Document

advertisement
warmte
A
0
10
ijzer
Effecten van elektrische stroom
• warmte-ontwikkeling
–
–
–
–
–
–
gloeilamp
strijkijzer
koffiezetapparaat
straalkachel
wasmachine
waterkoker
• magnetisme
–
–
–
–
hefmagneet
wijzerinstrumenten
elektromotoren
magn. schakelaar
plus
min
Batterijen in serie
1,5 Volt
3,0 Volt
4,5 Volt
6,0 Volt
Stroom loopt in gesloten stroomkring…
… van de plus via de lamp naar de min.
Symbolen
=
+
=
=
Bimetaalschakelaar
warmte
schakelaar
Meer symbolen
gesloten
schakelaar
open
schakelaar
stroomrichting
Diode
Lichtgevende
diode (LED)
Weerstand
A
0
Diode
10
A
0
Diode
Laat geen stroom door.
10
AantalDruk
liter op
water
per seconde
water
elektrische spanning
stroomsterkte
elektrische
(aantalVolt)
Ampère)
(aantal
stroming
elektrische stroom
elektrische spanning
waterstroom
druk op het water
(aantal Volt)
elektrische stroomsterkte
(aantal Ampère)
aantal liter per seconde
Elektronen bewegen rond
de kern
Bouw van een atoom
Elektrische stroom
bestaat uit bewegende
elektronen.
stroomsterkte
Eén ampère betekent:
per seconde passeren er
6.250.000.000.000.000.000 elektronen
= 6,25 x 1018 elektronen.
10 liter per
seconde
Vernauwing zorgt voor kleinere stroom.
Het kost meer moeite om door te stromen.
Er is meer weerstand.
4 liter per
seconde
Ook stroomkabel heeft weerstand.
Vernauwing zorgt voor meer weerstand.
En daardoor zwakkere stroom.
Voltmeter meet drukverschil:
10 V - 4 V = 6 V
V
10 V
4V
A
Ampèremeter in het circuit, meet stroom door circuit.
Voltmeter buiten circuit meet spanning over onderdeel.
V
A
V
Voorbeeld 1:
Als er 4 Volt nodig is om de stroom 1 A te maken,
dan is er 8 Volt nodig om de stroom 2 A te maken.
En 12 Volt om de stroom 3 A te maken.
Voor elke Ampère is dus 4 Volt nodig.
We zeggen dan: de weerstand = 4 Ω.
A
V
Voorbeeld 2:
Als voor 5 A een spanning van 30 V nodig is,
dan is er voor elke Ampère 6 V nodig.
En dan is de weerstand dus 6 Ω.
Berekening:
U
R=
I
Weerstand
• De weerstand geeft aan hoeveel
Volt er nodig is om de stroom één
Ampère groter te maken.
De wet van Ohm:
• U=I x R
U
• I=
R
U
• R=
I
U
I x R
• U = spanning . . . . . . . V = Volt
• I = stroomsterkte . . . . A = Ampère
• R = weerstand . . . . . . Ω = Ohm
Opdracht 1:
Bereken de weerstand als 24 Volt een stroom
veroorzaakt van 4,0 A.
Gevraagd &
gegeven
U = 24 V
I=
4,0 A
R = ?
Berekening
U
R =
I
24 V
=
4,0 A
= 6,0 Ω
Opdracht 2:
Bereken de spanning als door een weerstand van
5 Ω een stroom gaat van 15 A.
Gevraagd &
gegeven
U= ?
R= 5Ω
Berekening
U = I x R
= 15 A x 5 Ω
I = 15 A
= 75 V
Opdracht 3:
Bereken de stroomsterkte als een weerstand van
4,0 Ω onder een spanning staat van 100 V.
Gevraagd &
gegeven
U = 100 V
I=
?
Berekening
U
I =
R
100 V
=
4,0 Ω
R = 4,0 Ω
= 25 A
■
Download