- Scholieren.com

advertisement
H4 Ordening + H5 Stevigheid en beweging
H4 Ordening
Domein
Rijk
celkenmerken
wel
niet
-eencellig
-geen bladgroenkorrels
-celwand/celmembraan -geen celkern
-celkern
-geen bladgroenkorrels
-eencellig/meercellig
-celwand/celmembraan
planten
-celkern
-eencellig/meercellig
- celwand/celmembraan
-bladgroenkorrels
dieren
-celkern
-geen celwand/celmembraan
-eencellig/meercellig
-geen bladgroenkorrels
DNA is opgebouwd uit 4 basen, C-G en A-T.
DNA-sequentie=de volgorde van de basen
DNA-sequencen=DNA in kaart brengen
Elke soort heeft hetzelfde DNA, je kan controleren of twee organismen tot dezelfde soort behoren
door 2 slierten DNA te laten verbinden en de ‘fouten’ er uit te halen.
prokaryoten
bacteriën
archaea
eukaryoten
schimmels
Prokaryoten
Prokaryoten zijn erg klein. Je hebt een elektronenmicroscoop nodig om ze te zien.
Ze planten zich voort door deling. Dat kan erg snel gaan.
Archaea lijken op bacteriën, maar hebben eigenschappen van eukaryote cellen, daarom zijn ze een
apart domein. Ze leven meestal onder extreme omstandigheden.
Bacteriën komen overal voor. Ze voeden zich met dode resten van organismen, ze zitten in yoghurt
en zuurkool.
De meeste bacteriën zijn nuttig, maar sommige zijn schadelijk.
Infectie=schadelijke bacteriën zijn in je lichaam gekomen en veroorzaakten ziekten.
Bacteriële infectieziekte=ziekte veroorzaakt door bacteriën, bijv. cholera, longontsteking
Antibiotica=middel tegen een bacteriële infectieziekte
Ze kunnen voedsel laten bederven.
Schimmels
Veelcellige schimmels bestaan meestal uit schimmeldraden, lange dunne draden van schimmelcellen.
Deze schimmels planten zich meestal voort door middel van sporen. Dan zijn cellen waaruit een
nieuwe schimmel kan ontstaan, ze zitten meestal aan het einde van een draad.
Bij andere schimmels ontstaat de spore in een speciaal orgaan, de paddenstoel.
Gisten zijn eencellige schimmels. Ze planten zich voort door deling. Eerst ontstaat er een knop, daar
groeit een nieuwe gistcel uit.
De meeste schimmels voeden zich net als bacteriën met dode resten van organismen.
Ze kunnen ook voedsel bederven, op vochtige plekken in het huis gaan zitten of tussen je tenen gaan
zitten, zwemmerseczeem. Ze kunnen schimmelinfecties veroorzaken.
Uit de penceelschimmel kan je een antibiotica maken, genaamd penicilline. Verder helpen antibiotica
soms tegen schimmelinfecties.
Je kan schimmels gebruiken voor het maken van voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld gist of de
schimmel op schimmelkaas. Je kan sommige paddenstoelen eten.
Planten
stammen
wieren/algen
kenmerken
geen wortels, stengels, bladeren,
bloemen
sporenplanten wortels, stengels, bladeren
geen bloemen
voortplanting door sporen
zaadplanten
wortels, stengels, bladeren, bloemen
voortplanting door sporen
voorbeelden
eencellig: boomalg
veelcellig: kranswier, blaaswier
Mossen: sporen op steeltjes in
sporendoosjes
paardenstaarten: sporenvormende
orgaantjes aan het uiteinde
varens: sporen onder bladeren
naaktzadigen: zaden tussen schubben of
kegels, meestal naaldvormig
bedektzadigen: zaden in vruchten,
bloemen
Dieren
Bij het indelen van stammen in het dierenrijk let je op symmetrie en het skelet.
De mens is symmetrisch, het hoeft dus niet helemaal te kloppen.
Skelet=stevige delen van een lichaam, geven stevigheid en bescherming
sponzen
niet symmetrisch
rode vingerspons
skelet van vezels tussen cellen
gele buisspons
zee
purperen buisspons
neteldieren
veelzijdig symmetrisch
kwal
meestal geen skelet
zeeanemoon
water
vangen prooi met armen
wormen
tweezijdig symmetrisch
lintworm
geen skelet
regenworm
lichaam is lang en dun
spoelworm
weekdieren
tweezijdig symmetrisch
mossel
schelp/huisje als skelet
inktvis
slak
geleedpotigen
tweezijdig symmetrisch
spin
skelet is een pantser
vlieg
stekelhuidigen
veelzijdig symmetrisch
zeester
inwendig skelet van kalk
zee-egel
stekels of knobbels op huid
zeekomkommer
zee
gewervelden
tweezijdig symmetrisch’
vis
inwendig skelet
kikker
das
Overige eencellige eukaryoten
Deze organismen zijn nog niet ingedeeld.
Een amoebe kan steeds van vorm veranderen. Het cytoplasma schuift ergens heen en vormt daar
een schijnvoetje. Al het cytoplasma stroomt daarheen en zo beweegt hij zich voort.
Zo kan de amoebe bacteriën, zijn voedsel, insluiten. De bacterie wordt in de cel opgenomen en er
ontstaat een voedingsvacuole die de bacterie verteerd. Onverteerde resten worden verwijderd via
het celmembraan.
Het pantoffeldiertje heeft trilhaartjes op zijn celmembraan staan. Die bewegen en zo beweegt hij
zich voort. Ze zorgen ook dat er eten in de celmond komt, dat wordt verteerd in de voedingsvacuole
en verwijderd via de celanus.
Een twee organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen
krijgen.
domeinen
rijken
stammen
klassen
orden
families
geslachten
soorten
rassen
De stam geleedpotigen
Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet, een soort pantser. De poten van geleedpotigen zijn
geleed. Dat betekend dat ze zijn opgebouwd uit kleine stukjes: de leden.
klassen
kenmerken
kreeftachtigen
10/14 poten
veelpotigen
hele lichaam gesegmenteerd
spinachtigen
8 poten
insecten
kop: ogen, voelsprieten
borststuk: poten, vleugels
achterlijf
De stam gewervelden
Gewervelden hebben een inwendig skelet. Een onderdeel hiervan is de wervelkolom.
vissen
koudbloedig
baars
eieren zonder schaal
schubben met slijm
kieuwen
water
amfibieën
koudbloedig
kikker
eieren zonder schaal
huid bedekt met slijm
haalt adem door de huid
water, land
reptielen
koudbloedig
krokodil
eieren met leerachtige schaal
droge schubben
longen
land
vogels
warmbloedig
merel
eieren met kalkschaal
veren
longen
lucht
zoogdieren warmbloedig
ree
jongen levend gebaren, gezoogd
haren
longen
land
Je kan een gewervelde onderscheiden door 5 dingen:
1. koudbloedig/warmbloedig (lichaamstemperatuur constant nee/ja)
2. manier van baren
3. huid
4. manier van ademhalen
5. milieu, omgeving
De dubbele naamgeving
Dermineren=organismen indelen in een iets
Determineertabel=creepy tabel met dingen waarin je kan determineren
Voor een dier is een wetenschappelijke naam in het Latijn.
Linnaeus heeft de dubbele naamgeving bedacht, iedere soort krijgt een geslachtsnaam en een
soortaanduiding.
De geslachtsnaam is met een hoofdletter en staat voorop, aan het einde is soms de letter van de
onderzoeker die de naam gaf. De naam is schuingedrukt.
H5 Stevigheid en beweging
Het skelet
Een mens heeft een inwendig skelet of geraamte. Een menselijk skelet bestaat uit ongeveer 200
beenderen. Samen heten ze het beenderstelsel.
De functies van een skelet zijn:
1. rechtop staan
2. beweging
3. bescherming
4. vorm
De vorm van een skelet heeft te maken
met de omgeving van het organisme.
Een beer loopt op zijn hele voet, hij is een zoolganger.
Een kat is een teenganger.
Een paard is een topganger/hoefganger.
De bouw van botten
Bij pijpbeenderen, benen die lang en dun zijn, bevind zich tussen de koppen een mergholte. Daar
slaat het lichaam vet op, geel beenmerg.
In de koppen van pijpbeenderen en platte beenderen zit geen mergholte, hier is het bot sponsachtig.
Bij dit bot zitten tussen het botweefsel kleine holten waar rood beenmerg in zit.
Bij baby’s bestaan botten voor het grootste gedeelte uit kraakbeen, buigzamer en zachter dan bot.
Als de baby ouder wordt, verandert het kraakbeen in bot.
Bij een baby zijn de stukken van de schedel nog niet aan elkaar gegroeid, er zitten fontanellen.
Bij volwassenen zit kraakbeen in bijvoorbeeld de neus en de oren.
Bij kraakbeenweefsel liggen de cellen dicht bij elkaar, ertussen is een tussencelstof.
Bij botweefsel zitten de cellen in kringen rondom dunne kanaaltjes, ze hebben uitlopers waarmee ze
in contact staan met elkaar. In de kanaaltjes lopen bloedvaten en is er vocht. Bot is hard en niet
buigzaam.
Het verschil tussen bot en kraakbeen zit hem in de tussencelstof, bij botcellen zijn dat kalkzouten,
wat stevigheid en hardheid geeft en bij kraakbeen is dat lijmstof, dat het bot buigzamer maakt.
Door zoutzuuroplossing verdwijnen de kalkzouten en kun je het bot dus buigen.
Door vuur verbrand het kraakbeen en kan je het bot dus breken.
Beenverbindingen
Botten kunnen zo met elkaar verbonden zijn:
vergroeid
geen beweging
naad
geen beweging
kraakbeen tussen botten beetje beweging
gewrichten
veel beweging
wervels van het heiligbeen en staartbeen
schedel
de ribben en het borstbeen
wervels en ribben
1=kogelgewricht
2=rolgewricht
3=scharniergewricht
Spieren
Spieren zijn essentieel als je wilt bewegen. Spieren
hebben zuurstof en brandstof nodig. De informatie
over wat de spieren moeten doen, gaat via zenuwen
naar de spieren.
De spieren die je hiernaast ziet zijn de skeletspieren,
daaronder liggen de diepe spieren.
Er zitten spieren in je huid, slokdarm, hart enz.
Een spier is omgeven door bindweefsel: de spierschede.
Aan beide kanten van de spier loopt de spier uit in een pees, die is
verbonden met het bot op de aanhechtingsplaats, uitsteeksels aan
botten. Een skeletspier bestaat uit enkele spierbundels die ook
weer worden omgeven door bindweefsel, een spierbundel bestaat
uit een aantal spiervezels.
De spiervezels in een spier kunnen zich samentrekken, de spier wordt dan korter en dikker.
Als de triceps samentrekt, is de arm gestrekt en bij de biceps
gebogen. Deze twee spieren hebben een tegengesteld effect en zijn
dus antagonisten van elkaar.
Hoe meer spiervezels samentrekken, hoe meer kracht de spier kan
uitoefenen.
Er zijn twee soorten spiervezels: langzame en snelle.
Snelle spiervezels hebben veel energie nodig en kunnen dan snel
veel kracht zetten. Ze zijn snel vermoeid. Bij langzame is het
omgekeerd.
Houding en beweging
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die hij houdt door de spieren.
Het kraakbeen tussen de wervels heten tussenwervelschijven, dat zijn soort schokbrekers.
De wervelkolom vangt schokken op, bijvoorbeeld bij lopen of springen.
Door een verkeerde houding kan de wervelkolom scheef komen te staan en kan men last krijgen van
rugpijn.
Lichaamsbeweging is goed voor je gezondheid:
1. je krijgt een betere conditie
2. je kan betere prestaties leveren
3. minder kans op blessures
4. ontspanning
spierpijn
ongetraind sporten
vanzelf
sterke afkoeling
spierscheuring
plotseling, te sterke inspanning
bij zweepslag operatie, bij licht rust
/zweepslag
botbreuken
wielrenners vallen op sleutelbeen
weer in elkaar zetten, gips, schroeven
voetbalknie
meniscus gescheurd, kniebanden
rust, operatie
beschadigd
kneuzing
beschadiging, stoot stomp of trap,
koel de zwelling af
geen scheuren of breken
verzwikking
kneuzing van een gewricht,
gewrichtskapsel en kapselbanden te
ver uitgerekt
ontwrichting
gewrichtskogel uit kom
ontsteking
ontsteking van pees, overbelasting
rust, maar niet helemaal niks
RSI
te vaak dezelfde beweging, door
gamen, schilderen of ballet.
Om blessures te voorkomen kan je een warming-up met rekoefeningen doen en een cooling-down
Dit spierweefsel heet dwarsgestreept spierweefsel.
In de darmen zit ook spierweefsel, dit type bestaat uit langwerpige
cellen die niet netjes liggen gerangschikt=glad spierweefsel.
Het spierweefsel van het hart, hartweefsel bestaat wel uit
spierfibrillen, maar die liggen niet naast elkaar.
Problemen met de wervelkolom
Tussenwervelschijven bestaat uit ringen van kraakbeen om een
geleiachtige kern.
Bij ouderen is het kraakbeen minder stevig, soms stulpt de
geleiachtige kern uit door de zwakke plek. Dit heet hernia. Het
uitstulpende deel drukt tegen het ruggenmerg en zo komt een deel van de zenuwen klem te zitten.
Dit veroorzaakt scherpe pijn en soms verlamming.
Een hernia kan vanzelf over gaan, je moet gewoon rustig bewegen. Soms is er een operatie nodig.
Bij spit verkrampen spieren onder in de rug. Dit veroorzaakt rugpijn. Je moet gewoon blijven
bewegen, met af en toe rust en niet te extreem.
Download