1914 – 1918 Wat merkten we in Schaesberg, Nieuwenhagen en

advertisement
1914 – 1918
Wat merkten we in Schaesberg, Nieuwenhagen en Ubach
over Worms van de Grote Oorlog bij de Duitse en
Belgische buren?
Zuid-Limburg en Landgraaf merkten zeker het nodige van deze oorlog ook al was ons land
zogenaamd neutraal. Ook in andere delen van het land waren de invloeden merkbaar. Al
was maar van de mobilisatie, de aanleg van interneringskampen, gebrek aan van alles en
nog wat, smokkelen, illegale handel en noem maar op.
Nederland werd niet bij de grote oorlog betrokken omdat:
 Von Molke, de Duitse opperbevelhebber, vond dat door Nederland erbij te betrekken
de linkerflank van het front te zeer werd uitgedund en daardoor vatbaar voor Franse
tegenaanvallen;
 Door Nederland erbuiten te laten kon de linkervleugel zonder extratroepen uit de
Elzas voldoende op sterkte worden gehouden;
 Duitsland zou in geval van oorlog Nederland nodig hebben als “luchtpijp”. Daarom
mocht zelfs een doorstoot door Nederland op zijn smalst, Limburgs wespentaille ter
hoogte van Sittard niet overwogen worden.
Dat er oorlog was merkte je wel degelijk …
Mobilisatie
Op 31 juli 1914 om 12.00 uur besloot de regering tot een algemene mobilisatie omdat zij van
oordeel was dat een oorlog tussen Duitsland en Rusland spoedig zou uitbreken. Een dag
later op 1 augustus 1914 begon Duitsland met de mobilisatie omdat het een verdrag had met
Oostenrijk. Oostenrijk had Servië de oorlog verklaard en Rusland besloot Servië te helpen.
Ook Rusland en Frankrijk hadden een verbond en ook België mobiliseerde met Frankrijk zijn
troepen. Wat aanvankelijk niet uitzag als een wereldomvattend conflict werd het wel.
Engeland mobiliseerde en ook Japan verklaarde Duitsland de oorlog.
De berichten voor de Nederlandse mobilisatie gingen om 14.00 uur op 31 juli 1914 de deur
uit. Grenzen en kusten werden bewaakt. Die avond waren al 44 van de 104 detachementen
op hun post. Om 15.00 uur werden op de gemeentehuizen de mobilisatieoproepen opgeplakt
en de kerkklokken werden geluid om de bevolking te waarschuwen. Ook in Nederlanden
konden burgers zich vrijwillig melden om onder de wapenen te komen. Voor de cafés was
een tapverbod afgekondigd.
Ook veel dienstplichtigen uit Schaesberg, Nieuwenhagen en Ubach over Worms werden
gemobiliseerd. De belangrijkste opdracht voor Nederland was het bewaren van de
neutraliteit. Er werd dus al die jaren ingezet op een verdedigingsstrategie.
In totaal werden ruim 200.000 man onder de wapenen gebracht.
Op 29 augustus 1914 wordt Schaesberg als een van de gemeenten genoemd die in staat
van beleg zijn verklaard. Merkwaardig is dat Nieuwenhagen en Ubach over Worms niet in
dat besluit worden genoemd. De maatregel was een voorzorgsmaatregel om
grensincidenten te voorkomen.
In september 1915 werd door het militair gezag aan bakker Joseph Gorissen en landbouwer
Hubert Lamb. Bemelmans de toegang tot het gebied ontzegd dat in staat van beleg was
verklaard. Waarom zij deze ontzegging kregen is nog niet bekend.
Een met spoed opgeworpen Nederlandse stelling in vermoedelijk Zeeland in de omgeving
van Zierikzee. Eind april 1971 werd Zierikzee overigens ongewild betrokken bij een
bombardement door een van de route afgeweken Engels vliegtuig.
De stank van de brandende dorpen en stadjes in België was in augustus 1914 op veel
plaatsen in Limburg te ruiken en het kanongebulder rondom Luik klonk verontrustend
dichtbij. Mijn opa vertelde ons als kind steeds over het gebulder van de zogenaamde “Dikke
Bertha”. Vermoedelijk iets wat hij dan gehoord moet hebben voordat hij zelf gemobiliseerd
werd en naar Kampen moest om daar ingezet te worden bij de bewaking van de brug over
IJssel.
Veel mensen uit de grensstreek trokken naar de heuvels bij Eijsden om vanaf de hoogte met
eigen ogen de oorlog te zien. België werd deels bezet gebied en deels viel het 4 jaar lang in
een lang front met een zware loopgravenoorlog, enorme vernietigingen en veel doden en
gewonden.
Bij de verschillende kruisen en kapellen in Schaesberg en omgeving zag je mensen de
rozenkrans bidden. De bisschoppen riepen de mensen op tot werken van boetvaardigheid en
gebed. Vanaf 9 augustus trokken in de herfst van 1914 iedere zondag grote stoeten mensen
naar het kapelletje van Leenhof om voor de vrede te bidden.
De Duitsers en Oostenrijkers die voor de oorlog met massa’s naar de Limburgse mijnen
waren gekomen verdwenen nu even massaal om als soldaat hun vaderland te dienen. Veel
Nederlanders werden onder de wapenen geroepen omdat Nederland wel mobiliseerde. Mijn
opa moest zich bijvoorbeeld in Kampen melden. Daar lag niet alleen een kazerne maar was
het ook nodig om de burg over de IJssel te beveiligen. In diezelfde kazerne (Van
Heutzkazerne aan de IJssel) moest ik mij vele jaren later ook melden voor de militaire
dienstplicht.
In de mijnen vielen dus heel wat arbeidsplaatsen open waardoor de productie stevig
terugliep. Schaarste aan noodzakelijke materialen was weer een ander probleem voor de
mijnbedrijven. Zo was er nauwelijks aan dynamiet te komen.
Het aantal inwoners van Schaesberg daalde aanzienlijk en huizen kwamen leeg te staan.
Maar ook de gewone burgers gingen het merken. De schaarste deed zich op veel maar
gebieden voor. Met name op het gebied van kleding en voedsel ontstonden problemen. De
distributie van goederen en eten werd ingevoerd. De prijzen stegen in sneltreinvaart. De
boeren moesten hun graan bij de gemeente inleveren, die als taak had om te zorgen dat er
voldoende betaalbaar brood voor iedereen was.
In Schaesberg diende de gymzaal van de jongensschool in de Streep als opslagplaats voor
dit graan. Het gevolg was weer, dat al die jaren binnen in elk geval geen gymles gegeven
kon worden.
Omdat in België en Duitsland de schaarste nog veel groter was dan hier, nam de smokkelarij
enorm grote vormen aan. Haast iedereen was er wel op de een of andere manier bij
betrokken en met name de schooljeugd. Zij zorgden voor het verzamelen van de goederen
en had bijgevolg nauwelijks tijd om naar school te gaan. De onderwijsinspectie klaagde dan
ook steen en been over het onrustbarend schoolverzuim.
Smokkelen en grensincidenten
Citaat uit het dagboek van Pastoor Schatten.
De ongerieflijkheden van den oorlog worden steeds groter. Voor verschillende artikelen is
een kaartsysteem ingevoerd. De smokkelhandel heeft een geweldige uitbreiding gekregen.
Allerhande artikelen worden voor fabelachtige prijzen naar de Duitse grens gebracht. Het
smokkelen is een bedrijf geworden – en een zedelijk verderf. Mannen, vrouwen, jongen,
meisjes en kinderen smokkelen. De inwoners zelf kunnen menigmaal in de winkel niets
krijgen voor den door de regering vastgestelde prijs. Men reserveert voor de smokkelaars die
veel meer betalen omdat ze nog veel meer terugkrijgen – Woekerprijzen.
Aan dit smokkelen deden echter niet alleen de gewone burgers en handelaren. Ook menige
soldaat van de grensbewaking wist zij zijn karige soldij (16 cent per dag) aan te vullen. Het
smokkelen nam zo’n afmetingen aan, dat besloten werd om er de gevangenisstraf op te
stellen. En zoals de pastoor het beschrijft werden de armen armer en de rijken rijker.
Uit de kranten:
In mei 1915 werden aan de grens bij Waubach 10 paarden in beslag genomen. Daarbij
werden door de grenswachten een aantal personen gearresteerd die de paarden naar
Duitsland probeerden te smokkelen. Het waren paarden van grote waarde, aldus de krant.
In juni 1915 werden aan de grens bij Waubach door de grenswacht 13 paarden
aangehouden die men naar Duitsland wilde brengen. Deze paarden waren volgens een
aangifte gestolen bij landbouwers in Heijen in het noorden van Limburg. Deze landbouwers
werden echter gearresteerd wegens een valse aangifte.
Begin juli 1915 werd een Nederlandse belastingcommies door de Duitse grenswacht
gevangengenomen toen hij één pas over de grens deed. De man werd afgevoerd naar Aken.
De rechter trok zelfs naar de grens om zich van de situatie ter plaatse op de hoogte te
stellen. De Duitsers beschuldigden de douanier er van al eens geschoten te hebben. De
rechter koos echter voor een praktische oplossing tot vermaak van de Nederlanders omdat
de commies had aangegeven over de grens te zijn gestapt om wat meer bewegingsruimte te
hebben bij het geven van aanwijzingen.
Aan de grens in Waubach werd in augustus 1915 de smokkel van leer tot een waarde van
een half miljoen gulden ontdekt. De grensbewaking had dit in de gaten gekregen en in
Rimburg een bergplaats ontdekt waar 50 tot 60 duizend kilo leer had klaar gelegen om naar
Duitsland te worden gesmokkeld.
Begin september 1915 kwamen in Schaesberg drie ontsnapte Russen aan. Zij verklaarden,
dat ze met 5 man ontsnapt waren maar dat twee kameraden bij de vlucht door de Duitsers
waren doodgeschoten. Zelf waren zij de Worm overgestoken. De Russen werden
opgevangen door mijnwerkers en overgebracht naar Rotterdam.
In september 1915 deed zich in Rimburg een incident voor waarbij op smokkelaars werd
geschoten en mensen gewond raakten. Er werd niet alleen door de Nederlandse
grenswachten geschoten maar ook vanaf de andere kant van de grens door Duitse soldaten.
Een smokkelaar uit de Groenstraat raakte ernstig gewond.
In januari 1916 wisten 8 Russen te ontsnappen uit een gevangenkamp bij Eschweiler en
Nieuwenhagen te bereiken. Ze hadden nog een stuk “Kriegsbrot” bij zich en waren zes
dagen onderweg geweest. Ze hadden zich schuil gehouden in een varkenskooi en wisten te
ontsnappen aan een Duitse landweerman. Ook onze eigen Nederlandse grensbewaking
wisten ze te omzeilen. De Russen konden zich op een van de Nederlandse mijnen wassen.
Uit de krant De Tijd van 10 januari 1916
Op 30 april 1916 werden twee Duitse vrouwen uit Grotenrath in de benen geschoten toen zij
niet bleven staan nadat ze door grenswachten in de bossen tussen Waubach en
Nieuwenhagen waren gesommeerd om halt te houden. Een vrouw werd tweemaal geraakt
waarbij een knieschijf werd verbrijzeld. Omdat de Duitse grenswacht geen toestemming gaf
om de vrouwen weer naar Duitsland te brengen werd hun onderdak aangeboden in de
Heihof.
In juni 1916 maken de kranten er melding van dat er weer een paar Russen bij Waubach de
grens zijn overgestoken. Zij werden overgebracht naar Maastricht.
In juni 1916 probeerde een groep van 14 tot 15 Duitsers, waaronder kinderen, een massa
eetwaren naar Duitsland te brengen. Enkele hulpcommiezen die contact krijgen met de
groep proberen ze staande te houden door schoten in de lucht af te vuren. De bende vlucht
echter de roggevelden in. Weer worden waarschuwingsschoten afgegeven. Het resultaat
was dat een meisje van 13 of 14 jaar dodelijk getroffen werd en een jongen een schot in de
knie en schouder kreeg.
In juli 1916 werden in Schaesberg door rijksambtenaren 5 smokkelaars aangehouden. Zij
hadden ongeveer 100 kg aan spek, olie, vet, zeep en koffie bij zich. De goederen werden in
beslag genomen en de smokkelaars opgesloten.
In oktober 1916 is men niet al te mild gestemd over de slagers. Zij worden er van verdacht
c.q. beschuldigd dat zij in het begin van de oorlog grove winsten hebben gemaakt en vlees
van regeringsvarkens de grens over lieten gaan. In Ubach over Worms werden hele zijden
spek aangeboden met de stempel “plaatselijk gebruik Maastricht”.
In oktober 1916 kwamen twee Russen bij Waubach de grens over. Ze waren drijfnat omdat
ze door de Worm waren gekomen.
In november 1916 kwam weer een Rus die in Duitsland gevlucht was in Ubach over Worms
de grens over naar Nederland.
In de eerste dagen van december 1916 raakte in Waubach een rijksambtenaar
levensgevaarlijk gewond door een revolverschot van een smokkelaar. Een soldaat had de
smokkelaar weliswaar te pakken gekregen, maar moest hem los laten om zijn zwaar
gewonde kameraad hulp te gaan bieden.
Begin december 1916 kwamen in de Groenstraat twee Engelse soldaten aan die in Duitsland
in Baesweiler in de mijn te werk waren gesteld.
In Waubach kwamen twee ontsnapte Russen de grens over. De grenswachten zagen de
Russen voor smokkelaars aan en openden het vuur. Door zich op de grond te werpen en de
handen omhoog te steken ontkwamen de Russen aan het spervuur.
Rond 15 december 1916 werd de smokkelaar Mastenbroek door een grenswacht op het
grondgebied van Nieuwenhagen doodgeschoten. De man kreeg een kogel door het
strottenhoofd en was op slag dood. De man was getrouwd en had drie kinderen.
Eind december 1916 kwam een Russische officier in Waubach de grens over die ontsnapt
was uit een gevangenkamp voor officieren in Wesel.
In januari 1917 werden in Waubach ongeveer 200 Duitsers gearresteerd, mannen, vrouwen
en kinderen om in verzekerde bewaring te worden gesteld.
In Nieuwenhagen werden 8 Duitse deserteurs in de leeftijd van 45 tot 47 jaar gearresteerd.
In februari 1917 wordt in Kerkrade een soldaat aangehouden die afkomstig was uit
Schaesberg. Hij was beladen met zeep die in een apart gemaakt onderkledingstuk netjes
was opgeborgen. Ook zijn meisje werd gevangengenomen omdat zij een flinke voorraad
levensmiddelen had.
In maart 1917 schreef dezelfde krant al dat in Ubach over Worms een Duitse deserteur was
neergeschoten bij een poging tot de verboden uitvoer van levensmiddelen. De man werd
door een kommies dodelijk in zijn rug geschoten nadat hij ondanks diverse sommaties niet
stil bleef staan.
In april 1917 trokken in Ubach over Worms gedurende twee nachten verschillende groepen
Duitse deserteurs en 9 gevluchte Russische krijgsgevangenen de grens over. In totaal ging
het om circa 35 man. Ook slaagden 4 Oostenrijkse officieren er in om hier de grens over te
komen.
In mei 1917 trokken in in Ubach over Worms drie Russen de grens over: 1 onderofficier
cavalerie, 1 korporaal en 1 soldaat van de infanterie. Zij hadden (als krijgsgevangenen)
gewerkt in een mijn in Alsdorf
In mei 1917 werden in Schaesberg 5 Duitse deserteurs aangehouden omdat zijn in de
schoenenwinkel van Paulussen voor enige honderden guldens schoenen hadden gestolen.
Het ging om 40 paar schoenen, schoencrème etc. De schoenen hadden zij in de buurt
verstopt. De Duitsers werden afgevoerd naar Maastricht. De deserteurs woonden oveigens
in Schaesberg. De eis van het OM was fors: 3 jaar gevangenis voor drie man en voor twee
man 2 jaar wegens medeplichtigheid.
Het smokkelen was echter ook niet zonder gevaar. In het Algemeen Handelsblad van 10
augustus 1917 staat een korte aankondiging dat door een grenswacht langs de grens van
Ubach over Worms een smokkelaar was doodgeschoten. De man was een huisvader uit een
aangrenzende gemeente.
Rond die tijd werd bij grenspaal 259 onder Ubach over Worms ook de Duitse deserteur
Dupont uit Dortmund en tijdelijke verblijvend in Heerlen door de grenswacht doodgeschoten
bij een poging tot verboden uitvoer. Vermoedelijk gaat het hierbij om hetzelfde incident dat
ook op 10 mei in de krant stond.
Eind augustus 1917 zijn bij de grens van Ubach over Worms weer 4 Duitse deserteurs en 3
Russische krijgsgevangenen aangekomen.
In februari 1918 werd een Duitse vrouw uit Teveren door de grenswacht aangeschoten
tijdens smokkelactiviteiten. Zij overleed in het ziekenhuis in Geilenkirchen. Haar man zat aan
het Duitse front.
Op 26 juli 1918 vloog een Duits vliegtuig boven Waubach en had daarmee het Nederlandse
luchtruim geschonden. Ook op andere plaatsen in Nederland kwamen grensoverschrijdingen
door de Duitsers voor.
Distributie
Neutraal of niet maar op een gegeven moment drukt de oorlog in de landen om ons heen
ook op ons land en direct ook op de bevolking. De oorlog was nog niet begonnen of er was
al sprake van een beursluiting op 28 juli 1914. Op 3 augustus 1914 komen er al twee wetten:
De wet ten aanzien van uitvoerverboden en de Levensmiddelenwet. De eerste was nodig om
zaken die voor eigen gebruik hard nodig waren in het land te houden en de tweede wet was
onder de dreiging van beslaglegging etc. gericht op het voorkomen van prijsopdrijving door
bijvoorbeeld het vaststellen maximale prijzen en het voorkomen van het te lang vasthouden
van voorraden. In 1916 volgde de Distributiewet die ook nog lang niet in alle situaties
voldoende was.
Voorbeelden van bonnen uit de periode 1914/1918
De regering bemoeide zich onder andere met brood, peulvruchten, gort, havermout,
boekweit, aardappelen, groenten, melk, kaas, margarine en eieren, vlees, vis, bak- en
braadvet, suiker, koffie, thee, brandstoffen en zeep. Alle inwoners van Landgraaf moeten dat
indertijd gevoeld hebben toen veel dingen op de bon waren. Tegelijkertijd zal toen ook
gezocht zijn naar andere mogelijkheden om toch een aantal dingen zo normaal mogelijk te
laten verlopen.
Een inwoner van Nieuwenhagen sprak in het Limburgs Dagblad van 4 december 1918 via
een ingezonden brief zijn ongenoegen uit over de gang van zaken tijdens de distributie in
Nieuwenhagen.
De graancommissie reageerde enkele dagen later ook in de krant. Zij wees alle verwijten van
de hand en wees er nadrukkelijk op, dat de graankaarten voor landbouwers uit vrije wil tot
stand is gekomen in overleg met alle landbouwers. Zij noemden het verhaal van “de
belanghebbende” beledigende onzin.
In augustus 1918 werd de medewerking van de burgemeester van Nieuwenhagen gevraagd
om aan bepaalde winkeliers een extra kwantum boter ter beschikking te stellen. Deze boter
was van hogerhand aan de gemeente ter beschikking gesteld. Door het verstrekken van
extra bonnen aan de mijnwerkers probeerde men een staking te voorkomen. Een extra
verzoek aan de burgemeester was blijkbaar nodig omdat hij volgens de krant de gang van
zaken belemmerde. Wellicht speelde hier mee dat in Nieuwenhagen weliswaar veel
mijnwerkers woonden, maar dat het dorp zelf geen mijnzetel had.
Vluchtelingen
Net als nu in oorlogsgebieden, was er
toen ook sprake van vluchtelingen.
Nederland kreeg meteen te maken met
een grote stroom vluchtelingen uit met
name België. Door de verschrikkingen
van de eerste oorlogsmaanden was dat
een aanzienlijk aantal. Voor heel
Nederland waren dat 1 miljoen mensen
en voor Brabant en Zeeland een half
miljoen en dat kwam dan vooral weer na
de val van Antwerpen.
In Limburg kreeg men te maken met
100.000 vluchtelingen. En dat waren niet
alleen Belgen maar ook een grote groep
in België wonende Duitsers. Zij gingen in
België weg omdat ze bang waren voor de
volkswoede. Op het einde van de oorlog
kwam daar nog een stroom mensen uit
het noorden van Frankrijk bij. Van die
groep gingen er een aantal na een paar
dagen weer naar huis en anderen gingen
naar Duitsland en Engeland. Van de
uiteindelijke 100.000 uit 1914 bleven er
een kleine 17500 in Limburg hangen.
De vluchtelingen werden aanvankelijk bij
particulieren opgevangen of zochten een eigen onderkomen. Vanaf 1915 richtte de regering
verspreid over het hele land vluchtelingenkampen in. De meesten kwamen in de omgeving
van Maastricht/Eijsden en in Venlo en Roermond terecht. In Landgraaf waren dat er
betrekkelijk weinig, ongeveer 15 en die waren in 1919 weer allemaal vertrokken.
Gevluchte militairen
Naast de burgervluchtelingen zochten ook veel soldaten hun toevlucht in Nederland. Ze
waren van alle nationaliteiten. Naast Belgen waren dat Engelsen, Duitsers en Russen. Op
grond van internationale verdragen moest Nederland deze soldaten interneren en ver van de
oorlogsgebieden houden. Er moest immers voorkomen worden, dat soldaten Nederland
gingen gebruiken als een soort ontspanningsgebied waar ze even konden bekomen van de
oorlogsdruk. Vanwege de lieve vrede moesten er voor de verschillende nationaliteiten aparte
kampen worden ingericht. Nederland moest ook zorgen voor een goede verzorging van die
soldaten: dus voor eten, drinken, kleding, ontspanning etc. Een kostbare aangelegenheid
want het ging om tienduizenden. Met name bij de Belgen was het problematisch. In
tegenstelling tot de Engelsen en Duitsers hadden zij niemand die voor hen kon opkomen:
hun land was immers bezet, verwoest en leeggeroofd. Bovendien kwamen al spoedig hun
vrouwen en kinderen achter hen aan en ook voor hen moest gezorgd worden. Dit leverde
wel spanningen op met de burgerbevolking. Men vond hen luidruchtig, verkwistend,
onaangepast. Men vond ook dat de Belgen alle mogelijke voorrechten genoten ten koste van
de eigen bevolking. Met name toen de oorlog lang ging duren kostte het de Nederlanders
moeite de lasten van deze vluchtelingen te accepteren.
In totaal zijn in Nederland geïnterneerd geweest: 33.105 Belgen (onder wie 406 officieren),
1751 Engelsen (139 officieren), 1461 Duitsers (68 officieren), 8 Fransen (5 officieren) en 4
Amerikanen officieren. De geïnterneerden van Franse en Amerikaanse nationaliteit waren
afkomstig van op Nederlandse bodem gelande vliegtuigen.
Geïnterneerde Belgen tewerkgesteld in de mijnen.
Met geïnterneerde soldaten kreeg niet alleen de mijnstreek, maar ook Schaesberg te maken.
In Schaesberg kwamen er tussen de 100 en 200 terecht die gevestigd werden in de kante
van de ON II. De totale grootte van de groep (mannen, vrouwen en kinderen) verschilde
nogal: 132 in 1915, 175 in 1916, 425 in 1917 en 516 in 1918. Het waren vooral mensen uit
de Belgische mijngebieden, met name de Borinage en dus Frans sprekend. Ze leefden hun
eigen leven. De eersten kwamen in augustus 1915. In 1916 kregen ze een eigen school (de
zogenaamde Franse school) met twee leerkrachten (een van de Franse zusters van de
meisjesschool in Schaesberg en een Belgische leerkracht). De school stond aan de huidige
Spoorlaan en ging door brand verloren. Ook hadden ze een eigen aalmoezenier. De
kerkdiensten werden aanvankelijk in de Petrus en Pauluskerk gehouden, maar de
belangstelling was gering. Later gebruikten ze de school daarvoor. In grote lijnen is hun
verblijf redelijk geruisloos verlopen. Klachten waren er voornamelijk uit kerkelijke kringen.
Men vond hen laks, rood en communistisch en beschouwde hen dus als een gevaar voor
geloof en kerk.
Kantine ON II in gebruik voor internering met wachtposten.
De staking van 1917 en de Belgen
Alleen in 1917 ontstonden er grote problemen. Er ontstaat dan een groot conflict tussen de
Algemene Bond van Werkers en de mijndirecties. Het conflict gaat uiteraard over
arbeidsvoorwaarden en met name de weigering van de directies om een minimum loon in te
voeren. De bond dreigt met een staking. De mijndirecties krijgen de steun van de Christelijke
bond. Men denkt dat de stakingsbereidheid niet zo groot zal zijn. De onvrede blijkt erg wel
degelijk breed gedragen te worden en aan de staking wordt massaal deelgenomen. De
geïnterneerde Belgen doen goed mee want zij zijn van thuis uit beter vertrouwd met het
stakingswapen en hebben in het algemeen linkse sympathieën. Volgens Poels zijn het de
communisten en de roden die een bedreiging vormen voor de bevolking hier. Poels werkt
dan ook ijverig mee om te proberen om de Belgen hier tijdens de staking weg te halen. Zij
worden op transport gezet naar Zeist en komen eind juli na de staking weer terug. Het leven
gaat dan weer normaal verder.
Juni 1917.
Pastoor Schatten schrijft daar over:
“De Belgische geïnterneerden – bijna allen rood hebben nagenoeg allen aan de staking
meegedaan en zijn naar Holland getransporteerd. Geen verlies voor de parochie. Ze waren
een elemtn van godsdienstig en zedelijk bederf. Zondag 24 juni hebben ze een toneelstukje
opgevoerd met een parodie op het Sacrament des Doopsels – ook de talrijke Duitse
deserteurs dien in onze streken vertoeven zijn bijna allen rood.”
Einde van de oorlog en vertrek van de Belgen
Tot eind 1918 blijft vervolgens de oorlog duren. Op 26 oktober 1918 breekt zelfs een muiterij
uit onder de Nederlandse dienstplichtigen in de legerplaats bij Harskamp.
Het aantal Belgen neemt in de loop van de tijd toe, maar er komen geen nieuwe problemen.
De schaarste groeit. Pastoor Schatten vertelt dat de miswijn opraakt, dat er geen olie meer is
voor de godslamp en dat hij op de Barbarakermis 1918 zelfs geen gasten aan tafel heeft
gehad omdat er niet voldoende te eten was.
Op 11 november 1918 wordt de wapenstilstand gesloten. Men wil nu zo snel mogelijk van de
Belgen af en met name omdat men bevreesd is dat de revolutie overal in Europa op gang
dreigt te komen door hen ook naar Limburg wordt gebracht. Het militair gezag schrijft daarom
dat kermissen en dergelijke niet mogen worden gehouden. De burgemeester van
Schaesberg is het daar helemaal niet mee eens. Hij denkt dat de maatregel juist onrust zal
oproepen. Hij had ook al vergunning afgegeven voor de winterkermis van 1, 2 en 3
december 1918.
De Belgen hadden echter helemaal geen interesse in een revolutie. Zij wilden alleen zo snel
mogelijk naar huis al was het maar om te voorkomen dat ze nog langer in militaire dienst
moesten blijven. Begin december 1918 zijn ze in Schaesberg allemaal weg. Het ging volgens
de kranten om circa 80 personen.
Direct na de wapenstilstand van 11 november 1918 besloot Nederland tot demobilisatie en
mochten 122.000 van de 237.000 man naar huis. Een militaire uitrusting kregen ze niet mee
naar huis.
De neutraliteit van Nederland werd niet erg gewaardeerd. Veel landen beschouwden het als
een lafheid en zij verdachten Nederland er tevens van om er een slaatje uit te willen slaan.
Nederland moest bovendien toch wel heel veel slikken om die neutraliteit te bewaren.
Koopvaardijschepen werden getorpedeerd, de Amerikanen eisten Nederlandse
koopvaardijschepen op voor troepenverplaatsingen en een aantal keren vonden er per
ongeluk bombardementen boven Nederland plaats die bedoeld waren voor plaatsen in
België of Duitsland waar ook enkele keren slachtoffers bij vielen.
De Engelsen baalden er van dat Nederland circa 2000 mariniers gevangen hield op het
eiland Urk. In het interneringskamp Zeist schoten wachtposten 7 Belgen dood bij
ontsnappingspogingen en werden 22 mensen gewond.
De Duitse keizer met zijn vrouw en dochter in Doorn waar hij op het kasteel woonde.
Toen Nederland ook nog vluchtende Duitse soldaten toestemming gaf om via de meest korte
route naar Duitsland te gaan en de Duitse keizer Wilhelm II asiel kreeg aangeboden was de
maat voor de Belgen vol. België wilde genoegdoening en stelde toen de overwinnaars in
1919 in Parijs bijeen waren om Europa opnieuw in te delen voor dat het gedeelte van
Limburg dat onder Roermond lag, Zeeuws Vlaanderen en de Westerschelde binnen de
grenzen van België werden gelegd. Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten steunden
België echter niet in deze eis. Zij vreesden dat Nederland zich ging aansluiten bij Duitsland
en Nederlandse troepen stonden al klaar voor een preventieve aanval op België. De Belgen
voelden zich “verlaten en vernederd door de bondgenoten”.
Wereldwijd kwamen circa 15 miljoen mensen om het leven waarvan ongeveer 60% militair
was.
Jaarboek 2000 Heemkundevereniging OCGL
Dagboek Pastoor Schatten 1910-1935 in jaarboek Heemkundevereniging 1992.
Oude Kranten periode 1914 – 1918 Koninklijke Bibliotheek
Websites met betrekking tot distributie en regelgeving 1914-1918
Download