KLINISCHE PSYCHOLOGIE Samenvatting boekjes Door: Delfien Vansteelandt Academiejaar 2014-2015 Pagina 0 van 79 INHOUD ANGST 1 De natuur/oorsprong van angst Inleiding Definitie van angst De natuur/oorsprong van fear Fear, angst en vermijding Het concept van angststoornissen Samenvatting 1 1 1 2 2 4 5 Invloeden van angst Een model van angst Angst, aandacht, perceptie en geheugen Samenvatting 5 5 9 16 Theorieën van angst Inleiding Leertheorie: angst als het product van leren Cognitieve analyses/verklaringen van angst Biologische theorieën van angst Samenvatting 16 16 16 18 20 21 SCHIZOFRENIE 23 Stress-kwetsbaarheidsmodellen Inleiding Levensevenementen en schizofrenie Familiale invloeden De invloed van etniciteit en cultuur Samenvatting 23 23 23 25 27 28 Psychologische aspecten Psychologische theorieën van positieve symptomen Neuropsychologische modellen van schizofrenie Psychologische neiging: schizotypy and schizotypical personality disorder Samenvatting 28 28 31 32 33 Psychosociale interventies Cognitieve gedragsstrategieën Cognitieve therapie Vroege interventies in herval Familie interventies Samenvatting 33 33 34 35 37 37 DEPRESSIE Cognitieve en levensstress benaderingen van depressie Inleiding Cognitieve en informatieverwerkingsmodellen van depressie Evalueren van cognitieve kwetsbaarheidsmodellen Stressvolle gebeurtenissen en omstandigheden en hun rol in depressie 39 39 39 39 41 44 Samenvatting 48 Sociale aspecten van depressie Familiale context Samenvatting 48 48 53 Psychologische behandeling van depressie Cognitieve gedragstherapie (CBT) van depressie Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) Het behandelen van kinderen en adolescenten Samenvatting 53 54 68 70 76 ANGST Rachman, S. (2013). Angst. Hove: Psychology Press. DE NATUUR/OORSPRONG VAN ANGST INLEIDING In dit hoofdstuk werden de volgende vertalingen gebruikt: o o o Anxiety = angst Fear = onvertaald (vrees, schrik, …) Avoidance = vermijding Onderzoek naar angst is toegenomen sinds de jaren 1980 o Creatie van nieuw diagnostisch systeem voor mentale stoornissen: men creëerde hierbij een aparte categorie voor angststoornissen en introduceerde duidelijke definities en criteria (DSM) Categorische classificatie Als een angststoornis onbehandeld blijft, kan het chronisch worden: meer werkloosheid, meer alcohol en druggebruik, … DEFINITIE VAN ANGST Angst is een gespannen, verontrustende verwachting van een dreiging o o Niet hetzelfde als fear: beschrijft een emotionele reactie op een specifiek gepercipieerd gevaar de dreiging is identificeerbaar (bv. een slang) o o o o Gevoel van ongemakkelijke spanning Vage situatie: geen duidelijke dreiging Niveau van arousal stijgt sterk Specifieke focus Gecontroleerd en gedetermineerd door percipieerbare evenementen of stimuli Kan rationeel of irrationeel zijn Intense maar irrationele fear = fobie (bv. slangenfobie) Angst: het is moeilijk om de oorzaak van de ongemakkelijke spanning te identificeren o o o Onvoorspelbaar en oncontroleerbaar Alomtegenwoordig en aanhoudend Eerder een staat van verhoogde waakzaamheid dan een reactie op een noodgeval Fear is intens en kort (het wordt uitgelokt door bepaalde triggers) Angst is vormloos, en gaat samen met een lager niveau van intensiteit Onderscheid tussen fear, angst en fobie: voorbeelden p. 4 In klinische condities is het onderscheid tussen fear en angst niet altijd duidelijk o o o Relatie kan complex zijn Bv.: kan veroorzaakt zijn door externe factoren of door interne dreigingen Verschillende soorten angst Angst 1 o o Beide gaan samen met veranderingen in het lichaam: bv. hartslag Termen worden vaak door elkaar gebruikt Toch verschillend: fear heeft een specifieke focus, angst niet Angst is wel reduceerbaar tot fear: wanneer er in samenspraak met de therapeut een focus kan geïdentificeerd worden kan het omgezet worden tot fear DE NATUUR/OORSPRONG VAN FEAR Drie grote componenten van fear: o o o De subjectieve ervaring van vrees Geassocieerde fysiologische veranderingen Gedragspogingen om aan de dreigende situatie te ontsnappen of deze te vermijden Die drie componenten corresponderen niet altijd even goed! Ze zijn gerelateerd aan elkaar, maar niet perfect: de drie componenten zijn los aan elkaar gekoppeld en deels onafhankelijk Tekenen van angst zijn nog moeilijker te detecteren omdat dit relatief vormloos, doordringend en onduidelijk is (zelfs voor de persoon die het ondergaat) Behandeling: eerst daling in fysiologische reactiviteit, dan een verbetering van het gedrag, en uiteindelijk ook een subjectieve verbetering o Andere mogelijkheid: cognitieve-gedragstherapie die probeert om maladaptieve cognities aan te passen (subjectieve verbeteringen komen vroeger) Er is een sterke neiging van mensen om hun fears te “overvoorspellen”: ze verwachten ze te veel in vergelijking met de werkelijkheid Definitie van moed wordt bepaald door de wil om een bepaald bedreigend object of situatie te benaderen, ondanks de ervaring van een hoge mate aan subjectieve angst en onaangename lichamelijke reacties mogelijkheid om verder te gaan, ondanks de subjectieve angst van een persoon FEAR, ANGST EN VERMIJDING “Fear is een beslissende factor in vermijdend gedrag” (Mowrer) o o Problemen o o Two Stage Theory Of Anxiety Fear in de vorm van actieve of passieve vermijding is een essentiële intermediërende oorzaak of variabele (motiverende rol van fear) Stelt dat paniek en vermijding gecorreleerd zijn Ratten in het labo bleven vermijdingsgedrag vertonen, zelfs wanneer de onleuke stimulus verdwenen was (vermijdingsgedrag zou moeten afnemen) Foute assumptie in de theorie dat alle stimuli potentiële fear signalen zijn en dat ze een gelijk potentiaal delen Kritiek op two-stage theory: overdrijven van de motiverende rol van fear in menselijk gedrag o De claim dat fear een noodzakelijke oorzakelijke stap is in de ontwikkeling van vermijdingsgedrag is fout Angst 2 Cognitieve factoren spelen een rol: onderzoek van Seligman en Johnston o o o De reductie van fear ten gevolge van het vluchten draagt bij tot vermijdingsgedrag Onderzoek toont aan dat factoren zoals motivatie, het verwachte niveau van onaangenaamheid, en de beschikbaarheid van veiligheid allemaal een rol spelen in het bepalen van vermijdingsgedrag Fearfull vermijdingsgedrag is vooral een product van voorspelde angst: als men voorspelt dat men angstig zal zijn, zal men vermijdingsgedrag vertonen Gevolg: men gaat maladaptief vermijdingsgedrag in mogelijke angstige situaties gaan vertonen wanneer men overdrijft in de voorspelling van angst Bv.: mensen in labotesten gaan minder angst vertonen wanneer ze bijgestaan worden door een veilig persoon o Dus: de geanticipeerde aanwezigheid van veiligheidssignalen speelt een rol bij het voorspellen van fear (bv. vermijdingsgedrag doen dalen) DE OVERPREDICTIE VAN FEAR Angstige mensen hebben een sterke neiging om te overschatten hoe beangstigend iets zal zijn o o Wanneer men na een overschatting van fear merkt dat dit niet nodig was, dan volgt er een reductie in angst en een reductie in voorspellingen van toekomstige fear o Gelinkt aan vermijdingsgedrag (kan product zijn van overschattingen) Onderschatting kan grotere gevolgen hebben De gevolgen van onderschatting van fear zijn groter: stijging van de toekomstige voorspellingen van fear Overschatten van angst kan heel moeilijk aangepast worden: men blijft bang Onderschatten van angst kan zeer gemakkelijk aangepast worden: één foute ervaring kan leiden tot grote angst in de toekomst Overschatting van angst is functioneel op korte termijn: men gaat ontsnappen aan angst door vermijdingsgedrag o Maar: op lange termijn is het disfunctioneel VARIANTIES VAN FEAR Fear is een emotionele reactie op een gepercipieerde dreiging; in het algemeen is er een sterke relatie tussen de ondervonden dreiging en de mate van fear die men ervaart o We kunnen fear responses classificeren in vier categorieën: o o o o Maar fear is niet enkel gedetermineerd door objectief gevaar Mild Intens Fobie Klinische fobie Grootste angsten: slangen, grote ruimtes en pleinen, openbaar vervoer Angst 3 o o Ook: graduele stijging in fear met een hoogtepunt bij volwassenheid Onderzoek toont aan dat mensen banger worden van hoogtes en water naarmate men ouder wordt Costello: angst voor dieren komt het meest voor, gevolgd door angst voor hoogtes, tunnels, ingesloten ruimtes, sociale angst, angst voor kwetsuren, en angst voor afzondering Vijf clusters van fear: o o o o o Sociale angsten Agorafobische angsten Angsten voor kwetsuren of ziektes Angst voor seksuele of agressieve scènes Angst voor onschadelijke dieren (brave dieren) Één van de belangrijkste en meest evidente kenmerken van de distributie van menselijke angsten is dat ze niet random zijn: sommige komen veel voor en anderen zijn heel zeldzaam Bv. veel angsten zijn irrationeel (spinnen) Men kan angstig zijn voor zaken dat men nog nooit heeft tegengekomen: bv. slangen Rationeel element van angst voor slangen en spinnen: sommige van hen zijn wel gevaarlijk + mensen gaan een afkeer krijgen van hun eigen reactie op de dieren DE GRENZEN VAN FEAR Wanneer twee fears tegelijkertijd aangeboden worden, kan er “summinatie” plaatsvinden o o Wanneer de eerste stimulus (bv. slang) een kleinere angst veroorzaakte dan de tweede stimulus (bv. spin), dan is er een summinatie wanneer ze samen worden aangeboden Wanneer de eerste stimulus (bv. slang) een grotere angst veroorzaakte dan de tweede stimulus (bv. spin), dan is er substractie in de fear wanneer beide stimuli op het zelfde moment worden aangeboden HET CONCEPT VAN ANGSTSTOORNISSEN Zeven types van angststoornissen o o o o o o Paniekstoornis: episodes van intense angst en snel begin Bv. paniekstoornis en agorafobie leidt tot vermijdingsgedrag Agorafobie: “angst van de markt” angst voor publieke plaatsen waar men moeilijk kan ontsnappen of zelf angst voor schade wanneer men alleen is in het eigen huis Sociale fobie: klachten van intense hardnekkige angst over sociale situaties Specifieke fobie: extreme hardnekkige intense en omschreven angst van een specifiek object of plaats (bv. voor spinnen of hoogtes) Obsessieve compulsieve stoornis (OCD): repetitieve, intentionele en gestereotypeerde handelingen (bv. compulsief handen wassen) Post-traumatische stressstoornis: komt voor in langdurige periodes na een ongewone stresserende ervaring problemen met geheugen, gestegen arousal, vermijdingsgedrag, ... Angst 4 o Gegeneraliseerde angststoornis: blijvende excessieve, onrealistische angst voor mogelijke problemen, zoals financiële problemen, ziektes, welzijn van kinderen, of combinaties, ... Gemeenschappelijk element: excessieve angst SAMENVATTING Angst is één van de meest prominente en doordringende emoties: het is een ongemakkelijk gevoel, een intense verwachting van een dreiging o o o Fear en angst delen gemeenschappelijke kenmerken, maar fear heeft een specifieke en (meestal) identificeerbare focus en is meer intens en episodisch Fear kan gezien worden als bestaande uit drie los aan elkaar gekoppelde elementen: Subjectief gevoel van schrik/vrees Geassocieerde fysiologische veranderingen Gedragspogingen om te ontsnappen Angst is zowel een reactie als een motiverende kracht: leidt meestal tot pogingen om te ontsnappen of vermijden Vermijding wordt versterkt door verwachtingen van dreigingen of door angstige mensen die de dreigingen overschatten in hun voorspelling Fear van dieren is het meest voorkomend: gevolgd door angsten van ziektes, hoogtes, ingesloten ruimtes, en sociale angsten De meest intense en irrationele fears zijn geclassificeerd als fobieën of angststoornissen Zeven types o o o o o o o Paniekstoornis Agorafobie Sociale fobie Specifieke fobie Gegeneraliseerde angststoornis Obsessieve compulsieve stoornis Post-traumatische stressstoornis INVLOEDEN VAN ANGST EEN MODEL VAN ANGST Angst is eerder een proces dan een categorisch evenement dat zich al dan niet voordoet Een angstige persoon dat zich in een mogelijk bedreigende situatie begeeft, gaat eerst een brede globale scanning van het gebied doen tot dat het dreigende signaal gedetecteerd is; de aandacht van die persoon gaat dan intens gericht zijn op die mogelijke dreiging, met een verhoogde perceptuele gevoeligheid scherper, duidelijker, groter Vroeg detecteren van dreiging is een overlevingsfunctie: functionele significantie Psychologisch onderzoek naar aandacht Angst o o 5 KWETSBAARHEID Mensen variëren in de mate waarin ze kwetsbaar zijn voor het ervaren van angst o o Ervaringsgerichte en biologische determinanten: bv. aangeboren Ook een groeiend bewijs dat kwetsbaarheid grotendeels cognitief is Mensen zijn geprimed om bedreigende signalen te detecteren door hun vroegere ervaringen en huidige overtuigingen (cognitief) Mensen die een aangeboren kwetsbaarheid hebben, scoren vaak hoog op introversie en neuroticisme o Cognitieve kwetsbaarheid: verschillen in waakzaamheid, verzamelen en gebruiken van informatie, perceptuele processen, variaties in aandachtsprocessen, vooringenomenheid in het beoordelen van dingen, ... o Spielberger gebruikte een down-to-earth aanpak: nadruk op de praktische implicaties van het concept angst in het ontwikkelen van psychometrische instrumenten voor het meten van angst o o Angsttoestanden: voorbijgaand, wordt opgewekt door een dreigende stimulus en verdwijnt na een gelimiteerde periode, als de dreiging verdwenen is Trek angst: verwijst naar een relatief blijvend individueel verschil tussen mensen in de manier waarop ze de wereld percipiëren en erop reageren Hoe sterker de neiging tot angst: hoe groter de kans dat de persoon angst zal ervaren in verschillende situaties (door minieme provocatie) en hoe groter de kans dat hij/zij meer intense levels van angst zullen ervaren Meetinstrument om dit te meten: STAI (state-trait-anxiety-inventory) Zelfrapport met 20 items: intensiteit van angst meten Onderworpen aan de limieten van zelfrapporteringen, maar wijdverspreid gebruikt door de milde toepassing en flexibel gebruik Geobserveerd: de trek angst en toestand angst zijn in hoge mate gecorreleerd Het voorkomen en de intensiteit van episodes van de toestand angst zijn verbonden met de invloed van de vroegere neiging van de persoon om angst te vertonen (trek angst) Belang van cognitie in angst!! Angstgevoeligheid: angst voor lichamelijke sensaties die geïnterpreteerd worden als het mogelijks hebben van schadelijke fysieke of psychologische gevolgen, die aanzet geven tot significante angst o o o Anxiety Sensitivity Index: zelfrapporterende vragenlijst dat de overtuigingen van de respondent meet over de gepercipieerde dreiging van deze lichamelijke sensaties en de geassocieerde angst aan deze sensaties Vooral bij paniekstoornis maar komt bijna bij alle angststoornissen voor Brug tussen aangeboren kenmerken en cognitieve aspecten van de neiging tot angst: interpretaties van de lichamelijke sensaties dragen bij tot angst (door hetgeen dat men voelt in het lichaam wanneer men een dreiging ziet, te interpreteren) Angst 6 Sommigen stellen dat angstgevoeligheid een klein beetje meer is dan de nieuwe versie van het concept van trek angst o Maar: McNally stelt dat angstgevoeligheid een specifieke gevoeligheid is om te reageren op de sensaties die men zelf voelt, terwijl de trek angst een bredere neiging is om angstig te reageren op een uitgebreide range aan potentiële dreigingen Taylor: angstgevoeligheid is één van de drie grote factoren die bijdragen aan de trek angst o Angstgevoeligheid o Ziekte/wonde gevoeligheid: gevoeligheid voor ziekte o Angst voor negatieve evaluatie Het concept van cognitieve kwetsbaarheid is van belang in de cognitieve theorie van angst WAAKZAAMHEID (VIGILANCE) Eysenck ziet waakzaamheid tot angst als zowel een reactie op een mogelijke dreiging als een component van cognitieve kwetsbaarheid voor angst o o o Hoge niveaus van scannen van de omgeving: veel rappe oogbewegingen doorheen het visuele veld Hyperwaakzaamheid is een kwetsbaarheidsfactor voor angststoornissen: evidentie bij diegenen met een hoge trek angst Vooral onder stresserende condities Hyperkwetsbaarheid wordt best gezien als een kwetsbaarheidsfactor In extreme gevallen zijn de aandachtsprocessen zo verstoord dat de patiënten zich bezighouden met snelle visuele scanning in praktisch alle nieuwe of ambigue situaties o o Bv.: patiënt met angst voor aids: eng en intens focussen van de aandacht op het object dat hem doet denken dat het besmet materiaal is Vermijdingsgedrag stellen Ander voorbeeld: overschatten van gevaar bij iemand dat een plakker draagt Had zichzelf zo getraind dat ze elk spoor van rode vlekken (bloed) direct kon zien en een goede afstand kon bewaren Gevolg van vooringenomenheid van het geheugen OOK over de dreiging van aids en bloed en dergelijke CONTEXT EN AANDACHT Het kan verondersteld worden dat mensen die kwetsbaar zijn voor angst de meeste situaties die nieuw/intimiderend zijn binnenstappen met verwachtingen die op voorhand goed gevormd zijn o o Worden hyperwaakzaam: scannen van externe en interne omgeving Als hun aandachtprocessen een mogelijke dreiging zien, dan gaat hun focus enger gaan worden en volledig gericht zijn op die dreiging Stijging in arousal en verhoogde moeite voor vermijding Gaat samen met het verwaarlozen van andere stimuli in omgeving Zijn vooral bezig met zichzelf en de mogelijke dreiging Angst 7 Beck en Emery: tonen aan dat 86% van de patiënten met een angststoornis klagen over ongelijke concentratie (kunnen zich bv. niet meer concentreren op hun job) Reduceren hyperkwetsbaarheid: een tactiek dat “off-duty/on-duty contrast” noemt o Patiënten leren hoe ze zichzelf kunnen instrueren om ‘on-duty’ of ‘off-duty’ te gaan wanneer ze dat willen Off-duty: niet langer scannen en dreiging-gerelateerde info verzamelen Deze periodes zijn een grote opluchting: ze leren dat hyperkwetsbaarheid niet noodzakelijk een permanent feit is van het leven maar enkel een aspect van het dagelijks functioneren dat gecontroleerd en aangepast kan worden o Kunnen bv. veiligheid i.p.v. dreiging ontdekken Als de selectieve aandacht bewijs vindt voor betrouwbare veiligheid, dan zal de angst afnemen en uiteindelijk verdwijnen INTERPRETATIE EN MISINTERPRETATIE In een nieuwe of potentieel bedreigende situatie, dan is de informatie die de persoon verzameld heeft als resultaat van selectieve aandacht en focussen, open voor interpretatie o Goedaardige interpretatie kan ervoor zorgen dat angst daalt Misinterpretatie van bv. lichamelijke sensaties kan leiden tot angst voor hartaanval, hoge niveaus van angst, paniek, ... Misinterpretatie heeft twee dimensies: De mogelijkheid van een aversieve situatie kan overdreven worden Of een overschatting van de ernst van de geanticipeerde situatie Twee bijproducten van angst: geen aandacht meer voor andere mensen of stimuli en ongelijkheid in de gewenste concentratie! o Bijvoegen: gevoelens van vermoeidheid hyperkwetsbaarheid, selectieve aandacht en geconcentreerde pogingen om met angst om te gaan, vereisen allemaal een grote moeite (mensen voelen zich vaak uitgeput) GEVOLGEN Angst is niet leuk en de meeste mensen ondernemen pogingen om deze aversieve status te reduceren o Één van de meest voorkomende reacties: ontsnappen aan de onaangename situatie en indien mogelijk, het vermijden om ermee in contact te komen Ontsnappen en vermijdingsgedrag zijn succesvol op korte termijn Op lange termijn helpen ze bij het versterken van het ontsnapping- en vermijdingsgedrag en helpen ze bij het behoud van de originele angst Angst o 8 ANGST, AANDACHT, PERCEPTIE EN GEHEUGEN SELECTIEVE AANDACHT Test Parkinson en Rachman: reacties van 25 moeders wiens kinderen waren opgenomen in het ziekenhuis voor een operatie werden vergeleken met deze van 25 moeders uit de controlegroep die kinderen hadden van dezelfde leeftijd maar geen medische behandeling kregen op dat moment o o o Muziek luisteren en woorden op het scherm 10 woorden die een dreigingsgerelateerde trigger hadden 10 woorden met andere betekenis maar zelfde geluid 10 neutrale woorden De woorden werden in vijf verschillende testen steeds luider aangeboden In de eerste drie testen waren het telkens de moeders uit de experimentele groep die de woorden beter rapporteerden, maar het verschil verdween bij de vierde en vijfde test Bewijs voor aandachtsselectiviteit ? Medische procedures lokken vaak angst uit: bv. hoogste niveaus van angst bij diegenen die wachten op de uitslag van een medisch onderzoek Ander voorbeeld van selectieve aandacht: wanneer kersverse ouders hun kind meenemen naar huis; ze luisteren naar elke adem van het kind en het kleinste geluid kan hen wakker maken Andere voorbeelden: aandachtsbias die voorkomt wanneer mensen angstig worden, is vooral evident wanneer mensen een paniekstoornis hebben o Dreiging voor gezondheid, sociale verlegenheid, onaangename mentale situaties Aangetoond dat selectieve aandacht stijgt met de aanwezigheid van een potentieel gevaar o Complex concept: verschillende types en niveaus van aandacht! Intern of extern Passief of actief Bewust of onbewust … ZELFGERICHTE AANDACHT Het enger worden van de aandacht dat voorkomt als reactie op een dreiging kan zowel intern of extern zijn o o Overdreven zelfgerichte angststoornissen o Aandacht gericht op interne evenementen: fysieke sensaties zoals hartslag, gedachten, gevoelens Zelfgerichte aandacht kan intens, vernauwend en zorgwekkend zijn Helpt bijvoorbeeld tot een catastrofale interpretatie van lichamelijke sensaties aandacht speelt een significante rol in verschillende Test angst, sociale angst, seksuele angst, OCD en paniekstoornis Barlow ziet de verschillen in zelf-evaluerende aandacht als één van de grootste verschillen tussen normale en abnormale angst Angst 9 Sarason: vooringenomenheid met iemands’ zelf en de sensaties van iemand is een grote oorzaak van ongemak en verslechtering dat geobserveerd wordt bij mensen die een angststoornis hebben Deffenbacher: mensen die een voorbestemde angst hebben, vertonen significant minder gedachten die relevant zijn voor de taak die ze moeten uitvoeren, wanneer ze zich in een stresserende conditie bevinden o Hoe complexer de taak is, en hoe significanter het gevolg van de taak, hoe groter de mogelijkheid dat er een verhoging zal zijn in zelfgerichte aandacht en angst die ermee geassocieerd is Nog bewijs voor zelfgerichte aandacht gevonden onder mensen die angst ervaren in sociale situaties (helpt bij het produceren van sociale fobieën) o Individuen met klinische niveaus van sociale angst vertonen een verhoogd niveau van zelfgerichte aandacht en is gerelateerd aan algemene niveaus van angst Mensen met een chronisch hoog niveau van zelfgerichte aandacht lopen een groter risico op psychologische moeilijkheden Alcohol reduceert zelfgerichte aandacht; dit is waarschijnlijk waarom sommige mensen drinken om hun angst te reduceren in sociale of andere intimiderende situaties o Mensen hebben een gelimiteerde aandachtscapaciteit o Mindfulness training als therapie kan leiden tot verbeteringen in onze mogelijkheid tot het controleren van de aandachtsfocus De associatie tussen zelfgerichte aandacht en angst is niet exclusief: er is evenveel bewijs voor een relatie tussen verhoogde zelfgerichte aandacht en depressie! Moeilijk en veel technische obstakels om zelfgerichte aandacht te meten o Zijn nl. afhankelijk van de (retrospectieve) rapportage van de persoon over wat er gebeurd is PERCEPTUELE FACTOREN Perceptuele vervormingen kunnen plaatsvinden doorheen episodes van fear en de vervormingen nemen af na een reductie van de betreffende fear o o o o Angstige subjecten worden gevraagd hun percepties te omschrijven van het gevreesde object o Dit enerzijds tijdens de episodes van fear en anderzijds wanneer de fear gereduceerd is Na de reductie van de relevante fear rapporteren de subjecten een significante daling in de gepercipieerde activiteit van angst-provocerende wezens o Bv. angst voor bruggen wanneer men in de auto rijdt: lijkt schuin te gaan Bv. fobie voor autorijden: de baan lijkt te golven (niet meer recht) Bv. bruggen beginnen langer en hoger te lijken Bv. mensen lijken onnatuurlijk lang en dun Bv. meer tongbewegingen zien bij een slang dan dat er werkelijk zijn of spinnen meer zien springen dan diegenen die er niet bang van zijn daalt bij reductie! Het is waarschijnlijk dat er een verband is tussen angstige vervormingen en de nauwere aandacht dat geobserveerd wordt tijdens de fear Angst 10 o Psychologische functie: selecteren en verhogen van mogelijke bronnen van angst, zodat ze beter gepercipieerd kunnen worden en er beter mee kan omgegaan worden ANGST EN SEKSUEEL FUNCTIONEREN Stoornissen in het seksueel functioneren kunnen veroorzaakt worden door biologische oorzaken, psychologische oorzaken of een combinatie van beide o o Barlow: observeerde gelijkenissen tussen seksuele angst, sociale angst en test angst o Bv. stoornissen met erectie: kan opgekomen zijn als gevolg van biologische factoren of psychologische oorzaken (mannen) Bv. vrouwen: laag seksueel verlangen Niveau van autonome arousal is maar zwak gerelateerd aan de prestatie van de persoon De mate van irrelevante cognitieve activiteit is een meer betrouwbare voorspeller voor een slechte prestatie In seksuele contexten denkt men dat men moet voldoen aan een verwachte standaard o Verschuiving van de aandacht op een externe focus (bv. op erotisch materiaal) naar een meer interne zelfevaluerende focus Zelfgerichte aandacht gaat samen met een negatief affect! Masters en Johnson beschrijven angst als een groot obstakel voor normaal seksueel functioneren en het wordt gezien als grotendeels verantwoordelijk voor psychologische storingen met seksuele arousal (vooral bij mannen die een probleem hebben met erecties) Behandeling: nadruk is verschoven van technieken die angst reduceren naar het aanpassen en modificeren van cognities o Er zijn ook situaties waarbij angst seksuele arousal en prestaties kunnen vergemakkelijken o Bv. bij een dreiging van een mogelijke elektrische shock kan de seksuele arousal verhoogd worden Er bestaan ook medicijnen o o Bancroft: angst is niet altijd een oorzakelijke factor: angst kan ook gevolg zijn van onderliggend seksueel disfunctioneren Noodzakelijk dat beide partners elkaar vertrouwen: wanneer het vertrouwen afwezig is, zal de kwetsbaarheid stijgen Bv. viagra Shift naar het integreren van angst met maladaptieve cognities (niet enkel fysiek) Psychologische behandeling Mannen en vrouwen: o o Mannen: mannen die geen problemen hebben, kennen een daling in seksuele arousal wanneer ze afgeleid worden, mannen die seksuele problemen hebben worden verrassend niet beïnvloed door de introductie van afleiding Vrouwen: seksueel disfunctionele vrouwen rapporteren verhoogde niveaus van zelfgerichte aandacht maar zijn slecht in het lezen van signalen van hun eigen psychologische seksuele arousal Ze zijn overaandachtig, maar inaccuraat Angst 11 Angstige cognities omtrent seksuele activiteit hebben het grootste effect op de seksuele prestaties! De relaties tussen angst en seksuele arousal/prestaties zijn klaar voor een frisse aanpak o Men lost erectieproblemen vooral op met medicatie, maar psychologische hulp is ook van belang! TEST ANGST Mensen die intense angst ervaren wanneer ze formele testen of andere taken uitvoeren waarop ze geëvalueerd worden, hebben last van test angst Sarason: test angstige mensen zijn negatief met zichzelf bezig en tijdens de test is hun aandacht ongepast gericht op hun lichamelijke gevoelens, verwachtingen van falen, ... zodat dit in het nadeel is van het uitvoeren van de test o Scoren lager op cognitieve taken Test angstige mensen gaan hun evaluerende taken tegemoet met negatieve cognities en wijden een groot deel van hun aandacht aan irrelevante onderwerpen tijdens de test Vertonen ook een hogere arousal dan mensen die niet testangstig zijn o Arousal en de foutgerichte aandacht zijn interactief: cognities kunnen het niveau van arousal beïnvloeden, net zoals het niveau van arousal een stijging in negatieve cognities kan promoten De exacte natuur van aandachtprocessen moet nog verduidelijkt worden: er zijn nog methodologische obstakels voor het definiëren en meten van relevante cognities ANGST EN GEHEUGEN Patiënten met angst vertonen een negatieve impliciete geheugenbias o o Evidentie voor geheugenbias is inconsistent o Vooral moeilijk aan de te tonen in brede, niet-gefocuste angststoornissen zoals een algemene angststoornis, maar makkelijker te vinden in paniekstoornis of OCD Cloitre en Liebowitz: vonden bewijs van een voordeel in geheugen ten aanzien van dreigingsgerelateerd materiaal onder de patiënten met een paniekstoornis o o Angstige subjecten oriënteren hun aandacht richting de dreiging Depressieve subjecten gaan negatief materiaal selectief gaan onthouden (expliciet) Geen bewijs bij patiënten met een sociale fobie Bv. patiënten met OCD kunnen gemakkelijker recente acties heroproepen uit het geheugen dan de controlegroep Cognitieve biases in aandacht en geheugen zijn zowel aanwezig bij depressie als bij angst o Bv. onderzoek bij 47-jarige asielzoekster Wist waar de toiletten waren en wanneer er moest gegeten worden en dergelijke, maar ze kon het asielcentrum of haar aanwezigheid erin niet herkennen Angst 12 o Gezien dat angst opkomt door het detecteren van een signaal van dreiging, is het verbonden met geheugen! o Brewin: maakt een cruciaal onderscheid tussen verbaal toegankelijke geheugens en ‘situationele’ geheugens o o Onbewuste geheugenprocessen (bv. in impliciet geheugen) beïnvloeden angst Er is een relatie tussen stemming (hoe je je voelt) en geheugen/herinneringen o o Grote rol van geheugen in angst en bewijs van significante vooringenomenheid (bias) omtrent het geheugen in stoornissen zoals depressie Mogelijk dat er ook vooringenomenheid is bij het geheugen wanneer het om angst gaat Oproepen van herinneringen wordt beïnvloed door onbewuste factoren die de selectieve aandachtsprocessen die betrokken zijn bij angst, beïnvloeden o Bv. na een ongeval: evenement niet meer kunnen herinneren maar het wel terug voor je zien door een geluid van een botsing Deze herinneringen zijn meestal levendig en intens en zijn negatief gebiased In therapie worden angsten uit het verleden opzettelijk terug opgeroepen om angst te kunnen reduceren: patiënten kunnen die gemakkelijk terug oproepen en de angst van toen opnieuw ervaren o Geleerde angst (inclusief geconditioneerde angst): gemakkelijk opnieuw op te roepen of herinneren De herinneringen die opgeroepen worden, worden beïnvloed door hoe je je voelt Grinkel en Spiegel geven bewijst voor de angstig-stemming-congruentie wanneer men traumatische ervaringen heroproept Herinneringen kunnen verslechteren of verbeteren door angst Gray en Seligman tonen het belang aan van de invloed van aangeleerde signalen van dreiging of gevaar o o McNally: rapporteerde gereduceerde toegang tot traumatische herinneringen van oorlogsveteranen concept van onderdrukking: speelt een centrale rol in de psychoanalyse Onderdrukken: blokkeren van herinneringen als gevolg van een ondraaglijk niveau van angst Kritiek van moderne evaluatie: herinneringen van angst kunnen ook juist een voordeel zijn in de toegang tot het geheugen Beide richtingen zijn mogelijk Deze aangeleerde signalen beïnvloeden de selectiviteit en focus van de aandacht van mensen wanneer men in een potentieel bedreigende situatie komt Selectiviteit van aandacht wanneer men in een bedreigende situatie komt, staat onder invloed van herinneringen van gelijkaardige situaties Herinneringen zijn vaak erger dan het originele evenement o Bv. herinneringen aan aids (zie patiënten met OCD die zo letten op bloed) Angst Bv. onderzoek met prikpen in hand Vermijdingsgedrag indiceert dat ze reageert op een dreiging, ook al kon ze de reden van de angst niet meer herinneren 13 o o Vergelijkbare milde evenementen worden getransformeerd tot catastrofes in het geheugen Bv. OCD: controlerend gedrag moeite met herinneren of je iets correct hebt uitgezet bijvoorbeeld, zodat men moet terugkeren Toelichting van de relatie tussen angst en geheugen vereist verbeterde methodologie o o Werkzaamheid van de experimentele manipulatie is essentieel Mensen in de experimentele groep moeten dus verhoogde niveaus van angst tonen op het moment van de geheugentaak (controlegroep niet) EMOTIONELE VERWERKING Concepten van emotionele verwerking en cognitieve verwerking beginnen meer en meer te integreren Angst is geschikt bij het detecteren van gevaar, maar in vele gevallen gebeurt het dat de angst aanblijft wanneer de dreiging al lang verdwenen is o o Lang: vond dat angstige subjecten die een lage hartslag hadden na angstige beelden, maar een kleine verbetering vertoonden na behandeling, in vergelijking met diegenen die een hoge hartslag hadden o Natuurlijke neiging van mensen om emotie-verstorende ervaringen te absorberen, in de vorm van excessief aanblijvende angst, nachtmerries, obsessies, ... Emotionele verwerking is succesvol wanneer men erover kan praten, naar kijken, naar kan luisteren, ... Emotionele verwerking: psychofysiologische reacties kunnen de sleutel zijn tot de verwerking in therapie Slechte verwerking: onaangename gedachten, verstorende dromen, aanblijvende angst, ... Goede verwerking: angst daalt, bewogen gevoel vermindert, concentratie verbetert, en persoon keert terug naar normaal routineus gedrag en gedachten Wordt verkregen door gegradeerde blootstelling aan angst, rustige oefeningen, relaxatie en corrigeren van misinterpretaties van dreiging Sommigen willen het verband aantonen tussen emotionele verwerking en cognitieve verwerking: stellen dat emotionele verwerking vergemakkelijkt wordt door ‘mindful ervaring’ AFFECT EN COGNITIE Velen stellen dat het verband tussen gevoel en cognitie veronderstelt dat de cognities die de affectieve ervaring beïnvloeden, bewust en gemakkelijk toegankelijk zijn o o Wordt uitgedaagd en bekritiseerd Zajonc: moeten ook rekening houden met de invloed van onbewuste factoren op emotionele verwerking en manifestaties Er is bewijs dat sommige cognitieve processen die vervat zijn in emotionele ervaring buiten het bewustzijn vallen en functioneren op een automatisch niveau Mensen moeten vaak grote moeite doen om aan de hand van cognitie hun angsten aan te passen omdat de emoties zo domineren Angst 14 o o o Angststoornissen kunnen gezien worden als voorbeelden van zo’n dominantie Onevenwicht tussen gedachten en gevoelens Bv. patiënten met OCD: lijden ook onder dominantie van gevoelens; ze beseffen dat hun intense angsten overdreven zijn, en dat het nutteloos is om bv. hun handen zoveel te wassen Maar: het wint van de rationele inschatting Irrationeel gedrag toont de clash aan tussen gevoelens/affect en cognities Therapie: je kan niet zomaar de cognities van iemand observeren o Zajonc heeft een paper geschreven: ‘Feelings and Thinking’ o o o o Bewijs van onbewuste cognitieve verwerking komt van verschillende bronnen: subliminale percepties, selectieve aandacht, impliciet geheugen, en het fenomeen van automatische cognitieve verwerking o Gevoelens en cognitie worden gecontroleerd door aparte en deels onafhankelijke systemen! Affectieve reacties contrasteren met ‘koude cognities’ Affectieve reacties worden geprovoceerd door ruwe/grove, vage en globale stimuli Affectieve reacties zijn moeiteloos, onomkoombaar, onherroepelijk, holistisch, moeilijker te verbaliseren, maar gemakkelijk te communiceren en begrijpen; hij omschreef het ook als dominant, primair, precognitief, automatisch en onmiddellijk Onderzoek in sociale psychologie: nadruk op de ontwikkeling van affectieve voorkeuren vooral een zaak van vertrouwdheid o Bv.: iemand al dan niet leuk vinden na de eerste ontmoeting Zajonc toont aan dat affectieve reacties bestand zijn tegen cognitieve middelen aan de hand van voorbeelden waarbij men een poging doet om affectieve reacties te reduceren maar dat het niet helpt Het is gemakkelijker om aan de tonen dat cognitieve middelen zwak zijn voor het reduceren van affectieve reacties, maar dat ze wel een machtige methode zijn voor het veroorzaakten of laten toenemen van affectieve reacties Assymetrie toont aan dat affectieve en cognitieve systemen niet zo onafhankelijk zijn Er zijn dus inconsistenties in het werk van Zajonc maar het was wel nuttig Integratie tussen gevoelens en cognitie is niet altijd gewettigd / aanwezig Eysenck, Williams, Matheuws, MacLeod Biologische waarde van angst: een systeem dat speciaal aangepast is met als doel het reduceren van dreiging o o Dit bevat sensoren dat de snelle, vroege en accurate detectie vergemakkelijken Aandachtsprocessen en pre-attentieve processen zijn betrokken Angst Patiënten moeten eerder hun gewijzigde cognities retrospectief rapporteren (in de afgelopen twee weken bijvoorbeeld) 15 SAMENVATTING Mensen worden waakzaam wanneer ze in een potentieel intimiderende situatie komen: dan gaan ze de omgeving breed gaan scannen en dan eng gaan focussen op de gepercipieerde dreiging Aandacht en gevoeligheid zijn verbeterd en het lopend gedrag wordt aangepast o Als de potentiële dreiging geïnterpreteerd wordt als gevaarlijk, dan komt angst op en dit wordt gevolgd door ontsnapping, vermijding en copinggedrag Mensen variëren in hun kwetsbaarheid tot angst: de meesten gaan een verhoogde waakzaamheid en rappe scanning van omgeving vertonen o Ook gaan ze vaak evenementen misinterpreteren en de ernst gaan overdrijven Het enger/nauwer maken van de aandacht kan extern of intern gericht zijn o Intern: zelfgerichte aandacht (self-focussed attention) wanneer dit in erge vormen is kan dit betrokken zijn bij verschillende vormen van angst Test angst, gezondheidsangst, sociale angst, seksuele angst Angst en geheugen interageren met en beïnvloeden het verwerken van emotionele evenementen of materialen Emotionele verwerking is belemmerd door excessieve arousal, vermijding, vermoeidheid, mispercepties en foute interpretaties De relatie tussen gevoelens (zoals angst) en cognities zijn complex en bevatten belangrijke onbewuste elementen! THEORIEËN VAN ANGST INLEIDING Er zijn 4 basistheorieën m.b.t. angst: o o o o Leertheorieën Cognitieve verklaringen Psychoanalytische theorie Biologische verklaringen LEERTHEORIE: ANGST ALS HET PRODUCT VAN LEREN Idee dat fear en angst verkregen worden door een leerproces o Vooral door conditionering Mowrer: a stimulus-respons theorie van angst Essentie van de leertheorie: angsten worden gezien als verkregen door conditionering of andere leerprocessen en de aangeleerde reacties op angst zorgen voor ontsnappings- en vermijdingsgedrag o Angstig gedrag blijft aanhouden doordat succesvolle ontsnappingen of vermijdingen typisch gevolgd worden door een significante reductie in fear of angst, waardoor het succesvolle gestelde gedrag versterkt wordt Fobieën worden gezien als geconditioneerde angst (fear) reacties Angst 16 THEORIEËN VAN EYSENCK EN WOLPE Bv. Pavlov: benadrukken van de rol van conditionerende processen o o Eysenck: tweedimensioneel model van persoonlijkheid: PAGINA 63!!! o o o o o o Eysenck was geïnteresseerd in persoonlijkheidsfactoren: bv. introvert vs. extrovert Wolpe wou effectieve behandelingsmethoden ontwikkelingen Emotionele instabiliteit (neuroticisme) en introversie/extraversie Introverten kunnen gemakkelijker geconditioneerd worden tot angst Psychopaten kunnen maar moeilijk geconditioneerd worden Geconditioneerde angstreacties zijn het resultaat van een eenmalige traumatische ervaring of van een serie van subtraumatische ervaringen, die een sterke invloed hadden op het zenuwsysteem (lichamelijk) Leerproces dat plaatsvindt! Mowrer: in een poging om angst te reduceren gaan mensen ontsnappings- of vermijdingsgedrag vertonen Wanneer dit gedrag inderdaad gevolgd wordt door een reductie in angst, dan wordt het gedrag versterkt en gaan de angst reacties nooit verdwijnen Wolpe: assumptie dat angst, dat gekenmerkt wordt door reacties in de zenuwen, opkomt door een proces van conditionering o Ging technieken ontwikkelen om geconditioneerde angst te reduceren Systematische daling van overgevoeligheid aan de hand van herhalende inhibitie: steeds maar opzettelijk herhalen GRAY’S THEORIE Dimensionele aanpak: gebaseerd op psychofarmacologische data en ontelbare experimenten over leren bij dieren o Gray stelde, in contrast tot Eysenck, dat extraverten het moeilijk hebben in aanleren van fear reacties en dus niet traag zijn in het ontwikkelen van geconditioneerde reacties o Stelde een rotatie voor van Eysenck’s dimensies van introversie en emotionele stabiliteit voor het benadrukken van het belang van impulsiviteit Neuroticisme duidt volgens Gray op een verhoogde gevoeligheid voor versterkende evenementen aan, en introversie representeerde een stijgende gevoeligheid voor signalen van straf, in plaats van belonende signalen Signalen van straf of non-reward triggeren het gedragsinhibitiesysteem o o o Dit is een psychologisch systeem dat Gray omschrijft en dat resulteert in het toenemen van arousal, gestegen aandacht en inhibitie van het gestelde gedrag Gray ziet angst dus als een centrale toestand dat gedragsreacties aanpast aan stimuli die ofwel straf ofwel non-reward signaleren Dit zorgt ervoor dat de aard van vermijdingsconditionering wordt herzien en enkele verbeteringen aangebracht worden aan de theorie van Mowrer Mowrer kan het aanhouden van vermijdingsgedrag niet verklaren Gray maakt daarvoor gebruik van “veiligheidssignalen” Angst 17 o Dit zijn signalen die opkomen door het weglaten van een geanticipeerde straf: veiligheidssignalen handelen als beloningen en zorgen voor toenaderingsgedrag o Zorgen ook voor een periode en plaats van veiligheid Veiligheidssignalen reduceren fear en zorgen in de tweede plaats voor een beloning van vermijdingsgedrag, maar zorgen er tegelijkertijd ook voor dat fear niet volledig kan verdwijnen en dus dat het blijft duren! Zorgen niet enkel voor het behoud van fear, maar vergemakkelijken langdurige en therapeutische blootstelling aan angstsignalen! Gray: toevoeging van de “aangeboren fear stimuli”: één van de vier triggers van het gedragsinhibitiesysteem Seligman: menselijke fobieën zijn grotendeels beperkt tot objecten die een “bedreigde overleving, mogelijke roofdieren, ongekende plaats en het donker” betekenis hebben o o Seligman’s introductie van preparedness zorgde voor verder onderzoek en was het pionierswerk voor experimenten van Ohman en collega’s o o o Stelt dat bepaalde angsten gemakkelijk verkregen kunnen worden door een inherente biologische voorbereiding (“preparedness”) Seligman: prepared fears zijn gemakkelijk te verkrijgen, selectief, resistent tegen uitroeiing en waarschijnlijk niet-cognitief Kunnen verkregen worden door verwaterde representaties van de actuele dreiging Dit idee van selectiviteit gaat in tegen de vroegere visie omtrent conditionering, waarbij men stelde dat élke neutrale stimulus kon omgedraaid worden tot een geconditioneerd signaal van angst en dat er geen verschillen waar te nemen zijn tussen de stimuli Toonden aan dat mensen anders reageren op presentaties van prepared stimuli dan op unprepared neutrale stimuli Bv. andere fear reacties op foto’s van slangen dan op foto’s van bloemen Teleurstellende resultaten doorheen de jaren: concept van “prepared fobieën” neemt af Ondermeer door het feit dat prepared fears die in een labo gegenereerd zijn, gemakkelijk weggeveegd kunnen worden door verbale instructies Labo fears zijn niet gemakkelijk te verkrijgen, zijn niet stabiel en zijn niet non-cognitief o Dus: komen niet overeen met de oorspronkelijke definitie van Seligman Teleurstellende resultaten ten gevolge van een zwakke methodologie en nood aan krachtigere stimuli en betere meetmanieren Mineka: experimenteren met intense en levendige angsten van apen o Apen zijn inderdaad voorbestemd om bang te zijn van slangen, en hun angsten kunnen getriggerd worden door observationeel leren COGNITIEVE ANALYSES/VERKLARINGEN VAN ANGST De toevoeging van cognitieve concepten in abnormale psychologie zorgen voor een uitgebreider en dieper begrip van angst Angst 18 o o o o De betekenis van het evenement triggert emoties Hoe het geïnterpreteerd wordt hangt af van de context van de situatie, de stemming van de persoon en de vroegere ervaringen van de persoon Een zelfde evenement kan verschillende soorten emoties teweegbrengen bij verschillende mensen, of zelfs verschillende emoties bij dezelfde persoon bij verschillende gelegenheden Clarks theorie: argumenteerde dat paniek veroorzaakt wordt door catastrofistische foute interpretaties van lichamelijke sensaties Nieuwe theorieën die zich baseren op Beck o Nieuwste model van angst bestaat uit drie fasen: o o o Registratie van de dreiging Activatie van een oerbedreiging modus Daaropvolgende evocatie van secundair, elaboratief controleren Behandeling van angst moet de oerbedreiging modus deactiveren Aanvulling op denken van het subject over angst Cognitieve theorieën houden volledig rekening met het verkrijgen van angsten door leerprocessen, inclusief conditionering, maar plaatsen een grotere nadruk op de interpretatie van de evenementen door de getroffen persoon o o Nieuwere theorieën zijn minder pathologisch, en zien vele problemen als verstaanbare fouten van het normaal functioneren en niet als signalen van diepgewortelde abnormaliteit Nadruk geplaatst op continuïteit tussen normale en abnormale angst Nadruk op link tussen cognities en gedrag Meer aandacht voor determinanten in gedrag van angststoornissen en hun behandeling (cognitief) Angstreacties blijven voornamelijk bestaan als resultaat van de aanblijvende maladaptieve cognities en de meest effectieve manier om onaangepaste angst te reduceren of verwijderen is door de verantwoordelijke cognities aan te passen of verwijderen Tegelijkertijd is het erkend dat één van de meest krachtige manieren en soms zelfs dé meest krachtige manier voor het aanpassen van de verantwoordelijke cognities, het veranderen van gedrag is! Gedrag wordt niet altijd gestuurd door cognities: cognities kunnen ook gestuurd worden door ongepast gedrag zoals vermijding, fysieke of mentale ontsnapping, ... Cognitieve theorie wordt het best aangetoond door paniekstoornissen Angst Wanneer patiënten in een nieuwe situatie komen die mogelijk onaangename gevolgen kan hebben, wordt de situatie geconstrueerd als gevaarlijk Vergroten van de mogelijkheid en intensiteit van onaangename gevolgen in de cognitie van de situatie Beck: fundamenteel idee is dat emoties worden ervaren als een resultaat van de manier waarop evenementen worden geïnterpreteerd 19 BIOLOGISCHE THEORIEËN VAN ANGST Biologische theorieën zijn eerder verklaringen voor specifieke/bijzondere stoornissen dan voor brede theorieën van angst Psychobiologische theorieën van Eysenck en Gray Onderzoek naar paniekstoornissen en OCD o De initiële biologische theorie van OCD was biochemisch en stelde dat OCD resulteerde uit een tekort aan serotonine of een tekort in het serotonine metabolisme o Er is geen bewijs dat patiënten met OCD meer of minder serotonine hebben dan nietpatiënten, of meer of minder serotonine hebben dan patiënten met anderen vormen van angststoornissen o o o o Gelijk aan bv. zoals tussen hoofdpijn en aspirine: aspirine kan hoofdpijn doen afnemen, maar moeten we dan concluderen dat dit bewijst dat hoofdpijn veroorzaakt wordt door een tekort/onbekwaamheid van aspirine ? Het is niet omdat SSRI de OCD doet verminderen, dat dit een oorzaak ervan is Een ander probleem van biochemische verklaring is gekomen door de herhaalde bevestigde therapeutische effecten van pure psychologische therapie o Veel onderzoek bevat “assessment of cerebrospinal fluid” (CSF) Recente CSF studies zijn gefaald in het aantonen van significante verschillen tussen OCD patiënten en controlegroepen Geen duidelijk bewijs van disfunctioneren van serotonine + geen overeenstemming tussen niveaus van serotonine en reactie op behandeling Dus: de therapeutische effecten van SRRI medicatie zorgen niet voor een adequate basis voor de biochemische theorie o Bewijs door de therapeutische effecten van medicaties die interfereren met de opname van serotonine Gebruik van selectieve serotonine heropname remmers (SSRI) 50% verbetering: disfunctioneren van serotonine kan dus geen volledige verklaring geven voor OCD Antidepressiva helpen niet altijd bij OCD, gewoon omdat ze helpen bij depressie! De therapie zorgt voor resultaten zonder medicatie en de biologische verklaring blijft dus achter Problemen met de theorie omtrent serotonine en het stijgend gebruik van de nieuwe neuroimaging diagnostische technieken zorgen voor een tweede biologische theorie o Deze theorie schrijft OCD toe aan de aanwezigheid van een structureel en/of functioneel disfunctioneren van het centrale zenuwstelsel (central nervous system CNS) Abnormaliteit van CNS waarschijnlijk in basale ganglia Angst Kleins theorie is vooral biologisch en stelt dat paniek volgt wanneer een fysiologisch verstikkingsalarmsysteem wordt getriggerd door een bedreiging van de toelevering van lucht Leidende psychologische theorie stelt in tegenstelling tot Kleins theorie dat paniek veroorzaakt wordt door catastrofische foute interpretaties van bepaalde lichamelijke sensaties 20 o o Idee was dat hypersensitiviteit van de basale ganglia zorgt voor repetitief motorisch gedrag, zoals het symptoom van OCD waarbij men compulsief de handen wast Onderzoek: alle structurele basale ganglia metingen falen in het blootleggen van verschillen tussen patiënten met OCD en normatieve controle subjecten Repetitieve kwaliteiten van OCD: herhalen van handelingen is één kenmerk van OCD, maar is noch noodzakelijk noch voldoende voor OCD o Repetitieve symptomen van OCD zijn noch mechanisch noch automatisch Inconsistente en zwakke kwaliteit van neurofysiologisch bewijs!! o o Ook al hebben biochemische en neurofysiologische theorieën wel iets van steun, toch gaan ze niet goed samen (geen goede connectie) Er moet vermeld worden dat, net zoals de therapeutische effecten van psychologische behandeling zorgen voor problemen voor de biologische theorieën, de therapeutische waarde van antidepressieve medicaties (zoals clomipramine) zorgen voor problemen voor de psychologische verklaringen voor OCD SAMENVATTING De essentie van de leertheorie omtrent angst stelt dat angsten (fears) verkregen worden door conditionering of andere leerprocessen, en dat deze aangeleerde angsten op hun beurt zorgen voor ontsnappings- of vermijdingsgedrag De verklaringen die vooropgesteld zijn door Eysenck en Wolpe verschillen in detail, maar zijn beide gebaseerd op de assumptie dat angst essentieel aangeleerd is Gray’s psychofysiologische theorie breidt de vroegere theorieën uit en legt de basis van de verklaring in de fysiologie De psychoanalytische interpretatie van angst is gebaseerd op de Freudiaanse theorie, met een nadruk op seksuele motivatie en symbolisme o De biologische theorieën van angst zijn pogingen om bepaalde/specifieke angststoornissen te verklaren, zoals paniekstoornissen en obsessieve stoornissen (OCD) o Ze delen het wijdverspreid geloof in de biologische oorzaak van angst maar verschillen duidelijk in de details! Angst Er wordt gesteld dat angst nauw verbonden is met seksuele beperking en een symbolische transformatie is van onaanvaardbare seksuele gevoelens 21 22 Angst SCHIZOFRENIE Birchwood, M. & Jackson, C. (2001). Schizophrenia. Hove: Psychology Press. STRESS-KWETSBAARHEIDSMODELLEN INLEIDING Ook indien individuen na herstel van schizofrenie symptoomvrij zijn, blijven ze kwetsbaar om het terug te ontwikkelen o o Stress kan het triggeren Psychologische stress dat veroorzaakt wordt door stressvolle levensevenementen, inclusief diegene afkomstig van een verstoord familieleven, kunnen psychotische symptomen in kwetsbare individuen triggeren of verscherpen/verergeren Joseph Zubin o o Stress vulnerability model van schizofrenie De onderliggende kwetsbaarheid die leidt tot de ziekte, kan geactiveerd worden om psychotische symptomen te produceren afhankelijk van de ernst van de psychosociale stress en de sterke van de onderliggende kwetsbaarheid Hoge kwetsbaarheid weinig sociale stress nodig om symptomen te triggeren Sociale reactiviteit van schizofrenie LEVENSEVENEMENTEN EN SCHIZOFRENIE VROEGE RETROSPECTIEVE STUDIES Brown en Birley o o o Bijna 50% van de mensen die meededen aan het experiment hadden minstens één groot levensevenement meegemaakt in de drie weken voor het herval Andere onderzoeken zelfde resultaten Levensevenementen triggeren herval Stelden dat life events nog meer herval zouden triggeren bij diegene die neuroleptische medicatie hebben gekregen voor psychoses Medicatie kan gezien worden als een stress-werende functie Meer herval bij diegenen die medicatie kregen en daarmee stoppen dan bij placebogroep METHODOLOGISCHE ONTWIKKELING Verschillende mogelijkheden o Schizofrenie komt op als een specifiek gevolg van ernstige stress dat samengaat met life events of crisissen zonder de aanwezigheid van een onderliggende kwetsbaarheid Schizofrenie 23 o o De timing van schizofrenie, de eerste of daaropvolgende episodes, is beïnvloed door de ervaring van life events. De waarschijnlijkheid dat de eerste of volgende episodes ontwikkelen is bepaald door andere factoren De waarschijnlijkheid van een episode is beïnvloed door de ervaring van stressvolle life events Het subjectieve niveau van stress kan werken als een functie van het aantal of de ernst van life events, en individuele verschillen in kwetsbaarheid voor de impact van life events Het is onwaarschijnlijk dat schizofrenie een specifieke respons is op stress zonder onderliggende kwetsbaarheid o o Methodologische moeilijkheden o o o o Meer dan 50% hadden minstens één life event meegemaakt in de periode juist voor het opkomen van schizofrenie Mensen met schizofrenie ervaren meer stress dan andere/normale groepen Retrospectief beantwoordt niet alle vragen Retrospectieve bias Nog niet duidelijk wat de correcte controlegroep is voor een groep met schizofrenie Persoonlijke betekenis of belang van life events verschilt per persoon Contextual threat Brown en Harris: Life Events and Difficulties Scale (LEDS) o Classificeren life events in deze die onafhankelijk, mogelijk onafhankelijk en afhankelijk zijn van de ziekte in kwestie STUDIES VAN DE TWEEDE GENERATIE Bebbington en collega’s o o Significante stijging van life events in de drie maanden voor het herval Andere onderzoeken tonen dit ook (vergeleken met controlegroep) Prospectieve studies o o o Monitoren de aanwezigheid of afwezigheid van levensveranderingen prospectief over een bepaalde tijdsperiode en determineren de algemene relatie tussen de aanwezigheid van life events en de waarschijnlijkheid van daaropvolgend herval Stijging van events vier weken voor herval Andere onderzoeken niet zelfde resultaten: geen verband Toont aan dat life events niet geclusterd waren in de periode juist voor de opkomst van herval, maar ze leveren wel een significante cumulatieve bijdrage in het jaar van opvolgen Geen verband met medicale status Anders gesteld: een stijging in de ‘dosis’ life events zorgt ervoor dat het risico op herval stijgt Hirsch et al. hun studies bevestigen dat life events een rol blijken te spelen in de stijging van de waarschijnlijkheid op herval als deel van een cumulatief proces Maar de afwezigheid van een cluster van events juist voor het herval stelt dat ze geen episode triggeren Methodologisch ingewikkeld Schizofrenie 24 FAMILIALE INVLOEDEN Vroeger: deviante socialisatie of communicatieprocessen binnen oorzaak van schizofrenie de familie gezien als THEORIEËN VAN FAMILIE INVLOEDEN Vroeger bij familie moeder-kind relatie centraal o 1950: familie zien als een psychosociaal systeem dat aan natuurlijke wetten gehoorzaamt o o Drie componenten Negatieve injunctie: verbieden van acties Secundaire negatieve injunctie: conflicteren met vorige verbod Tertiaire negatieve injunctie: keuze moet gemaakt worden Incompatibele communicaties hebben effect op het verwerven van een interne coherente constructie van de relaties Patiënten genereren valse constructies zoals illusies/wanen Wynne en Singer o Natuur en stijl van communicatie tussen familieleven en familiestructuren en relaties Bateson zei dat communicatie tussen ouders en kinderen vaak tegensprekend was en dat plaatste de kinderen in een ‘double bind’ o Schizofrene moeder gaat denken als een kind: primary process thinking (Freud) Narcisme en fantasie Stellen dat ouderlijke communicatie niet inconsistent is maar eerder vaag en gefragmenteerd zonder coherentie en doel De cognitieve en sociale ontwikkeling van het kind verslechtert door de afwezigheid van coherente berichten en aandacht dat essentieel is voor het leren Familie socialisatie theorie van Lidz et al. o Schizofrene families falen in het bieden van samenhangende, stabiele en steunende omgevingen voor de ontwikkeling van het kind en falen in het aanbieden van goede rolmodellen IMPLICATIES VAN ADOPTIESTUDIES VOOR FAMILIETHEORIEËN VAN SCHIZOFRENIE Schizofrenie heeft de neiging generaties in families te zitten o o o Niet enkel genetisch, ook door negatieve invloed van de familie? Mogelijkheid van onderzoeken: kinderen van schizofrene mensen laten opvoeden in een normale omgeving: verwachting zou zijn dat de schizofrenie daalt maar is niet zo Adoptiestudies Kety-Led studie: plaatsen kinderen in gezonde familie Geadopteerde familieleden vertonen geen stijging in schizofrenie Biologische familieleden vertonen een concentratie van schizofrenie-stoornissen o Wijzen op sterke genetische factor Schizofrenie 25 o Ook zonder de schizofrene familie om zich heen heeft het kind nog een grotere kans op het ontwikkelen van schizofrenie Rosenthal en collega’s: gezond kind bij schizofrene ouders plaatsen Geadopteerde kinderen met schizofrene ouders vertonen wel een stijging in vergelijking met de controlegroep zonder schizofrene ouders o Grotere kans op schizofrenie als je door zo’n omgeving wordt opgevoed, zelf als je geen schizofrene kwetsbaarheid hebt genetisch gezien Adoptiestudies tonen aan dat de kans op het ontwikkelen van schizofrenie in genetische individuen met een hoog risico niet varieert, desondanks soms grote veranderingen in de opvoedende omgeving o Je moet niet noodzakelijk opgevoed worden door een schizofrene ouder om zelf schizofrenie te krijgen als je reeds een genetisch kwetsbaar individu bent DE FAMILIE EN SCHIZOFRENIE: EEN SYNTHESE Adoptiestudies hebben de rol van familie de kop ingedrukt o Figuur 1 p. 74 o o Betekent niet dat familie geen rol meer speelt in de opkomst van schizofrenie Er hangt veel af van hoe de rol van het familieleven gemodelleerd is Unidirectioneel, voortdurende invloed Maar: transactioneel is beter Stellen dat het kind geen passieve ontvanger is van ouderlijk gedrag maar een actieve agent is in zijn of haar eigen ontwikkeling Samerof en Chandler: Transaction Model o Verstoring van kinderlijk temperament en cognitief functioneren dat resulteert uit een ouderlijk trauma, kan veroorzaakt of verergerd worden afhankelijk van de kwaliteit van de verzorging van de familiale omgeving Bv. sociale klasse Transactionele invloeden: reactie van familie en omgeving m.b.t. het managen van die verstoringen heeft invloed op het gedrag van de kinderen en dit heeft dan weer een invloed op het ouderlijk gedrag Leidt tot een homogeniteit van ontwikkelingsgevolgen ZIE SLIDES LES FAMILIELEVEN EN DE LOOP VAN SCHIZOFRENIE DE STUDIE VAN “EXPRESSED EMOTION” (EE) Mensen met schizofrenie die zich wenden tot familieleden varen vaak slechter dan diegenen die zich laten opnemen of zo o o o Veel face-to-face contact tussen familie en patiënt laat de kans op herval stijgen Positieve en negatieve emoties Hoge expressed emotion (EE) = negatieve opmerkingen en emoties herval stijgt Schizofrenie 26 o o Diegenen die medicatie nemen hervallen minder snel Diegenen die een lage EE hebben hervallen meestal door een stressvol evenement PROSPECTIEVE STUDIES 26 studies o Meer herval in families met een hoge EE en vooral bij mannen WAT IS EXPRESSED EMOTION? Bevindingen zijn vooral empirisch: geen leidende theorie; theoretische ontwikkelingen volgen eerder empirische date o o o o Families met een hoge EE ervaren een grotere last om te dragen Zijn meer geïsoleerd van effectieve sociale steun Misattributie: gaan foute attributies toewijzen aan gedrag, bijvoorbeeld zeggen dat hij lui is i.p.v. rekening te houden met de ziekte Veel kritiek en schuld Onderzoekers stellen dat een hoge EE geen dreiging is voor families maar een kenmerk dat ontwikkelt met de tijd als een resultaat van een moeilijkheid om om te gaan met het opkomen/ontwikkelen van de ziekte Probleem van aanpassing Sommigen kunnen niet omgaan met gevoel van verlies o o o Kunnen niet teruggaan naar het normale omdat ze voor de persoon moeten zorgen Emotionele stress uiten tegenover familieleden Kritiek evolueert wel over tijd: in het begin zijn ze TE betrokken (emotional overinvolvement) dit is een manifestatie van verlies, maar wanneer het onopgelost blijft, verandert dit in kwaadheid en kritiek Stellen dat familie het herval veroorzaakt is wel oversimplificeren o Eerder: resultaat van interacties tussen verzorgen en patiënt DE INVLOED VAN ETNICITEIT EN CULTUUR Meesten denken dat gevolgen van schizofrenie in het westen wellicht beter zijn door de beschikbaarheid van betere bronnen voor zorgen en diensten o o Cross-culturele studies (vergelijkingen) Ontwikkelingslanden hebben superieure outcomes Raar aangezien ontwikkelde landen betere neuroleptische medicatie hebben en betere bronnen en diensten en infrastructuren Verklaring Ontwikkelingslanden zijn meer cultureel heterogeen: variabelen zoals familie en werk kunnen niet vergeleken worden Kwalitatieve en kwantitatieve analyse nodig Antwoord ligt binnen de cultuur zelf en hun reacties op schizofrenie in plaats van de intrinsieke kenmerken van de patiënt zelf Respons in ontwikkelingslanden op mentale stoornissen is anders Sociale structuur is vooral ruraal en agrarisch en functionele economie is eerder het dorp dan de familie: band tussen familieleven en dorpsleven is vervaagd Schizofrenie 27 Murphy o o Labelling theorie Een accepterende omgeving met de beschikbaarheid van een nuttige maar misschien niet veel vragende beroepsrol is goed en gaat niet veel stress leggen bij de patiënten Aziatische immigranten in het VK o o o Families kunnen het individu herintegreren in het gemeenschapsleven door bruikbare sociale rollen: kunnen nog aan werk raken want familieleden helpen Abnormaal gedrag is tot een bepaald niveau getolereerd (meer dan in het westen) Families hebben grotere controle over de verzorging van het individu en kunnen het stoppen als ze niet tevreden zijn Sterke steun van familie en gemeenschap voor patiënt Indiaanse mensen die geboren zijn in het VK bezoeken minder het ziekenhuis en de hoeveelheid herval is lager Familiestructuur van belang Steunt de stelling dat een deel van het effect van etniciteit het gevolg is van de stabiliteit van de familie en banden tussen verwanten Door minder EE: ontwikkelingslanden vertonen minder herval dan industriële landen door uitgebreide familiestructuur en steun en insluiting Waardevolle productieve sociale rol Crossculturele verschillen en verschillen binnen culturen o o WHO studies Mogelijkheid tot rol-geschikt gedrag SAMENVATTING Er is een interactie tussen intrinsieke kwetsbaarheid voor psychoses en stress Stress-vulnerability models Life events en stress als gevolg van familieleven verhogen het risico op herval Er is geen bewijs dat moeilijke familierelaties alleen een oorzaak zijn van schizofrenie o Ze kunnen wel een risicofactor zijn De outcome voor schizofrenie in ontwikkelingslanden is beter dan voor in ontwikkelde, geïndustrialiseerde naties PSYCHOLOGISCHE ASPECTEN Wanen en hallucinaties zijn wellicht de best gekende symptomen van schizofrenie o Positieve symptomen komen voor in het mentale arena Schizofrenie PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN VAN POSITIEVE SYMPTOMEN 28 PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN EN MODELLEN VAN WANEN Definiëren van wanen is moeilijk o o P. 84 definitie van DSM-III Te weinig verschil met bv. geloven in God Abnormale cognitieve deficits vs. abnormale percepties ABNORMALE COGNITIEVE DEFICITS Bentall en collega’s o Onderzoek toont dat mensen met wanen een bias vertonen naar externe persoonlijke attributies voor negatieve evenementen o Wanen kunnen opkomen als gevolg van abnormale cognitieve biases dat getriggered worden door de motivatie voor het verklaren van de gepercipieerde discrepantie tussen het actuele en ideale zelf als gevolg van een negatieve gebeurtenis, met als doel het gevoel van eigenwaarde te behouden Attributiestijl Discrepantie tussen bewuste en onbewuste zelfbeeld Een attributiestijl gekenmerkt door de schuld op anderen te steken voor negatieve evenementen en het op zich nemen wanneer er iets goed gebeurt, komt voor bij mensen met wanen (persecutory delusions) Zien anderen als verantwoordelijk voor slechte dingen Paranoid hypomesis = mensen zijn gemotiveerd om een positieve visie op zichzelf te behouden door de kloof tussen hoe ze zichzelf zien (actuele zelf) en hoe ze zouden willen zijn (ideale zelf) zoveel mogelijk te reduceren o o o o o Neiging tot externe attributiestijl: minimaliseren van besef van de kloof tussen actuele en ideale zelf en zo het gevoel van eigenwaarde behouden Ontkennen van discrepantie tussen wie ze zijn en wie ze willen zijn Self-esteem speelt belangrijke rol bij aanmaken en behouden van wanen Mensen met wanen hebben ook de neiging om te snel conclusies te trekken Jump into conclusions (wanneer ze bezig zijn met een problem-solving task) Mensen met wanen hebben een bias in het verzamelen van gegevens: gaan sneller een hypothese aanvaarden dat weinig bewezen is dan de controlegroep Zien wanen als normale en rationele verklaringen voor abnormale interne evenementen Maher stelt vijf punten in theorie: o o o o De cognitieve processen die verantwoordelijk zijn voor de formatie van normale overtuigingen zijn dezelfde als die die geïdentificeerd zijn voor de formatie van wanen/overtuigingen Wanen, zoals alle overtuigingen, hebben als doel het voorzien van orde en betekenis in de wereld Mini-theorieën zijn nodig wanneer evenementen niet voorspelbaar zijn Zelfs verklaringen op basis van wanen voor onvoorspelbare, discrepante events brengen geruststelling (ook al komt de waan niet overeen met de gegevens) Schizofrenie ABNORMALE PERCEPTIES 29 o Een overtuiging zal door anderen gezien worden als een waan wanneer het gebaseerd is op observaties van de omgeving of interne persoonlijke ervaringen die niet beschikbaar zijn voor directe observatie Psychologische theorieën alleen zijn inadequaat om de complexiteit te verklaren over de opkomst en behoud van wanen in schizofrenie PSYCHOLOGISCHE THEORIEËN VAN AUDITIEVE HALLUCINATIES Auditieve hallucinaties komen heel vaak voor bij mensen met schizofrenie o Bv. ook vastgesteld bij mensen die niet genoeg symptomen vertonen om een diagnose te stellen Psychologische theorieën over hallucinaties hebben één iets gemeen o o Ze geloven dat hallucinaties voorkomen wanneer mensen zich vergissen in hun eigen, interne, mentale of private evenementen en ze zien als extern, publiek en observeerbaar Kunnen geen onderscheid meer maken tussen hun ingebeelde wereld en de echte wereld Patiënten met hallucinaties hebben een significant grotere neiging om interne evenementen te misattribueren als komende van een externe bron Bv. Word Association Task (met controlegroep) SLADE EN BENTALL’S FIVE-FACTOR THEORY OF HALLUCINATIONS Mensen met hallucinaties hebben de neiging om zich in te halen met ‘sensory deception’ o o Vijf-factoren model o o o o o o Door het verstoren van het vermogen van de persoon om informatie effectief te verwerken Op die manier stijgt de moeilijkheid in het onderscheiden van illusie en realiteit (ze kunnen het onderscheid tussen realiteit en illusie niet meer zien) Sommige mensen zijn meer voorbestemd om te hallucineren dan anderen o o Stress-geïnduceerde arousal Predisponerende factoren (bv. suggestabilitiet) Omgevingsstimulatie Bekrachtiging Verwachting Slade en Bentall stellen dat een verhoogde arousal dat geïnduceerd is door stress een hallucinogene activiteit promoot o Falen in onderscheid maken tussen zelf-gegenereerde en externe bronnen van info Neiging om te snel conclusies te trekken (‘to jump into conclusion ‘) Horen stemmen Zijn meer suggestibel Dit model zegt ook dat er een relatie is tussen omgevingsstimulatie en de opkomst van hallucinaties Schizofrenie 30 o o Hallucinaties worden ook versterkt door bekrachtiging o Sensorische deprivatie (heel stille ruimte), stimulaties zonder patroon (verkeersgeluiden) zijn condities die zorgen voor hallucinaties Oudere mensen die hun gehoor verliezen zijn ook kwetsbaar voor hallucinaties Brengen geruststelling voor de persoon door het reduceren van angst Laatste: mensen gaan sneller horen wat er zou worden verteld o o Verwachting ! In San Juan worden mensen met hallucinaties gezien als iemand die wordt bezocht door een geest gebeurt daar vaak CHADWICK AND BIRCHWOOD’S MODEL OF HALLUCINATIONS Distress veroorzaakt door ‘stemmen’ o o Ervaring is heel persoonlijk Eerste reactie op horen van stemmen = puzzelen Mensen evolueren in verschillende manieren om te interageren met de stemmen Komt vaak voor dat individuen geloven dat de stemmen een oplossing zijn op de problemen die ze al een tijdje hebben stemmen zijn afhankelijk van persoonlijke problemen en verschillend van persoon tot persoon Chadwick & Birchwood zeggen dat wat patiënten geloven over de stemmen, hetgeen is dat hen distress bezorgt o Cognitief model: plaatst de nadruk niet op de inhoud van de auditieve hallucinaties maar op wat de patiënt gelooft over de stemmen Macht: overtuigingen over de mate waarin ze de stemmen kunnen controleren en hoeveel ze moeten voldoen aan de stem Identiteit: bv. denken dat het afstamt van de duivel vs. van een vriend Betekenis Deze drie punten bepalen hoeveel stress en problemen iemand heeft door zijn hallucinaties: sterke steun voor cognitief model Psychologische theorieën doelen op het verklaren van het behoud van specifieke psychotische symptomen zoals wanen en hallucinaties Neuropsychologische modellen van schizofrenie willen de onderliggende kwetsbaarheden verklaren en hoe biologische beperkingen kunnen zorgen voor psychotische ervaringen o o Baseren zich op de idee dat symptomen van stoornissen producten zijn van een defect in de selectieve aandacht (voor schizofrenie) Mensen met schizofrenie rapporteren veranderingen in de aard van hun bewuste ervaring Inclusief een verhoogde perceptie en awareness van de omgeving, gestegen subjectieve alertheid, de mogelijkheid om schijnbaar irrelevant materiaal in hun aandacht op te nemen, en over-inclusief denken Ongelijkheid in aandacht en concentratie Schizofrenie NEUROPSYCHOLOGISCHE MODELLEN VAN SCHIZOFRENIE 31 FRITH EN HEMSLEY FRITHS MODEL Poging voor het verklaren van de opkomst en behoud van positieve symptomen o o Stelt dat mensen met schizofrenie cognitieve deficits vertonen dat het voor hen onmogelijk maakt om onderscheid te maken tussen acties die van externe stimuli afkomstig zijn en deze die het gevolg zijn van interne intenties Breakdown in brain process Onregelmatigheid in neuronale pathways Stelt ook dat schizofrenie een gemeenschappelijke cognitieve deficit heeft met autisme: een onmogelijkheid om een begrip te verkrijgen van de mentale staat van anderen Kunnen de theory of mind van anderen niet kennen Gelijkenissen tussen negatieve symptomen van schizofrenie en autisme: sociale terugtrekking, verslechterde communicatie Dergelijk tekort in theory of mind helpt ook bij het verklaren waarom wanen gevormd worden: patiënten maken foute gevolgtrekkingen omdat ze de intenties van mensen niet goed kunnen afleiden Worden uiteindelijk omgevormd tot verdachte intenties van anders HEMLEY’S MODEL Stelt dat afwijkingen van gedrag en ervaringskenmerken van schizofrenie overeenkomen met een breakdown in de normale relatie tussen geheugen en actuele sensorische input o o Afwijkingen in de hippocampus en gerelateerde hersenstructuren o o Centraal in opkomst van psychotische symptomen Hippocampus is verantwoordelijk voor het voorspellen van subsequente sensorische input dit is verstoord bij schizofrenie Afwijkingen in het verwerken van informatie binnen schizofrenie leidt tot dagelijkse problemen in alledaagse cognitieve taken die veel mensen als vanzelfsprekend zien o Perceptie en geheugen worden met elkaar verweven! Resultaat: mensen met schizofrenie zijn aangetast in hun vermogen om te kiezen tussen relevante en irrelevante sensorische informatie in hun omgeving Bv. zien toeteren van een auto als irrelevant Problemen met leren, herinneren van dingen, interpersoonlijke interacties en relaties Dergelijke cognitieve en sociale afwijkingen worden vaak slecht begrepen door familieleden, vrienden en door de patiënten zelf o o Belangrijk dat schuld niet op patiënt wordt geschoven Zorg leggen bij verandering in cognitief en sociaal functioneren Veranderingen in het sociaal en cognitief functioneren worden vaak gezien bij schizofrenie Psychose neiging / schizotypy = kenmerken van psychotische stoornissen zoals schizofrenie liggen op een continuüm met normaal gedrag en ervaring Schizofrenie PSYCHOLOGISCHE NEIGING: SCHIZOTYPY AND SCHIZOTYPICAL PERSONALITY DISORDER 32 o Schizotypy = wordt verwacht dat er individuele variatie is binnen de normale populatie o o Sommige factoren kunnen wel triggerend werken Zoals bij bloeddruk: alcohol en roken zijn slecht voor de bloeddruk Psychose neiging = verklaart het spectrum van stoornissen die gerelateerd zijn aan schizofrenie o o Deze liggen tussen ergens tussen schizofrenie en normaal gedrag Bv. schizotypische persoonlijkheid En andere Schizotypische persoonlijkheidsstoornis deelt veel van de kenmerken van schizofrenie maar in een mildere vorm o o o Bv. moeilijkheden in interpersoonlijke relaties en afwijkingen in gedachten Engeland Nadruk op persoonlijkheidsaspecten van schizotypy Noord-Amerika Nadruk meer op ziekte concept Veel steun voor continuümmodel van schizofrenie o Zowel vanuit studies op basis van vragenlijsten als op basis van onderzoeken in labo’s SAMENVATTING Een groot aantal psychologische theorieën werden voorgesteld die een verklaring van de psychologische processen van de symptomen van schizofrenie kunnen onderbouwen Psychologische pogingen voor het verklaren van wanen werden bepleit door zowel de rol van cognitieve tekorten (bv. tekort in redeneren, aandacht en/of geheugen) en de rol van abnormale perceptie Psychologische theorieën van hallucinaties veronderstellen dat hallucinaties opkomen wanneer mensen hun interne events verwarren met externe observeerbare events Neuropsychologische theorieën voor schizofrenie zoeken naar een verklaring voor hoe biologische beperkingen kunnen zorgen voor de opkomst van cognitieve ‘hardware’ tekorten die symptomen van schizofrenie produceren Veel van de neuropsychologische theorieën benadrukken een defect in het filtersysteem voor het controleren van het verwerken van informatie Theorieën van psychose neiging geven bewijs voor de bewering dat er psychologische markers kunnen zijn voor psychoses die al aanwezig zijn voor dat de stoornis begint te ontwikkelen PSYCHOSOCIALE INTERVENTIES Focussen vooral op individuele symptomen o o Vooral wanen en hallucinaties De ervaring van distress geassocieerd met positieve psychotische symptomen ligt ten grondslag aan abnormaal gedrag Schizofrenie COGNITIEVE GEDRAGSSTRATEGIEËN 33 Coping strategieën aanleren om om te gaan met intense distress Breier en Strauss o o Nick Tarrier o Tonen aan dat de aanwezigheid van een grote psychotische ervaring het individu er niet van weerhoudt om copingstrategieën te gebruiken En eenmaal dat het perspectief van het individu begrepen is, lijken hun strategieën zelfs rationeel en coherent Individuen adopteren strategieën die hun aandacht weg richten van de psychotische symptomen die ze ervaren (blijven zich bewust dat die overtuigingen het resultaat kunnen zijn van een ziekte) Drie kwart van een sample rapporteerde zo’n strategieën Identificeren van triggers voor symptomen: variëren van specifieke stimuli zoals verkeersgeluiden, sociale situaties, televisie naar emotionele staat zoals angst Drie kwart gebruikt hiervoor copingstrategieën Bij 72% succesvol voor controleren van symptomen Dergelijke studies zorgen voor het ontwikkelen van een nieuwe therapeutische aanpak o o o o o Trainen van patiënten om nieuwe copingstrategieën te gebruiken Coping Strategy Enhancement (CSE) Individu aanleren om effectieve copingstrategieën te gebruiken voor het reduceren van de frequentie, intensiteit en duur van de psychotische symptomen en de daarmee samengaande stress Beste strategieën worden zorgvuldig gezocht via individuele interviews Individu moet strategieën beoordelen naar effectiviteit Doel van CSE: systematisch aanleren van effectieve strategieën voortbouwen op de aanwezigheid van bestaande nuttige strategieën en aanmoedigen van het individu om strategieën uit te poberen Componenten van CSE Opleiding en rapportage training: therapeut en patiënt werken samen voor het verbeteren van de effectiviteit van de copingstrategieën Targetten van symptomen: één symptoom selecteren (één waarvoor de patiënt al copingstrategieën heeft ontwikkeld) moet deze uittesten Huiswerk meegeven Onderzoek toont een significante verbetering aan bij mensen die CSE gevolgd hebben Significante verbetering in coping skills: daling wanen en hallucinaties COGNITIEVE THERAPIE Is exclusief gefocust op overtuigingen en denkpatronen o Het zijn de overtuigingen over het zelf, en ‘appraisals of events’, die direct verantwoordelijk zijn voor het aanmaken of behouden van distress of andere negatieve affecten Cognitieve therapie o o Overtuigingen in de vorm van wanen, die verantwoordelijk zijn voor de distress van een individu en ideeën over zijn/haar zelfbeeld en zo, beïnvloeden Verbaal uitdagen Overtuigingen verbaal in vraag gaan stellen Schizofrenie 34 Patiënt moet alternatieve interpretaties geven van de wanen Therapeut geeft ze niet zomaar Inzicht krijgen in verbinding tussen gebeurtenissen, overtuigingen, affect en gedrag INCONSISTENTIE EN IRRATIONALITEIT Alle wanen bevatten inconsistentie en irrationaliteit (op een andere manier weliswaar) o Verhaal over Anne die zwanger werd om de 6 dagen EMPIRISCH TESTEN Reality testing o Plannen en uitvoeren van een activiteit die een overtuiging valideert of niet Specificeren van de gevolgen Bestaand bewijs herzien voor de voorspelde uitkomst De validiteit van de voorspelling testen Noteren en leren van de resultaten Conclusies trekken uit de specifieke test Er moet een duidelijke alternatieve overtuiging opgemaakt worden voor de wanen als tegenstelling van de waan o o Bv. Nigel denkt dat hij speciale krachten heeft Getest en Nigel concludeerde uiteindelijk toch dat het niet zo is ONDERZOEKSEVIDENTIE Rapporteren 40% reductie van de ernst van psychotische symptomen van mensen met langdurige ziekte o Cognitieve therapie leidt tot een snellere respons dan behandeling met medicatie alleen en een verbeterd herstel VROEGE INTERVENTIES IN HERVAL Prospectieve studies van herval in psychoses hebben gesteld dat herval geen discreet fenomeen is, maar een proces waarin patiënten reageren op initiële subtiele veranderingen in mentaal functioneren o Inclusief disfunctioneren van aandacht, perceptuele stoornissen, racende gedachten Ontwikkelen symptomen zoals dysforie en vroege psychotische symptomen binnen een periode van 1 tot 3 weken Prodromale en psychotische symptomen zijn dichotome fases die kunnen gescoord worden als aanwezig of afwezig o Dysforie = niet-specifieke prodromale symptoom (continu) Schizofrenie VOORLOPERS: DISCREET OF CONTINU? (P. 124 – INGEWIKKELD STUK) 35 o Dysfasie = wordt eerder gezien als een reactie op een ontwikkelende psychose dan een echt prodroom HET CONCEPT VAN DE HERVAL HANDTEKENING (RELAPSE SIGNATURE) Relapse signature: bestaat uit kern- of gemeenschappelijke symptomen die samengaan met unieke kenmerken voor elke patiënt o Wanneer dit geïdentificeerd is, kan het verwacht worden dat de algemene kracht van de prodromale symptomen enkel kan verkregen worden wanneer informatie beschikbaar wordt om een meer accuraat beeld van de handtekening op te bouwen ENGAGEMENT EN ONDERWIJS Vroege interventies zijn afhankelijk van een dichte samenwerking tussen patiënt en verzorger (familieleden) en professionals o o Moeten ingelicht worden over ‘voorlopers’ Opleiding moet de verantwoordelijkheid benadrukken dat wordt geplaatst op het individu en de familieleden voor het herkennen van potentiële tekenen van herval en voor het initiëren van behandeling Belang van psycho-educatie ! IDENTIFICEREN VAN HET “TIME WINDOW” EN DE “RELAPSE SIGNATURE” VOOR VROEGE INTERVENTIES Vier ‘voorlopers’/prodromen moeten overwonnen worden o o o o Identificeren van vroege tekenen vraagt intensief en regelmatige monitoring Sommige patiënten verbergen de symptomen Sommige symptomen kunnen ‘voorlopers’ verduisteren Kenmerken van ‘voorlopers’ variëren van individu tot individu Er is precieze informatie nodig over de aard en duur van een prodroom van een individu of van de “relapse signature” o Via het interviewen van de patiënt over de veranderingen in denken en gedrag die leidden tot een recente episode INTERVENTIE Intensieve steun nodig van familie en vrienden o o De psychologische reactie op een verlies van welzijn en de mogelijkheid tot dit kan leiden tot een herval en plaatst dan ook een significant beperking op beide partijen Als dit niet opgevolgd wordt, kan dit leiden tot verslechtering Doel: minimaliseren van blootstelling aan medicatie en bijhorende nevenwerkingen o Zonder stijging in risico op herval Schizofrenie ONDERZOEKSEVIDENTIE 36 o Experiment: groot verschil tussen aantal ‘voorlopers’ en aantal hervallingen o Niet gewoon het controleren van herval Toont aan dat snelle actie herval kan beperken Snel reageren van belang!! Resultaten van onderzoek stellen dat goede medicatie alleen effectief is in het controleren van herval, in vergelijking met helemaal geen behandeling o Maar nog beter als het samengaat met een andere soort therapie Vroege interventies in het proces van herval zijn effectieve procedures wanneer het gebeurt in de context van regelmatig behoud van medicatie In deze aanpak is de patiënt direct betrokken bij het monitoren en controleren van zijn of haar ziekte! FAMILIE INTERVENTIES Expressed emotion (EE) o Programma’s: veel aandacht voor het opbouwen van collaboratieve werkrelaties met alle familieleden (inclusief persoon met schizofrenie) o o o o Bepaalde kenmerken van het familieleven (stressvolle relaties bijvoorbeeld) kunnen robuuste voorspellers zijn van herval Delen van informatie over de stoornis Zoeken naar praktische oplossingen voor dagdagelijkse problemen Aangeven van moeilijkheden (bv. in huishouden) Later stadium: meer emotionele onderwerpen behandelen (bv. slecht gedrag) Nadruk ligt op de communicatie in een poging om familieleden te helpen om op een meer constructieve manier te interageren met elkaar o o Bv. aandacht geven aan de goede dingen die gebeuren Sociaal contact controleren: bv. soms even uit elkaar houden OUTCOME STUDIES Tabel 8.1 pagina 131 o o Studies die familie interventies evalueren Klinisch significante verbeteringen! Grote klinische vooruitgang en ook steun voor de validiteit van het concept van EE als voorspeller van herval bij mensen met schizofrenie Preventiestrategieën voor herval ontwikkelen o o o Interventies gaan niet enkel over het veranderen van de familie, maar vragen ook een actieve participatie van de patiënt Verbetering in combinatie met medicatie Vooral verbetering in families waar expressed emotion is gereduceerd!! SAMENVATTING Mensen helpen copen met hun symptomen reduceert de ernst en stress Het is mogelijk om wanen/overtuigingen uit te dagen, bijvoorbeeld in een reality test Schizofrenie 37 o o Herval in psychoses wordt voorafgegaan door subtiele veranderingen in denken en affect o Deze variëren van persoon tot persoon en zijn gekend als de ‘relapse signature’ of ‘herval handtekening’ Vroege detectie en interventie van herval reduceert de ernst van en de waarschijnlijk op herval Familie-interventies in huizen met een hoge EE reduceren intrafamiliale stress en daaropvolgend psychotisch herval Schizofrenie Op een zachte en samenwerkende manier Oefeningen van cognitieve gedragstherapie die de reality test gebruiken, tonen een reductie in de sterkte van de wanen/overtuigingen 38 DEPRESSIE Hammen, C., & Watkins, E. (2007). Depression. Hove: Psychology Press. COGNITIEVE EN LEVENSSTRESS BENADERINGEN VAN DEPRESSIE INLEIDING Voorbeeld van Sarah: typisch voor depressieve personen: een meedogenloze focus op de negatieve aspecten van haarzelf, de wereld en haar toekomst o Gedachten zijn overdrijvingen of mispercepties van de realiteit, waardoor de symptomen van haar depressie geaccentueerd of verlengd worden o Negatief denken is deel van de typische manier van de persoon waarop ze zichzelf en de wereld zien Cognitieve oorzaken van depressie COGNITIEVE EN INFORMATIEVERWERKINGSMODELLEN VAN DEPRESSIE Beck: stelde vast dat negatieve gedachten disfunctioneel waren en dat ze duidelijke verstoringen van de realiteit representeren en zorgen voor het langer duren of erger worden van de symptomen van depressie o Cognitieve Triade o o Karakteristiek denken dat negatieve verwachtingen, interpretaties, percepties en herinneringen over het zelf, de wereld en de toekomst benadrukt Individuen gaan selectief negatief gaan denken, ook al is het positief alternatief ook aannemelijk + Ze gaan enerzijds negatieve info veralgemenen en anderzijds positieve info gaan minimaliseren of misinterpreteren Deze fouten in informatieverwerking gebeuren niet opzettelijk, maar spontaan en automatisch o Cognitief model van depressie heeft drie sleutelelementen Cognitieve triade Verkeerde informatieverwerking Negatieve zelfschema’s Er is geen goede basis voor dergelijke gedachten, maar ze komen spontaan op Negatieve zelfschema’s o o o o Georganiseerde representaties van ervaringen in het geheugen die functioneren als een soort van mentale filter en die de selectie, interpretatie en herinnering van informatie leiden Zorgen ervoor dat relevante info gemakkelijk kan opgeroepen worden Wanneer de informatie fout verwerkt wordt gaan de schema’s foute informatie invullen over wat kan verwacht worden Zelfschema: refereert naar georganiseerde overtuigingen en proposities over het zelf Depressie 39 Beck stelt dat de depressie-gevoelige persoon negatieve overtuigingen heeft Kan verkregen zijn door een slechte kindertijd en doordat het schema selectief enkel negatieve informatie opneemt Situaties die stressvol zijn en het individu herinneren aan omstandigheden die oorspronkelijk verantwoordelijk waren voor de opkomst van het negatief zelfbeeld, hebben een grote kans om het negatieve schema te activeren Bv. situaties overdrijven en altijd negatief in geheugen houden Verandering in Beck zijn theorie: hypothese dat stelt dat er individuele persoonlijkheidsverschillen zijn die de types van negatieve evenementen of triggers van depressie definiëren en dat verschillende subtypes van symptomen van depressie kunnen resulteren uit dergelijke persoonlijkheidsverschillen o o Bv. sociotropische persoonlijkheid: iemand die zijn zelfbeeld baseert op connecties/relaties met en goedkeuring van andere mensen Bv. autonome persoonlijkheid: iemand die zijn zelfbeeld baseert op verwezenlijkingen en onafhankelijkheid Kwetsbaarheid tot negatieve gedachten wanneer evenementen niet overeenkomen met het zelfbeeld ANDERE COGNITIEVE MODELLEN VAN DEPRESSIE HULPELOOSHEIDS- EN HOPELOOSHEIDSMODELLEN VAN DEPRESSIE Seligman: observeerde dat dieren die blootgesteld worden aan oncontroleerbare aversieve condities falen om acties te ondernemen om te ontsnappen uit dergelijke situaties wanneer de gevolgen niet meer controleerbaar waren Hebben geleerd hulpeloos te zijn Hypothese: wanneer men de foute verwachting heeft dat er geen controle mogelijk is, dan faalt men om acties te ondernemen en ervaart men depressieve symptomen o Attributioneel model: linkt depressie aan de neiging om oorzaken van negatieve evenementen toe te schrijven aan kwaliteiten van het zelf die gezien worden als onveranderbaar en doordringend o o Latere toevoeging: het betreft individuele percepties m.b.t. de oorzaken van de oncontroleerbare gevolgen Wanneer de negatieve gevolgen toegeschreven worden aan onstabiele of specifieke oorzaken, worden er minder negatieve reacties geproduceerd Negatieve uitleggende stijl: stabiele, globale, en interne causale attributies voor negatieve evenementen en onstabiele, specifieke en externe causale attributies voor positieve evenementen Gecontrasteerd met ‘self serving attributional style’: mensen maken meer interne, stabiele, globale attributies voor positieve evenementen dan voor negatieve evenementen Verdere variant van het attributioneel model is de hopeloosheid van depressie o Hopeloosheid is de cognitie dat depressieve reacties veroorzaakt Gebruik van negatieve cognitieve stijlen zoals hopeloosheid en negatieve verklaringsmanieren (hulpeloosheid) Depressie 40 PROBLEEMOPLOSSINGS-, ZELFFOCUS- EN RUMINATIEMODELLEN Problemsolving tekort: depressie is het resultaat van inefficiënte vaardigheden voor het oplossen van problemen wanneer stressvolle evenementen voorkomen o Bv. definiëren van problemen, en alternatieve oplossingen zoeken Zelfgerichte aandacht: zorgt voor meer negatieve gevoelens en meer kritiek op zichzelf, en kan potentieel interfereren met sociaal en adaptief functioneren, waardoor men in een vicieuze cirkel terecht komt Ruminatieve reactie: herhaalde focus op het zelf, gevoelens, symptomen en de oorzaken, alsook op de betekenissen en gevolgen van die symptomen en gevoelens, is een typische passieve stijl van reageren op disforische gevoelens dat leidt tot het verscherping van symptomen o o o Ruminatie is niet helpend gezien het bestaande negatieve gevoelens verscherpt, het oplossen van problemen verslechtert, de selectieve focus op negatieve interpretaties laat stijgen en de motivatie om bezig te zijn met hulpvolle, instrumentele acties vermindert Ruminatie dient voor het verscherpen van individuele reacties op bestaande stress en moeilijkheden Onderzoek toont aan dat het leidt tot meer depressie ZELFCONCEPT VAN DEPRESSIE Negatieve visies m.b.t. het zelf: diepgewortelde overtuiging dat iemand onvolkomen, onwaardig, ongewild is of incompetent is in het verkrijgen van betekenis en waarde Multidimensionale aanpak voor het karakteriseren van het zelfbeeld 3 soorten disfuncties van het zelf die bijdragen tot kwetsbaarheid Structurele tekorten: zoals weinig, rigide of extern gebaseerde bronnen voor het zelfbeeld Bv. gebaseerd op goedkeuring en succes Dit is een goede voorspeller voor depressie Abnormaal laag zelfbeeld: depressieve stemming en stresserende evenementen Tijdelijke instabiliteit en labiliteit van het zelfbeeld: voorspellen toekomstige depressie EVALUEREN VAN COGNITIEVE KWETSBAARHEIDSMODELLEN Depressieve personen vertonen meer negatieve cognities, disfunctionele attitudes en negatieve attributies Daarnaast vertonen ze ook een vooringenomenheid in het verwerken van informatie wat betreft de toegang tot het geheugen, het interpretatief redeneren en de aandacht (meer negatieve herinneringen) meer negatieve interpretaties van ambigue informatie o Depressieve mensen gaan meer naar negatieve stimuli (niet-depressieve mensen gaan meer naar positieve stimuli): gemakkelijker toegang tot negatieve informatie Depressie DEPRESSIE EN NEGATIEVE COGNITIES 41 Distortion, bias or depressive ‘realism’ o Negatief denken kan op verschillende manieren gedefinieerd worden: als een verstoring, een vooringenomenheid/bias, of eerder een soort realisme Maar: geen bewijs voor realisme NEGATIEF DENKEN ALS EEN OORZAAK VAN DEPRESSIE Cognitieve kwetsbaarheid kan de start van depressie voorspellen o o o Cognitive Vulnerability to Depression (CVD) Dysfunctional Attitude Scale (DAS): onflexibele, maladaptieve en perfectionistische overtuigingen over wat vereist wordt voor het zelfbeeld Cognitive Style Questionnaire (CSQ): neiging om interne, stabiele en globale attributies te maken over positieve en negatieve gebeurtenissen Participanten met een hoog cognitief risico en een verleden van depressie hadden een grotere kans om te hervallen dan diegenen met een laag cognitief risico en een verleden van depressie Ruminatie is een vorm van negatieve cognitie dat betrouwbaar toekomstige depressie kan voorspellen o Ook bewijs dat cognitieve kwetsbaarheid interageert met negatieve life events voor het voorspellen van toekomstige depressie STATE-DEPENDENT COGNITIONS De aanwezigheid van disfunctionele cognities of schema’s moeten een onderscheid maken tussen diegenen die depressief zijn en diegenen die niet depressief zijn o Kwetsbaarheid blijft, ook al is de persoon niet depressief, maar dat vergroot wel het risico op een depressie in de toekomst Negatieve cognities zijn latent en zijn afhankelijk van de staat van de stemming Daarnaast zijn negatieve cognities ontoegankelijk, tenzij ze worden geactiveerd of geprimed door een relevante uitdaging, zoals de ontwikkeling van een negatieve stemming of de ervaring van een stressvolle situatie COGNITIVE REACTIVITY Stellen dat hoewel herstelde depressieve patiënten niet verschillen van niet-depressieve personen wanneer ze zich onder normale omstandigheden bevinden, kwetsbare individuen toch meer negatieve gedachten vertonen dan de controlegroep in dezelfde context van negatieve stemming en stresserende situaties o o Meer disfunctionele attitudes en foute verwerking van informatie Bv. kijken naar een verdrietige film: mensen met een geschiedenis van depressie zijn meer geraakt Veranderingen in stemming beïnvloeden de verwerking van informatie in kwetsbare groepen Verschillende studies hebben gevonden dat de mate van cognitieve reactiviteit de niveaus van depressie voorspelt in longitudinale studies o o Voorspellen wie depressief bleef en wie herstelde binnen vijf maand Niveau van disfunctionele attitudes gaat samen met stress voor het voorspellen van depressie Depressie 42 o o Wanneer men slecht gezind is zijn er meer disfunctionele attitudes Ruminatie voorspelt toekomstige depressie MODELLEN VAN DEPRESSIEVE INFORMATIEVERWERKING Teasdale stelde de Differential Activation Hypothesis voor o o o o Individuen verschillen in de mate waarin patronen van negatief denken geactiveerd zijn als reactie op depressieve stemmingen en stressoren Er zijn dus individuele verschillen in cognitieve reactiviteit Stelde dat emoties en geassocieerde cognities gelinkt zijn in het geheugen Als een mood geactiveerd wordt, zijn de herinneringen die eraan verbonden zijn ook geactiveerd en dus ook de cognities Hypothese voorspelt dat de mate van cognitieve reactiviteit een gevolg zal zijn van vroegere leerervaringen Als reactie op een slechte stemming gaan individuen negatieve gedachten ervaren, en de kwetsbare individuen gaan meer extreme en globale negatieve gedachten hebben die zullen leiden tot depressieve reacties Verschillende stemmingen zorgen voor verschillende mentale modellen o Cognitieve kwetsbaarheid omvat globale mentale modellen in plaats van simpele negatieve gedachten en overtuigingen SPECIFICITEIT VAN DEPRESSIEVE COGNITIES Negatief denken komt ook voor bij andere stoornissen VERSCHIL TUSSEN DEPRESSIEVE EN ANGSTIGE MENSEN Depressieve individuen verschillen van angstige mensen in inhoud van gedachten Depressieve mensen: meer negatieve gedachten over zelfbeeld! Cognitieve specificiteit van depressie gecompliceerd door: o o Hoge niveaus van comorbiditeit tussen depressie en andere stoornissen Potentiële verwarring tussen criteria voor de diagnose en ernst van psychopathologie, want negatieve gedachten komen ook bij andere stoornissen voor Depressie: tendens om informatie te verwerken op een oververalgemenende manier o o o Veralgemenen Vermindering van het oproepen van specifieke autobiografische herinneringen Overalgemeen geheugen Ruminatie is gekenmerkt door denken over de abstracte gevolgen, betekenissen en implicaties van iemands ervaring, en maakt verschillende situaties abstract, wat resulteert in een categorische mentale representatie van het oververalgemeende geheugen Depressie 43 ALGEMENE EVALUATIE VAN COGNITIEVE MODELLEN VAN DEPRESSIE Extreme, globale en veralgemenende negatieve modellen van het zelf, de wereld en de toekomst zijn geactiveerd als reactie op een negatieve stemming en stresserende gebeurtenissen o Dit determineert de kwetsbaarheid tot depressie Steun voor de causale rol van cognitie in het ontwikkelen van depressie: een negatieve cognitieve stijl, ruminatie, gestegen cognitieve reactiviteit en veralgemeningen voorspellen de opkomst of herval van depressie en het niveau van de depressieve symptomen Veel methodologische en conceptuele zaken die nog moeten opgelost worden o o o Relatie tussen de inhoud van gedachten en het verwerken van gedachten Meer onderzoek naar mechanismen en oorzaken van negatieve gedachten Cognitie niet te simplistisch zien: niet alleen intern, maar ook de omgeving en sociale context speelt een rol Biologisch, persoonlijkheid, sociaal, omgeving, en ontwikkeling! Dit zijn allemaal aspecten van depressie ! STRESSVOLLE GEBEURTENISSEN EN OMSTANDIGHEDEN EN HUN ROL IN DEPRESSIE “Deprimerende gebeurtenissen leiden tot depressie”: verraderlijk EMPIRISCHE ASSOCIATIES TUSSEN NEGATIEVE LEVENSGEBEURTENISSEN EN DEPRESSIE Stresserende ervaringen werden variërend gedefinieerd als recente negatieve levensgebeurtenissen, blijvende chronische moeilijkheden, het kleine gedoe van het alledaagse leven, distale nadelige ervaringen zoals een slechte behandeling in de kindertijd Vragenlijsten hebben vaak problemen o o Checklisten zijn gelimiteerd door verschillen in de interpretatie van het individu van hetzelfde item: de betekenis van een gebeurtenis in het leven van een persoon kan sterk verschillen voor het individu, afhankelijk van de omliggende omstandigheden wanneer het evenement zich voordoet Aangeraden: interviewmethoden die zowel het evenement als de context bevragen, en objectieve scores voorzien voor stressvolheid, en die de subjectieve reacties van de persoon op het evenement niet kennen Onderzoek: 80% van de depressieve mensen hadden een levensgebeurtenis meegemaakt Bevestiging van verband tussen vroegere stressoren en daaropvolgende depressie o o Triggerend effect van stressoren op depressie: bv. weduwschap, natuurlijke rampen, ... De meeste episodes van een grote depressie zijn voorafgegaan door stressende levensgebeurtenissen Bewijs dat bepaalde individuen, die te maken hebben met chronische negatieve condities, zoals een slechte gezondheid, veel zorgen, sociale nadelen, of slecht huwelijk een grotere kans op depressie of demoralisatie hebben Depressie EFFECTEN VAN DE TYPES STRESS 44 Depressie vaak gelinkt aan interpersoonlijke verliezen: sterfgeval, scheiding, dreiging tot scheiding, ... hebben invloed op het zelfbeeld Relatiestressoren leiden ook vaak tot depressie (leiden vaak tot een verlies) PERSOONLIJKHEID EN DEPRESSIEVE REACTIES OP SPECIFIEKE TYPES VAN LEVENSGEBEURTENISSEN Hypothese: individuen kunnen op een verschillende wijze kwetsbaar zijn voor depressieve effecten van bepaalde stressoren o o Sommige individuen zijn meer kwetsbaar voor sommige stressoren dan anderen Autonome dominante doelgerichte, zelfkritische personen: halen hun persoonlijke waarde uit verwezenlijkingen en hoog gewaardeerde doelen en controle Sociotropische personen: gaan meer investeren in zichzelf en in hun persoonlijke relaties met anderen Kwetsbaarheid hangt dus af van persoonlijke kenmerken ‘Specifieke kwetsbaarheid’ of ‘personality-event congruency models’ Dependency-sociotropy is gelinkt met gebeurtenissen van interpersoonlijk verlies voor het voorspellen van depressie De zelfkritiek/autonomie theorie is minder gesteund Veel studies: variëren in methoden voor het meten van persoonlijke kwetsbaarheid en resultaten o o Alle studies vonden wel bewijs voor het verbeteren van voorspellingen van depressieve reacties op levensgebeurtenissen door het toevoegen van metingen van cognitieve of persoonlijke kwetsbaarheid Ook bewijs voor de matching tussen interpersoonlijke levensgebeurtenissen en interpersoonlijke kwetsbaarheid Cognitieve-diathese stress model van depressie is gesteund door longitudinaal bewijs: cognitieve kwetsbaarheid (disfunctionele attitudes en stijl) interageren met negatieve levensgebeurtenissen voor het voorspellen van depressie in de toekomst Relatie stress – depressie: match tussen negatieve levensgebeurtenissen en het feit dat omstandigheden blijven of dat men een rollen moet blijven vervullen die bronnen zijn voor zelfbeeld en betekenis o Bv. Mrs. Jones en Mrs Smith: Mrs Jones wordt depressief omdat het een verlies inhoudt van hoe ze over haar zoon dacht, de andere niet omdat ze zoiets wel verwacht had en meer bezig was met haar carrière dan met het huishouden STRESS EN TYPES VAN DEPRESSIE Onderscheid tussen biologische en niet-biologische subtypes van depressie o Hypothese: depressies die getriggerd zijn door stressvolle levensgebeurtenissen vertonen andere kenmerken en een andere onderliggende etiologie dan depressies die niet veroorzaakt zijn door stress MAAR: weinig bewijs! GESLACHTSVERSCHILLEN Hogere aantallen van depressie bij vrouwen dan bij mannen o Vrouwen zijn meer reactief op stress: vrouwen hebben een grotere kans om depressief te worden ten gevolge van stressoren dan mannen Depressie 45 DE NATUUR VAN RELATIES TUSSEN STRESS EN DEPRESSIE Als aanvulling op de empirische associatie tussen stressoren en een daaropvolgende depressie, zijn er ook onderwerpen over de directionele, tijdelijke, en conceptuele aard van de associatie VERANDERENDE RELATIES TUSSEN STRESS EN DEPRESSIE DOORHEEN DE TIJD Veranderende relatie over de tijd heen o o Terugkerende episodes van stemmingsstoornissen kunnen onafhankelijk worden van stressoren, als een functie van neurobiologische veranderingen die geassocieerd zijn met herhaalde stressoren en herhaalde episodes Na verloop van tijd wordt de persoon gesensibiliseerd (‘kindled’) en kan deze spontaan episodes ervaren (zonder stressoren) Bewijs: meeste stress in eerste episodes ‘Kindling’ of stress-sensibiliserende hypothese o Getest bij een bipolaire stoornis aan de hand van SCID-gebaseerde diagnostische assessments Vonden bewijs voor een dalende/verdwijnende associatie tussen levensgebeurtenissen en depressie wanneer de persoon een verhoogd aantal depressieve episodes kent Kendler et al. stellen dat, zowel biologisch of psychologisch, het sensibiliserende proces (kindling process) vertraagt of stopt nadat het eerst intens is voorgekomen in de eerste paar episodes Stijgende onafhankelijkheid van stress en depressie na herhaalde episodes o o Sterkst bij diegene die een laag genetisch risico hebben (tweelingenstudies) Deze met een hoog genetisch risico zijn op voorhand al gesensibiliseerd met zwakkere associaties tussen stressoren en depressie Dus: de stress-depressie relatie varieert niet alleen doorheen de tijd (met stijgend aantal episodes), maar kan ook verschillen volgens het genetisch risico op depressie Alternatieven door Monroe en Harkness o o Stress autonomie: episodes worden onafhankelijk van stress doorheen de tijd Stress gevoeligheid: episodes worden getriggerd door lagere niveaus van stress EFFECTEN VAN DEPRESSIE OF STRESS: STRESSGENERATIE Hammen observeerde dat vrouwen met terugkerende depressie significant meer interpersoonlijke negatieve gebeurtenissen hebben ervaren in een periode van 1 jaar waarbij ze gevolgd werden, dan groepen van vrouwen die een bipolaire of medische stoornis hebben of de niet-psychiatrische controlegroep o Unipolaire depressieve vrouwen: meer stresserende gebeurtenissen Bv. conflicten met leerkracht, werkgever, vrienden, ... Stressgeneratie = stresserende gebeurtenissen deels als gevolg van de kenmerken van het karakter van het individu Neiging van depressieve vrouwen om bij te dragen aan interpersoonlijke of conflicterende stressoren bij zowel volwassenen, adolescenten en kinderen Depressie 46 o Één studie vond hetzelfde patroon voor mannen met een geschiedenis van depressie Moeilijkheden: gevechten, scheiding, ... WELKE FACTOREN ZIJN VERANTWOORDELIJK VOOR HET GENEREREN VAN STRESSVOLLE INTERPERSOONLIJKE GEBEURTENISSEN? Individuen selecteren zichzelf in potentieel stresserende omstandigheden: mogelijk door de kenmerken van hun omgeving of door persoonlijke kwetsbaarheid (social selection) o o Bv.: ouder-kind conflict: kinderen in een slechte omgeving, ouders zorgen niet goed voor hen Persoon kan een depressie ontwikkelen als reactie op een stresserende gebeurtenis Persoonlijke kenmerken die bijdragen tot verstoorde relaties: genetisch overgedragen eigenschap van neuroticisme draagt bij tot het uitbreken van stresserende levensgebeurtenissen omdat de persoon een moeilijk temperament en emotionaliteit heeft o Kan samengaan met depressie bij ouders Het is belangrijk individuen niet de schuld te geven van het creëren van stressoren in hun leven; dit kan ook grotendeels het gevolg zijn van hun sociale en familiale omgeving MODELLEN VAN DE MECHANISMEN IN DE ASSOCIATIE TUSSEN STRESS EN DEPRESSIE Er moet een diathese of kwetsbaarheidsfactor zijn die verklaart waarom sommigen depressief worden door bepaalde stressoren en anderen niet HPA-as abnormaliteiten: kunnen verklaren waarom sommigen individuen andere reacties hebben op stressoren (neurologisch) o De mechanismen zijn wel nog niet verduidelijkt Stijgend bewijs dat bepaalde genetische variaties van het serotonine transport systeem resulteren in een stijgende kans op depressie ten gevolge van grote stressoren Temperament en persoonlijkheid + context van interpersoonlijke tegenslagen Cognitieve modellen van depressie: diathese stress model o Brown: maken een model gebaseerd op kenmerken van de stresserende levensgebeurtenis zelf en het voorkomen ervan in de specifieke psychosociale context, wat cognities van hopeloosheid en een laag zelfbeeld uitlokt of versterkt o o De cognitieve schema’s of disfunctionele verklaringsstijl representeren de onderliggende kwetsbaarheid doordat ze de persoon vatbaar maken voor een ‘hopeloze interpretatie’ van een gebeurtenis (leidt tot depressie) Betekenis van een evenement wordt gevormd in zijn context Factoren die leiden tot depressie werden geïdentificeerd in een onderzoek met een grote gemeenschap van vrouwen uit de middenklasse Ernstige evenementen die aanleiding geven tot een tekort aan hoop op ‘beterschap’ induceren depressie, een laag zelfbeeld geeft aanleiding tot hopeloosheid Verschil tussen cognitieve theoretici en Brown: Brown stelt dat het de actuele ernstige negatieve gebeurtenis en tegenspoed is dat zorgt voor depressie, terwijl cognitieve Depressie 47 theoretici zeggen dat het de gebiaste interpretatie is van evenementen dat leidt tot depressie Inclusie van actuele stressoren in de longitudinale designs van cognitieve kwetsbaarheid voor het voorspellen van depressieve episodes zijn zeldzaam maar nodig! SAMENVATTING Cognitieve modellen van depressie (Beck), benadrukken negatief denken als een factor van het veroorzaken of aanhouden van depressie Hedendaagse versies van cognitieve modellen benadrukken variërend de uitleggende stijl, zelfschema’s, hopeloosheid, ruminatieve reactiestijl, en gebiaste informatieverwerking (onder andere factoren) Cognitieve kwetsbaarheidsmodellen van depressie hebben verschillende onderzoeken en discussies over meetbaarheid en design gestimuleerd o o Dergelijk onderzoek heeft geleid tot verbeterd empirisch bewijs voor de idee dat individuele verschillen in de negatieve percepties van het zelf en gebeurtenissen een belangrijke rol spelen in kwetsbaarheid tot depressie Maar: nog veel onbeantwoorde vragen Negatieve levensgebeurtenissen spelen een triggerende rol in het uitbreken van de meeste episodes van depressie, maar de meeste mensen die een stresserende ervaring meemaken worden niet depressief Onderzoek heeft gepoogd om te onderzoeken welke soort gebeurtenissen en omstandigheden het meeste kans hebben om depressie te veroorzaken Er wordt gesteld dat verlies en interpersoonlijke evenementen vooral depressie kunnen veroorzaken, maar dat individuele cognitieve en persoonlijkheidsfactoren kunnen determineren welke soort gebeurtenissen het meest krachtig zijn voor het voorspellen voor die bepaalde persoon De relaties tussen stress en depressie zijn niet gewoon unidirectioneel waarbij stress zorgt voor depressie o o Depressie en persoonlijke kenmerken kunnen stresserende gebeurtenissen creëren De aard van de stress-depressie relatie kan veranderen doorheen meervoudige episodes SOCIALE ASPECTEN VAN DEPRESSIE FAMILIALE CONTEXT Psychodynamische benadering o o Freud: verlies van een object Bowlbly: hechtingstheorie Cognitieve sociale leertheorie Depressie 48 o o o o o Sociale vaardigheden en interpersoonlijke attitudes en verwachtingen worden in de vroege kindertijd aangeleerd Disfunctionele zelf-schema’s, negatieve uitleggende stijl Coping vaardigheden Depressieve ouders Huwelijksrelatie FAMILIALE RELATIES EN VROEGE OMGEVING ALS MOGELIJKE OORZAKEN VAN DEPRESSIE Verlies (van een ouder) o Ongeluk o o o o Seksueel, fysiek en mentaal misbruik Verschil tussen deze soorten misbruik? Andere beïnvloedende factoren? Ouderlijke psychologische problemen, geweld en scheiding zijn de beste voorspellers van (herhaling van) depressie Vaak komen deze voorspellers samen voor of overlappen ze Geen causale relaties! Hechting o o o Niet echt het verlies op zich maar voornamelijk de steun achteraf Depressieve kinderen en adolescenten rapporteren vaker een onzekere hechting aan hun ouders, dan de niet-depressieve groep Als gevolg van een onzekere hechting verhoogt de kans dat een stressvolle levensgebeurtenis een depressie uitlokt // romantische relaties: heel onzekere individuen; de mate van hechting is een goede voorspeller voor de kwaliteit van de relatie Kwaliteit van de ouder-kind relatie o o Dit ruimer concept omvat de vorige 3! Retrospectieve studies: depressieve volwassenen rapporteren meer ongelukkige relaties met hun ouders gedurende hun kindertijd Zij omschrijven hun ouders als: afwijzend, controlerend, en vertonen een vijandige hechting, gebrek aan warmte, zorg en aanvaarding Opvoedingsstijlen gelinkt aan depressie: weinig affectie en veel controle (overprotectie) o Eigentijdse studies: depressieve kinderen en adolescenten ervaren meer moeilijkheden in de relaties met hun ouders o Prospectieve studies hebben als voordeel dat zij de biases die (achteraf) ontstaan gedurende een depressie, niet vertonen Voornamelijk een gebrek aan zorg zou depressie voorspellen, eerder dan de mate van controle. Daarenboven is vooral de kwaliteit van de relatie tussen moeders en hun dochters, en vaders en hun zoons doorslaggevend o Psychologische effecten van opvoedingsstijlen Gebrek aan warmte en zorg: boodschap dat het kind geen waarde heeft Teveel controle: boodschap van incompetentie en niet te vertrouwen Hoge verwachtingen: kind verwijt zichzelf gebrek aan zelfvertrouwen/ zelfwaarde Negatieve feedback negatieve cognities! Depressie 49 o Biologische studies: Dorsolaterale prefrontale cortex: minder activiteit De meeste relaties zijn echter correlaties, dus met weinig direct bewijs tussen vroege negatieve levensgebeurtenissen en depressie. Er bestaat echter geen twijfel dat voorgaande elementen de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een depressie verhogen. IMPACT VAN DEPRESSIE OP FAMILIALE RELATIES Symptomen van depressie kunnen bijdragen tot moeilijkheden in dichte relaties o o o Irritabiliteit, gebrek aan energie en genieten, gevoeligheid voor kritiek, pessimisme, suïcidale gedachten leiden allen tot een bezorgdheid van anderen in hun omgeving Deze zware last voor de omgeving leidt ertoe dat zij zich vaak terugtrekken Vaak rapporteren ze slechte huwelijksrelaties, met een gebrek aan sensitiviteit, communicatie, een slechte seksuele relatie, .... Scheiding en het nooit getrouwd zijn geweest, komt meer voor bij depressieve respondenten 4 vragen o o o o Leiden huwelijke geschillen tot depressie? Leidt depressie tot huwelijke geschillen? Zijn huwelijksproblemen uniek in hun relatie tot depressie? Waarom is er een link tussen huwelijksproblemen en depressie? HUWELIJKSPROBLEMEN LEIDEN TOT DEPRESSIE De meeste onderzoekers gaan uit van een bidirectionaliteit: depressie veroorzaakt problemen, en huwelijkproblemen veroorzaken depressie Relatieproblemen zijn vaak voorlopers van depressie Ongelukkige partners ontwikkelen vaker een depressieve episode dan gelukkige partners Partners die kritiek hebben op hun depressieve partner en negatieve attitudes vertonen tegenover hen, dragen bij tot herval in een depressie na hospitalisatie Huwelijksproblemen kunnen bijdragen aan het ontstaan en het voortduren van depressieve stoornissen Depressie is geassocieerd met negatieve interpretaties, waardoor een depressief persoon zich meer zou focussen op de vervelende, minder belonende aspecten van het huwelijk Daarenboven kan hij/zij irritant, teruggetrokken en algemeen niet aangenaam zijn Het depressieve gedrag van de ene beïnvloedt het gedrag en de attitudes van de andere partner op een negatieve manier dissatisfactie bij beide! Onderzoek bij depressieve vrouwen en hun partner: beide rapporteren meer huwelijksproblemen, weinig conflict-oplossende strategieën, minder positieve uiting van gevoelens en affecties Depressie DEPRESSIE VEROORZAAKT HUWELIJKSPROBLEMEN 50 Daarenboven zouden depressieve personen, ondanks behandeling en het niet meer depressief zijn, blijvende interpersoonlijke problemen vertonen waaronder huwelijksontevredenheid en conflict UNIEKE ASSOCIATIE TUSSEN DEPRESSIE EN MOEILIJKHEDEN IN DICHTE RELATIES Komen huwelijksproblemen meer voor bij depressie dan bij andere stoornissen? o Zlotnick et al: depressieve personen vertoonden minder vaak positieve en meer negatieve interactie met hun partners MECHANISMEN VAN HUWELIJKSONTEVREDENHEID IN KOPPELS MET DEPRESSIE Weinig evidentie, maar wel een aantal hypothesen: o o o o Depressieve symptomen hebben een negatieve impact Initieel begrip en zorg bij de niet-depressieve partner slaat om in wrok en ongeduld, wat op zich bij de depressieve partner overkomt als een afwijzing, en een gebrek aan sympathie, wat dan weer meer depressie uitlokt De partners zijn vaak bezorgd/geambeteerd omwille van de restricties in sociale activiteiten en hobby’s en de teruggetrokkenheid, en suïcidale gedachten van hun depressieve partner Persoonlijkheidsfactoren, onzekere hechting, en gedragsstijlen: bv. teveel afhankelijk van anderen Depressieve personen lijken vaker te trouwen met andere personen met psychologische problemen Effecten van ouderlijke depressie op kinderen o o o o o o 50% Cognitieve vertekeningen, gedragsaanpassingen en sociale vaardigheden Een van de sterkste risico’s voor het ontwikkelen van depressie! Zowel genetische als omgevingsinvloeden: interactie tussen familie, stress in de omgeving, cognitieve en interpersoonlijke factoren Depressie van een ouder komt voornamelijk voor in stressvolle familiale omstandigheden, moeilijkheden in de ouder-kind relaties en moeilijkheden met communicatie, en een persoonlijkheid dat de sociale en probleemoplossingsvaardigheden van de kinderen ondermijnen Depressieve vrouwen onzeker gehechte kinderen Depressieve moeders vertonen meer negatief en niet-betrokken gedrag en zijn minder positief SOCIAAL GEDRAG VAN DEPRESSIEVE PERSONEN INTERPERSOONLIJKE KARAKTERISTIEKEN VAN DEPRESSIEVE PERSONEN Depressieve personen lokken meer negatief gedrag en negatieve emoties en meer sociale afwijzing uit van niet-depressieve personen o Vaak zoeken zij bevestiging bij anderen, wat bij die ander eerder negatieve dan positieve reacties uitlokt Dit omdat depressieve personen hun zorgen vaak overdreven, onredelijk en irrationeel zijn Hierdoor zijn zij ontroostbaar wat tot frustratie leidt bij anderen Depressie 51 o o Minder sociale vaardigheden lokken negatieve reacties uit omdat ze indruisen tegen de communicatieve normen: explosiviteit, beleefdheid, en de verwachting van wederzijdse betrokkenheid De vraag rijst nu of deze gebrekkige sociale vaardigheden de ‘oorzaak’ zijn van de depressie of eerder symptomen van een depressieve episode Hoewel het grotendeel zich beperkt tot de depressieve episode, zijn er toch een aantal interpersoonlijke kwetsbaarheidsfactoren onderliggend aanwezig: afhankelijkheid, negatieve interpersoonlijke cognities, deficiëntie in sociale probleemoplossingsvaardigheden Afhankelijkheid en introversie: 2 visies o o o o De trek afhankelijkheid als een kwetsbaarheidsfactor Een diathese-stress model dat depressie zich voordoet wanneer er een match bestaat tussen interpersoonlijke levensgebeurtenissen en motieven en cognities van een onderliggende afhankelijkheid Afhankelijkheid inhibitie van voornamelijk het uitdrukken van vijandigheid en boosheid Afhankelijkheidstrekken komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen; vrouwen zijn immers gesocialiseerd om zich tot anderen te richten en om gevoelens van agressie te onderdrukken Neuroticisme en introversie/extraversie Neuroticisme: negatieve emotionaliteit en een hoge reactiviteit als gevolg van stress Introversie: voorkeur voor activiteiten voor één en ongemak in sociale situaties STRESS EN SOCIAAL FUNCTIONEREN Stress-diathese: stressvolle levensgebeurtenissen en omstandigheden lokken onderliggende kwetsbaarheden van de persoon uit, wat kan leiden tot depressie Specifieke kwetsbaarheid voor interpersoonlijke levensgebeurtenissen o Afhankelijke (sociotropische) personen: baseren hun zelfwaarde en competentie op de (evaluatie van) anderen die hun dierbaar zijn en ontwikkelen depressie als gevolg van afwijzing of verlies van een dierbare Zij ontwikkelen geen depressie bij eender welke levensgebeurtenis, wanneer dat niet binnen hun domein van kwetsbaarheid valt Hypothese: specifieke kwetsbaarheid bij vrouwen omdat zij zo gesocialiseerd zijn!? o Cognities over onzekere hechting: zijn ervan overtuigd dat ze afhankelijk zijn en anderen nodig hebben Sociale steun o o o Sociale probleemoplossing o o Zou meer gelinkt zijn aan depressie bij vrouwen dan bij mannen Als buffer tussen levensgebeurtenissen en depressie maar: geen evidentie! Beoordeling van sociale steun is lager bij de depressieve groep als gevolg vna negatief denken Meer vermijdende en emotie-gefocuste coping Rumineren zelf-focus, passieve strategieën i.p.v. actieve coping Genereren van interpersoonlijke stressoren Depressie de 52 o Depressieve personen dragen vaak bij tot het ontstaan van stressoren, die latere depressieve episodes uitlokken SAMENVATTING Moeilijkheden in sociale relaties zouden een kernelement kunnen zijn van vele depressies o o Vroege aversieve ervaringen die blijk geven van verstoorde banden tussen kinderen en hun ouders, lijken geassocieerd te zijn met kwetsbaarheid voor een latere depressie o o De symptomen van een depressie zijn niet enkel moeilijk voor andere familieleden om hiermee om te gaan Depressie eist ook zijn tol van huwelijksrelaties en vormen een risicofactor voor de ontwikkeling van depressie en negatieve uitkomsten bij de nakomelingen van depressieve ouders De sociale gedragingen van depressieve mensen lijken een negatieve impact te hebben op anderen, wat mogelijks tot verwerping leidt o Een vroeg verlies, tegenslag, onveilige hechting en moeilijkheden in de ouder-kind relatie werden gelinkt aan kwetsbaarheid voor een latere depressie Depressie beïnvloedt de familie o Een verstoorde sociale verbondenheid zou een depressie kunnen veroorzaken En: depressie verstoort relaties, wat mogelijks een behoud of herval van de depressie veroorzaakt Hoewel verhoogd wanneer de persoon zich in een depressieve toestand bevindt, kunnen sommige gedragingen en trekken die men vaak ziet bij depressieve mensen (bv. afhankelijkheid en het zoeken naar bevestiging/verzekering) aanwezig blijven wanneer de persoon zelfs niet depressief is Maladaptieve interpersoonlijke stijlen en kwetsbaarheden kunnen bijdragen aan het voorkomen van stresserende levensgebeurtenissen en chronische moeilijkheden die in een verdere depressie resulteren o Verder kunnen mensen die kwetsbaar zijn voor depressies, onbekwaam zijn in kernoplossings- en steunoproepende vaardigheden die hen helpen om met de effecten van stresserende levensgebeurtenissen om te gaan PSYCHOLOGISCHE BEHANDELING VAN DEPRESSIE Psychotherapie voor depressie was oorspronkelijk zeer moeilijk, niet lonend, en dikwijls onproductief o Reden: de depressieve patiënt is heel negatief, heeft geen energie en heeft een lage motivatie De laatste 25 jaar werden een aantal systematische testen en effectieve psychologische behandelingen voor depressie ontwikkeld, die optimistische resultaten voor zowel de therapeut als de patiënt opleveren In dit hoofdstuk worden twee van de meest verspreide en meest empirisch gevalideerde behandelingsmethodes besproken: o Cognitieve gedragstherapie Depressie 53 o Interpersoonlijke therapie COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT) VAN DEPRESSIE Beck, een psychoanalytisch getrainde psychiater, ontwikkelde een theorie die aan de basis ligt van Cognitieve Behavioural Therapie of Cognitieve Gedragstherapie (CBT) o Hij benadrukt de rol die onaangepaste cognities bij het begin, het verloop en de verergering van depressies hebben Wanneer mensen negatief denken, voelen ze zich depressief, en daarom moet therapie proberen om de negatieve gedachten en overtuigingen te identificeren om ze dan te veranderen. Ook het disfunctionele gedrag dat bijdraagt tot depressie, moet veranderen BEHANDELINGSMETHODEN Cognitieve Gedragstherapie (CBT) = een in de tijd gelimiteerde, relatief korte (ongeveer 20 sessie in 16 weken), actieve, collaborerende (samenwerkende), hier-en-nu focus op huidige problemen en het huidige disfunctionele denken Huiswerk wordt meegegeven tussen sessies om: o o o o Vaardigheden te oefenen die noodzakelijk zijn om de technieken van de behandeling te beheersen Gedachten en gedrag te observeren Hypothesen te testen Nieuwe vaardigheden te verwerven De belangrijkste bestanddelen van de cognitieve gedragstherapie (CBT) zijn: o o o Gedragsactivatie (BA) Gradueel toekennen van taken (graded task assignments) Gedachten vangen (thought-catching; gedachten onthouden, vastnemen) en cognitieve herstructurering Identificeren en omgaan met onderliggende onaangepaste overtuigingen en probleemoplossing Specifiek: gedragstechnieken leren die nodig zijn om met de moeilijkheden van het leven om te gaan GEDRAGSACTIVATIE (BA) Iedereen kent het idee dat actief zijn, depressie kan tegenwerken o o De cliënt kan zich engageren in aangename activiteiten of activiteiten die hij goed beheerst Obstakels overwinnen door ze uit te voeren, en nauwkeurig hun waarden beoordelen Depressieve mensen doen dikwijls niet meer mee aan de activiteiten waar ze voor hun depressie van hielden; of ze verliezen interesse en plezier erin; of ze voelen dat de activiteit te veel energie vraagt en te weinig plezier, voldoening geeft De therapeut en de cliënt werken samen om potentieel plezierige en betekenisvolle activiteiten te identificeren en dan proberen ze te anticiperen op de mogelijke reële of cognitieve obstakels Depressie 54 o De cliënt wordt aangemoedigd om deel te nemen aan activiteiten en test zo uit of het engagement in activiteiten, die een gevoel van beheersing of plezier geven, een verbetering in de stemming meebrengt GRADUEEL TOEKENNEN VAN TAKEN Om de cliënt te helpen zich succesvol te engageren in activiteiten, wordt een geleidelijke, graduele toekenning van taken toegepast, tot steeds meer eisende activiteiten die leiden tot een verhoging van plezier of beheersing o Zulke activiteiten kunnen ook inspelen op de huidige problemen die bijdragen tot de depressie (bv. gebrek aan een job, moeilijkheden in de relatie) Gedragsactiviteiten en graduele taaktoewijzing worden vooral gebruikt om symptomen direct, en dikwijls in een beginstadium van behandeling, te behandelen OP GEDACHTEN CONCENTREREN (THOUGHT-CATCHING) Gedachten vangen van “automatische negatieve gedachten” is een fundamenteel instrument voor het veranderen van onaangepaste, depressieve gedachten o Cliënten worden aangeleerd om de link tussen gedachten en gevoelens te observeren en klaarheid te vinden in hun eigen emotiegerelateerde gedachten Door het gebruik van een geschreven vorm (typische verdeeld in twee kolommen), schrijven ze in de eerste kolom hun emotieopwekkende ervaringen en de automatische negatieve gedachten die daarmee geassocieerd worden, en in de tweede kolom hun realistische gedachten of uitdagingen tot verbetering van hun onaangepaste gedachten De patiënt wordt uitgedaagd om verschillende technieken aan te leren die de negatieve gedachten aanpakken o Bv. vragen zoals: is er een stoornis? Wat is het bewijs? Is er een andere manier om er naar te kijken? Wat als de slechtste negatieve gedachte waar is? Eén of meer van die uitdagingen helpt het opnieuw omvormen van de disfunctionele gedachten naar meer realistische gedachten o o Deze realistische gedachten leiden tot specifieke gedragsactiviteiten om nieuwe manieren van gedrag uit te proberen of om gedragsgegevens te testen over de overtuigingen die ze hebben gedragsexperimenten De negatieve gedachten kunnen op verschillende niveaus voorkomen, een variatie van oppervlakkige interpretaties van gebeurtenissen (bv. als hij niet telefoneert dan betekent dit dat hij niet van mij houdt) tot diepere, doordringende kernovertuigingen en aannames (bv. als iemand niet van mij houdt, dan betekent dat dat ik niets waard ben) In latere fases van de therapie moeten de diepere aannames en schema’s behandeld worden De gedragsactivatie, een component van cognitieve gedragstherapie (CBT), heeft zich ontwikkeld tot een op zichzelf staande psychologische therapie BA ontwikkelde zich als het resultaat van een trial die de bijdrage van verschillende componenten van cognitieve gedragstherapie (CBT) onderzocht: o Onderzoek: 150 depressieve outpatiënten die at random toegewezen zijn aan ofwel Depressie GEDRAGSACTIVATIE (BA) 55 o o BA BA en modificatie van automatische negatieve gedachten Volledige cognitieve gedragstherapie (CBT) die bestond uit BA, modificatie van automatische negatieve gedachten en het aanpakken van kern disfunctionele schema’s Resultaten: Zowel op het einde van de behandeling, als bij de opvolging na 6 maanden en na 2 jaar, zijn er geen verschillen tussen de behandelingen: ze leidden allemaal tot een vermindering van de symptomen Besluit: de BA behandeling was even succesvol als de volledige cognitieve gedragstherapie (CBT) Sinds dit onderzoek is BA ontwikkeld tot een volledige behandeling, gefocust op het begrijpen van de functie en de context waarin depressie voorkomt en doelgericht op het vermijdingsgedrag bij depressie BA veronderstelt dat pogingen om aan aversieve situaties of een emotionele staat (bv. ruzies, risico van falen, verlegenheid) te ontsnappen of deze te vermijden, leidt tot het behouden van depressie, omdat vermijding de waaier van het gedrag van het individu vernauwt, en de sociale contacten met positieve bevestiging vermindert BA focust op de context en functies van gedachten en gedrag, eerder dan op de vorm en inhoud, en op de variatie van gevoelens en gedrag in situaties om zo te determineren welke de verschillen zijn in omgeving en gedrag, die de gevoelens van de patiënt beïnvloeden en zijn succes in het bereiken van doelen BA gebruikt monitoring van plezier en beheersing, een wekelijks activiteitenschema, herhalen van taken, en rollenspel, … om de veranderingen in gedag in relatie met veranderingen in gevoelens, te beoordelen en dan te beïnvloeden HET EVALUEREN VAN DE UITKOMST VAN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE Outcome studies hebben verschillende elementen bekeken: o o o o o Effecten van de behandeling op acute symptomen Vergelijkingen tussen cognitieve gedragstherapie (CBT) en medicatie of andere therapieën Lange termijn uitkomsten op een ernstige uitkomst Hervalpreventie Voorspellen van de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CBT) ACUTE FASE BEHANDELING Er zijn veel studies over de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CBT) voor het reduceren van acute depressie o o Velen hiervan zijn belangrijk door hun grote onderzoekssample en hun uitstekende methodologie Hieronder worden enkele onderzoeken nader besproken Grote schaal onderzoeken: p. 164 lezen o o Elkin, Parloff, Hadley en Autry (1989): onderzoek op grote schaal Nimh Treatment of Depression Collaborative Research Program (TDCRP) Onderzoek: Depressie 56 o Meta-analyses: p. 164-165 lezen Meta-analyse voor cognitieve gedragstherapie (CBT) o o o Studie 1: 28 cognitieve gedragstherapie (CBT) studies vonden dat cognitieve gedragstherapie (CBT) significant beter is, onafhankelijk van de duur van de therapie, dan: Geen behandeling Gedragstherapie Medicamenteuze behandeling Andere vormen van psychotherapie Studie 2: 57 studies die de behandeling voor depressie bekeken: cognitieve therapie, cognitieve gedragstherapie, gedragstherapie, medicatie en algemene verbale therapieën Resultaat: Behandeling voor depressie is altijd beter (superior) dan geen behandeling bij controlegroepen Cognitieve gedragstherapie is altijd beter (superior) dan algemene verbale therapie en dan gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie verschilt niet van cognitieve therapie Studie 3: 48 studies die cognitieve gedragstherapie (CBT) vergeleken met een vergelijkingsgroep voor patiënten met depressie Resultaat: cognitieve gedragstherapie (CBT) is beter/superieur dan: Patiënten op de wachtlijst Placebo controlegroepen Antidepressiva Variaties van andere therapieën (psychodynamische therapie, interpersoonlijke therapie, supportive counseling, relaxatie) Dus ook meta-analyses van controle trial voor cognitieve gedragstherapie (CBT) vinden dat cognitieve gedragstherapie (CBT) een effectieve behandeling is Toch moeten deze resultaten met voorzichtigheid behandeld worden omdat er: Depressie 250 random toegewezen outpatiënten met een majeure depressie, behandeld met cognitieve gedragstherapie (CBT), inerpersoonlijke psychotherapie IPT, imipramine pillen en klinisch management (ondersteuning en advies voor de patiënten die pillen krijgen), of pilplacebo’s met klinisch management Resultaten: Toch tegenvallend Herstel na cognitieve gedragstherapie (CBT) was 36%, maar was toch significant beter dan bij patiënten die de pilplacebo kregen (21%) Ook andere grote schaal onderzoekingen vinden dezelfde cijfers voor herstel van depressie bij cognitieve gedragstherapie (CBT), van 32% tot 43%, en herhalen dat cognitieve gedragstherapie (CBT) een actieve behandeling is die superieur is tegenover pillen 57 Statistische verschillen tussen trials zijn en het dus niet helemaal correct is om deze in een meta-analyse ter vergelijken Geen rekening gehouden werd met het onderscheid tussen behandelingen met een goede rationale en behandelingen die geen goede theoretische achtergrond hadden Wanneer er wel rekening gehouden werd met een goede rationale voor behandeling voor depressie, werd er gevonden dat: o Cognitieve gedragstherapie (CBT) beter is dan ‘non bona fide’ (geen eerlijke, niet met theorie ondersteunde) behandelingen (bv. supportive counseling) o Maar: cognitieve gedragstherapie (CBT) had dezelfde resultaten als de andere ‘bona fide’ behandelingen Besluit: in zijn geheel genomen is cognitieve gedragstherapie (CBT) een effectieve behandeling Maar: er zijn nog veel bijkomen vragen zoals ‘werkt cognitieve gedragstherapie (CBT) beter dan andere behandelingen, met inbegrip van medicatie?’, ‘ werkt cognitieve gedragstherapie (CBT) beter voor minder ernstige vormen van depressie?’, ‘heeft cognitieve gedragstherapie (CBT) succes in het verminderen van hervalrates in de follow-up periode?’ (Wordt in volgende delen besproken) COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT) COMPARED TO OTHER THREATMENTS Er zijn drie belangrijke vergelijkingen: o o o Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus farmacotherapie (medicatie) Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus cognitieve gedragstherapie (CBT) die gecombineerd is met farmacotherapie Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus andere psychotherapieën Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus farmacologie: o o Deze vergelijking is zeer belangrijk omdat tot nu toe antidepressiva medicatie tot de standaard procedure behoort voor mensen met een klinisch significante depressie Outcome studies die cognitieve gedragstherapie (CBT) vergelijken met farmacologische therapie, moeten pilplacebo controlecondities bevatten om te kunnen determineren of de medicatie effect heeft Enkele onderzoekingen die de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CBT) bewijzen versus medicatie en placebo: Grote schaal onderzoekingen: p.165-166 Cognitieve gedragstherapie (CBT) is even goed als antidepressiva (phenelzine) en beter (superieur) dan pilplacebo Bij matige tot ernstige depressie: behandeling met cognitieve gedragstherapie (CBT), of farmacotherapie (paroxetine), of pilplacebo: o Na 8 weken was er in respons rates geen significant verschil in cognitieve gedragstherapie (CBT) (43%) en farmacotherapie (50%). Beiden waren superieur t.o.v. placebo (25% respons) Depressie 58 o Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus gecombineerd is met farmacotherapie o o cognitieve gedragstherapie (CBT) die Meta-analyse: 16 randomized controle trials vonden dat Bij farmacotherapie alleen versus de combinatie van cognitieve gedragstherapie (CBT) en farmacotherapie: de gecombineerde therapie had significant betere outcomes dan antidepressiva alleen Bij cognitieve gedragstherapie (CBT) alleen versus de combinatie van cognitieve gedragstherapie (CBT) en farmacotherapie: de gecombineerde therapie had significant betere outcomes dan cognitieve gedragstherapie (CBT) alleen Individuele trial: p. 167 Cognitive-behavioral Analysis System of Psychotherapie CBASP met en zonder antidepressiva (nefazodone) bij 681 patiënten met een chronische zware depressie die al 2 jaar duurde, of een huidige zware depressie CBASP integreert zowel cognitieve gedragstherapie (CBT) als interpersoonlijke therapie CBASP en antidepressiva samen vertoont meer remissie (genezing) dan zowel alleen antidepressiva als alleen CBASP Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus andere psychotherapieën: o Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus interpersoonlijke therapie (IPT) Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus IPT, of antidepressiva (imipramine) of pilplacebo in een TDCRP Depressie Na 16 weken was er een respons van 46% voor de medicamenteuze behandeling en 40% voor cognitieve gedragstherapie (CBT), dus was cognitieve gedragstherapie (CBT) even efficiënt als antidepressiva 241 patiënten met een majeure depressie random toegewezen aan cognitieve gedragstherapie (CBT), gedragsactivatie, farmacotherapie (paroxetine), of pilplacebo: o Patiënten met een ernstige depressie vertoonden met antidepressiva significant meer verbetering dan met pilplacebo o Patiënten met een minder zware depressie vertoonden met zowel antidepressiva als cognitieve gedragstherapie (CBT), als gedragsactivatie een significante verbetering en deze waren even efficiënt o Patiënten met een ernstige depressie vertoonden met gedragsactivatie en antidepressiva een beter resultaat dan cognitieve gedragstherapie (CBT), waarbij gedragsactivatie en antidepressiva even efficiënt zijn o Zie figuur Meta-analyse: p. 166-167 Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus farmacotherapie voor ernstige depressie: geen significant verschil tussen de twee behandelingen, beiden bleken even efficiënt 59 o Geen verschil tussen IPT en cognitieve gedragstherapie (CBT), en beiden zijn even effectief als antidepressiva Cognitieve gedragstherapie (CBT) versus psychodynamische–interpersoonlijke therapie bij 117 depressieve patiënten, waarvan de helft 6 weken, en de anderen 16 weken behandeling kregen De beide therapieën zijn even effectief om symptomen van depressie te reduceren COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT) EN DE ERNSTGRAAD VAN DEPRESSIE Is cognitieve gedragstherapie (CBT) meer effectief bij patiënten die een minder ernstige depressie hebben? De TDCRP rapporteert dat alle patiënten even goede respons hebben bij alle actieve behandelingen, en tocht bleek dat: o o o o o o o Besluit: studies suggereren dat o o Patiënten met de meest zware depressie het meest baat hadden bij de combinatie van IPT en medicatie in vergelijking met pilplacebo en in vergelijking met cognitieve gedragstherapie (CBT) Waarbij cognitieve gedragstherapie (CBT) slechts even goede resultaten had als pilplacebo Patiënten met lichte depressie ondervonden geen verschil tussen de behandelingen TDCRP kan weerspiegelen dat cognitieve gedragstherapie (CBT) niet beter is dan pilplacebo voor de behandeling van zware depressie TDCRP kan echter ook beïnvloed zijn door de competentie van een behandeling of een voorkeur voor een behandeling Bij heranalyse van de data blijkt dat cognitieve gedragstherapie (CBT) niet beter of slechter is dan in andere studies In andere studies is gevonden dat cognitieve gedragstherapie (CBT) minder goed is als gedragsactivatie en medicatie voor zware depressies. En dat alle actieve behandelingen gelijk zijn voor minder ernstige depressies Andere studies vonden ook dat de ernst van de depressie geen invloed had op de outcomes van cognitieve gedragstherapie (CBT). Zij vonden dat cognitieve gedragstherapie (CBT) even effectief was als antidepressiva voor ernstige depressie Bij licht tot gematigde depressie cognitieve gedragstherapie (CBT) even effectief is als alle andere actieve behandelingen Bij ernstige depressie: cognitieve gedragstherapie (CBT) waarschijnlijk even effectief is, maar dan alleen als deze gegeven wordt door ervaren therapeuten De National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE) van de British National Health Service raden cognitieve gedragstherapie (CBT) aan als een keuze voor behandeling van lichte depressie o o Als een mogelijke optie voor gematigde depressie In combinatie met medicatie voor ernstige depressie Gezien dat herval het belangrijkste probleem is voor patiënten met een majeure depressie, zal behandeling die (de kans op) herval vermindert, een prioriteit zijn Depressie HERVALPREVENTIE 60 Cognitieve gedragstherapie (CBT) leert de patiënten vaardigheden om hun depressie te managen, die ook kunnen dienen als bescherming, preventie tegen nieuwe episodes van depressie Er zijn drie manieren waarop cognitieve gedragstherapie (CBT) herval kan voorkomen en aldus preventief werkt: 1. Cognitieve gedragstherapie (CBT) voor een huidige episode van depressie kan een succesvolle behandeling zijn van de acute symptomen en dan voorzien in blijvend voordeel zelf nadat de therapie is beëindigd 2. Cognitieve gedragstherapie (CBT) kan gebruikt worden als een sequentiële interventie om zelfmanagement vaardigheden te leren na een succesvolle acute respons op farmacotherapie 3. Na de succesvolle acute-fase behandeling, kunnen verdere sessies van cognitieve gedragstherapie (CBT) gegeven worden voor het behoud van de voordelen van de behandeling op langere termijn. (d.i. onderhouds- of continue cognitieve gedragstherapie (CBT)) Een eerste benadering van de preventie van herval en herhaling: de waarde van cognitieve gedragstherapie (CBT) op het einde van de behandeling o o o o o o o In een recent review wordt geconcludeerd dat cognitieve gedragstherapie (CBT) blijvende effecten heeft op het reduceren van het risico van het terugkeren van de symptomen die na het einde van een behandeling optreden In het algemeen rapporteren studies dat na 1 of 2 jaar follow-up, de herval rates voor een behandeling van cognitieve gedragstherapie (CBT) voor depressie (30%) lager zijn dan voor farmacotherapie (60%) wanneer deze beide behandelingen gestopt waren Het natuurlijke verloop van een depressieve episode kan 6 tot 9 maanden duren na de remissie van de symptomen, een periode waarin de persoon kwetsbaar is voor het hervallen Farmacotherapie kan alleen de symptomen van depressie onderdrukken gedurende een korte periode, en wanneer deze medicijnen niet verder toegediend worden, wordt de patiënt weer blootgesteld aan herval Dus cognitieve gedragstherapie (CBT) kan superieur zijn in vergelijking met het te vroegtijdig stoppen van de medicatie Patiënten die blijvende antidepressiva krijgen, hebben dezelfde rates van herval als die patiënten die cognitieve gedragstherapie (CBT) als behandeling krijgen Bij outcome trials die de lange termijn effecten van cognitieve gedragstherapie (CBT) willen evalueren, moet de follow-up lang genoeg zijn; ze vonden: Cognitieve gedragstherapie (CBT) vertoont dezelfde rates van herval als de continuatie van antidepressiva Cognitieve gedragstherapie (CBT) vermindert de rates van herval in vergelijking met discontinue/onderbroken antidepressiva Cognitieve gedragstherapie (CBT) vermindert rates van herval wanneer ook antidepressiva als een “treatment-as-usual” TAU er aan toegevoegd is (usually antideprissant medication) Onderzoekingen: Trial voor terugkerende majeure depressie Vergelijken van: Depressie 61 Acute farmacotherapie gevolgd door onderhoudsantidepressiva o Acute cognitieve gedragstherapie (CBT) gevolgd door onderhouds cognitieve gedragstherapie (CBT) o Acute farmacotherapie gevolgd door onderhouds cognitieve gedragstherapie (CBT) Resultaat: o Alle drie de groepen vertoonden dezelfde klinische verbetering gedurende beide fases van de behandelingen o Dus: cognitieve gedragstherapie (CBT) alleen is even effectief als preventie voor het terugkeren van depressie als het gebruik van onderhouds continue antidepressiva 12-maand follow-up trial onderzocht herval bij 104 patiënten die een respons hadden op cognitieve gedragstherapie (CBT) of op farmacotherapie. De patiënten met farmacotherapie waren randomly geselecteerd voor antidepressiva of voor pilplacebo. En ze werden vergeleken met patiënten die een volledige acute-fase cognitieve gedragstherapie (CBT) kregen Resultaat: o De cognitieve gedragstherapie (CBT) patiënten (30%) hervielen significant minder gedurende de 12 maanden erna in vergelijking met patiënten die geen medicatie (76%) meer kregen o De cognitieve gedragstherapie (CBT) patiënten (30%) hervielen ongeveer even veel als de patiënten die continu antidepressiva kregen (47%) Verschillende trials hebben de waarde van cognitieve gedragstherapie (CBT) als preventie van herval aangetoond wanneer het als een toevoeging gebruikt werd bij acute farmacotherapie bij depressie Cognitieve gedragstherapie (CBT) gebruikt bij residusymptomen (restsymptomen die blijven nadat de patiënten behandeld zijn met medicatie) versus klinisch management o Na de farmacotherapie, werden patenten behandeld met cognitieve gedragstherapie (CBT) versus “klinische management” o Residu symptomen voorspellen een verhoogd risico tot herval en het verminderen van deze restsymptomen zal helpen om verder episodes van depressie te verminderen o Resultaat: Cognitieve gedragstherapie (CBT) resulteert in een significante vermindering van residusymptomen en significant minder herval gedurende de volgende 2 jaar (25% versus 80%) en 6 jaar follow-up (40% versus 90%) vergeleken met klinisch management zonder antidepressiva Cognitieve gedragstherapie (CBT) gebruik versus Treatment As Usual (TAU: klinische management en antidepressiva) o Resultaat: Depressie o 62 Een tweede benadering van preventie van herval en herhaling: cognitieve gedragstherapie (CBT) in combinatie met mindfulness tot MBCT in sequentiële sessies o o o o o o o Richt zich speciaal tot patiënten die in het verleden al verschillende terugkerende depressies gehad hebben en nu in een fase van remissie (genezing) zijn Gebaseerd op de hypothese dat deze patiënten geneigd zijn om in depressief piekeren te vervallen bij een potentieel herval, werd er geopperd dat mindfulness meditatie, die de relaties tussen gedachten en gevoelens bevordert die tegengesteld zijn aan dat gepieker, preventief zou zijn voor verdere episodes van depressie Er werd dus een mindfulness-gebaseerd stressreductieprogramma geïntegreerd in cognitieve gedragstherapie (CBT) en zo werd een mindfulness-gebaseerde cognitieve therapie gecreëerd, nl. MBCT MBCT wordt wekelijks gegeven in trainingssessies in kleine groepen, waarbij de patiënten oefenen in het ontwikkelen van een moment tot moment nietbeoordelend bewustzijn van sensaties, gedachten en gevoelens, door het gebruik van formele en informele meditatiesessies Bv. mindfulness-meditatie oefeningen zijn: focussen op de ademhaling en dan opnieuw aandacht op de ademhaling leggen wanneer het individu opmerkt dat zijn aandacht wegvalt Deze aandachtsoefeningen moeten dan thuis verder geoefend worden MBCT verschilt van de klassieke rationele focus van het “uitdagen en veranderen” van cognities dat in cognitieve gedragstherapie (CBT) benadrukt wordt MBCT benadrukt de aanvaarding van je gedachten en gevoelens, en de ontwikkeling van een ruimer perspectief waarin gedachten en gevoelens gezien worden als ‘mentale gebeurtenissen’ eerder dan als realiteiten Onderzoek: Twee RCT’s voor patiënten die een verleden van drie of meer episodes van majeure depressie hadden Resultaat: o MBCT verminderde significant het risico op herval gedurende 1 jaar in vergelijking met TAU o MBCT leek minder effectief en misschien zelfs nutteloos voor patiënten met een verleden van twee of minder episodes van depressie, wat indiceert dat er verschillende effecten zijn bij de herhaling van depressie Vergelijking van de effecten van hervalpreventie bij TAU en cognitieve gedragstherapie (CBT) versus TAU alleen bij depressieve patiënten die op dit moment in remissie zijn na een behandeling Resultaat: o Bij patiënten die meer dan 5 episodes hadden, vermindert cognitieve gedragstherapie (CBT) (72%) significant het herval over de volgende 2 jaar in vergelijking met TAU (46%) Deze studies suggereren dat de toevoeging van cognitieve gedragstherapie (CBT) bij farmacotherapie, zowel sequentieel (na elkaar) als simultaan Depressie Cognitieve gedragstherapie (CBT) en TAU samen, verminderden herval gedurende de volgende 2 jaar bij patiënten met een majeure depressie 63 (gelijktijdig), een bruikbare optie is voor het voorkomen van herval, vooral voor patiënten met residusymptomen of voor patiënten met een verleden van herhaalde depressies Een derde benadering van preventie van herval en herhaling: onderhouds cognitieve gedragstherapie (CBT) o o Onderhoudsbehandeling door verder sessies van cognitieve gedragstherapie (CBT) als preventie van herval en herhaling Onderzoek: Controletrial met medicatievrije patiënten met herhaalde majeure depressies met respons op acute-fase cognitieve gedragstherapie (CBT) werden at random ingedeeld bij ofwel continue cognitieve gedragstherapie (CBT) ofwel bij controle condities zonder cognitieve gedragstherapie (CBT) Resultaat: o Gedurende 8 maanden vertoonde continue cognitieve gedragstherapie (CBT) significant minder herval in vergelijking met de controleconditie groep (10% versus 31%) o Na 2 jaar vertoonde continue cognitieve gedragstherapie (CBT) een significante vermindering van de hervalrates in vergelijking met de controleconditie groep In een follow-up van de CBASP studie werden patiënten die succesvol reageerden op acute-fase CBASP bij chronische depressie, at random ingedeeld voor een maandelijkse CBASP ofwel voor één beoordeling na 1 jaar van CBASP. Resultaten: o Na 12 maanden was er significant minder herval van depressie in de continue CBASP in vergelijking met één de beoordeling na 1 jaar Dus: in deze twee onderzoeken is continue cognitieve gedragstherapie (CBT) geassocieerd met een significante lagere kans op herval in vergelijking met alleen een beoordeling (evaluatie zonder cognitieve gedragstherapie (CBT)) PREDICTOREN VOOR DE EFFECTIVITEIT VAN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE (CBT) Welke zijn de karakteristieken van een patiënt die wel of niet een respons heeft op cognitieve gedragstherapie (CBT) (prognose indicator), en waarom hebben sommigen een betere of slechtere respons op cognitieve gedragstherapie (CBT) (prescriptieve indicator)? Verschillende variabelen voorspellen een slechte outcome van cognitieve gedragstherapie (CBT): De ernst van de depressie Het wel of niet chronisch zijn Jongere leeftijd bij het ontstaan/de start van de depressie (eerste depressie) Groter aantal herhalingen van de episodes Niet getrouwd zijn Perfectionistische overtuigingen hebben Deze variabelen zijn ook terug te vinden in outcomes van alle soorten interventies Depressie o o o o o o 64 o Het is evident dat meer disfunctionele attitudes die een patiënt heeft voor een behandeling, een slechtere respons op cognitieve gedragstherapie (CBT) voorspellen, zowel een lagere acute-fase respons, als slechtere rates voor herval na 1 jaar follow-up Zijn er predictoren/voorspellers voor een betere respons voor bepaalde interventies voor depressie? o o o Gehuwde patiënten reageren beter op cognitieve gedragstherapie (CBT) dan single patiënten Singles reageren beter op interpersoonlijke therapie dan op cognitieve gedragstherapie (CBT) Patiënten met chronische depressie, die ook een verleden hadden van trauma in de kindertijd (bv. verlies van ouders, fysiek of seksueel misbruik, verwaarlozing), reageren beter op CBASP alleen, dan op alleen antidepressiva TOEPASSINGEN VAN COGNITIEVE THERAPIE Cognitieve gedragstherapie (CBT) is succesvol toegepast bij verschillende populaties en settings: bij ouderen, vrouwen met lage inkomens van etnische minderheden en in private praktijken Cognitieve gedragstherapie (CBT) in combinatie met antidepressiva is efficiënter bij opgenomen patiënten dan alleen medicatie Cognitieve gedragstherapie (CBT) lijkt succesvol bij disthyme stoornissen Cognitieve gedragstherapie (CBT) wordt het meest individueel toegepast, maar ook soms op gehuwde koppels, en soms in groep Cognitieve gedragstherapie (CBT) vertoont dezelfde hervalrates voor het verlichten van depressieve echtgenoten als bij therapie voor koppels Cognitieve gedragstherapie (CBT) die via computer gebeurt is even effectief als cognitieve gedragstherapie (CBT) die door therapeut gegeven wordt (beiden zijn effectiever dan op een wachtlijst staan en geen therapie krijgen) Een op de computer gegeven interactief multimedia programma voor de behandeling van depressie produceerde significant grotere verbetering van de depressie en angst in vergelijking met TAU Cognitieve gedragstherapie (CBT) via telefoon was meer effectief dan supportive therapy via telefoon Onderzoeken naar de verschillende componenten van cognitieve gedragstherapie (CBT) suggereren dat specifieke en concrete elementen zoals uitdagingen van gedachten en huiswerk, de meest effectieve elementen zijn Veranderen (changing) van de gestoorde gedachten van chronische depressieve patiënten leidt tot een verbeterde stemming, in vergelijking met een controleconditie die alleen de gedachten exploreerde; dit had geen resultaat Concrete methoden zoals een dagboek bijhouden, vragen naar specifieke voorbeelden, benoemen van cognitieve fouten, bestuderen van bewijs, … resulteren in symptoomvermindering wanneer er in een vroege fase gestart is met cognitieve gedragstherapie (CBT) Depressie MECHANISMEN VAN VERANDERING IN COGNITIEF GEDRAG 65 Verbeteringen in een specifieke vaardigheid om een situatie te kunnen analyseren gedurende de eerste weken van de CBASP therapie, voorspelde het niveau van de depressie aan het einde van de behandeling Naleving van het ‘huiswerk’ resulteert in betere outcome Maar: de band met de therapeut, minder gefocuste en meer abstracte benaderingen zoals het exploreren van de betekenis van de gedachten en het bespreken van de therapie, voorspellen geen verbetering van de symptomen DE ROL VAN COGNITIEVE VERANDERING Het cognitief model voorspelt dat o o o Modellen van cognitieve veranderingen: o o o Cognitieve gedragstherapie (CBT) specifieke veranderingen veroorzaakt bij metingen van de cognitie En dat deze veranderingen in cognities uniek zijn voor cognitieve gedragstherapie (CBT), En dat deze veranderingen in cognities een verbetering van symptomen moet voorspellen Model van de aanpassing (accomodation) Cognitieve gedragstherapie (CBT) veroorzaakt een verandering in de basis cognitieve schema’s, zowel qua inhoud als qua proces Model van de activatie – desactivatie De onaangepaste schema’s veranderen niet door cognitieve gedragstherapie (CBT), maar zijn gedeactiveerd, terwijl meer aangepaste schema’s geactiveerd worden door cognitieve gedragstherapie (CBT) Model van de compenserende vaardigheden Cognitieve gedragstherapie (CBT) wijzigt niet de tendens om op depressieve wijze te denken, maar voorziet in een set van vaardigheden dat het individu helpt om om te gaan met de gedachten Het algemene patroon van de resultaten is het meest in overeenstemming met het compenserende vaardigheid model Ten eerste: o Het merendeel van de studies die vragenlijsten gebruiken om veranderingen in negatieve cognities te beoordelen, vonden dat cognitieve veranderingen zowel voorkomen in niet-cognitieve interventies zoals farmacotherapie of interpersoonlijke therapie, als in cognitieve gedragstherapie (CBT) Dit suggereert dat veranderingen in cognitie simpelweg een gevolg zijn van een verbetering van de symptomen Een andere interpretatie is dat de causale rol van cognities verschillend kan zijn bij de verschillende behandelingen Zowel bij cognitieve gedragstherapie (CBT) als bij farmacotherapie veranderen de cognities als een gevolg van stemmingsverandering; maar alleen bij cognitieve gedragstherapie (CBT) veroorzaken de veranderingen in cognities ook veranderingen in stemming o Veranderingen in cognities in de eerste helft van de behandeling voorspelden veranderingen in depressie in de tweede helft van de behandeling voor de cognitieve Depressie 66 o o Ten tweede: o o In een componenten trial van cognitieve gedragstherapie (CBT) bleek dat gedragsactivatie alleen even effectief was in de behandeling van depressie als de meer cognitieve behandelingen Dit resultaat doet vermoeden dat het mogelijk is dat cognitieve veranderingen niet noodzakelijk voor de verbeteringen zorgen bij cognitieve gedragstherapie (CBT), en dat inderdaad de gedragsveranderingen of de ontwikkeling van nieuwe coping vaardigheden voldoende zijn om verbetering te verkrijgen En toch kan deze bevinding nog altijd consistent zijn met een cognitieve inbreng, omdat gedragsveranderingen indirect kunnen leiden tot veranderingen in overtuigingen Ten derde: o o o o Patiënten die hersteld zijn door farmacotherapie vertoonden een sterkere toename van disfunctionele attitudes na het induceren (uitlokken) van een negatieve stemming dan bij die patiënten die hersteld zijn door cognitieve gedragstherapie (CBT), met zulke “cognitieve reactiviteit” om herval te voorspellen Dit resultaat is zeer consistent met het compenserende vaardigheden model, die suggereert dat patiënten die met cognitieve gedragstherapie (CBT) vaardigheden aanleren om een droevige stemmingsactivatie door negatieve cognities te voorkomen Op dezelfde manier was de associatie tussen depressieve symptomen en negatieve cognities na de behandelingen zwakker bij patiënten die cognitieve gedragstherapie (CBT) kregen (als aanvulling op farmacotherapie) dan bij patiënten die alleen medicatie kregen en geen cognitieve gedragstherapie (CBT), en was er geen effect wanneer er bijkomende familietherapie gegeven werd Dus: als de symptomen van depressie toenemen, nemen de negatieve cognities langzamer toe bij patiënten die behandeld worden met cognitieve gedragstherapie (CBT) Dit is consistent met de hypothese dat cognitieve gedragstherapie (CBT) compensatievaardigheden aanleert Depressie gedragstherapie (CBT) groep, maar niet voor de medicijnen groep Dit suggereert dat cognitieve processen een rol spelen in de verandering van symptomen bij cognitieve gedragstherapie (CBT), maar niet bij farmacotherapie Deze resultaten tonen aan dat cognitieve veranderingen alleen niet causaal (de oorzaak zijn van) voldoende zijn om symptomen te veranderen Dat is misschien zo omdat veranderingen in cognitie moeten leiden tot veranderingen in gedrag of compensatie vaardigheden, die aangemoedigd worden bij cognitieve gedragstherapie (CBT), om zo veranderingen in symptomen te kunnen verkrijgen Deze gegevens ondersteunen dus niet de aanpassingshypothese die zegt dat enkel door cognitieve veranderingen de symptomen kunnen verbeteren 67 o o o Op dezelfde manier vermindert cognitieve gedragstherapie de absolute alles-ofniets gedachten bij patiënten met een residuele depressie, die een rol spelen bij de effecten van cognitieve gedragstherapie (CBT) op de preventie van herval Dit is consistent met de hypothese dat cognitieve gedragstherapie (CBT) voorziet in compensatievaardigheden “Metacognitief bewustzijn”, gedefinieerd als de mogelijkheid om gedachten als mentale gebeurtenissen te zien in een ruimere context van bewustzijn, voorspelt de tijd voordat er herval was bij patiënten met een residuele depressie En verder verhoogt cognitieve gedragstherapie (CBT) die succesvol het herval vermindert, het metacognitieve bewustzijn Dus zijn deze bevindingen, zowel in acute als in residuele depressie, consistent (in overeenstemming) met het actieve mechanisme van cognitieve gedragstherapie (CBT) waarbij de ontwikkeling van compensatievaardigheden zorgt voor het verzwakken van de relatie tussen negatieve stemmingen en negatieve cognities INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE (IPT) Klerman et al (1984) beschrijft Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT) (gebaseerd op Sullivan) o o o Hij veronderstelt dat depressie het resultaat kan zijn en kan leiden tot moeilijkheden in interpersoonlijke relaties bij depressieven en hun naasten IPT zal daarom nastreven om zowel de depressieve symptomen proberen te verlichten, als het interpersoonlijke functioneren te verbeteren Dit door het verduidelijken en heronderhandelen van de interpersoonlijke context die geassocieerd is met het ontstaan van depressie BEHANDELINGSMETHODEN IPT is een korte, wekelijkse en in tijd gelimiteerde therapie van 12 tot 16 weken, die individueel gegeven wordt Er worden drie algemene fasen beschreven: o o De eerste fase: in de eerste sessies worden de behandelingsdoelen opgesteld en gevormd Gedurende deze fase wordt de patiënt de ‘zieke rol’ uitgelegd Hij leert over depressie als een ziekte en wordt aangemoedigd om de normale, regelmatige activiteiten te blijven doen, zonder echter resultaat te verwachten De tweede fase: in deze sessies worden de interpersoonlijke problemen die bijdragen tot de depressie geïdentificeerd en wordt hierop gefocust De derde fase: het beëindigen: in deze sessies wordt er gefocust op het consolideren van wat aangeleerd werd en op het leren anticiperen op moeilijkheden in de toekomst door gebruikt de maken van de aangeleerde vaardigheden De IPT is op het hier-en-nu georiënteerd, eerder dan op de vroegere oorsprong van een depressieve kwetsbaarheid of op vroegere interpersoonlijke moeilijkheden Het verbeteren van het interpersoonlijke functioneren van de depressieve patiënt wordt verkregen door het exploreren van een of meer van de volgende problemen die meestal geassocieerd worden met het ontstaan/de start van depressie: Depressie o 68 o o o o Klerman et al (1984) bespreken de specifieke doelen en procedures die te maken hebben met het omgaan met elk van deze vier gebieden: o o o Verdriet Ruzie i.v.m. rolpatroon Rol transitie (overgang) Interpersoonlijke tekorten Verdriet: verwijst naar abnormaal verlies (vervormd, vertraagd, chronisch) en de behoefte om het verlies op te lossen De therapie focust op een een accurate perceptie en op het ‘vervangen’ van sommige van de verloren activiteiten of bronnen Rol geschillen en rol overgangen: verwijst naar de moeilijkheden met anderen in het managen of veranderen van belangrijke gebieden van functioneren en zelfdefinitie, zoals huwelijksconflicten, beroepsmatige problemen, omgaan met kind dat uit huis gaat, ... De therapie stelt als doel het identificeren van het probleem, verduidelijking van de verwachtingen, onderhandelen bij discussie en verbeteren van de communicatie Interpersoonlijke tekorten: verwijst naar depressiegerelateerde problemen in interpersoonlijk functioneren, zoals communicatie of vormen van vriendschappen De therapie helpt de patiënt om het probleem en de consequenties ervan te identificeren, en helpt het verwerven van nieuwe gedragingen In het algemeen maken IPT therapeuten gebruik van een niet-directieve exploratie, het aanmoedigen van het uiten van emoties, het aanleren van de patiënt om meer effectieve methoden van interpersoonlijke communicatie te gebruiken, en het proberen om de depressieve gedragingen te wijzigen door inzicht (door hen te voorzien in informatie en rollenspel) EVALUEREN VAN DE UITKOMST VAN IPT Een aantal studies hebben de effectiviteit van IPT voor de behandeling van een acute majeure depressie onderzocht: o o o o IPT is even effectief als farmacotherapie in het verminderen van de symptomen van depressie IPT is meer effectief dan farmacotherapie in het verbeteren van het sociale functioneren, zowel bij de acute behandeling als na 1 jaar follow-up De TDCRP trial (zie eerder) toont aan dat: IPT even effectief is als cognitieve gedragstherapie (CBT) en farmacotherapie in het verminderen van symptomen van depressie En de patiënten met IPT verkregen sneller winst in interpersoonlijk functioneren IPT had de laagste rating van terugtrekken uit de studie IPT was superieur in vergelijking met een wachtlijst controlegroep in het verminderen van depressieve symptomen bij vrouwen met postpartum depressie (periode na de depressie) Longtime outcomes tonen aan dat: IPT en cognitieve gedragstherapie (CBT) ongeveer even efficiënt zijn in percentage van patiënten die hervielen gedurende de follow-up van TDCRP en een beetje superieur in vergelijking met alleen medicatie Depressie 69 IPT voor het behouden van winst na een succesvolle behandeling met medicatie Patiënten die één van de vijf onderhoudsbehandelingen kregen: ofwel maandelijks alleen IPT, ofwel maandelijks IPT gecombineerd met hoge dosissen continue medicatie, ofwel alleen medicatie, ofwel IPT en placebo, ofwel alleen placebo De resultaten tonen aan dat, bij een gemiddelde van 3 jaar zonder herval, dit het best was voor de groep patiënten die de gecombineerde IPT met medicatie kregen o Zelfs de groep van patiënten die maandelijks alleen IPT kregen waren ongeveer 2 maal langer gezond dan de groep van patiënten die alleen placebo kregen Voor patiënten ouder dan 50 jaar, die ofwel onderhoudsantidepressiva, ofwel gecombineerd maandelijks onderhouds IPT en antidepressiva kregen, ofwel gecombineerde onerhouds IPT en pilplacebo kregen, vertoonden na een 3 jaar follow-up allemaal een langere tijd voordat ze hervielen dan de groep met alleen pilplacebo De gecombineerde IPT en antidepressiva was superieur in vergelijking met alleen IPT en bijna superieur in vergelijking met alleen medicatie Een grote schaal RCT onderzocht bij 707 patiënten met een disthyme stoornis met een 18 maanden follow-up, de effectiviteit van het toedienen van ofwel alleen IPT, ofwel alleen antidepressiva (sertraline) ofwel gecombineerd antidepressiva en IPT Antidepressiva en antidepressiva gecombineerd met IPT zijn meer effectief dan alleen IPT. En toch vertoonde alleen IPT ook significante verbetering van symptomen van depressie In tegenstelling: een trial die gedurende 16 weken bij vroege-onset van dysthimie een vergelijking maakt tussen het toedienen van ofwel IPT, ofwel korte ondersteunende psychotherapie, farmacotherapie, en farmacotherapie met IPT Deze trial vond geen verschillen tussen de verschillende behandelingen in rates van vermindering Deze studies suggereren dat IPT alleen bescheiden/kleine en nietspecifieke effecten heeft bij dysthemie (=neurotische depressie) HET BEHANDELEN VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN De meeste benaderingen van behandeling van kinderen en adolescenten richten zich op verschillende gebieden van functioneren als algemene moeilijkheden die bijdragen tot depressieve symptomen van jongeren o Dit omvat sociale en schoolmoeilijkheden, moeilijkheden in sociale probleemoplossing met inbegrip van het managen van emoties, onaangepaste familierelaties, zwakke zelfwaarde en andere disfunctionele cognities over zichzelf en anderen Depressie 70 COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE VAN DEPRESSIE BIJ KINDEREN Cognitieve gedragstherapie (CBT) bij kinderen wordt o o o Met dezelfde gedragstechnieken toegepast: dus ook bv. plannen van activiteiten Met dezelfde cognitieve interventies toegepast: dus ook identificeren en uitdagen, onder ogen zien van negatieve gedachten Gegeven zoals bij de volwassenen (de therapie is wel wat aangepast om beter toegankelijk te zijn voor kinderen) Vele programma’s benadrukken actieve betrokkenheid van de ouders: de ouders nemen deel aan oudertraining op hetzelfde moment wanneer het kind aan het programma deelneemt o Oudertraining omvat het leren van dezelfde rationale, taken en vaardigheden als het kind om het leren van het kind te bevorderen/vergemakkelijken Familie-interventie kan ook een essentiële component zijn, aangezien vele moeilijkheden van kinderen hun oorsprong hebben in de families waar ouders zelf psychologische stoornissen ervaren of disfunctionele interacties hebben Specifieke moeilijkheden in de ouder-kind relatie kan het doel worden van de interventie EVALUATIE VAN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE VOOR KINDEREN Enkele studies hebben de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CBT) toegepast in schoolsettings voor kinderen met depressieve symptomen, maar ze werden niet geselecteerd op diagnostische criteria voor een majeure, ernstige depressie Deze trials vinden dat: o o De meeste van de trials zijn echter gelimiteerd door o o o o Cognitieve gedragstherapie (CBT) superieur is in vergelijking met geen behandeling en in vergelijking met wachtlijstcontrole In de beste, meest gesofisticeerde meta-analyse vond men een kleine, doch betekenisvolle effect size voor zeven RCT-studies die interventies voor kinderen onder de 13 jaar bestudeerden Gebruik van kleine samples Het vergelijken van cognitieve gedragstherapie (CBT) met geen behandeling, of met wachtlijsten en niet met actieve controlegroepen Alleen geselecteerde samples uit universitaire klinische onderzoeken te gebruiken en niet in “real-world” klinieken Het gebrek aan lange termijn follow-up studies Er is ook nood aan onderzoek bij kinderen die aan een majeure depressie lijden en aan component studies die specifieke elementen evalueren zoals oudertraining, relaxatietraining, sociale vaardigheidstraining, ... INTERVENTIES MET DEPRESSIEVE ADOLESCENTEN Er zijn een aantal behandelingsprogramma’s voor adolescenten ontwikkeld, die gebruik maken van cognitieve gedragstherapie (CBT) of IPT benaderingen Onderzoeken: o Een meta-analyse van 6 studies van cognitieve gedragstherapie (CBT) voor depressie bij adolescenten suggereert dat: Depressie 71 o o o Cognitieve gedragstherapie (CBT) een effectieve behandeling is met een hoge effect size van 1.02 na behandeling Daarentegen zijn er ook meta-analyses van 28 studies van psychotherapie voor adolescenten met depressie die maar een kleine effect size 0.33 vonden Het Oregon Coping with Depression program (CWD-A) CWD-A is een aanpassing van de volwassen Coping with Depression behandeling Ze is gefocust op het leren van effectieve probleemoplossingsvaardigheden die voor een vermindering van depressie op korte termijn zorgen Ook preventie bieden voor verdere episodes Programma: Jongeren wonen een klas bij, 2 maal per week, in groep van 4 tot 8 adolescenten met een groepsleider. Huiswerkopdrachten worden veel gegeven, en werkboeken voorzien in lezingen, taken en vormen om gebruikt te worden als huiswerk o De cursus omvat zelf-monitoring, zelfbekrachtigingstraining, sociale vaardigheden training (o.a. conversatie technieken, plannen van sociale activiteiten, communicatie, assertiviteit, onderhandeling), probleemoplossingsvaardigheden training, gedragsactivatie, angst reductie, identificatie en aanpakken van negatieve gedachten en disfunctionele overtuigingen en het toekomstig plannen voor preventie van herval Een ouderprogramma omvat een 2-uren sessie per week waarin ze de vaardigheden leren die hun kind ook leert, met informatie over hoe ze het oefenen van de relevante vaardigheden door het kind, kunnen aanmoedigen gedurende de cursus Resultaat van RCT van 59 depressieve adolescenten van 14 tot 18 jaar, die zowel de cursus CWD-A (CWD voor adolescenten) en de cursus CWD-A-P (CWD voor adolescenten en voor ouders) deden: Beiden reduceerden significant de symptomen van depressie in vergelijking met de wachtlijst controlegroep, en behielden deze verbetering gedurende een 2-jaar follow-up De twee versies van de CDW verschilden niet significant van elkaar in resultaat De effectiviteit van CWD-A is nog eens bevestigd in een grootschalige controletrial met adolescenten met majeure depressie of dystemie, die at random toegekend werden aan behandeling van CWD-A ofwel CWD-A-P, ofwel aan de wachtlijst controle groep Resultaat: 65% van de CWD-A groep en 69% van de CWD-A-P groep vertoonden geen criteria meer voor depressie bij een postinterventie Recent werd CWD-A meer effectief gevonden dan een controlegroep met aandacht voor de levensvaardigheden bij een sample van adolescenten met comorbide majeure depressie en gedragsstoornissen Depressie 72 o o Vergelijking tussen cognitieve gedragstherapie (CBT) voor adolescenten en systematische gedragsfamiliebehandeling (SBFT) en niet-directieve ondersteunende therapie (NST), bij 107 adolescenten met majeure depressie SBFT bestond uit het engagement van de familie in de therapie, communicatie en probleemoplossingsvaardigheden NST bestond uit empathische discussies van gevoelens en problemen, eerder dan het trainen van vaardigheden Resultaat: Remissie (genezing) was significant groter voor cognitieve gedragstherapie (CBT) (65%) dan voor SBFT (38%) en NST (39%) In de TADS studie werden 439 adolescenten met een majeure depressie tussen de leeftijd van 12 tot 17 jaar, at random toegekend gedurende 12 weken, aan ofwel alleen antidepressiva, ofwel alleen individuele cognitieve gedragstherapie (CBT), ofwel gecombineerd cognitieve gedragstherapie (CBT) met medicatie, ofwel pilplacebo Het was de eerste studie die bij adolescenten cognitieve gedragstherapie (CBT) vergeleek met antidepressiva en pilplacebo Resultaat: Er was geen verschil tussen cognitieve gedragstherapie (CBT) en placebo in behandelingseffect Alleen medicatie was superieur tegenover alleen cognitieve gedragstherapie (CBT) Gecombineerde cognitieve gedragstherapie (CBT) met medicatie was significant beter dan pilplacebo INTERPERSOONLIJKE PSYCHOTHERAPIE VOOR ADOLESCENTEN (IPT-A) IPT werd aangepast om te gebruiken voor adolescenten: IPT-A Focus op interpersoonlijke problemen die typische zijn voor tieners binnen de 4 probleemgebieden: o o o o o Verdriet Ruzie i.v.m. rolpatroon Rol transitie (overgang) Interpersoonlijke tekorten Er werd een 5de probleemgebied aan toegevoegd: Eenoudergezinnen Dit gebied wordt dikwijls geassocieerd met moeilijkheden voor jongeren Onderzoek: o In drie RCT’s vertoonde IPT-A bij majeure depressie significant betere uitkomsten In vergelijking met klinische monitoring, bij overwegend vrouwen en latino adolescenten In vergelijking met wachtlijst controle groep van Puerto Ricaanse adolescenten In vergelijking met TUA in op schoolgebaseerde gezondheids-klinieken Gezien de terugkerende en aanhoudende lange levensduur van depressie, is er een verhoogde focus op preventie van het eerste ontstaan van depressie Depressie PREVENTIE VAN DEPRESSIE BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN 73 o Er zijn verschillende benaderingen van preventie: o o o Selectieve preventie Richt zich op individuen die een kwetsbaarheid of risicofactoren hebben voor depressie (bv. kinderen van depressieve moeders) Geïndiceerde preventie Richt zich op individuen die al eens subklinische symptomen van depressie vertoond hebben (bv. zoals een milde, lichte depressie) Universele preventie Richt zich op alle individuen in een bepaalde populatie die geen risicostatus hebben Dit heeft als voordeel dat preventie ruimer toegankelijk is, niet stigmatiseert en minder drop-out heeft Dit heeft als nadeel dat de interventie gegeven wordt aan een grote groep individuen die een laag risico hebben voor depressie die geen bijkomende hulp nodig hebben Onderzoek: o o Meta-analyse van 30 studies voor preventie van depressie bij adolescenten vonden een algemeen kleine effectgrootte voor alle interventies van 0.3 Selectieve en geïndiceerde interventies bleken meer effectief dan universele interventies Beiden zowel bij onmiddellijke postinterventies als bij follow-ups Opmerking: de follow-up was nog steeds op korte termijn: slechts 6 maanden Follow-up na 2 tot 5 jaar moet nog onderzocht worden In hoeverre hebben de interventies een behandelingseffect gehad (verminderen van de bestaande depressieve symptomen in vergelijking met de controle) en in hoeverre hebben ze een preventief effect gehad (voorkomen van de verhoging van de depressieve symptomen in vergelijking met de controle)? Slechts enkele studies vonden een “echt” preventief effect waarbij de controlegroepen een verhoging van de depressieve symptomen vertoonden, en waar de actieve interventie geen verhoging of een verlaging van de depressieve symptomen vertoonde Studies over selectieve en geïndiceerde preventie gebaseerd op CWD programma’s Een programma: een “Coping with Stress” cursus die focust op cognitieve technieken om de disfunctionele gedachten te identificeren en aan te pakken bij adolescenten die geselecteerd werden via hoge zelfrapportage depressiescores Resultaten: o Na de preventieve behandeling en na 12 maand follow-up hebben die jongeren in de preventieve groep significant lagere scores om een depressie te ontwikkelen (14.5%) in vergelijking met de controlegroep (27.5%) Depressie Omdat de oorspronkelijke start van depressie typisch ligt tussen de leeftijd van 16 en 20 jaar, moet de ontwikkeling van interventies die depressie voorkomt, in de kindertijd en adolescentie gebeuren 74 o Dit CWD programma is ook gebruikt bij adolescenten die de kinderen waren van depressieve ouders o Resultaat: Na 2 jaar follow-up waren er significant minder episodes van depressie bij de CWD groep (9.3%) in vergelijking met de controlegroep (28.8%) Een programma: het Penn Resiliency Programme (PRP) is een geïndiceerde interventie: een op school gebaseerd programma om adaptieve (aangepaste) cognities en copingstijlen aan te leren bij kinderen van 10 tot 13 jaar die risico lopen op hoge depressieve symptomen en/of blootstelling aan conflicten bij ouders Resultaat: o De PRP groep rapporteerde minder depressieve symptomen tot 2 jaar follow-up in vergelijking met de nietbehandelde controle groep Een studie voor kinderen van 11 tot 12 jaar met verhoogde depressieve symptomen Resultaat: o PRP werkte preventief gedurende 2 jaar follow-up voor depressieve symptomen, angst- en aanpassingsstoornissen bij patiënten met hoge depressieve symptomen, maar verhinderde niet de start van een majeure depressie in vergelijking met de gewone zorg Een studie bij schoolkinderen in Australië die het personeel gebruikte van de school, faalde echter in het vinden van voordeel bij PRP Studies over universele preventie bij adolescenten Problem-Solving for Live (PSFL): een goede steekproef met een goede methode en lange follow-up studie Interventie die ook leraars implementeren: klasgebaseerde interventie om depressie te voorkomen bij 1500 adolescenten in 16 middelbare scholen in Western Australië De studenten werden ofwel paarsgewijs gematched met PSFL ofwel monitoring controle PSFL bestond uit cognitief herstructureren en een training in probleemoplossingsvaardigheden De deelnemers werden in een hoge en lage risicogroep ingedeeld op de basis van hun niveau van depressieve symptomen Resultaat: o Postinterventie (direct na interventie) PSFL resulteerde in een grotere reductie van depressieve symptomen en betere probleemoplossing in vergelijking met de controlegroep bij zowel de hoge als de lage risicogroep o Na 12 maand, na 2,3 en 4 jaar follow-up: Geen significant verschil tussen de twee behandelingscondities voor de depressieve symptomen en ook niet voor de start van depressie Depressie 75 Een trial die de universele interventieaanpak vergelijkt met de selectieve interventie aanpak Een combinatie van universele en selectieve aanpak en een noninterventie controle bij 36 scholen en 2479 studenten met 1 jaar follow-up Resultaat: o Geen verschil tussen geen enkele van de interventiecondities in vergelijking met de non-interventie controle voor de depressieve symptomen, angst, of coping skills Dus: deze grootschalige trials doen vragen rijzen over de waarde van universele preventieprogramma’s voor depressie bij adolescenten SAMENVATTING De cognitieve gedragstherapie van depressie veroorzaakt veranderingen in de maladaptieve (onaangepaste) cognities, vermindert depressie en verbetert disfunctionele vaardigheden en probleemoplossing o o o CBT is significant meer effectief dan geen behandeling, en blijkt gelijk te zijn aan medicatie en IPT voor het verminderen van depressie in de acute fase CBT lijkt meer succesvol dan medicatie in de lange termijn preventie van herval en herhaling van depressie Er is zeker nog ruimte voor verbetering gezien de meeste patiënten een terugkeer van depressie vertonen De actieve ingrediënten die CBT succesvol maken, blijken deze specifieke technieken te zijn die patiënten helpen om compensatievaardigheden aan te leren die de link met negatieve stemmingen en negatief denken doorbreken Interpersoonlijke psychotherapie voor depressie is gefocust op het ontdekken van de rol van de interpersoonlijke problemen die de oorzaak zijn van depressie, doorheen onopgeloste emoties die geassocieerd zijn met verlies, transitie (overgang) en sterfgevallen, en is gefocust op het maken van actieve veranderingen in relaties o o IPT is significant meer effectief dan geen behandeling, en blijkt gelijk te zijn aan medicatie en cognitieve gedragstherapie (CBT) in het verwerven van korte termijn resultaten Net zoals cognitieve gedragstherapie (CBT), heeft IPT aangetoond langdurige effecten te hebben in het voorkomen van herval/herhaling van depressie Er is een voorlopig bewijs dat een combinatie van medicatie en psychotherapie meer doeltreffend is dan een van de twee behandelingen alleen, vooral bij ernstige depressie Zowel cognitieve gedragstherapie (CBT) als IPT zijn uitgebreid om depressie te behandelen bij kinderen en adolescenten, met licht tot gemiddeld succes Er is bewijs dat selectieve benaderingen meer effectief zijn dan universele benaderingen om depressie te voorkomen Depressie 76