EXPRESSION OF INTEREST FORMULIER VOOR EEN PROJECT IN HET KADER VAN HET PROGRAMMA LIVING LAB De voorstellen moeten ten laatste worden ingediend bij Innoviris op 22 januari 2017 om 12.00 uur, in twee versies (een elektronische versie en een papieren versie). Contactpersoon Jeremy Levin [email protected] +32 2 600 50 29 Inhoudsopgave Inhoudsopgave ............................................................................................................................ 2 1 Inleiding ............................................................................................................................... 3 1.1 Context .................................................................................................................................. 3 1.2 Ecosysteem van de projectoproep ....................................................................................... 3 1.3 Living Lab............................................................................................................................... 4 2 Kader van de oproep ............................................................................................................ 6 2.1 Doelstellingen ....................................................................................................................... 6 2.2 Onderzoeksthema's .............................................................................................................. 6 2.3 Projectpartners ..................................................................................................................... 7 2.4 Structuur van de activiteiten in de projecten ....................................................................... 8 2.5 Relatie met de begeleidende structuur ................................................................................ 8 3 Reglement .......................................................................................................................... 10 3.1 Doelgroep............................................................................................................................ 10 3.2 Duur .................................................................................................................................... 11 3.3 Bedrag van de financiering ................................................................................................. 12 3.4 Indiening en selectie van de projecten ............................................................................... 12 3.5 Planning .............................................................................................................................. 14 3.6 Protocol van opvolging van de projecten ........................................................................... 14 3.7 Stopzetting van de financiering .......................................................................................... 15 3.8 Cumulatie met andere financieringsbronnen ..................................................................... 15 3.9 Belangenconflict ................................................................................................................. 15 3.10 Opwaardering ..................................................................................................................... 15 4 FORMULIER OM BLIJK TE GEVEN VAN BELANGSTELLING ...................................................... 17 4.1 Samenvattende fiche .......................................................................................................... 17 4.2 Projectdragers ..................................................................................................................... 18 4.3 Identiteit van het project .................................................................................................... 19 4.4 Bestaansreden van het project (max. 1 pagina) ................................................................. 20 4.5 Organisatie van het project (maximum 1 pagina) .............................................................. 21 4.6 Living Lab (maximum 1 pagina) .......................................................................................... 22 2|24 1 Inleiding 1.1 Context De doelstellingen van de Europese Unie met betrekking tot energie en klimaat voorzien tegen 2050 een vermindering met 80% van de uitstoot van CO2 in vergelijking met het niveau van 1990. Om dit doel te bereiken dient ook de woonsector zijn deel van de inspanningen te leveren, meer bepaald door gebruik te maken van passieve technologieën in de nieuwbouw, door oude gebouwen te renoveren en door fossiele energiebronnen te vervangen door elektriciteit en hernieuwbare energiebronnen. In het Brussels Gewest moet de afname van het energieverbruik door de woonsector in de eerste plaats worden bewerkstelligd door energierenovatie van de bestaande woningen. Met 78% van de woongebouwen die dateren van vóór 1970 (i.e. vóór de energiecrisis), is die sector vrij oud en bijgevolg weinig efficiënt. Om de doelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken moet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een percentage van energierenovatie van de bestaande gebouwen minstens 3% per jaar bereiken. Wetende dat het huidige percentage 0,6% bedraagt voor alle Brusselse gebouwen (en 1% voor enkel de woningen), blijft er nog een aanzienlijke inspanning te leveren. In het kader van de EFRO projectoproep voor de periode 2014-2020 hebben het WTCB en Innoviris een Living Labs-project ingediend voor de renovatie van de Brusselse gebouwen. Dit project werd door het Gewest goedgekeurd en zal een subsidie krijgen van het Gewest en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. De partners zullen dus een Living Labs oproep organiseren voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het EFRO-project ‘Living Labs Brussels Retrofit’ sluit aan bij het beleid van energierenovatie en vormt een logisch vervolg op het strategisch platform van Innoviris, ‘Brussels Retrofit XL’, dat tussen 2012 en 2016 werd gefinancierd. Dit platform bracht 13 onderzoeksgroepen bij elkaar rond 11 toegepaste onderzoeksprojecten naar verschillende aspecten betreffende de renovatie van woningen in Brussel. De resultaten van deze verschillende projecten en van ander onderzoek zullen kunnen worden gevaloriseerd tijdens het project ‘Living Labs Brussels Retrofit’. 1.2 Ecosysteem van de projectoproep Het project ‘Living Labs Brussels Retrofit’ heeft als doel de renovatie van woningen in Brussel te bevorderen door bevoorrechte ruimtes te creëren die specifiek zijn bestemd voor experimenten en innovatie. 3|24 Een "Living Lab" is een project dat zich richt op de eindgebruiker en dat verschillende actoren samenbrengt. Die actoren komen vaak uit verschillende vakgebieden of horizonten. In het kader van deze projecten gaan industriëlen om met academici, gebruikers, vertegenwoordigers van de gebruiken of met overheden. De verschillende zienswijzen staan borg voor een grote dynamiek in het kader van het project en verzekeren dat elke partner op de meeste passende wijze bij de zaken wordt betrokken. In het kader van deze oproep hebben de testomgevingen tot doel renovatieconcepten te ontwikkelen en vervolgens te demonstreren in een reële omgeving, in samenwerking met de eindgebruikers. Op termijn moeten de Living Labs uitmonden in innovatieve oplossingen die op grote schaal inzetbaar zijn in de renovatiemarkt. De begeleiding van deze projecten is voorzien in een begeleidende structuur die is samengesteld uit vier afzonderlijke entiteiten: het Program Office is het centrale contactpunt en staat in voor het beheer van het project ‘Living Labs Brussels Retrofit’ en van de projectoproep. Het bestaat uit Innoviris en het WTCB het Scientific Office is belast met de wetenschappelijke ondersteuning en de opvolging van elk Living Lab-project, de kwaliteitscontrole, de monitoring evenals de verspreiding van de wetenschappelijke resultaten. Het bestaat uit het WTCB, de ULB, de VUB en de UCL het Industrial Impact Office is verantwoordelijk voor de mobilisatie van en de communicatie met de bouwsector. Het bestaat uit het WTCB, de Confederatie Bouw, Impulse (cluster Ecobuild), Leefmilieu Brussel en de BGHM de Advisory Board is het controle- en stuurorgaan van het EFRO-project Living Lab. Het bestaat uit Innoviris, het WTCB, Brussel Leefmilieu, sectorale federaties (ORI, ARIP ...), instellingen van openbaar nut (Citydev …) en vertegenwoordigers van de politieke wereld. 1.3 Living Lab Een Living Lab zet in op het gebruik als belangrijkste motor van innovatie. Het innovatieproces wordt dus gedragen door de gebruiker en ondersteund door de verschillende belanghebbenden. Een Living Lab test en ontwikkelt producten en diensten in reële omgevingen of in omgevingen die de levenscontext van gebruikers van het product of de dienst hernemen. De algemene structuur van een Living Lab wordt hierna weergegeven. Deze structuur bestaat uit drie duidelijk onderscheiden elementen - Testomgeving, Platform en O&O-project - die door één of meer partners kunnen worden gevormd. Een project kan aan verschillende platformen worden vastgehecht en evenzo kan een platform plaats bieden aan meerdere O&O-projecten. 4|24 De testomgeving kan fysiek of gedematerialiseerd zijn. Het kan gaan om de toekomstige gebruikers van het voorwerp van het O&O-project, de werf waar het project zal worden geïnstalleerd of nog om een ander proefterrein. Het platform vormt de verbinding tussen het O&O-project en de testomgeving. Het biedt garanties voor, onder andere, de mobilisatie, de betrokkenheid en de opvolging van de gebruikers. Het bevordert de installatie van de innovaties, meer bepaald wat betreft hun wetgevende, sociale, organisatorische ... aspecten. Het O&O-project heeft tot doel een innovatie te ontwikkelen die vervolgens in de testomgeving op de proef zal worden gesteld. Dit project ressorteert onder de experimentele ontwikkeling. We kunnen "experimentele ontwikkeling" definiëren als het geheel van de acties met het oog op het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Het Living Lab identificeert alle actoren die aan het project zullen deelnemen, of het nu begunstigden zullen zijn of niet. De gebruikers worden er rechtstreeks of via een wettige vertegenwoordiger bij betrokken. In het kader van deze actie zal het Living Lab een actieve structuur zijn waarvan de levensduur beperkt is tot de uitvoeringsperiode van de projecten waarin de experimenteerfasen worden gerealiseerd. 5|24 2 Kader van de oproep 2.1 Doelstellingen Het EFRO-project ‘Living Labs Brussels Retrofit’ heeft tot doel renovatie in de woningsector aan te moedigen via de uitvoering van experimenteer- en innovatieprojecten die de krachten van de spelers in de bouwsector en van de onderzoeksentiteiten bundelen. In het kader van deze oproep worden innovatieve technieken en processen toegepast in reële renovatieprojecten van de woningsector en door de spelers van de bouwsector. Deze technieken en processen, die worden getest en verbeterd via de Living Labs-projecten, kunnen vervolgens op grotere schaal worden toegepast met als doel betaalbare oplossingen te bieden voor renovaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zowel voor de privésector als voor sociale woningen. Bovendien kan op die manier ook de samenwerking tussen de bouwsector en de onderzoeksinstellingen worden verbeterd. In het kort: de voornaamste doelstelling van elk Living Lab bestaat erin energie-efficiënte renovatieoplossingen te ontwikkelen, te testen en te implementeren die tegemoet komen aan de specifieke uitdagingen waarmee de bouwsector in Brussel te maken krijgt. 2.2 Onderzoeksthema's Zoals eerder al werd gezegd, moeten Living Labs-projecten verplicht focussen op energierenovatie. Er wordt voorrang gegeven aan projecten die een integrale en ambitieuze renovatie voor ogen hebben, maar ook gedeeltelijke renovaties kunnen in overweging worden genomen (voor zover een globaal plan voor een volledige renovatie in fasen wordt opgesteld om het effect van lock-in te voorkomen). Er werden prioritaire onderzoeksthema's vastgelegd, in functie van de bijzondere uitdagingen waarmee de bouwsector te maken krijgt, meer bepaald in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Elk van deze thema's moet vanuit vier verschillende invalshoeken worden bekeken: innovatie, kwaliteitsgarantie, reproduceerbaarheid op grote schaal en beheer. Energie: Met betrekking tot energie kunnen verschillende vragen worden gesteld. Welke prestaties wenst men te bereiken? Welke technieken kan men kiezen om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken? Tegelijk is het belangrijk na te gaan of de prestaties die werkelijk worden bereikt eens de renovatie is uitgevoerd beantwoorden aan de voorziene theoretische prestaties. Er moet ook rekening worden gehouden met de verbetering van het comfort als gevolg van de renovatie. Bedrijfsmodellen: Om de bouwsector te stimuleren is het belangrijk een klantgerichte benadering te hanteren en de samenwerking tussen leveranciers, ontwerpers en uitvoerders te versterken. Een mogelijke piste daartoe bestaat erin deze markt op nieuwe manieren te benaderen. Een ander alternatief zou er kunnen in bestaan kwaliteitscriteria van de renovaties vast te leggen. Kostenoptimalisatie: Een woning op volledige en efficiënte wijze renoveren is een dure aangelegenheid. Bovendien weegt de financiële winst die de vermindering van het energieverbruik oplevert boven een bepaald prestatieniveau niet langer op tegen de extra kosten. Wat is dus het optimale renovatieniveau, rekening gehouden met de kostprijs van de werken? Het antwoord op deze vraag is verschillend voor elk renovatieproject en de beste oplossing heeft meestal niet de optimale kostprijs. 6|24 Toegang tot huisvesting: Met name in het Brussels Gewest vertegenwoordigt de toegang tot huisvesting een groot probleem. Een steeds groter deel van de Brusselse bevolking wordt getroffen door energiearmoede. Ook de stijgende prijzen van woningen en het fenomeen van gentrificatie zijn terugkerende problemen. Welke vormen van alternatieve financiering zijn beschikbaar? Andere oplossingen - bijvoorbeeld een gegroepeerde benadering - laten toe schaalvoordelen te verwezenlijken en de renovatieprojecten betaalbaarder te maken. Duurzaam bouwen: Vandaag heeft men steeds meer oog voor de duurzaamheid van de projecten. Overwegingen inzake duurzaam gebruik van de energiebronnen, afvalbeheer en een gezond binnenklimaat verdienen het om in aanmerking te worden genomen. Ook de principes van aanpasbaarheid van een woning aan de leeftijd en de gezondheid van de bewoners en alternatieve woonvormen zijn belangrijk. Organisatie van de werken in een stedelijke context: Bij renovaties dient er rekening te worden gehouden met verschillende specifieke kenmerken van constructies in een stedelijke omgeving. Meer bepaald de dichtheid van de bebouwing en het gebrek aan toegankelijkheid kunnen grote uitdagingen worden. Soms blijkt het nodig bepaalde straten af te sluiten voor het verkeer en dan wordt de snelheid van uitvoering een cruciale factor om meerkosten te vermijden. De gevolgen minimaliseren: Bij renovatiewerken is het vaak nodig dat de bewoners een tijdje verhuizen. Hoe kan men dergelijke verhuizingen en de kosten die ermee gepaard gaan vermijden? Bovendien kunnen de technische installaties (ventilatie-eenheden enzovoort) soms veel plaats innemen, veel lawaai maken of niet zeer esthetisch zijn. De ontwikkeling en het gebruik van minder invasieve systemen zouden toelaten een deel van de ongemakken te vermijden die gepaard gaan met renovatiewerken. Gedrag: Het gedrag van de bewoners en hun dagelijkse keuzes hebben een niet te verwaarlozen weerslag op het verbruik van een gebouw. Hoe kan men de mensen helpen om minder te verbruiken? Hoe kan men de technieken inzake monitoring en smart home die vandaag beschikbaar zijn benutten om de bewoners bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid? Tegelijk zijn de technieken die bij een renovatie worden geïnstalleerd soms ingewikkeld zodat de bewoners ze niet goed begrijpen en dus verkeerd gebruiken; als gevolg daarvan is het energieverbruik groter dan aanvankelijk voorzien. Erfgoed: Ook de renovatie van woningen met erfgoedwaarde vertegenwoordigt een grote uitdaging. Is het mogelijk om in dergelijke gevallen een volledige renovatie in overweging te nemen, zowel op het vlak van energie als van comfort? Welke technieken kunnen er worden gebruikt? Onder welke voorwaarden? 2.3 Projectpartners Om het doel te verwezenlijken van de Living Labs die het voorwerp zijn van deze oproep, is de betrokkenheid vereist van alle actoren die een rol spelen in een renovatieproject. U vindt hieronder een onvolledige en ongeordende lijst van mogelijke betrokkenen: Algemene ondernemingen Leveranciers Architecten Ingenieursbureaus ESCO's Sociale verhuurkantoren Sociale huisvestingsmaatschappijen 7|24 Projectpromotoren Private eigenaars Huurders Onderzoeksinstellingen Banken Overheidsinstanties ... Hoewel al deze actoren betrokken kunnen zijn bij het Living Lab, komen ze niet allemaal in aanmerking om subsidies te krijgen van Innoviris. Het reglement geeft nadere toelichting. 2.4 Structuur van de activiteiten in de projecten De Living Labs die zullen worden geselecteerd, streven ernaar technologische of organisatorische innovaties op het vlak van renovatie te bewerkstelligen (financiering, uitvoering, benadering van de klanten ...). Op deze manier kan de bouwsector, met de steun van de onderzoekswereld, van onder uit (bottom-up) met innovatieve oplossingen voor de dag komen die breken met bestaande gewoontes en gebruiken. Het renovatieproject moet worden toegepast op een geheel van eenheden (bv. een wijk, verspreid liggende soortgelijke huizen, een gebouw ...). Het project wordt geleid door een consortium dat is samengesteld uit verschillende actoren onder wie een klant, een architect, een ingenieur, een aannemer, een derde financier, een bank, een tussenpersoon ...; ze krijgen versterking van één of meer onderzoekseenheden. Een typisch renovatieproces in het kader van Living Lab omvat 3 fasen: Inleidende fase - Coördinatie, planning, ontwikkeling van het bedrijfsmodel - Onderzoek en ontwikkeling - Benadering en beschikbaar maken van eigenaars en huurders - Voorbereiding van de monitoring in samenwerking met het Scientific Office - Het bestek opmaken en de aankopen voorbereiden (niet subsidiabel) Uitvoering en documentatie Er worden geen subsidies toegekend voor de werkelijke renovatie, met inbegrip van de projectfase en de gunning. Er kunnen echter wel subsidies worden toegekend voor de coördinatie, de documentatie van het prototype van de technologie of het innovatieproces en de uitvoering van nieuwe samenwerkingsvormen. Levering, opvolging en goedkeuring - De evaluatie en de verbetering van de resultaten van het project (schaalbaarheid, samenwerking ...). - De validatie van de energieprestatie en de financiële analyse (monitoring in samenwerking met het Scientific Office). - Kennisoverdracht en opwaardering in samenwerking met het Scientific Office. 2.5 Relatie met de begeleidende structuur De Living Labs worden begeleid en geholpen door de verschillende entiteiten die deel uitmaken van de begeleidende structuur. Het Program Office is aanwezig om de consortia te helpen met de administratieve verplichtingen. Het fungeert eveneens als controleorgaan van de goede aanwending van de subsidies. 8|24 Het Scientific Office helpt de Living Labs met de methodologische aspecten van het onderzoek. Om coherente resultaten te garanderen die in verschillende Living Labs kunnen worden gebruikt, zullen er protocollen worden opgesteld in verband met de thema's energie, kosten en duurzaamheid. In elk Living Lab wordt er ook een energiemonitoring georganiseerd en uitgevoerd. Het Scientific Office steunt de wetenschappelijke valorisatie van de resultaten en krijgt een meer transversale opdracht die erin bestaat een vergelijkende studie van de resultaten van de projecten te maken. Het Industrial Impact Office krijgt de taak de consortia te helpen bij het verspreiden van de goede praktijken die tijdens de Living Labs worden ontwikkeld, zonder afbreuk te doen aan de intellectuele eigendom of het concurrentievoordeel van de projectdragers. Daarnaast zal het de consortia helpen projecten op touw te zetten. De Advisory Board heeft als taak de activiteiten van de andere begeleidende entiteiten te valideren en te ondersteunen. 9|24 3 Reglement 3.1 Doelgroep BEGUNSTIGDEN De hierna genoemde entiteiten kunnen in het kader van dit programma subsidies ontvangen: ondernemingen met ten minste één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest non-protiforganisaties met ten minste één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; onderzoeksinstellingen (universiteiten, hogescholen en collectieve onderzoekscentra) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zelfstandigen die niet in een van bovenstaande categorieën kunnen worden ondergebracht, kunnen geen aanvraag indienen. Ze kunnen echter wel als onderaannemer of zelfstandige deelnemen aan een project in het budget van een van de partners. Het budget van alle onderzoeksinstellingen die aan het project deelnemen, mag niet groter zijn dan 30% van het totale budget. Het project mag niet door een onderzoeksinstelling worden gecoördineerd. FINANCIERING Onderzoeksinstellingen De tegemoetkoming is vastgesteld op 100% van het budget van elke partner. Onderneming Met inachtneming van de Europese regels wordt de tegemoetkoming van het Gewest uitgedrukt in een percentage van het budget van elke partner nodig voor de uitvoering van het project. Het bedrag wordt bepaald op basis van de soort en de grootte van de entiteit. Onderstaande tabel vat de verschillende soorten tegemoetkoming voor deze oproep samen. Experimentele ontwikkeling Zeer kleine/Kleine onderneming Middelgrote onderneming Grote onderneming Experimentele ontwikkeling in effectieve samenwerking 45% 60% 35% 25% 50% 40% Werkt de aanvrager effectief samen met één (of meer) andere onderzoeksinstellingen, nonprofitorganisaties of ondernemingen om het project uit te voeren, dan kan de tegemoetkoming met 15% worden verhoogd tot maximaal 80%. Effectieve samenwerking is een partnership waarbij de actoren: samen deelnemen aan de conceptualisering van het project samen bijdragen tot het opzetten van het project en de risico’s en de resultaten delen Onderaanneming wordt niet beschouwd als effectieve samenwerking en leidt bijgevolg niet tot een verhoging van de tegemoetkoming. 10|24 Omdat de projecten van deze oproep Living Lab Retrofit noodzakelijkerwijze in effectieve samenwerking moeten worden gevoerd, worden de tegemoetkomingen voor de ondernemingen in de Living Labs vermeld in de kolom "experimentele ontwikkeling in effectieve samenwerking". Het is noodzakelijk dat de entiteit aantoont dat ze over de capaciteit beschikt om haar aandeel in het project te financieren via andere middelen dan geld vanwege de overheid. Het bewijs van dit aandeel kan worden geleverd aan de hand van verschillende documenten (balans, rekeninguittreksels, kapitaal, een banklening enzovoort). Vereniging zonder winstoogmerk Krachtens de Europese wetgeving zijn drie scenario's mogelijk: 1. De vzw heeft geen economische activiteit (geen omzet als gevolg van aanbiedingen van goederen of diensten). In dit geval kan de tegemoetkoming vanwege Innoviris in het kader van uw project 100% bedragen. 2. De vzw beoefent van tijd tot tijd economische activiteiten. Deze economische activiteiten mogen dus geen dagelijks deel van de activiteiten van de vereniging vertegenwoordigen. Concreet mag de capaciteit die jaarlijks wordt besteed aan deze economische activiteiten niet hoger zijn dan 20% van de globale jaarlijkse capaciteit van de betrokken vereniging (materieel, uitrusting, arbeidskrachten en vastgelegd kapitaal). Om dit te evalueren baseert Innoviris zich ofwel op een analytische boekhouding ofwel op de omzet (verkoop, diensten en gelijkgestelden) die lager moet zijn dan 20% van het totaal van de totale producten (incl. lidgeld, giften, legaten en subsidies). In dit geval kan de tegemoetkoming vanwege Innoviris in het kader van het project 100% bedragen. 3. De vzw heeft regelmatige economische activiteiten (de capaciteit die jaarlijks wordt besteed aan de economische activiteiten bedraagt meer dan 20% van de totale jaarlijkse capaciteit, zie punt 2 supra voor de evaluatie van dit criterium door Innoviris). In dit geval wordt de vereniging beschouwd als een onderneming en moet u handelen conform de bepalingen van het vorige stuk betreffende de ondernemingen. U vindt meer informatie over de methode ter berekening van de grootte van een vereniging (hier gelijkgesteld met een onderneming) via de volgende link: http://ec.europa.eu/growth/toolsdatabases/newsroom/cf/itemdetail.cfm?item_type=254&lang=en&item_id=8274 Voor tegemoetkomingen van minder dan 100% is het noodzakelijk dat de entiteit aantoont dat ze over de capaciteit beschikt om haar aandeel in het project te financieren via andere middelen dan geld vanwege de overheid. Het bewijs van dit aandeel kan worden geleverd aan de hand van verschillende documenten (balans, rekeninguittreksels, kapitaal, een banklening enzovoort). 3.2 Duur Deze formule is uitgewerkt ter financiering van projecten met een duur van maximum 48 maanden die niet kan worden verlengd. 11|24 3.3 Bedrag van de financiering De projecten zijn het voorwerp van een financiering die toelaat de hierna genoemde kosten te betalen: De lonen van het personeel De werkingskosten die rechtstreeks zijn verbonden met de uitvoering van het project, met uitsluiting van de eigenlijke uitvoeringskosten De indirecte kosten (maximum 15% van de personeelskosten) De investeringskosten. De personeelskosten worden op forfaitaire wijze berekend volgens vaste barema's. Vier types niveau zijn toepasselijk: A2: Het betrokken personeelslid heeft een diploma van al dan niet universitaire hogere studies van het lange type en is een deskundige. Hij wordt belast met de uitvoering van bepaalde taken in het kader van het project. A1: Het betrokken personeelslid heeft een diploma van al dan niet universitaire hogere studies van het lange type. B1: Het betrokken personeelslid heeft een diploma van al dan niet universitaire hogere studies van het korte type. C1: Het betrokken personeelslid heeft een diploma van hoger middelbaar onderwijs of een gelijkwaardig diploma. De indirecte kosten bedragen 15% van de personeelskosten. Deze kosten moeten niet worden gestaafd door middel van bijkomende bewijsstukken en worden automatisch berekend op basis van de aanvaarde personeelskosten. Ze omvatten onder meer de kosten voor de huur en het onderhoud van lokalen, klein kantoormaterieel, het standaard informaticamaterieel, de softwarelicenties, de vertaal- en documentatiekosten, de kosten van vertegenwoordiging op en deelname aan wetenschappelijke evenementen. Met uitzondering van de indirecte kosten moeten alle uitgaven worden gestaafd door middel van bewijsstukken en te worden goedgekeurd door Innoviris en de EFRO-cel. Een besluit en een subsidieovereenkomst stellen de in aanmerking komende uitgaven en de betalingsvoorwaarden vast. De personeelskosten dienen te worden verantwoord aan de hand van timesheets. 3.4 Indiening en selectie van de projecten De selectieprocedure van de projecten omvat twee fasen: afgifte van een expression of interest en afgifte van een volledig voorstel. De aanvragers dienen hun blijk van belangstelling in te dienen tegen 22 januari 2017 om 12.00 uur bij Innoviris, het Brussels Instituut voor Onderzoek en Innovatie, Charleroisesteenweg 110, 1060 Brussel. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, komen niet meer in aanmerking. De aanvragen worden opgesteld met behulp van onderstaand formulier. 12|24 INDIENING VAN DE PROJECTEN Het aanvraagformulier en de bijlagen dienen in één exemplaar, bedrukt op voor- en keerzijde, te worden opgestuurd tegen uiterlijk 22 januari 2017 om 12.00 uur naar onderstaand adres: INNOVIRIS Ter attentie van Jeremy Levin - Oproep Living Lab Retrofit 2016 Brussels Instituut voor Onderzoek en Innovatie Charleroisesteenweg 110 1060 BRUSSEL Een elektronische versie, in het formaat doc of docx, wordt ook naar de volgende adressen verzonden: [email protected] [email protected] ONTVANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN Een dossier is ontvankelijk wanneer het volledig is en voldoet aan alle van vooraf vastgelegde criteria, meer bepaald: De aanvraag wordt bij Innoviris ingediend door een persoon die wettelijk gemachtigd is de onderneming te verbinden, de rector of de directeur-voorzitter van de hogeschool en dit ten laatste op de vervaldatum van de oproep tot voorstellen De aanvraag wordt naar behoren ingevuld, met inachtneming van het formaat van het door Innoviris geleverde formulier; De aanvragers moeten hebben voldaan aan alle verplichtingen opgelegd in het kader van een eventuele vorige toekenning van steun door het Gewest; De met het project verbonden taken mogen niet begonnen zijn zolang de steunaanvraag niet is ingediend; De aanvragers mogen niet in financiële moeilijkheden verkeren; De aanvragers moeten ten minste één exploitatiezetel op het grondgebied van het Gewest hebben. De projecten die niet aan de bovenstaande voorwaarden voldoen, worden door Innoviris niet in aanmerking genomen. EVALUATIE VAN DE BLIJKEN VAN BELANGSTELLING De projecten worden geëvalueerd door Innoviris. De evaluatie vindt plaats op basis van de analyse van de documenten die de aanvrager indient. De criteria van pre-evaluatie zijn onder meer: het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project de haalbaarheid van het project de expertise, de wetenschappelijke reputatie, de complementariteit en de relevantie van de wetenschappelijke teams die het consortium vormen desgevallend de motivering en de relevantie van de sponsor(s) / partner(s) die geen subsidies krijgen de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het project in het belang van het Gewest. Coherentie en complementariteit van alle gewestelijke projecten 13|24 De projecten die niet voldoen aan de kwaliteitscriteria die Innoviris heeft opgemaakt, worden niet toegelaten. EVALUATIE VAN DE VOLLEDIGE VOORSTELLEN DOOR EEN JURY De projecten zullen worden geëvalueerd door ad-hocjury's die zijn samengesteld uit zelfstandige deskundigen uit de academische of bedrijfswereld. Deze evaluatie vindt plaats op basis van de analyse van de documenten die de aanvrager indient en van een interview door de jury. De projecten worden verdedigd door het consortium. De evaluatiecriteria zijn onder meer: het innovatief karakter en de wetenschappelijke kwaliteit van het project de haalbaarheid van het project de expertise, de wetenschappelijke reputatie, de complementariteit en de relevantie van de wetenschappelijke teams die het consortium vormen desgevallend de motivering en de relevantie van de sponsor(s) / partner(s) die geen subsidies krijgen; de perspectieven op valorisatie van de resultaten van het project in het belang van het Gewest. Coherentie en complementariteit van alle gewestelijke projecten PROJECTSELECTIE De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verantwoordelijk voor de selectie van de projecten, op voorstel van Innoviris en op basis van de resultaten van de evaluatie door de jury's en de aanbevelingen door Innoviris. 3.5 Planning Lancering van de oproep tot expressions of interest door Innoviris op 15 september 2016 Indienen van expressions of interest bij Innoviris uiterlijk op 22 januari 2017 om 12.00 uur Evaluatie van de blijken van belangstelling tussen 22 januari 2017 en 20 februari 2017 Lancering van de oproep tot volledige voorstellen door Innoviris op 20 februari 2017 Indienen van volledige voorstellen bij Innoviris uiterlijk op 20 mei 2017 om 12.00 uur Evaluatie door ad-hocjury's (juni 2017) Beslissing van toekenning door de Regering (juli-augustus 2017). De aanvangsdatum van het project moet tussen 1 september 2017 en 30 november 2017 liggen. Deze laatste datum moet ter kennis van Innoviris worden gebracht vóór de start van de geselecteerde projecten. 3.6 Protocol van opvolging van de projecten De coördinator is aansprakelijk voor het beheer van het protocol van opvolging van het project. De inachtneming van dit protocol is een noodzakelijke voorwaarde voor het goede verloop van het programma. 14|24 De planning van opvolging van de projecten wordt uitdrukkelijk opgenomen in de overeenkomst die de geselecteerde projecten zal verbinden met de gastinstellingen. De verslagen die aan Innoviris zullen worden bezorgd, moeten worden opgemaakt volgens een model dat door Innoviris wordt geleverd. 3.7 Stopzetting van de financiering De hierna genoemde feiten kunnen ertoe leiden dat de financiering wordt stopgezet: • • • • het project wordt opgegeven terwijl het nog niet is voltooid een van de partners verlaat het project vroegtijdig het feit zich niet te schikken naar het protocol inzake opvolging van het project het feit de resultaten van het project niet te valoriseren in het belang van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3.8 Cumulatie met andere financieringsbronnen Het project kan voor dezelfde in aanmerking komende / toegelaten uitgaven geen financiële steun krijgen van andere zowel Belgische, buitenlandse als internationale overheden. De coördinator geeft Innoviris onmiddellijk kennis van elke aanvraag voor financiële steun en van alle steun die andere instellingen in het kader van het project toekennen aan de begunstigde. 3.9 Belangenconflict De partners nemen alle nodige maatregelen om elke situatie te vermijden die een gevaar kan vormen voor de onpartijdige en objectieve uitvoering van het project, met inbegrip van situaties die belangenconflicten vertegenwoordigen. Een belangenconflict kan meer bepaald het gevolg zijn van economische belangen, politieke of nationale affiniteiten, familiale of sentimentele banden of van eender welke andere relatie of gemeenschappelijke belangen. Elke situatie die een belangenconflict vertegenwoordigt of aanleiding kan geven tot een belangenconflict tijdens de uitvoering van het project, moet onverwijld en schriftelijk worden gemeld aan Innoviris. 3.10 Opwaardering Dit programma heeft tot doel bij de gebruikers een product / dienst / proces / bedrijfsmodel te valideren. Daar er bij de Living Labs meerdere actoren betrokken kunnen zijn, zijn de mogelijkheden van opwaardering legio. Voor ondernemingen wordt er rekening gehouden met twee aspecten: interne en externe opwaardering. Voor de interne opwaardering kijken we naar de ROI van het project en naar de globale impact op de activiteiten (business) van de onderneming (commerciële strategie …). Voor de externe opwaardering analyseren we de bijdrage tot een industrieel ecosysteem, de jobcreatie op lange termijn, de ontwikkeling van de deskundigheid. Voor partners van het type "onderzoeksinstellingen" of "non-profitorganisaties" kan de opwaardering meervoudig zijn, maar dient ze een potentiële impact te hebben op het economisch, sociaal en publiek landschap in Brussel. Naast de kennisoverdracht naar de economische partners kunnen andere pistes in overweging worden genomen: oprichting van spin-offs; diensten van adviesverlening; verkoop van licenties; sectorale of publieke verspreiding; aanbevelingen aan de overheidssector; … 15|24 Tijdens de uitvoeringsperiode worden de projecten opgevolgd door het Scientific Office en het Industrial Impact Office, die advies verstrekken. 16|24 4 FORMULIER OM BLIJK TE GEVEN VAN BELANGSTELLING 4.1 Samenvattende fiche De aanvraag is pas volledig wanneer het Excel-bestand dat op onze website beschikbaar is ook correct wordt ingevuld. Titel van het project: Afkorting: Naam van partner 1 Naam van partner 2 Naam van partner … Beschrijving van het beoogde (niet vertrouwelijk, maximum 1 pagina) Living Lab 17|24 4.2 Projectdragers Dit deel heeft tot doel de projecthouders, i.e. de Brusselse entiteiten die deelnemen aan het project, voor te stellen. De Brusselse entiteiten die een aanvraag kunnen indienen bij Innoviris voor deze oproep zijn: ondernemingen met ten minste één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest non-profitorganisaties met ten minste één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderzoeksinstellingen (universiteiten, hogescholen en collectieve onderzoekscentra) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zelfstandigen die niet in een van bovenstaande categorieën kunnen worden ondergebracht, kunnen geen aanvraag indienen. Ze kunnen echter wel als onderaannemer of zelfstandige deelnemen aan een project op het budget van een van de partners. In een consortium moet een coördinator worden aangewezen. De organisatie die eerst wordt vermeld, wordt als coördinator beschouwd. De coördinator is de belangrijkste contactpersoon en is verantwoordelijk voor de interne coördinatie van het project. Naam van de organisatie Adres van de organisatie Ondernemingsnummer Rekeningnummer Naam van de persoon die wettelijk gemachtigd is de onderneming te binden: Contactpersoon Naam, Voornaam: E-mail Tel. Adres Activiteit Beschrijf in het kort de activiteiten van de organisatie en haar rol in het Living Lab (maximum 10 regels) * deze tabel moet voor elke projecthouder worden ingevuld 18|24 4.3 Identiteit van het project Geef de titel en de afkorting van het project. Titel van het project: Afkorting: Trefwoorden: 19|24 4.4 Bestaansreden van het project (max. 1 pagina) In dit deel is het belangrijk zo concreet mogelijk te zijn en geen tijd te verliezen met algemeenheden of banale elementen. 4.4.1 Beschrijf kort de tastbare doelstellingen die u wenst te bereiken via de uitvoering van het Living Lab 4.4.2 Beschrijf de ambitie inzake renovatie (wat betreft de milieuprestaties) waarop u mikt met het Living Lab 20|24 4.5 Organisatie van het project (maximum 1 pagina) Dit deel heeft tot doel het uitvoeringsplan van het Living Lab-project op te stellen. 4.5.1 Beschrijf de O&O-methodologieën en de methoden van operationalisering die zullen worden gehanteerd om te verzekeren dat de doelstellingen worden bereikt die worden beschreven in punt 4.4.1 4.5.2 Geef kort uitleg bij de planning van de verschillende fasen / WP (met vermelding van a minima de fasen zoals bedoeld in punt 2.4) met de voorziene deliverables. 21|24 4.6 Living Lab (maximum 1 pagina) De Living Labs moeten projecten van toegepast onderzoek of experimentele ontwikkeling omvatten. Dit deel heeft tot doel de uitdagingen inzake kennis of experimentele ontwikkeling die de uitvoering van de bovenvermelde doelstelling vereist duidelijk te beschrijven. 2.3.1 Beschrijf kort de onbekende elementen / uitdagingen die vandaag bestaan en die de bestaansreden rechtvaardigen van een fase van onderzoek of experimentele ontwikkeling voorafgaand aan de implementatie van de beoogde oplossing. 3.1 Beschrijf waarom dit project een testomgeving vereist. 22|24 BIJLAGE 1: BUDGET BIJ BENADERING PER PARTNER Periode van ... / ... / 20 ... tot ... / ... / 20 ... Voor de werkings- en investeringskosten moet u in deze fase enkel de aanzienlijke kosten (hoge bedragen) vermelden. Partner: 1. Personeel Niveau Rol Tewerkstelling (aantal mandagen) A2 A1 B1 C1 2. Werkingskosten 2.1 3. Investering Aankoop prijs Percentage gebruik project (%) per Afschrijvingsperiode 3.1 4. Algemene kosten 15 % (Personeelskosten) 5. Niet berekenen Onderaanneming 5.1 23|24 BIJLAGE 2: VOOR ONDERNEMINGEN EN NON-PROFITORGANISATIES. Het Excel-bestand op de website van Innoviris met de identificatie van de partners, naar behoren ingevuld. Een kopie van de laatst gepubliceerde balans en/of de laatste voorlopige volledige boekhoudkundige staat (bv. elke entiteit die haar rekeningen 2013 nog niet zou hebben neergelegd bij de NBB dient de voorlopige balans voor het volledige boekjaar 2013 neer te leggen) Samenstelling van het sociale kapitaal (voor de ondernemingen). De aangifte van economische activiteit (voor de verenigingen). U vindt het document op onze website, in de toolbox van de actie Living Lab. Een schuldenstaat en achterstallige betalingen, voor echt verklaard door verklaring op eer (RSZ, btw, voorheffing, leveranciers etc.) Elk ander element dat belang kan hebben of nuttig kan zijn voor de evaluatie van de financiële toestand van de entiteit. 24|24