Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering H. 10 WISKUNDE H.10 Goniometrie 10.1 Basisbegrippen Regelmatig voeren we berekeningen uit, waarin één of meerdere hoeken voorkomen. Voor een scherpe hoek α kunnen we 3 goniometrische verhoudingen definiëren. Deze laten zich het gemakkelijkst aflezen in de rechthoekige driehoek ABC (de hoek bij C is recht): B a c ααααα α C b A We definiëren: 1. De sinus van de hoek α (notatie: sin(α) ): sin 2. sin a c ….........…… (1) b c …….………. (2) a b ……….……. (3) De cosinus van de hoek α (notatie: cos(α) ): cos 3. overstaande zijde schuine zijde aanliggende zijde schuine zijde cos De tangens van de hoek α (notatie: tan(α) ): tan overstaande zijde aanliggende zijde tan Opmerking Uit de definitie van sin(α), cos(α) en tan(α) volgt: tan sin cos …….… (4) Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Voor elke rechthoekige driehoek geldt de stelling van Pythagoras: ……….……… (5) a2 b2 c2 Voorbeeld 1a: Bepaal in onderstaande figuur de lengte van de schuine zijde c. Bepaal daarna voor hoek α de sinus, de cosinus en de tangens. Oplossing: Pythagoras: 3 2 4 2 c 2 9 16 c 2 25 c 2 c5 sin 3 5 cos 4 5 c 3 α tan 4 3 4 Voorbeeld 1b: Bepaal in onderstaande figuur de lengte van de rechthoekszijde b. Bepaal daarna voor hoek de sinus, de cosinus en de tangens. 5 13 b Een hoek drukken we uit in graden. Zo komt een rechte hoek overeen met 90. Als de grootte van een hoek bekend is, dan kan de sinus-waarde, de cosinus-waarde en de tangens-waarde van die hoek met de rekenmachine worden bepaald. Voorbeeld 2a: Ga uit van een hoek α van 40, dus: α = 40 Dan kunnen we met de rekenmachine berekenen: sin sin 40 0.643 cos cos 40 tan tan 40 0.766 0.834 Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Voorbeeld 3a: In onderstaande rechthoekige driehoek is zijde a = 4 en hoek α = 35 Bereken de zijden b en c. Bereken ook de hoek . c a=4 α Oplossing: b sin 35 4c 0.5736 4 4 c 6.974 c 0.5736 tan 35 b4 0.7002 4 4 b 5.713 b 0.7002 Voor elke driehoek geldt: de som van de hoeken is 180 Dus: 90 180 35 90 180 125 180 55 Voorbeeld 3b: In bovenstaande rechthoekige driehoek is zijde a = 8 en hoek = 25 Bereken de zijden b en c. Bereken ook de hoek . Voorbeeld 4a: Een balk is onder een bepaalde hoek ingeklemd in de grond. Aan het uiteinde van de balk hangt een gewicht, welke met een verticale kracht F van 250 newton aan die balk trekt (zie onderstaande figuur). Deze kracht F maakt een hoek van 50 met de balk. De kracht F kunnen we ontbinden in 2 componenten: een kracht F X , welke langs de balk valt, en een kracht F Y , welke loodrecht op de balk staat. Bereken de grootte van deze componenten. Bereken ook de grootte van de hoek . FX 50 FY F Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Oplossing: cos 50 FF 0.6428 FX F sin 50 FF 0.7660 FY F X Y 50 90 180 FX F 0.6428 250 0.6428 160.7 newton FY F 0.7660 250 0.7660 191.5 newton 140 180 40 Voorbeeld 4b: Een voorwerp wordt met een snelheid v van 12 m/s weggeschoten onder een hoek van 65 (zie onderstaande figuur). Deze snelheid kunnen we ontbinden in 2 componenten: Een horizontale snelheid v x en een verticale snelheid v y. Bereken de grootte van deze componenten. v V vy 65 vx 10.2 Goniometrie en de rekenmachine We beschouwen de uitdrukking y sin 20 . We kunnen de waarde van y berekenen met de rekenmachine m.b.v. de sin-knop (rekenmachine instellen op graden!): y = 0.34202 Bij deze vraag is de hoek bekend, en moet de onbekende sinus-waarde worden berekend. Beschouw nu de uitdrukking sin 0.62518 We kunnen de waarde van de hoek berekenen met de rekenmachine m.b.v. de sin-1-knop. Als we de rekenmachine instellen op graden, dan vinden we de hoek = 38.7 Bij deze vraag is de sinus-waarde bekend, en moet de onbekende hoek worden berekend. Deze laatste vraag is het omgekeerde probleem (of inverse probleem) van de eerste vraag. Het bepalen van de onbekende hoek uit de vergelijking sin 0.62518 gebeurt dus met de sin-1-knop van de rekenmachine. Als je dit wilt opschrijven, dan kun je dit als volgt noteren: = sin-1 (0.62518) = 38.7 sin 0.62518 Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE Voorbeeld 1: Bepaal de grootte van de hoek in graden van: a. b. sin 0.2718 cos 0.6782 d. c. H.10 tan 3.518 sin 0.5934 cos 0.5934 Merk op, dat hier nu geldt: 90 Voorbeeld 2a: In onderstaande rechthoekige driehoek is zijde a = 3 en zijde c = 7 Bereken de hoek en de zijde b. c a α b Oplossing: a 3 sin sin 0.4286 sin 1 0.4286 25.4 c 7 cos b c cos 25.4 b7 0.9033 b b 7 0.9033 6.32 7 Voorbeeld 2b: In bovenstaande rechthoekige driehoek is zijde a = 4 en zijde c = 11 Bereken de hoek en de zijde b. Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering 10.3 WISKUNDE H.10 Eenheden voor een hoek Een hoek kun je aangeven in graden, bijvoorbeeld α = 35. De eenheid graden behoort niet tot het SI-stelsel. Een andere eenheid voor de hoek is de radiaal, afgekort met rad. Bijvoorbeeld = 0.48 rad. Deze eenheid behoort wel tot het SI-stelsel. Het begrip radiaal hangt samen met het begrip middelpuntshoek. Definitie: Een middelpuntshoek is een hoek waarvan het hoekpunt in het middelpunt M van een cirkel ligt. In nevenstaande figuur is hoek α zo’n middelpuntshoek. De cirkelboog AB wordt de booglengte genoemd. B A M Definitie radiaal: Een middelpuntshoek α heeft de grootte van 1 radiaal, als de bijbehorende booglengte even lang is als de straal R van de cirkel. B In nevenstaande figuur is de booglengte AB even lang als de straal R van de cirkel. Dus: hoek α = 1 rad R M α R A Het verband tussen graden en radialen: Bij een volledige rondgang langs een cirkel behoort een draaiingshoek van 360. De middelpuntshoek α is dus 360. De bijbehorende booglengte komt dan overeen met de omtrek 2R van de cirkel. De middelpuntshoek α komt dus ook overeen met 2 radialen. Zodat: 360 180 2 radialen 360 1 radiaal graden 1 radiaal graden 2 Hieruit kunnen we berekenen, dat: 1 radiaal 57.3 graden Evenzo kunnen we concluderen: 1 graad 180 radialen Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Voorbeeld 1a: Onderstaande hoeken zijn gegeven in graden. Zet deze hoeken om in radialen: 1 30 30 rad 180 6 6 1 90 90 rad 180 2 2 19 19 19 0.33 rad 180 180 78 78 78 1.36 rad 180 180 Voorbeeld 1b: Onderstaande hoeken zijn gegeven in graden. Zet deze hoeken om in radialen: 60 45 23 81 Voorbeeld 2a: Onderstaande hoeken zijn gegeven in radialen. Zet deze hoeken om in graden: 1 1 180 180 rad 15 12 12 12 1 4 1 4 rad 180 0.73 rad 0.73 180 180 45 4 41.8 Voorbeeld 2b: Onderstaande hoeken zijn gegeven in radialen. Zet deze hoeken om in graden: 1 rad 5 1 rad 2 1.6 rad Opmerking: Als een hoek in radialen is gegeven, dan moet bij gebruik van de rekenmachine deze staan ingesteld op radialen!! Voorbeeld 3a: 1 1 rad sin sin 0.866 3 3 0.67 rad cos cos 0.67 0.784 Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Voorbeeld 3b: 1 1 rad sin sin 0.434 7 7 1.09 rad tan tan 1.09 1.917 10.4 De grafiek van de functies sin(x) en cos(x) Hiernaast staat de grafiek van de functie f x sin x Deze grafiek is getekend tussen x = 0 en x=2 Veel golfverschijnselen zijn te beschrijven m.b.v. een sinus-functie. f x sin x Als we de grafiek van de functie f x sin x tekenen tussen x = - en x = 5 , dan zien we: f x sin x We zien dat de grafiek zich steeds herhaalt. We spreken dan van een periodieke functie. De periode ervan is 2 . De maximale uitslag (“de amplitude”) van de golf is 1. Hiernaast staat de grafiek van de functie f x cos x Deze grafiek is getekend tussen x = 0 en x = 2 . Veel golfverschijnselen zijndus ook te beschrijven m.b.v. een cosinus-functie. f x cos x Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10 Als we de grafiek van de functie f x cos x tekenen tussen x = - en x = 5 , dan zien we: f x cos x We zien dat de grafiek zich steeds herhaalt. Ook dit is dus een periodieke functie. De periode ervan is 2 . De maximale uitslag (“de amplitude”) van deze golf is ook 1.