- Scholieren.com

advertisement
Biologie voor jou thema 4 klas 1 basisstof 1 t/m 5
Basisstof 1 het skelet van de mens
Bij baby’s geen geen naden, fontanellen: dunne
vliezige plaatsen tussen schedel beenderen
Functies skelet:




stevigheid,zonde skelet zou je in elkaar
zakken
Bescherming van de organen, bijv. schedel
beschermt hersenen
Beweging, zijn beweeglijk met elkaar
verbonden, spieren
geeft vorm aan je lichaam
Basisstof 2 het skelet van zoogdieren
1.
zoolgangers, loopt op de hele voetzool
2.
Teengangers, lopen op hun tenen
3.
Topgangers of hoefgangers, lopen op de toppen van
hun tenen
Basisstof 3 kraakbeenweefsel en beenweefsel
Tussencelstof
Cel
Tussencelstof
Kanaal
Beencel
Door de kanalen kunnen bloedcellen stromen.
Kalkzouten geven stevigheid aan het beenweefsel
Lijmstof zorgt ervoor dat het weefsel nog een beetje
soepel blijft
Als je ouder wordt, verandert de samenstelling en krijg
je meer kalkzouten en minder lijmstoffen in je lichaam.
Basisstof 4 beenverbindingen
4
1.
2.
3.
4.
Vergroeid (heiligbeen)de wervels zijn aan elkaar vergroeid, geen beweging mogelijk.
Door kraakbeen verbonden (wervels)kraakbeen is buigzaam, beetje beweging mogelijk
Door gewrichten (vingerkootjes)veel beweging mogelijk.
Door een naad verbonden (schedelbeenderen)geen verbinding mogelijk
Kapselbanden houden bij
sommige gewrichten de
botten op hun plaats.




Scharniergewricht hiermee kun je 1 beweging
maken: heen en terug, kan maar 1 kant op.
Ellebooggewricht.
Rolgewricht, het ene bot draait in de lengteas
van de andere. Alleen in spaakbeen en
ellepijp.
Zadelgewricht, kan over twee assen bewegen
worden. Alleen in de duim.(extra leerwerk)
Kogelgewricht, beweging is mogelijk in
verschillende richtingen, één bot heeft een
kogel uiteinde, en het andere bot heeft een
kom. Schoudergewricht.
Basisstof 5 Spieren
Het spierstelsel
De spieren zitten met pezen aan het been vast, de plaats waar een
pees vastzit aan het bot, noemen we de aanhechtingsplaats. Een spier
kan zich samentrekken, een pees niet.
Je ziet op dit plaatje de biceps (armbuigspier)
en de triceps (armstrekspier). Als je de biceps
samentrekt buigt je arm, als je de triceps
samentrekt strek je je arm. Hierbij is de biceps
een agonistische spier en de triceps een
antagonistische spier, want de triceps werkt de
biceps tegen
En nu dit leren:
Hoe leer je de plaatjes uit je hoofd?
Leg een papiertje op de naam van de antwoorden, en wijs iets aan wat je weet, zeg de naam
hardop en check of je het goed hebt.
Hoe leer je de tekst uit je hoofd?
Arceer de begrippen en de woorden die het begrip uitleggen met een markeerstift. Laat je
overhoren van de begrippen. Je hoeft dit niet perse uit te printen om het te arceren, kan ook
op Word.
Checken of je alles weet
Bedenk zoveel mogelijk toetsvragen als je kan, behandel alles wat je weet, kijk daarna in je
boek of je alles hebt.
Download