H3: De marxisitische ideologie

advertisement
H3: De marxisitische ideologie-interpretatie
Ideologie = de in de burgerlijke maatschappij dominante maatschappelijke opvattingen. Het
gaat om valse ideeën omdat ze het belang dienen van de heersende klasse.
De marxisitische interpretatie is pas dominant vanaf Marx’ ‘rijpe’ periode, dit is vanaf 1858
=> maatschappijkritisch ideologiebegrip
1) Het aanvankelijk ideologiebegrip bij Marx: filosofie-kritisch
1840-1846: - ideologie als smadelijke aanduiding voor Hegeliaanse of post-Hegeliaanse
filosofie.
- Hegeliaanse filosofie: Door Marx smalend de Duitse Ideologie genoemd. Het
gaat om toegepaste filosofie (essays, pamflettair). De Jong- of LinksHegelianen zoals Arnold Ruge, Bruno Bauer, Ludwig Feuerbach en Max
Stirner
- de kritiek die Marx heeft op deze ‘Duitse Ideologie’:
1) puur speculatief
2) naïef, bekampen enkel ideeënschimmen, niet de ware problemen.
3)Jonghegelianen wanen zich de autonome vertegenwoodigers van de
echte Rede, maar zij zijn zelf een exponent van de Duitse achterlijkheid
die ze menen te bestrijden.
4) zij begoochelen zich met de illusie dat zij met hun kritieken de
maatschappij ook werkelijk zullen veranderen.
=> dit speculatieve, naïeve en zich autonoom en maatschappelijk revolutionair
wanende denken noemt Marx, negatief en polemisch IDEOLOGIE
Marx’ begripsuitbreiding
- Hij vindt dezelfde kenmerken terug bij alle vertegenwoordigers van Duitse idealistische
wijsbegeerte en zelf bij alle idealistische vormen van filosoferen. Dit is bij alle filosofische
bedrijvigheid die de wereld enkel tracht te interpreteren en verklaren, zonder haar ook
praktisch om te willen vormen.
- Bovendien vindt hij deze kenmerken niet enkel binnen het domein van de filosofie terug,
maar in alle uitingen van burgerlijk bewustzijn.
FILOSOFIEKRITISCH => MAATSCHAPPIJKRITISCH
2) De algemene omschrijving van het maatschappijkritisch ideologiebegrip
ideologie =
= het vals maatschappelijke bewustzijn van de bourgeoisie
- kenmerken van het burgerlijk klassenbewustzijn zoals dit tot uiting komt in
de culturele superstructuur. De typische burgerlijke filosofie, kunst en recht.
- maatschappelijke denkbeelden van de burgerlijke klasse, kenmerkend voor
een specifieke (burgerlijke) context.
- direct en expliciet betrekking hebbend op de maatschappelijke verhoudingen
- indirecte weerspiegeling van de verhoudingen in een maatschappij (door
middel van godsdienst, wetten, ethiek, etc…)
- eenzijdig, gekleurd, vertekend beeld van de maatschappelijk-historische
wekelijkheid
- perspectivistische vervalsing (namelijk maar één perspectief)
- inadequaat of vals bewustzijn.
1
Valse denkbeelden omdat zij:
- geen rekenschap geven van hun maatschappelijke verankering, maar zich integendeel
presenteren als universeel geldend.
- eenzijdig, tendentieus de verhoudingen beschrijven
- berusten op de illusie dat zij los zouden staan van de maatschappelijke realiteit.
3) Inspiratiebron voor Marx’ ideologiebegrip:
De godsdienstinterpretatie van Ludwig Feuerbach
Ludwig Feuerbach, Das Wesen das Christentums (1841)
- vervreemding = een gevolg van de scheiding tussen manuele en intellectuele arbeid.
=> intellectuele vervreemding
- religie =
- geheel van voorstellingen geworteld in een vals bewustzijn
- mens projecteert ideële eigenschappen in een ideëel wezen, in een
bovennatuurlijke wereld.
- het is het product va de fictieve zelfontdubbeling van de mens.
- het is psychisch proces waarbij de mens eigenschappen naar een wezen buiten
zichzelf projecteert.
- religieus bewustzijn:
1) onbewust bewustzijn, onbewuste projecties van zelfbewustzijn. Dualisme goddelijk
- menselijk is illusoir. De mens kan zichzelf niet herkennen in zijn schepping, vandaar
dat hij er van vervreemdt.
2) bewustzijn is vals, inadequaat. Religieus bewustzijn erkent de realiteit niet zoals zij
is.
=> religie is ideologie, als product van een vals bewustzijn.
Marx:
- zal Feuerbachs theorie aanvullen én corrigeren.
- Hij formuleert bezwaren tegen de psychologische interpretatie in de projectietheorie. Hij
vecht aan dat projectie onvermijdelijk zou zijn.
-Marx stelt daar tegenover dat projectie geen universeel of noodzakelijk gegeven is, maar
gebonden is aan een bepaald historisch maatschappijtype.
- het religieuze gemoed is voor hem zelf een maatschappelijk product.
Ideologie= geen onvermijdelijk fenomeen maar het product van een bepaald
maatschappijtype. Het is het resultaat van specifieke sociaal-economische verhoudingen die
veranderd kunnen en moeten worden.
- omdat de mens zijn idealen niet ten volle kan realiseren, ontwikkelt hij de gedachte
dat die ideeën bovenmenselijk zijn.
- hij zou daarentegen beter de maatschappelijke oorzaken van het vals bewustzijn
opsporen en veranderen.
4) Marx’ kritische uitbreiding en aanvulling van Feuerbach
Weerspiegelingstheorie
Bovenbouw – onderbouw
Weerspiegeling van onderbouw in bovenbouw
Hij breidt Feuerbachs theorie uit buiten het religieuze domein.
De vervreemding:
2
De Unterbau: de sociaaleconomische infrastructuur
De Ueberbau: uitingen van de burgerlijke cultuur, expressievormen van de menselijke geest:
kunst, filosofie, ethiek, rechtsdenken, politieke en sociale doctrines, wetenschap.
4.1. De superstructuur als weerspiegeling van de infrastructuur
- het zijn allebei historisch maatschappelijke producten
- de theoretische weerspiegeling van de Gesellschaft (infrastructuur)
- opvatting van Hegel: de Staat bepaalt de Gesellschaft
- opvatting van Marx:
- de Gesellschaft, de infrastructuur bepaalt al het andere, de staat en de andere
superstructuren
- cultuurproducten hebben een materiële basis in de sociaal-economische verhouding.
- cultuur is een epifenomeen, een afgeleid fenomeen of bijproduct van de historisch
variabele sociaal-economische verhoudingen.
Het historisch materialisme
SUPERSTRUCTUUR =
* culturele sector (kunst, literatuur, filosofie, moraal, religie)
* staatssector (politiek, recht, administratie, politie en leger)
=> systeembestendigende terugwerking
=> burgerlijk bewustzijn: perspectivistische reflector
INFRASTRUCTUUR =
* sociale verhoudingen
* economische productiewijze (= productiekrachten + productieverhoudingen)
- de bewustzijnswereld van een tijdperk is een bijproduct van de sociaal economische
verhoudingen.
- het geestesleven is louter een epifenomeen
- een passief product zonder kritische of transformerende werking.
- een statisch gegeven: slechts de expressie van de onderbouw, zonder eigen dynamiek
- extreem economisch determinisme (leninistisch en stalinistisch dogmatisme)
-Marx stelt wel dat er tussen boven- en onderbouw een zekere wisselwerking mogelijk is,
maar werkt deze mogelijkheid niet verder uit.
4.2. De socio-economische dialectiek als motor van de geschiedenis en cultuur
- dialectiek < Hegel
- Marx gaf er een materialistische toepassing van
- dialectiek = een logisch schema in drie basisbegrippen
1) THESE: stelling waar het denken van uit gaat.
2) ANTITHESE: de tegenstelling, de negatie van de these
3) SYNTHESE: door confrontatie van twee voorgaande ontstaat een nieuwe these op
een hoger niveau.
- het is een dynamisch schema!
- ook affirmatie – negatie – negatie van de negatie
- Hegel paste dit schema ook historisch toe, het was méér dan een logisch schema!
SCHEMA VAN HISTORISCHE EVOLUTIE
3
- de geschiedenis is een dialectisch proces dat zich in verschillende institutionaliseringen
veruitwendigt. Het is een proces met een eigen logische en historische dynamiek.
- Marx: nam het gedachtegoed van Hegel over, maar dan zonder de ideële inhoud. De
dynamiek ligt niet in de ideële tegenstellingen of het geestesleven, wél in de sociaaleconomische realiteit.
Schema DIALECTISCH MATERIALISME
- dialectisch: de triade is de dynamiek van het economische gebeuren.
- materialistisch: economie is de basis van alles
THESE:
systeem van economische productie, gekenmerkt door:
a) ontwikkelingsstand van de productiekrachten
(arbeidspotentieel + productiemiddelen)
b) de productieverhoudingen
ANTITHESE:
conflict door de evoluerende productie. Krachten komen in botsing met
de bestaande productieverhoudingen.
SYNTHESE:
een nieuw systeem van economische productie dat de tegenstellingen
tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen opheft.
- radicaal deterministische benadering
- enkel een dialectiek in de economische factoren
- dit was voor Marx zelf problematisch, maar liet de alternatieven en/of verdere uitwerkingen
in het ongewisse.
- Er bestaat wisselwerking tussen beide, zowel in progressieve als in conservatieve zin.
Allerlei symbolische constructies vallen niet te verklaren aan de hand van een louter sociaaleconomische theorie.
4.3. De superstructuur als inadequate afspiegeling va de infrastructuur
- weerspiegeling
- ideeën brengen socio-economische verhoudingen tot uitdrukking
- de burgerlijke cultuur is een perspectivistisch vervalsende afbeelding van de
maatschappelijke verhoudingen.
- die vervalsing is typerend voor het sociaal bewustzijn van de bourgeoisie.
- de burgerij heeft het monopolie over de cultuurschepping, de opvoeding en informatie. Haar
cultuur wordt dé cultuur.
Perspectivistische vervalsing
1) glorificering
2) illusoire harmoniëring
3) verabsolutering
hypostasis = het uit de historische context lichten en als noodzakelijk
voorstellen
4) schepping van een fictieve ideeënwereld, opvattingen over een anderen hogere orde.
Marx vocht de volgens hem typisch burgerlijke idealistische indeling van de wereld aan. Dit
idealisme berustte op vooroordelen:
4
1) idealistisch vooroordeel: absolute waarden, verabsolutering en hypostasiëring
2) subjectivistisch vooroordeel: alles is louter individuele aangelegenheid
ideeën zijn volstrekt interieur, subjectief en persoonlijk.
3) voluntaristisch vooroordeel: ideeën beheersen de wereld en de menselijke wil
vermag alles.
Ideologie is voor Marx dus:
Het geheel van al die burgerlijke constructies die zich inbeelden geen particuliere
wortels te hebben, het product zijn van een zuiver geestelijk proces. De belangen zijn
op verhulde, gecamoufleerde wijze de uiting van de eigen belangen.
De rol van de Marxistische ideologiekritiek is dan ook het wegnemen van die
camouflage en de ware belangen bloot te leggen.
4.4. Maatschappelijke contradicties en intellectuele vervreemding als oorzaak van het
vals bewustzijn.
Het burgerlijk bewustzijn is volgens Marx NOODZAKELIJK VALS:
1) belangen van de burgerij zijn strijdig met de rest
2) intellectuele aliënatie: scheiding theorie en praxis. Theorie wordt een waarde op
zich door de vervreemding van manuele arbeid, de praktijk.
=> vooroordelen:
- subjectivistisch
- idealistisch
- voluntaristisch
4.5. Intellectuele vervreemding en reïficatie
- fetisjerende warenproductie
- reïficatie = voorwerpen gaan na de productie een eigen leven leiden, bijvoorbeeld volgens
de wetten van vraag en aanbod. Ze worden een macht tegenover de mens. Reïficatie kan ook
gebeuren met instellingen, cultuuruitingen. Door de uitdrukking in louter MARKTWAARDE
treedt vervreemding op (uitdrukking in geld is niet dé waarde van het object). Wat normaal
een MIDDEL zou moeten zijn, wordt een DOEL OP ZICH.
4) Marx visie op de functie van de ideologie
a) sociale controle: cohesie, integratie, opvoeding
b) opium-effect: < glorificatie, harmoniëring
c) afscherming van het kritische bewustzijn. Het sociaal immobilisme werkt
systeembestendigend. Cultuur is intrinsiek conservatief.
d) verticaal escapisme: met als functie de bestendiging van de schizoïde bestaanswijze.
=> introvertering
=> apolitisme
=> politiek conservatisme
=> mentalisme
=> elitarisme
5
5) Het Ware socialistisch bewustzijn als alternatief voor ideologie
- het historisch dialectisch materialisme van Marx en Engels
- door de groeiende tegenstellingen komt er INZICHT. Dit gebeurt het eerste bij het
proletariaat omdat zij het grootste slachtoffer zijn. Het inzich leidt tot een adequaat
bewustzijn. In de communistische maatschappij worden de tegenstellingenopgeheven.
6) Kritische evaluatie van de Marxistische ideologie-opvatting
- verdiensten:
- ideologie beschouwen in zijn maatschappelijke context
- de maatschappelijke origines en functies van ideologie
- belangrijke stap naar kennissociologie
- de concrete modaliteiten van het burgerlijk bewustzijn onthuld.
- de begrippen: reïficatie, alënatietheorie.
- beperkingen en fouten:
- schijn-inzichten, eenzijdigheden, veralgemeningen en simplificaties
- ideeën als louter passief, statisch epifenomeen.
=> eenzijdige overaccentuering van de socio-economische bepaaldheid van ideeën
=> socio-economisch determinisme
Vragen:
a) welke aspecten van ideeënsystemen zijn socio-economisch gedetermineerd?
- inhoud
- vorm
- evolutie
- assimilatie of rejectie
=> Van marxistische zijde geen nuancering, verduidelijking.
Naast de socio-economische factoren zijn er talloze andere in het spel:
- traditionele cultuuroverdracht
- toevalsfactoren
- psychologische factoren
b) de ontkenning van de autonome interne dynamiek van ideeënsystemen
- de visie dat cultuur een louter epifenomeen is, is dermate simplistisch dat ze
lachwekkend wordt.
- wordt wetenschap bijvoorbeeld louter socio-economisch gedetermineerd?
Opmerking:
- Komt het vals bewustzijn dan enkel voor bij de burgerij, terwijl het proletariaat ervan
gespaard blijft? We moeten erkennen dat élk sociaal bewustzijn werkelijkheidsvervalsend is.
De veronderstelling dat marxisme (communisme) een alternatief zou zijn is zélf een
ideologie, en volgens Marx eigen inzichten zou deze idee dus vals moeten zijn.
- Marx zou daarop antwoorden dat de belangen van het proletariaat samen vallen met het
algemeen belang. Het proletarische bewustzijn wordt door de nood en de omstandigheden
gedreven tot een objectief inzicht. Zo spreekt hij van de objectieve kenner, wiens bewustzijn
niet ideologisch, niet-vervreemd, niet-illusoir, niet perspectivistisch vervalsend zou zijn.
=> Dit komt uiteraard neer op een zielige, groteske wensdroom. Marx is naïef. Zijn
vertrouwen in de goedheid van de mens is groot: eens de vervreemding en contradicties zullen
opgeheven zijn, zal coöperatie en solidariteit vanzelf tot stand komen. Deze voorstelling staat
natuurlijk in schril contrast met de evoluties in de communistische landen.
6
- Marx heeft geen dialectische methode beschreven.
- Het marxisme gaat uit van een aantal premissen
1) de historische evolutie verloopt volgens vaste, algemene wetten
2) deze zijn kenbaar en objectief wetenschappelijk beschrijfbaar
3) die wetten zijn aanwijsbaar in de concreet historische situatie.
4) objectieve kennis op basis van een gealieneerde positie op een bepaald ogenblik (?)
5) universeel geldende normatieve sociale filosofie kan worden opgebouwd, een
theorie die géén ideologisch karakter heeft.
Deze theorie is het wetenschappelijk socialisme dat de reële praxis niet camoufleert,
en geen kunstmatige discrepantie inhoudt tussen theorie en praktijk.
Conclusie:
Het ideologieconcept van Marx is onbruikbaar:
1) het is wijsgerig niet neutraal
2) het bevat pejoratieve en polemische connotaties.
3) het is wetenschappelijk niet operationeel.
7
Download