma verdrongen  het trauma wordt dus naar het
onbewuste gebracht  maar toch heeft het trauma nog steeds invloed op het gedrag, het gevoel en
het denken van de persoon. Zo kan er uiteindelijk een stoornis ontstaan.
Ze willen dus de inhoud van het onbewuste naar het bewuste deel brengen.
Dit kon op 2 manieren:
* de vrije associatie : hierbij ging de patiënt zich ontspannen en sprak over alles wat er maar
in hem opkwam, terwijl de therapeut luisterde, altijd op zijn hoede voor verwijzingen naar
onbewuste behoeften en conflicten.
* de droominterpretatie
Door deze technieken kwam de psychoanalyticus tot een klinisch beeld van het probleem.
Vervolgens kan hij de patiënt helpen de onbewuste oorzaken van de symptomen te begrijpen.
De belangrijkste taak van de psychoanalyticus is dus een cliënt te helpen de barrieres van de
verdringing te doorbreken en bedreigende gedachten naar het bewustzijn te brengen.
b) Neofreudiaanse therapieën
Zij nemen een groot deel van de elementaire ideeën en technieken van Freud over, alleen voegden
ze hier enkele technieken aan toe en wijzigden andere. Het is dus vergelijkbaar met de
psychoanalyse, maar dan korter.
Hoe kan het dat deze therapie korter is dan die van Freud?
De neofreudiaanse therapie hebben hun nadruk verschoven naar de bewuste motivatie, ze besteden
dus niet zo veel tijd aan het zoeken naar verborgen conflicten en verdrongen herinneringen.
Ook wordt er de nadruk gelegd op de invloed van levenservaringen tijdens de volwassenheid.
(ipv te kijken naar de jeugdjaren)
De nadruk word ook gelegd op de rol van sociale en interpersoonlijke relaties.
(ipv seksuele en agressieve begeerten)
c) Humanistische therapieën
Zij hebben een heel optimistische visie op de mens en zijn mogelijkheden (in tegenstelling tot Freud).
Ook zien zij de mens als een uniek en een verantwoordelijk individu. Ze kijken dus niet naar de
driften zoals Freud deed.
Het uitgangspunt is echter dat geestelijke problemen voortkomen uit een gering gevoel van
eigenwaarde, niet)authentieke doelen en relaties die geen vervulling geven.
Dit blokkeert of remt de positieve groei en zelfactualisatie af.
Cliënten moeten hun eigen vrijheid erkennen, hun zelfbeeld verbeteren en hun mogelijkheden zo
goed mogelijk ontwikkelen.
De invloedrijkste humanistische therapeut noemde Carl Rogers. Hij ontwikkelde een methode die hij
cliëntgerichte therapie noemde en die berust op het idee dat gezonde ontwikkeling verstoord kan
raken door een conflict tussen iemands verlangen naar een positief zelfbeeld en kritiek van zidchzelf
of anderen. Dit veroorzaakt angst en distress. De therapeut moet zicht krijgen op de gevoelens die de
persoonlijke groei in de weg staan. Ze moeten een voedende omgeving scheppen zodat die mensen
hun conflicten kunnen verwerken. Hierdoor ontstaat ruimte voor zelfrespect en zelfactualisatie.
Één van de belangrijkste technieken die worden gebruikt om cliënten meer inzicht te geven in hun
emoties, wordt gevoelsreflectie genoemd. Synoniemen zijn spiegelen of reflectief luisteren. Het
betekent dat therapeuten de uitspraken van hun cliënt parafraseren, waarbij ze met name de
emotionele toon onder woorden proberen te brengen.
Ze gaan dus echt een reflectie vormen van datgene wat de patiënt zojuist gezegd heeft.
Dit allemaal moet gebeuren in een sfeer van oprechtheid, empathie en onvoorwaardelijke positieve
waardering. Dit is zeer belangrijk !!
d) Cognitieve therapie
Volgens deze therapie ontstaan psychische problemen vanuit irrationele gedachten en ze
beschouwen rationeel denken als de sleutel tot positieve therapeutische verandering.
Beck sprak over de cognitieve therapie voor depressies. Hij nam aan dat depressie het gevolg is van
negatieve zelfspraak. De taak van de therapeut is dan om de patiënt een positieve denkwijze aan te
leren.
e) Groepstherapieën
Vooral problemen op het gebied van sociaal gedrag en relaties zijn goed te behandelen met behulp
van de groepstherapie. Er bestaan verschillende vormen met paren, gezinnen of groepen mensen
met soortgelijke problemen zoals depressie of drugsverslaving. Het voordeel is dat er een
vergevingsgezinde, ondersteunende atmosfeer heerst.
Soorten groepstherapie:
 Zelfhulpgroepen
Hier ontmoeten mensen lotgenoten die dezelfde problemen hebben. Ze kunnen dan zien hoe die
met hun problemen omgaan en kunnen ervaring uitwisselen. Zo leren ze hoe ze desondanks iets van
hun leven kunnen maken.
Bv. AA (voor alcoholisten)
 Relatietherapie
De relatietherapeut probeert de kenmerkende communicatiepatronen van de beide partners in kaart
te brengen, om vervolgens de kwaliteit van die interacties te verbeteren; ze gaat dus kijken naar de
manier waarop de partners met elkaar communiceren.
Relatietherapie richt zich niet op de individuele persoonlijkheden maar op de processen die in de
relatie plaatsvinden.
 Gezinstherapie
Hier bestaat de patiënt uit een heel gezin, en elk familielid wordt behandeld als onderdeel van een
systeem van relaties. Een gezinstherapeut helpt verstoorde gezinsleden om zicht te krijgen op de
onderwerpen of patronen die problemen opleveren. Door een succesvolle gezinstherapie zullen de
spanningen binnen een gezin afnemen.
1.2 Gedragstherapie
Gedragstherapie is gericht op het uiterlijke, het externe. De stoornissen zijn dus zichtbaar
aan het gedrag.
Hier gebruiken ze de principes van de operante en klassieke conditionering. Ze gaan ervan
uit dat dat deze ongewenste gedragingen zijn aangeleerd en daarom ook kunnen worden
afgeleerd.
Heel vaak worden deze therapieën gebruikt bij angsten, fobieën. Gedragstherapeuten
richten zich dus op problematisch gedrag. Ze onderzoeken hoe deze gedragingen zijn
aangeleerd en hoe de cliënt ze kan afleren en vervangen dor effectievere gedragspatronen.
a) Klassieke conditioneringstechnieken
 Systematische desensibilisatie
Hier krijgen ze een trainingsprogramma waarbij de patiënt wordt aangeleerd lichaam en
geest te ontspannen. Dan begint de therapeut met het proces van extinctie, door de patiënt
zich steeds angstwekkender situaties voorstelt. Dit gebeurt in geleidekiljkse stappen. Ze gaan
de cliënt dus stilaan blootstellen aan zijn angst, in kleine stapjes.
 Exposure therapy
Hier gaan ze de angst uitdoven door onmiddellijke, directe blootstelling aan zijn angst.
 Aversietherapy
Hier gaan ze een verleidelijke stimuli minder verleidekijk maken door deze te koppelen aan
een onaangename sensatie.
Bv. Rokers in 1 keer veel sigaretten laten roken, zoveel mogelijk, en ondertussen een
weerzinwekkende lucht in hun gezicht blazen  de patiënt associeert roken met misselijkheid en
overgeven.
Bv. Alcoholisten krijgen medicijn Refusal. Als ze toch drinken worden ze misselijk.
Bv. Pedofiel kijkt naar porno, wanneer hij opgewonden wordt krijgt hij een pijnlijke electroshock.
b) Operante conditioneringstechnieken
 Contingentiemanagement
Gedragsverandering door de gevolgen van gedrag te veranderen, doormiddel van belonen en
straffen.
 Token economy
Behandeltechniek voor groepen waarbij elk gewenst gedrag wordt beloont met ‘tokens”, die kunnen
worden ingeruild voor privileges, voedsel en andere échte bekrachtigers.
 Participant modeling
Hier gaat de patiënt iemand imiteren die het gewenste gedrag voordoet.
Bv. Man met een fobie voor slangen, kijkt naar een mand die naar een slang toeloopt en deze rustig
opneemt en rond zijn nek legt, naderhand gaat de man met de fobie zijn gedrag imiteren.
1.3 Cognitieve gedragstherapie
Dit is een combinatie van principes uit de cognitieve therapie en de gedragstherapie. Deze
benadering gaat ervan uit dat onaangepast of zelfs schadelijk gedrag wodt veroorzaakt door een
irrationeel zelfbeeld. Onacceptabel gedrag kan alleen veranderen als de betrokkene de irrationele
uitspraken over zichzelf vervangt door rationele, coping-statements.
Verschillende stappen :
- ze gaan de irrationele zelfspraak wijzigen
- bereikbare doelen vooropstellen
- realistische strategieën ontwikkelen
- evalueren van de resultaten
 RET (rationeel-emotieve-gedragstherapie)
Dit is de behandelmethode van Ellis.
Het is een vorm van een cognitieve gedragstherapie. Zijn uitgangspunt is dat psychische stoornissen
worden veroorzaakt door irrationele gedachten en gedragingen.
Hij gaat de fundamentele irrationele opvattingen en gedragspatronen van de cliënt aanpakken.
Volgens Ellis baseren onevenwichtige mensen hun leven op een aantal onrealistische waarden en
onbereikbare doelen. Als gevolg hiervan koesteren deze mensen onrealistische verwachtingen. Ze
gaan deze mensen leren om zulke uitgangspunten te identificeren en vervolgens vragen hoe
realistisch ze zijn.
Ze werken dus eigenlijk met ABC.
A : aanleiding
B : de bril waarmee je kijkt (roze/zwarte)
C : Consequenties of gevolgen
Als je inspeelt op B, kan je C veranderen.
 PPT (positieve psychotherapie)
Dit werd door Seligman ontwikkeld. Het hoort bij de cognitieve gedragstherapie. Ze leggen de nadruk
op groei, gezondheid en geluk. Het is dus een zeer positieve therapie. Ze geven eigenlijk huiswerk
mee.
Bv. Zeg 3 goede eigenschappen van jezelf, doe 3 dingen waar je gelukkig van wordt, voordat je gaat slapen
schrijf je drie dingen op die vandaag goed gingen en je noteert waarom ze goed gingen, …
2. Biomedische behandelingen
Dit model gaat ervan uit dat psychische stoornbissen een organische oorsprong hebben en dat ze als
ziekten behandeld moeten worden.





Behandeling met medicijnen
Antipsychotica : psychotische verschijnselen onderdrukken (bv. Wanen)
Antidepressiva en stemmingsstabilisatoren : werken in op de stemming
Anxiolitica : zijn angstremmers
Stimulerende middelen : gaat het activiteitsniveau verhogen of verlagen (ADHD : relatine)
 OVERZICHT VAN ALLES OP P 640!!!

Hoe effectief is therapie?
Evaluatie van de therapieën :
 Gebruikte techniek (15%)j
Gevoelsreflectie, psychoanalyses
 Spontane verbetering (40%)
Geen therapie gehad
 Positieve verwachting (15%)
‘we gaan samen in therapie”
 Algemene factoren (30%)
Therapeutische alliantie

Psychotherapie en biomedische therapieën vergeleken
Kunnen we zeggen welke benadering het beste is ? Dit is afhankelijk van de stoornis.
Vaak denken ze dat een combinatie van beiden beter is. Dit is niet altijd zo.
Het is onderzocht bij onderstaande stoornissen:
- depressies : hier is een combinatie vaak het meest efficiënt.
- angststoornissen : combinatie is efficiënt. Maar bij een fobie is een combinatie niet goed. Hier is
enkel exposure therapy van toepassing.
- schizofrenie : eerst moeten deze personen geneesmiddelen krijgen. Daarna volgt de cognitieve
therapie en gedragstherapie
- gezonde piekeraars : geen medicatie nodig, enkel therapie.
 Evidence based practice
Er is veel onenigheid over de effectiviteit van behandelingen.
APA, 1999 gaan de effectiviteit van psychologische behandelingen evalueren.
 Gedragstherapie is belangrijk voor specifieke fobieën, bedplassen, autisme en alcoholisme.
 Cognitieve gedragstherapie is efficiënt voor chronische pijn, eetstoornissen, agorafobie en
depressie.
 Inzichtgevende therapie is vooral voor koppels met relatieproblemen bedoeld.
Dit is allemaal bewezen door onderzoek.
Er is een controverse over het feit of de hulpverlener zich moet beperken tot het toepassen van
behandelingen die empirisch onderbouwd zijn of niet. De voor en nadelen vind je op pagina 661.
 3 aspecten van therapie
Therapie is meer dan een verzameling technieken. Er zijn 3 belangrijke variabelen :
 Variabelen therapeutische relatie : alliantie
 Individuele variabelen : is de persoon gemotiveerd? Wat is het probleem?
 Therapeutische technieken : therapieën
Conclusie :
Holloway zegt dat er 200 ondervraagde therapeuten waren die alle bereid waren hun behandeling te
wijzigen om te voorzien in de behoefte van de cliënt. Ze gingen niet meer vasthouden aan een
bepaalde psychologische benadering.
Daardoor ontstaan er ook multidisciplinaire teams.
Download