Datum viering - Kapelgroep Gemert

advertisement
Datum viering:
29 juli 2001
Thema:
God almachtig; hoe zo?
Voorganger
Martin van der Drift
Welkomstwoord en inleiding:
Welkom ….
Daar sta ik dan toch weer.
Het is lang geleden dat ik zelf de woorddienst verzorgde. Maar ik wil toch aanhaken bij wat ik toen, lang geleden
dus, samen met u hier in de kapel overdacht. De hoofdreden is wel gelegen in het feit dat ik met niet kan
herinneren ooit zoveel reacties te hebben gehad als op die preek.
Dat feit, en de inhoud zelf trouwens van die viering tóen, hebben mij tot verder ná-denken gestimuleerd en daarbij
mijn gelovig in ’t leven staan nogal beïnvloed.
Vandaar ….
Daarbij komt dat er van uw kant intussen een paar vieringen geboden werden (“Is bidden uit? “ en “Vasthouden of
loslaten”), met name die van Jan, Ad, Willemien en vooral Dorothé, en die van Jan Baijens die er ook mee te
maken hebben. Ik heb de inhoud van die vieringen vandaag mee in gedachten.
En zo is het gekomen.
En ‘het’ is dus wat ik u zo meteen ga zeggen.
Maar eerst nodig ik u uit om, naar goed gebruik, ons te verenigen in gebed.
We bidden het gebed wat als tweede staat op bladzijde 6 van onze bundel.
Woorddienst eerste deel
Die vorige preek waar ik zoveel reactie op kreeg was die ik hield onder de Vasten. Toen met ’t lijstje van de
lijdensthema’s van de Vastencyclus in een voorbespreking voorhield aan liefhebbers of bereidwilligen, heb ik
meteen me opgegeven voor het woord “Onverdraaglijk”.
Aan dat aangereikte titelwoord ‘onverdraaglijk’ heb ik zelf toegevoegd: “Boos zijn met God”.
Er is ongelooflijk veel narigheid en ellende in de wereld. Dieren vreten elkaar op, en naar natuurfilms kijkend huiver
je soms tot in je botten als een jonge gazelle door een hyena besprongen wordt. Waarom moet dat zo?
En dan: naast de gewone dood en het daartoe inleidende lijden, is er de ellende die de natuur over ons uitstort; in
overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, sprinkhanenplagen, zwermen malariamuggen enz.
En dan het lijden wat mensen elkaar aandoen: miljoenen vluchtelingen, doden, kindsoldaten, verminkingen …..
’t is altijd zo geweest.
Maar nú lezen we er niet alleen over; horen we er niet alleen over, zoals vroeger het geval was. Maar ZIEN we ’t
voor onze eigen ogen gebeuren; worden we in onze gemakkelijke stoel in de eigen huiskamer ermee
geconfronteerd.
Renate Rubinstein laat in haar nieuwste boek “Zonder genade”, wat morgen officieel uitkomt, God zeggen: “Dit is
nu eenmaal jullie lot: onderdeel te zijn van een schepping die als wezenskenmerk heeft dat zij onvolmaakt en
onbeheersbaar is”.
Onverdraaglijk.
En zoals ik toen als thema van die viering uiteen probeerde te zetten: alles is oproep tot ons, tot ieder van ons om
– al is het maar een klein steentje – bij te dragen tot de opbouw van een betere wereld.
En dat: samen met God. En wij christenen bijzonder geïnspireerd door Hem die het sprekend voorbeeld is van
God: Jesus van Nazareth.
Geïnspireerd ook door elkaar.
Sámen met God.
Want God is ook boos om al het onheil, het onzalige in onze wereld. Maar Hij staat daar zelf in zekere zin
machteloos tegenover. Het is niet zijn schuld, zoals ik toen zei. Het is ook niet waar dat God – zoals we in de oude
catechismus van buiten leerden – “Hij wil het kwade niet, maar laat het toe”. Alsof Hij wel is staat is er iets aan te
doen, maar met zijn handen in zijn broekzak belangstellend staat te kijken hoe wij reageren en het er van af
brengen.
Ik geloof daar niets van.
Daarvoor is God voor mij teveel God. Zo gemeen kan Hij niet zijn.
Pagina 1
25-7-2017
Ik geloof ook niet (niet meer) in die vraag en het antwoord van de catechismus: “Is God almachtig? Ja, God is
almachtig; Hij kan alles wat Hij wil”.
Wat ik tot nu toe zei is een stukje samenvatting van wat ik toen, maanden geleden, zei in die preek over:
“Onverdraaglijk: boos zijn met God”.
Vandaag nu wil ik kort even een lesje lezen, een les die ik zelf zeer onlangs leerde en die me, ik mag wel zeggen
‘blij verraste’ omdat het mijn eigen voorgevoel onderbouwde.
Ds. A. ten Kate uit Bergen op Zoom promoveerde op 26 April van dit jaar aan de universiteit van Amsterdam bij de
in bepaalde kringen zeer gerenommeerde prof. Rochus Zuurmond. Zelf vat de nieuwe doctor in de theologie zijn
proefschrift samen in de woorden: “De almachtige God: dagelijks loop je tegen dit godsbeeld aan. Maar waar komt
het vandaan? We hebben altijd gedacht dat we het uit de Bijbel hebben. Maar dat klopt niet, heb ik ontdekt”.
Ja, die uitdrukking “God is almachtig” is ons meer dan vertrouwd. Onze geloofsbelijdenis begint zelfs met de
woorden: “Ik geloof in God de almachtige Vader”.
Dat nu is niet bijbels.
Om uit te vissen waar dat beeld van de almachtige God nu eigenlijk vandaan komt, en hoe de verdere ontwikkeling
ervan is gegaan, heeft ds. ten Kate alle mogelijke, alle vindbare oude handschriften en inscripties in maar liefst
negen talen-van-toen bestudeerd. Hij kan deze talen allemaal lezen: hebreeuws, grieks, latijn, aramees, koptisch,
syrisch, arabisch, georgisch en ethiopisch.
Welnu, bij zijn onderzoek bleek dat de uitdrukking “almachtige God” het eerst voorkomt in het latijn bij de
christenen in Rome na het jaar 300. Het Oude Testament, de beroemde Dode-Zee-rollen, de oudste Griekse
handschriften van het Nieuwe Testament kennen deze uitdrukking niet. Daar kom je nergens een Almachtige God
tegen.
De christenen in Rome en het Romeinse westen hebben de uitdrukking pas na 300 opgenomen en dan wel
ontleend aan het Romeinse latijnse heidendom.
Dat is op zich al een verrassing (voor mij althans: een héél grote). Waar dan nog bij komt dat het woord ‘almachtig’
een andere, een zwakkere inhoud heeft als die wij er nu aan toekennen, want de Romeinen noemden meerdere
goden almachtig, b.v. Jupiter, Neptunus, Juno. Maar ook de bliksem.
In het latijn betekent ‘almachtig’ dan dus nog niet alles-kunnend. Met almacht wordt daar aangeduid dat God voor
zichzelf opkomt, en zich doet gelden.
Vanuit het latijn is toen dat begrip overgeheveld, ingevoerd in het grieks, en door de rabbijnen ook in de
overschrijvingen van het Oude Testament (kunt u het nog volgen?).
DE interessante vraag is nu natuurlijk wat stond er dan wel in die oudere arameense, arameese, griekse,
hebreeuwse, koptische teksten?
Daar stond een term die je nog ’t best kunt benoemen met een uitdrukking die hoort bij het ‘vrij worstelen’, een
hoogst geliefde sport toen. En dat betekent dan dat God ‘met alle inzet’ worstelt om van de weerbarstige materie,
de mens inbegrepen, toch nog wat goeds te maken.
De titel van het proefschrift van ds. ten Kate luidt dan ook: “Met alle inzet”.
De bijbelse God is dus ‘een worstelende God’.
En na deze wetenschappelijke onderbouwing keer ik dan graag terug naar wat ik in mijn eigen, wat simpele
uitdrukking als tekst zette boven die vorige preek: “Onverdraaglijk: boos zijn met God”.
Tussen haakjes; de tekst van de Twaalf Artikelen van het Geloof, zoals we die nu van kindsbeen af opzeggen
dateert uit een Ordo Romanus van het jaar 950.
Eerst nu de tussenzang.
Ik zocht een lied wat nu eens niet alleen maar zingt over:
God die voor ons is, of
Het lied van de Heer in ons midden, of
Het lied van Gods aanwezigheid.
En in onze rijk geschakeerde bundel vond ik een tekst die passend is na wat ik zojuist zei. Ik nodig u uit goed op de
tekst te letten, een echt bijbelse tekst, ontleend aan een psalm. (U vindt die in de bundel op blz. 114.)
Woorddienst tweede deel
Pagina 2
25-7-2017
Ds. ten Kate pleit in zijn proefschrift voor een herijking van het begrip ‘Almachtige God’. Letterlijk zegt hij: “Je moet
kijken wat je nog kunt met een almachtige God. De bijbel heeft het over een God die worstelt met zijn volk om het
naar zijn bestemming te brengen. Wij moeten ‘God almachtig’ dus niet opvatten als de God die alles kan. Wij
kunnen beter weer aansluiten bij de herkomst van het woord vanuit de worstelsport. God worstelt met de mensen
en de geschiedenis om ze naar hun bestemming en voltooiing te leiden. Hij kan nog niet alles omdat de
weerbarstigheden van de schepping nog groot zijn. De schepping is nog niet af. Dat is toekomstmuziek. Het is iets
dat zal blijken bij het einde der tijden. Zo staat het ook in de Openbaring van Johannes”.
Aldus de nieuwe doctor in de theologie.
Toen ik bij de voorbereiding van deze preek zover was gekomen in het formulerend opschrijven keek ik het raam
uit en peinzend vroeg ik me af: wat vind je daar nou van?
Het is toch zó anders als je altijd geleerd, geloofd, gedacht, beleden hebt.
Wat ik dan nu ga zeggen is heel persoonlijk (u doet er mee, u denkt er over wat u wilt).
Ik kan zeggen: ’t is voor mij allereerst een geweldige opluchting. Dat ’t zo’n troep is, dat is dus niet de schuld van
God; het is ook niet zo dat Hij ernaast staat en toelaat. God is nu voor mij ‘gefundeerd’, van alle blaam gezuiverd.
Ik heb al vele, vele jaren vermoed dat Hij niet de veroorzaker of zelfs maar de toelater was van het kwaad en het
lijden. Het is al ruim twintig jaar geleden dat ik die serie preken hield over ‘het bittere raadsel van de goede
schepping’.
Ik zát met het probleem van het lijden, maar nu heeft dat geloof een fundament gevonden dat het onterecht is om
God de schuld te geven. Hij is niet almachtig in de vanouds bekende zin van het woord.
Opluchting dus.
Maar mijn geloof in God heeft nu ook een hecht fundament en een enorme stimulans gekregen om het kwaad naar
vermogen, in gedachten, woorden en daden te lijf te gaan. Ik heb een ongelooflijke compagnon. God is nu meer
dan ooit voor mijn gevoel een ‘God-met-ons’.
En die compagnon, die worstelende God, die zal ’t winnen, daar ben ik van overtuigd. Met Rex Brico kan ik nu
vanuit het diepst van mijn hart zeggen: “Ik geloof tegen de klippen op”. Moeizaam dus, dat wel; tegen de klippen op
is een pad gaan van stijgen, maar ook van soms even wegglijden, naar beneden schuiven, maar dan weer
opkrabbelen en stijgen.
Dan is er die bijbel, met zijn biografie van Jesus; letterlijk sprekend voorbeeld van God.
Hij delfde in zijn dagelijkse inzet van kwaadbestrijding tenslotte zelfs het onderspit.
Leek het.
Daar op Golgotha. Daar in de tuin van Josef van Arimathea toen ze de steen voor het graf rolden.
Maar Godzijdank rolde die steen terug en Jesus verrees, hoe dan ook; letterlijk of figuurlijk, maar in ieder geval
echt. Dat wil zeggen: pijn en dood en lijden zullen niet het laatste woord krijgen. Nee dat laatste woord vinden we
achter in de Bijbel.
Apocalyps XXI, 1-5a
(eventueel geloofsbelijdenis lezen uit eigen preek over onverdraaglijk)
Slotgebed
Laat ons bidden
God, hoe meer wij oog hebben voor Jesus, hoe dieper wij overtuigd raken van uw bezorgdheid om ons geluk.
Weldoende ging Hij rond.
Maar als Hij ’n zogenaamd wonder verrichtte zei Hij zelf er steeds over: je eigen geloof heeft je gered.
En in Nazareth kon Hij geen wonderen doen omdat ze niet geloofden.
God, geconfronteerd met het leed in de wereld, in de kring van vrienden en bekenden en in ons eigen leven,
vragen wij vandaag: “God, ik geloof; kom mijn ongeloof te hulp”.
Laat ons vanuit dit geloof de moed ontlenen ons in te zetten voor meer geluk in onze, in uw wereld.
Amen.
Naschrift van Martin
In de Kobbola (?), de joodse mystiek treffen we het concept ‘tsimtsoem’ aan: God krimpt als het ware in, hij trekt
zich terug en geeft zo alle ruimte aan de mens om in vrijheid te leven.
De mens is dus ten volle verantwoordelijk voor alles wat hij doet en bedenkt. Ook voor het idee van God en hoe hij
daar invulling aan geeft.
Pagina 3
25-7-2017
Download