1. Het ordenen van organismen Bij het ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk. De eerste groepen die ontstaan bij het indelen van alle organisme worde rijken genoemd. Biologen delen alle organismen in 4 rijken in: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Bij de indeling in deze 4 rijken worden kenmerken van de cellen gebruikt. Deze kenmerken zijn: celkern, celwanden en bladgroenkorrels. Rijk * Bacteriën * schimmels * Planten * dieren kenmerken - Eencellig - Geen celkern - Celwand - Geen bladgroenkorrels - Eencellig of veelcellig - Celkernen - Celwanden - Geen bladgroenkorrels - Eencellig of veelcellig - Celkernen - Celwanden - bladgroenkorrels - Eencellig of veelcellig - Celkernen - Geen celwanden - Geen bladgroenkorrels Organismen die veel op elkaar lijken, hoeven niet tot de zelfde soort te behoren. Een Afrikaanse olifant en een Indische olifant lijken veel op elkaar, maar ze behoren niet to dezelfde soort. Organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. 2 het rijk van de bacteriën Bacteriën zijn eencellig: ze bestaan uit een enkele cel. Bepaalde soorten bacteriën worden bacillen genoemd. Bacteriën zijn zo klein dat ze mat een gewonen microscoop zelfs bij de sterkste vergroting alleen maar klein puntjes te zien zijn. Bij een elektronenmicroscoop kan hij de bacteriën van alle lichaamsdelen te onder scheiden, bijv. zweepharen. Met de zweepharen kunnen de bacteriën zich voort bewegen. Bacteriën planten zich voort door deling. Er ontstaan dan 2 kleinere bacteriën. Deze groeien uit tot ze even groot zijn als de oorspronkelijke bacterie. Onder gunstige omstandig heden kan een bacterie zich elk halfuur delen. Bepaalde soorten bacteriën kunnen in je lichaam terecht komen en kunnen daar ziekten veroorzaken. Voorbeelden van zulke bacteriële infectieziekten zijn cholera, longontsteking, oorontsteking en tuberculose. bacteriële infectieziekten kunnen bestreden worden met antibiotica. Dit geneesmiddel dood de bacterie in het lichaam. Met een antibioticum treedt bij de meeste bacteriële infectieziekten snel genezing op. 3. Het rijk van de schimmels Veelcellige schimmels bestaan meestal uit lange, dunne draden: de schimmeldraden. Gisten zijn eencellige schimmels. Ze planten zich voort door deling. Bij gistcellen die zich delen, ontstaat een blaasje. Dit blaasje laat los van de gistcel en groeit uit tot een nieuwe gistcel. Voortplanting veelcellige schimmels door middel van sporen. 4. Het rijk van de planten Afdeling * Wieren [algen] * sporenplaten * zaadplanten Groep * naaktzadigen * bedektzadigen Kenmerken - geen bladeren, geen stengels - geen bloemen - wortels, stengels,bladeren - geen bloemen - voortplanting door sporen - wortels, stengels,bladeren - bloemen - voortplanting door zaden Voorbeelden - boomalg - kranswier - blaaswier - haarmos - heermoes - mannetjesvaren Kenmerken - zaden tussen de schubben van kegels - bladeren meestal naaldvormig - zaden in vruchten - bladeren niet naaldvormig Voorbeelden - den - spar - beuk - klimop - paardenbloem - appelboom - boterbloem - paardenbloem 5. Het rijke van de dieren Sommige voorwerpen kun je zo delen in 2 gelijke helften. We noemen zo’n voorwerp symmetrisch. Veel soorten dieren zijn tweezijdig symmetrisch. Deze dieren zijn slechts op 1 manier in 2 gelijke helften te verdelen. Andere soorten zijn veelzijdig symmetrisch deze dieren zijn op meerdere manieren in 2 gelijke helften te verdelen. Veel dieren hebben stevige delen in hun lichaam. Deze stevige delen kunnen de dieren stevigheid en bescherming geven. We noemen de stevige delen het skelet van het dier. Bij een mossel, een slak en een kever zit het skelet aan de buitenkant van het lichaam. We noemen dat een uitwendig skelet. Bij een spons, een inktvis en een kat zit het skelet binnen in het lichaam. We noemen dit een inwendig skelet. Afdeling * eencellige dieren * sponzen * holtedieren * wormen * weekdieren * geleedpotigen * stekelhuidigen Kenmerken - niet-symmetrisch - geen skelet - bestaan uit een cel - leven in het water - niet-symmetrisch - een skelet van stevige hoornvezels tussen de cellen - zitten meestal vast op de bodem van de zee - veelzijdig symmetrisch - meestal geen skelet - leven in het water - vangen hun prooi met tentakels - tweezijdig symmetrisch - geen skelet - het lichaam is lang en dun - tweezijdig symmetrisch - meestal een schelp of huisje als skelet - tweezijdig symmetrisch - het skelet is een pantser - veelzijdig symmetrisch - inwendig skelet van kalk Voorbeelden - pantoffeldiertje - amoebe - badspons - olifantenoorspons - kwal - zeeanemoon - spoelworm - lintworm - regenworm - mossel - inktvis - slak - duizendpoten - kreeftachtigen - spinachtigen - insecten - zeester - zee-egel * gewervelden - De huid is bedekt met stekels of knobbels - leven op de bodem van de zee - tweezijdig - vissen symmetrisch - amfibieën - een inwendig skelet - reptielen - vogels - zoogdieren 6. eencellige dieren Amoebe: Kan van vorm veranderen > cytoplasma stroomt richting uit en vormt zo schijnvoetjes Met schijnvoetjes ook voedsel sluiten > ontstaat voedingsvacuole (verteert het voedsel) Onverteerde resten worden verwijderd via het celmembraan Leeft in water Pantoffeldiertje: Celmembraan bevat trilhaartjes om voort te bewegen Bevat celmond (instulping in cel) om voedsel op te nemen en voedingsvacuole te vormen. Celanus om onverteerde resten te verwijderen