Samenvatting Thema 2 Ordening

advertisement
Samenvatting Thema 2 Ordening
Rijk
• Bacteriën
Kenmerken
– eencellig
– geen celkern
– celwand
– geen bladgroenkorrels
• Schimmels – eencellig of veelcellig
– celkernen
– celwanden
– geen bladgroenkorrels
• Planten
– eencellig of veelcellig
– celkernen
– celwanden
– bladgroenkorrels
• Dieren
– eencellig of veelcellig
– celkernen
– geen celwanden
– geen bladgroenkorrels
Je moet kunnen omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren en
wat een populatie is.
•
•
Organismen behoren tot één soort als ze samen vruchtbare nakomelingen
kunnen voortbrengen.
–
Een soort bestaat vrijwel altijd uit meerdere populaties.
Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald
gebied, die zich onderling voortplanten.
Je moet kenmerken van bacteriën kunnen noemen. Ook moet je kunnen
beschrijven welke rol bacteriën voor de mens spelen.
•
•
•
Bacteriën planten zich voornamelijk voort door deling.
Sommige soorten vormen bij slechte omstandigheden een stevig kapsel.
De meeste soorten bacteriën voeden zich met dode resten van organismen.
– In de natuur ruimen ze dode resten van organismen op (reducenten).
– Ze kunnen ons voedsel doen bederven.
•
Bacteriën kunnen door de mens worden gebruikt:
– bij de bereiding van voedingsmiddelen (bijv. yoghurt, zuurkool);
–bij de productie van geneesmiddelen en hormonen.
•
Bacteriën kunnen bij de mens infectieziekten veroorzaken (bijv. cholera,
longontsteking, oorontsteking, tuberculose, tyfus).
- Deze infectieziekten kunnen worden bestreden met antibiotica (bijv. penicilline).
- Infectieziekten kun je voorkomen door een goede hygiëne.
Je moet kenmerken van schimmels kunnen noemen. Ook moet je kunnen
beschrijven welke rol schimmels voor de mens spelen.
•
Gisten zijn eencellige schimmels.
–
Gisten planten zich voort door deling.
•
Veelcellige schimmels bestaan meestal uit schimmeldraden.
–
Veelcellige schimmels planten zich meestal voort door sporen.
–
Bij sommige soorten schimmels ontstaan de sporen in paddestoelen.
•
De meeste soorten schimmels voeden zich met dode resten van organismen.
–
In de natuur ruimen ze dode resten van organismen op (reducenten).
–
Ze kunnen ons voedsel doen bederven.
•
Schimmels kunnen door de mens worden gebruikt:
–
bij de bereiding van voedingsmiddelen (bijv. kaas, brood, bier, wijn);
–
bij de productie van geneesmiddelen (bijv. penicilline).
•
Schimmels kunnen bij de mens infectieziekten veroorzaken
(bijv. zwemmerseczeem).
–
Deze infectieziekten kunnen worden bestreden met antibiotica.
Afdeling
• Wieren (algen)
• Sporenplanten
• Zaadplanten
Groep
• Naaktzadigen
• Bedektzadigen
Kenmerken
–geen wortels, geen
stengels en geen bladeren
– geen bloemen
– wortels, stengels en
bladeren
– geen bloemen
– voortplanting door
sporen
–wortels, stengels,
bladeren
– bloemen
– voortplanting door zaden
Voorbeelden
–boomalg (eencellig)
– blaaswier (veelcellig)
Kenmerken
– zaden tussen de
schubben van een kegel
– bladeren meestal
naaldvormig
– zaden in vruchten
– bladeren niet
naaldvormig
Voorbeelden
– den
– spar
– mossen
– varens
– paardenstaarten
– beuk
– klimop
– paardebloem
– appelboom
– boterbloem
– grassen
Afdeling
• Eencellige dieren
• Sponzen
• Holtedieren
• Wormen
• Weekdieren
• Geleedpotigen
• Stekelhuidigen
• Gewervelden
Kenmerken
– niet-symmetrisch (op geen enkele
manier in twee ongeveer gelijke
helften te verdelen)
– geen skelet
– bestaan slechts uit één cel
– leven in het water
– niet-symmetrisch
– een skelet van stevige
hoornvezels tussen de cellen– zitten
vast op de bodem van de zee
– veelzijdig symmetrisch (op
meerdere manieren in twee
ongeveer gelijke helften te verdelen)
– meestal geen skelet
– leven in het water
– vangen hun prooi met tentakels
(vangarmen)
– tweezijdig symmetrisch (op slechts
één manier in twee ongeveer gelijke
helften te verdelen)
– geen skelet
– het lichaam is lang en dun
– tweezijdig symmetrisch
– meestal een schelp of huisje als
skelet
– tweezijdig symmetrisch
– een uitwendig skelet (pantser)
– groei is alleen mogelijk tijdens
vervellingen
– gelede poten
– het lichaam bestaat (voor een
deel)uit segmenten
– veelzijdig symmetrisch
– inwendig skelet van kalk
– de huid is bedekt met stekels of
knobbels
– tweezijdig symmetrisch
– een inwendig skelet met een
wervelkolom
Voorbeelden
– amoebe
– pantoffeldiertje
– badspons
– kwal
– zeeanemoon
– lintworm
– spoelworm
– regenworm
– inktvis
– mosse
l– slak
– duizendpoot
– krab
– spin
– vlieg
– zeeegel
– zeester
– kikker
– slang
– zwaluw
Groep
• Duizendpoten
• Kreeftachtigen
Kenmerken
– het gehele lichaam bestaat uit
segmenten
– aan elk segment zitten poten
– 10 of meer poten
• Spinachtigen
– 8 poten
• Insecten
– 6 poten
– op, borststuk en achterlijf
– aan het borststuk zitten poten en
meestal ook vleugels
Groep
• Vissen
• Amfibieën
• Reptielen
• Vogels
• Zoogdieren
Voorbeelden
– miljoenpoot
– reuzenduizendpoot
– garnaal
– rivierkreeft
– hooiwagen
– kruisspin
– kever
– mier
– vlinder
Kenmerken
– huid bedekt met schubben en slijm
– koudbloedig
– ademhaling met kieuwen
– voortplanting: eieren zonder schaal
– milieu: in het water
– huid bedekt met slijm
– koudbloedig
– ademhaling eerst met kieuwen en huid; later
met longen en huid
– voortplanting: eieren zonder schaal
– milieu: in het water en op het land
– huid bedekt met droge schubben
– koudbloedig
– ademhaling met longen
– voortplanting: eieren met leerachtige schaal
– milieu: op het land
– huid bedekt met veren
– warmbloedig
– ademhaling met longen
– voortplanting: eieren met kalkschaal
– milieu: op het land / in de lucht
– huid bedekt met haren
– warmbloedig
– ademhaling met longen
– voortplanting: levendbarend
– milieu: op het land
Voorbeelden
– forel
– haring
– kabeljauw
– schol
– snoek
– kikker
– pad
– salamander
– hagedis
– krokodil
– ringslang
– schildpad
– buizerd
– fuut
– merel
– uil
– zwaluw
– hond
– olifant
– walvis
– wolf
– zeehond
Je moet een determineertabel van organismen kunnen gebruiken.
Download