DE ONTMOETING. Erfgoed, onderzoek en Wereldoorlog 1 9

advertisement
DE ONTMOETING. Erfgoed, onderzoek en Wereldoorlog 1
9 december 2015, Boudewijngebouw Brussel
Thema’s van de workshops 13.30 – 15.00 uur.
Stad en platteland
Toen de oorlog in 1914 uitbrak, was België een van de meest verstedelijkte landen ter wereld. De
oorlogservaring van de Belgen, zeker van zij die achterbleven in het bezette gebied, vond dan ook
voornamelijk plaats in een stedelijk kader.
Tijdens het herdenkingsjaar 2014 namen verschillende steden het initiatief tentoonstellingen te
organiseren en publicaties uit te geven die het eigen oorlogsleed belichtten. Nochtans ontbreekt op dit
ogenblik een overkoepelend beeld van de stedelijke oorlogservaring en -herinnering in het bezette
gebied.
Tegelijkertijd weten we nauwelijks iets over de de oorlogservaring van de plattelandsbewoners. Hoe
beleefden en herdachten zij de oorlog? Hoe verschilde hun oorlogservaring- en herinnering van die van
de stadsbewoners?
Heroïsme en profiteurs
Kerstmis 1914 schrijft Kardinaal Mercier zijn herderlijke brief ‘Vaderlandsliefde en standvastige
lijdzaamheid’. Hierin houdt hij de burgers voor dat de macht van de bezetter geen enkele legitimiteit
bezit. Het is echter niet aan de Belgen om zelf de wapenen op te nemen, dit leidt enkel tot meer geweld.
Wat wordt er dan wel gevraagd? Dat zij volharden, de ontberingen doorstaan en zich doorheen deze
beproeving gedragen als goede christenen en als goede vaderlanders.
Tijdens de oorlog zijn er burgers die zich bijzonder onderscheiden door mee te werken aan de
clandestiene pers, post te smokkelen of zich (na de start van de bezetting) vrijwillig bij het Belgische
leger te voegen. Maar er zijn ook Belgen die deze ‘missie’ naast zich neerleggen en samenwerken met
de bezetter of gebruik maken van de oorlog om zichzelf te verrijken.
Het onderscheid tussen held en verrader is echter niet altijd zo duidelijk afgelijnd: Hoe moet een goede
vaderlander zich immers gedragen? Wat mag en wat niet in de sfeer van verhoogd patriotisme? Welke
rol spelen de sociale positie en gender in het toekennen van etiketten als held of verrader tijdens en na
de oorlog? En hoe komt het dat een activist als August Borms die zijn medewerking verleende aan de
bezetter tien jaar na de oorlog als een held gevierd wordt door een deel van de bevolking?
Soldaten en burgers
Met de vlucht van de regering naar Frankrijk valt in België het hoogste bestuurlijke gezag weg. Vanaf dat
moment wordt de burgemeester een belangrijke mediator tussen bezetter en bevolking. Doordat de
bewegingsvrijheid van de burgers wordt ingeperkt en alle postverkeer met het buitenland stopt raken
de Belgen vrijwel ingesloten in de eigen gemeente. Bovendien wordt het met de invoering van de
censuur haast onmogelijk aan accurate informatie te raken over het verloop van de oorlog. Dankzij de
clandestiene post is er beperkt contact mogelijk tussen burgers en soldaten en wordt de folterende
onzekerheid over het lot van de soldaten enigzins verlicht.
Voor de soldaten vormt het thuisfront één van de belangrijkste motivaties om jarenlang door te zetten.
Oorlogsprofiteurs die het offer dat zij brachten niet respecteerden kunnen bij hen dan ook op weinig
begrip rekenen.
Ondanks de moeilijke omstandigheden ontwikkelt zich aan het front na verloop van tijd een zekere
routine en daarmee een frontcultuur. Er werden studiekringen georganiseerd, boeken verdeeld en vanaf
1915 frontkrantjes gedrukt. Onder de Vlaamsgezinde soldaten groeit echter het ongenoegen over de
voortdurende taaldiscriminatie in het leger.
Identiteit en nationalisme
Als bij toverslag is een nieuwe nationale deugd bij ons ontstaan - de vaderlandsliefde was vroeger iets dat ons
officieel werd opgelegd en 't geen gister nog enkel als een gewaagde theorie werd verkondigd - de ‘Ame Belge’ is
een wezenlijkheid geworden! (Stijn Streuvels, 18/08/1914)
Nooit was de natie zo verenigd als aan de start van de Eerste Wereldoorlog. In het gezicht van de
naderende vijand viert het Belgische patriotisme hoogtij. Onderlinge geschillen worden opgeborgen.
Vanaf nu primeren de belangen van het gemeenschappelijke vaderland. Voor velen behoudt dit
Belgisch-nationale vertoog tijdens en na de oorlog zijn kracht. Het hogere ideaal van het vaderland gaf
immers zin aan persoonlijke offers en lijden. De oorlogsomstandigheden zaaide echter ook
verdeeldheid. De Duitse Flamenpolitik en de taalomstandigheden aan het IJzerfront wakkeren de
ontevredenheid aan over de status van het Vlaams in België.
Tijdens het interbellum worden de zaken op de spits gedreven. Een radicale versie van het Vlaamsnationalisme komt tegenover het Belgische nationalisme te staan. De gevolgen hiervan zijn voelbaar tot
op vandaag.
België en de wereld
Tijdens de oorlog waren de Belgen die achterbleven in het bezette gebied afgesneden van wat zich
elders afspeelde. Dat was helemaal anders voor de gevluchte Belgen. Zij verbleven voor een korte
periode of gedurende de vier lange oorlogsjaren in het buitenland, vooral in Nederland, Frankrijk en
Groot-Bretagne. Het karakter Hercule Poirot was bijvoorbeeld gebaseerd op een Belgische politieagent
die Agatha Christie tijdens de oorlog ontmoet had in Torquay, haar geboortestad.
Ook aan het front in Flanders Fields waren er talrijke contacten mogelijk met de buitenwereld. Er waren
manschappen van meer dan vijftig hedendaagse nationaliteiten aanwezig. De Eerste Wereldoorlog werd
niet alleen gevochten door Europeanen. De Britten, Fransen en Duitsers zetten immers ook hun
koloniale troepen in. België zette daarentegen geen koloniale troepen in, maar er vochten wel een
aantal Congolese vrijwilligers mee in het Belgische leger. En in Oost-Afrika behaalde de BelgischCongolese Force Publique in 1916 een belangrijke overwinning op de Duitsers tijdens de Slag van
Tabora.
De Groote Oorlog was dus een echte wereldoorlog. Wat betekende dit concreet voor de Belgen in de
frontregio en in het buitenland, en hoe gingen ze om met die contacten met ‘de ander’? En wat
betekende het voor de Belgen in het bezette gebied om afgesneden te zijn van de buitenwereld?
Wapenstilstand en naoorlogse periode
De wapenstilstand van 11 november 1918 betekende niet automatisch het einde van de oorlogschaos.
In verschillende Belgische steden werd het gezag tijdelijk overgenomen door Duitse soldatenraden, en
zorgden muitende soldaten voor onrust. Het duurde bovendien nog een aantal weken voor alle Duitse
troepen definitief het Belgisch grondgebied verlaten hadden. Pas op 22 november trok Koning Albert I
aan het hoofd van zijn troepen de hoofdstad in.
Daarna brak een tijd aan van rouw, wederopbouw en herdenking. Overal in België werden monumenten
en gedenkplaten opgericht om oorlogsgebeurtenissen, helden en slachtoffers te herdenken.
Ondertussen werd nagedacht over de heropbouw van de frontsteden. Was het beter om een stad als
Ieper in puin te laten als blijvende aanklacht tegen het oorlogsleed, of hadden de overlevende bewoners
recht op het hernemen van hun leven in hun heropgebouwde stad?
De oorlog drukte ook zijn stempel op het politieke, sociaal-economische en culturele leven in de
decennia erna. Kunstenaars verkenden nieuwe avant-gardistische wegen. De machthebbers
hertekenden het politieke landschap door de invoering van het algemeen enkelvoudig stemplicht.
Nochtans vonden sommigen dat de hervormingen niet ver genoeg gingen, in het bijzonder voor
vrouwen, Vlamingen en Congolezen. De politieke machthebbers ondernamen ook weinig inspanningen
om de levensstandaard van de arbeidersklasse wezenlijk te verbeteren.
Download