1914 – 1918 Wat merkten we in Schaesberg van de Grote Oorlog bij de Duitse en Belgische buren? Zuid-Limburg en Landgraaf merkten zeker het nodig van deze oorlog ook al was ons land zogenaamd neutraal. Ook in andere delen van het land waren de invloeden merkbaar. Al was maar van de mobilisatie, de aanleg van interneringskampen, gebrek aan van alles en nog wat, smokkelen, illegale handel en noem maar op. Nederland werd niet bij de grote oorlog betrokken omdat: Von Molke, de Duitse opperbevelhebber, vond dat door Nederland erbij te betrekken de linkerflank van het front te zeer werd uitgedund en daardoor vatbaar voor Franse tegenaanvallen; Door Nederland erbuiten te laten kon de linkervleugel zonder extratroepen uit de Elzas voldoende op sterkte worden gehouden; Duitsland zou in geval van oorlog Nederland nodig hebben als “luchtpijp”. Daarom mocht zelfs een doorstoot door Nederland op zijn smalst, Limburgs wespentaille ter hoogte van Sittard niet overwogen worden. Dat er oorlog was merkte je wel degelijk … De stank van de brandende dorpen en stadjes in België was in augustus 1914 op veel plaatsen in Limburg te ruiken en het kanongebulder rondom Luik klonk verontrustend dichtbij. Mijn opa vertelde ons als kind steeds over het gebulder van de zogenaamde “Dikke Bertha”. Veel mensen uit de grensstreek trokken naar de heuvels bij Eijsden om vanaf de hoogte met eigen ogen de oorlog te zien. België werd deels bezet gebied en deels viel het 4 jaar lang in een lang front met een zware loopgravenoorlog, enorme vernietigingen en veel doden en gewonden. Bij de verschillende kruisen en kapellen in Schaesberg en omgeving zag je mensen de rozenkrans bidden. De bisschoppen riepen de mensen op tot werken van boetvaardigheid en gebed. Vanaf 9 augustus trokken in de herfst van 1914 iedere zondag grote stoeten mensen naar het kapelletje van Leenhof om voor de vrede te bidden. De Duitsers en Oostenrijkers die voor de oorlog met massa’s naar de Limburgse mijnen waren gekomen verdwenen nu even massaal om als soldaat hun vaderland te dienen. Veel Nederlanders werden onder de wapenen geroepen omdat Nederland wel mobiliseerde. Mijn opa moest zich bijvoorbeeld in Kampen melden. Daar lag niet alleen een kazerne maar was het ook nodig om de burg over de IJssel te beveiligen. In diezelfde kazerne (Van Heutzkazerne aan de IJssel) moest ik mij vele jaren later ook melden voor de militaire dienstplicht. In de mijnen vielen dus heel wat arbeidsplaatsen open waardoor de productie stevig terugliep. Schaarste aan noodzakelijke materialen was weer een ander probleem voor de mijnbedrijven. Zo was er nauwelijks aan dynamiet te komen. Het aantal inwoners van Schaesberg daalde aanzienlijk en huizen kwamen leeg te staan. Maar ook de gewone burgers gingen het merken. De schaarste deed zich op veel maar gebieden voor. Met name op het gebied van kleding en voedsel ontstonden problemen. De distributie van goederen en eten werd ingevoerd. De prijzen stegen in sneltreinvaart. De boeren moesten hun graan bij de gemeente inleveren, die als taak had om te zorgen dat er voldoende betaalbaar brood voor iedereen was. In Schaesberg diende de gymzaal van de jongensschool in de Streep als opslagplaats voor dit graan. Het gevolg was weer, dat al die jaren binnen in elk geval geen gymles gegeven kon worden. Omdat in België en Duitsland de schaarste nog veel groter was dan hier, nam de smokkelarij enorm grote vormen aan. Haast iedereen was er wel op de een of andere manier bij betrokken en met name de schooljeugd. Zij zorgden voor het verzamelen van de goederen en had bijgevolg nauwelijks tijd om naar school te gaan. De onderwijsinspectie klaagde dan ook steen en been over het onrustbarend schoolverzuim. Citaat uit het dagboek van Pastoor Schatten. De ongerieflijkheden van den oorlog worden steeds groter. Voor verschillende artikelen is een kaartsysteem ingevoerd. De smokkelhandel heeft een geweldige uitbreiding gekregen. Allerhande artikelen worden voor fabelachtige prijzen naar de Duitse grens gebracht. Het smokkelen is een bedrijf geworden – en een zedelijk verderf. Mannen, vrouwen, jongen, meisjes en kinderen smokkelen. De inwoners zelf kunnen menigmaal in de winkel niets krijgen voor den door de regering vastgestelde prijs. Men reserveert voor de smokkelaars die veel meer betalen omdat ze nog veel meer terugkrijgen – Woekerprijzen. Vluchtelingen Net als nu in oorlogsgebieden, was er toen ook sprake van vluchtelingen. Door de verschrikkingen van de eerste oorlogsmaanden was dat een aanzienlijk aantal. Voor heel Nederland waren dat 1 miljoen mensen en voor Brabant en Zeeland een half miljoen en dat kwam dan vooral weer na de val van Antwerpen. In Limburg kreeg men te maken met 100.000 vluchtelingen. En dat waren niet alleen Belgen maar ook een grote groep in België wonende Duitsers. Zij gingen in België weg omdat ze bang waren voor de volkswoede. Op het einde van de oorlog kwam daar nog een stroom mensen uit het noorden van Frankrijk bij. Van die groep gingen er een aantal na een paar dagen weer naar huis en anderen gingen naar Duitsland en Engeland. Van de uiteindelijke 100.000 uit 1914 bleven er een kleine 17500 in Limburg hangen. De vluchtelingen werden aanvankelijk bij particulieren opgevangen of zochten een eigen onderkomen. Vanaf 1915 richtte de regering verspreid over het hele land vluchtelingenkampen in. De meesten kwamen in de omgeving van Maastricht/Eijsden en in Venlo en Roermond terecht. In Landgraaf waren dat er betrekkelijk weinig, ongeveer 15 en die waren in 1919 weer allemaal vertrokken. Gevluchte militairen Naast de burgervluchtelingen zochten ook veel soldaten hun toevlucht in Nederland. Ze waren van alle nationaliteiten. Naast Belgen waren dat Engelsen, Duitsers en Russen. Op grond van internationale verdragen moest Nederland deze soldaten interneren en ver van de oorlogsgebieden houden. Er moest immers voorkomen worden, dat soldaten Nederland gingen gebruiken als een soort ontspanningsgebied waar ze even konden bekomen van de oorlogsdruk. Vanwege de lieve vrede moesten er voor de verschillende nationaliteiten aparte kampen worden ingericht. Nederland moest ook zorgen voor een goede verzorging van die soldaten: dus voor eten, drinken, kleding, ontspanning etc. Een kostbare aangelegenheid want het ging om tienduizenden. Met name bij de Belgen was het problematisch. In tegenstelling tot de Engelsen en Duitsers hadden zij niemand die voor hen kon opkomen: hun land was immers bezet, verwoest en leeggeroofd. Bovendien kwamen al spoedig hun vrouwen en kinderen achter hen aan en ook voor hen moest gezorgd worden. Dit leverde wel spanningen op met de burgerbevolking. Men vond hen luidruchtig, verkwistend, onaangepast. Men vond ook dat de Belgen alle mogelijke voorrechten genoten ten koste van de eigen bevolking. Met name toen de oorlog lang ging duren kostte het de Nederlanders moeite de lasten van deze vluchtelingen te accepteren. Geïnterneerde Belgen tewerkgesteld in de mijnen. Met geïnterneerde soldaten kreeg niet alleen de mijnstreek, maar ook Schaesberg te maken. In Schaesberg kwamen er tussen de 100 en 200 terecht die gevestigd werden in de kante van de ON II. De totale grootte van de groep (mannen, vrouwen en kinderen) verschilde nogal: 132 in 1915, 175 in 1916, 425 in 1917 en 516 in 1918. Het waren vooral mensen uit de Belgische mijngebieden, met name de Borinage en dus Frans sprekend. Ze leefden hun eigen leven. De eersten kwamen in augustus 1915. In 1916 kregen ze een eigen school (de zogenaamde Franse school) met twee leerkrachten (een van de Franse zusters van de meisjesschool in Schaesberg en een Belgische leerkracht). De school stond aan de huidige Spoorlaan en ging door brand verloren. Ook hadden ze een eigen aalmoezenier. De kerkdiensten werden aanvankelijk in de Petrus en Pauluskerk gehouden, maar de belangstelling was gering. Later gebruikten ze de school daarvoor. In grote lijnen is hun verblijf redelijk geruisloos verlopen. Klachten waren er voornamelijk uit kerkelijke kringen. Men vond hen laks, rood en communistisch en beschouwde hen dus als een gevaar voor geloof en kerk. Kantine ON II in gebruik voor internering met wachtposten. De staking van 1917 en de Belgen Alleen in 1917 ontstonden er grote problemen. Er ontstaat dan een groot conflict tussen de Algemene Bond van Werkers en de mijndirecties. Het conflict gaat uiteraard over arbeidsvoorwaarden en met name de weigering van de directies om een minimum loon in te voeren. De bond dreigt met een staking. De mijndirecties krijgen de steun van de Christelijke bond. Men denkt dat de stakingsbereidheid niet zo groot zal zijn. De onvrede blijkt erg wel degelijk breed gedragen te worden en aan de staking wordt massaal deelgenomen. De geïnterneerde Belgen doen goed mee want zij zijn van thuis uit beter vertrouwd met het stakingswapen en hebben in het algemeen linkse sympathieën. Volgens Poels zijn het de communisten en de roden die een bedreiging vormen voor de bevolking hier. Poels werkt dan ook ijverig mee om te proberen om de Belgen hier tijdens de staking weg te halen. Zij worden op transport gezet naar Zeist en komen eind juli na de staking weer terug. Het leven gaat dan weer normaal verder. Pastoor Schatten schrijft daar over: “De Belgische geïnterneerden – bijna allen rood hebben nagenoeg allen aan de staking meegedaan en zijn naar Holland getransporteerd. Geen verlies voor de parochie. Ze waren een elemtn van godsdienstig en zedelijk bederf. Zondag 24 juni hebben ze een toneelstukje opgevoerd met een parodie op het Sacrament des Doopsels – ook de talrijke Duitse deserteurs dien in onze streken vertoeven zijn bijna allen rood.” Einde van de oorlog en vertrek van de Belgen Tot eind 1918 blijft vervolgens de oorlog duren. Het aantal Belgen neemt toe, maar er komen geen nieuwe problemen. De schaarste groeit. Pastoor Schatten vertelt dat de miswijn opraakt, dat er geen olie meer is voor de godslamp en dat hij op de Barbarakermis 1918 zelfs geen gasten aan tafel heeft gehad omdat er niet voldoende te eten was. Op 11 november 1918 wordt de wapenstilstand gesloten. Men wil nu zo snel mogelijk van de Belgen af en met name omdat men bevreesd is dat de revolutie overal in Europa op gang dreigt te komen door hen ook naar Limburg wordt gebracht. Het militair gezag schrijft daarom dat kermissen en dergelijke niet mogen worden gehouden. De burgemeester van Schaesberg is het daar helemaal niet mee eens. Hij denkt dat de maatregel juist onrust zal oproepen. Hij had ook al vergunning afgegeven voor de winterkermis van 1, 2 en 3 december 1918. De Belgen hadden echter helemaal geen interesse in een revolutie. Zij wilden alleen zo snel mogelijk naar huis al was het maar om te voorkomen dat ze nog langer in militaire dienst moesten blijven. Begin december 1918 zijn ze in Schaesberg allemaal weg. De neutraliteit van Nederland werd niet erg gewaardeerd. Veel landen beschouwden het als een lafheid en verdachten zij Nederland er tevens van om er een slaatje uit te willen slaan. Nederland moest bovendien toch wel heel veel slikken om die neutraliteit te bewaren. Koopvaardijschepen werden getorpedeerd, de Amerikanen eisten Nederlandse koopvaardijschepen op voor troepenverplaatsingen en een aantal keren vonden er per ongeluk bombardementen boven Nederland plaats die bedoeld waren voor plaatsen in België of Duitsland waar ook enkele keren slachtoffers bij vielen. De Engelsen baalden er van dat Nederland circa 2000 mariniers gevangen hield op het eiland Urk. In het interneringskamp Zeist schoten wachtposten 7 Belgen dood bij ontsnappingspogingen en werden 22 mensen gewond. De Duitse keizer met zijn vrouw en dochter in Doorn waar hij op het kasteel woonde. Toen Nederland ook nog vluchtende Duitse soldaten toestemming gaf om via de meest korte route naar Duitsland te gaan en de Duitse keizer Wilhelm II asiel kreeg aangeboden was de maat voor de Belgen vol. België wilde genoegdoening en stelde toen de overwinnaars in 1919 in Parijs bijeen waren om Europa opnieuw in te delen dat het gedeelte van Limburg dat onder Roermond lag, Zeeuws Vlaanderen en de Westerschelde binnen de grenzen van België werden gelegd. Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten steunden België echter niet in deze eis. Zij vreesden dat Nederland zich ging aansluiten bij Duitsland en Nederlandse troepen stonden al klaar voor een preventieve aanval op België. De Belgen voelden zich “verlaten en vernederd door de bondgenoten”. Jaarboek 2000 Heemkundevereniging OCGL Dagboek Pastoor Schatten 1910-1935 in jaarboek Heemkundevereniging 1992.