Meetnet Schieland 2001

advertisement
Meetnet Schieland 2004
Ecologische opmerkingen macrofyten en macrofauna
H. Cuppen
Adviesbureau Cuppen
Januari 2005
Meetnet Schieland 2004
Ecologische opmerkingen macrofyten en macrofauna
Rapportage van onderzoek
voor het Hoogheemraaadschap van Schieland
Auteur H. Cuppen
Datum 30 januari 2005
Landschapsecologisch en hydrobiologisch adviesbureau Cuppen
Bezoekadres
Postcode
Telefoon
Email
Hogeweg 8 Eerbeek
6961 LT Eerbeek
0313 656587
[email protected]
1. Inleiding
In opdracht van het Hoogheemraadschap van Schieland is in 2004 een onderzoek uitgevoerd
op 27 meetpunten (zie bijlage 1). Hierbij zijn gegevens verzameld over de hellingshoek
(talud), macrofauna (23 meetpunten) en de macrofyten (27 meetpunten). Deze bemonstering
vormt de basis voor een door het hoogheemraadschap uit te voeren ecologische
kwaliteitsbeoordeling van deze wateren volgens de STOWA-methodiek. Daarnaast zijn de
determinaties van de kiezelwieren op deze meetpunten in onderaannemerschap uitgevoerd
door bureau Koeman en Bijkerk. Deze resultaten zijn apart gerapporteerd door genoemd
bureau.
In hoofdstuk 2 worden de gebruikte materialen en methoden toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt
kort ingegaan op de meer opvallende onderzoeksresultaten. Dit betreft het voorkomen van
zeldzamere soorten of specifieke ecologische indicaties, die blijken uit het voorkomen van
bepaalde soorten. De resultaten zijn aangeleverd in de vorm van Excel-bestanden met
soortenlijsten en abundanties per meetpunt (zie bijlage 2 en 3).
2 Materiaal en methoden
2.1 Macrofauna
Bemonstering en uitzoeken
De bemonstering is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Werkgroep Hydrobiologie
Holland (1989). Hierbij zijn over een traject van 5-50 meter verschillende microhabitats
bemonsterd met een totale monsterlengte van 5 meter. Bij de bemonstering is een schepnet
gebruikt met een netopening van 30×10 cm en een maaswijdte van 0,3 mm. Waargenomen
vissen en amfibieën zijn ter plekke gedetermineerd en weer losgelaten. Na de bemonstering is
het verzamelde materiaal binnen een dag uitgezocht in een witte plastic bak. Hierbij werd
gebruik gemaakt van een set zeven met een maaswijdte van achtereenvolgens 5 mm, 2 mm en
0,2 mm. Platwormen en grotere bloedzuigers worden levend gedetermineerd tijdens het
uitzoeken. Al het overige materiaal is geconserveerd, met uitzondering van goed herkenbare
soorten, die in een groter aantal voorkomen (> 50 of 100), zoals waterpissebedden, bepaalde
slakkensoorten, wantsen en waterkevers. Hiervan is slechts een beperkt aantal geconserveerd.
Van de niet meegenomen dieren is een schatting van het aantal gemaakt. Watermijten zijn in
Koenike-vloeistof gefixeerd en de overige dieren in ethanol (70%). Tijdens het uitzoeken is
de macrofauna taxonomisch gesorteerd in 6-8 potjes, die werden voorzien van een etiket met
monsterpuntgegevens, coördinaten en de bemonsteringsdatum.
Determinatie en telling
De analyse door bureau Cuppen vindt plaats met microscopen van het merk Nikon type
Eclipse E400 en SMZ-U. Voor een juiste determinatie worden zonodig onderdelen
uitgeprepareerd, zoals genitalia van kevers (genus Haliplus) en palpen van watermijten (genus
Lebertia) of wordt materiaal opgehelderd met behulp van melkzuur (kopkapsels
Chironomidae; wormen). Van een deel van de wormen zijn preparaten vervaardigd.
Tijdens de analyse vindt een permanente kwaliteitsbewaking van de determinaties plaats met
behulp van een uitgebreide referentiecollectie. Materiaal van lastige mijtengenera als
Arrenurus, Tiphys en Lebertia wordt gecontroleerd door Drs. H. Smit.
Gegevensverwerking en interpretatie
De analyse van de macrofauna is in navolging van Moller Pillot & Buskens (1990), Van der
Hoek & Verdonschot (1994) en AquaSense (1998) gebaseerd op het voorkomen van
indicatorsoorten die specifieke informatie geven over een of meerdere abiotische
milieufactoren, bepalend voor de leefomstandigheden op de onderzochte meetpunten.
Indicaties over abiotische milieufactoren, die met behulp van de indicatorsoorten in beeld
worden gebracht, zijn mate van droogval, stroming, organische belasting,
zuurstofhuishouding en zuurgraad. Behalve van bovengenoemde literatuurbronnen worden
voor diverse soorten (met name watermijten) belangrijke indicaties ontleend aan Van der
Hammen (1992) en Steenbergen (1993). De landelijke zeldzaamheid is ontleend aan Nijboer
en Verdonschot (2001).
Natuurwaardebeoordeling
Het aangeven van natuurwaarden is geen gemakkelijke zaak. Gekozen is voor een benadering
via het criterium landelijke zeldzaamheid van de aangetroffen soorten. Hierbij is uitgegaan
van de landelijke zeldzaamheidslijst van de Werkgroep Ecologisch waterbeheer (Nijboer en
Verdonschot, 2001).Dit heeft geresulteerd in de volgende zeldzaamheidsklassen:
Tabel 1: Klassegrenzen zeldzaamheid flora en fauna
Zeldzaamheidslasse
Mate van voorkomen
Uurhokfrequentieklasse
Aantal uurhokken
1
2
3
4
5
algemeen-zeer algemeen
weinig algemeen-vrij algemeen
vrij zeldzaam
zeldzaam
zeer zeldzaam
7, 8 of 9
5 of 6
4
3
<3
411-1680
80-410
30-79
11-29
< 11
Bij de beoordeling van de natuurwaarde van de onderzochte wateren is gekozen voor een
benadering waarbij het aantal soorten met de hoogste zeldzaamheidsklasse bepalend is. Hierbij is in navolging van Moller Pillot (1985) gekozen voor de volgende waardering:
-Natuurwaardeklasse 1: drie of minder soorten met zeldzaamheidsklasse 2 indiceren een
algemeen voorkomend watermilieu
-Natuurwaardeklasse 2: vier of meer soorten met zeldzaamheidsklasse 2 indiceren een minder
algemeen voorkomend watermilieu
-Natuurwaardeklasse 3: twee of meer soorten met zeldzaamheidsklasse 3 of één soort met
zeldzaamheidsklasse 4 indiceert een vrij zeldzaam voorkomend watermilieu
-Natuurwaardeklasse 4: twee of meer soorten met zeldzaamheidsklasse 4 of één soort met
zeldzaamheidsklasse 5 indiceert het voorkomen van een zeldzaam watermilieu
-Natuurwaardeklasse 5: één of meer soorten met zeldzaamheidsklasse 5 indiceren een zeer
zeldzaam watermilieu
De resultaten van de natuurwaardebeoordeling zijn te vinden in bijlage 4.
2.2 Macrofyten
Van de hogere planten zijn vegetatieopnamen van een representatieve water- en oeverstrook
met een lengte van 25-50 meter gemaakt. Alleen de aanwezige vochtminnende water- en
oeverplanten zijn genoteerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de Tansley-methode. Dit is een
geschikte methode om vegetatieopnamen te maken van vrij grote proefvlakken zoals
beektrajecten, graspercelen en moerasstroken. Bij de eveneens veel gebruikte Braun-Blanquet-methode zijn de proefvlakken veel kleiner en moeten vrij veel opnamen worden gemaakt
om een goede indruk te krijgen van de in een gebied aanwezige vegetatie. De bedekkingcodes
per soort zijn als volgt:
1 = r : rare: soort is zeldzaam (enkele exemplaren aanwezig)
2 =loc: local occasional: soort lokaal schaars voorkomend
3 =occ: occasional: soort schaars, hier en daar voorkomend
4 =lfr: soort lokaal frequent voorkomend
5 =fr : soort frequent voorkomend
6 =lab: soort lokaal veel bedekkend
7 =ab : soort veel bedekkend
8 =cd/ld: soort mede overheersend of lokaal overheersend
9 =dom: soort overheerst; bedekking 50-100%
De verzamelde gegevens zijn verwerkt in een Excel-bestand.
3. De onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten per watertype besproken. Als er specifieke
meetpunten voorkomen met bijzondere soorten of er is een afwijkende situatie (bijvoorbeeld
indicaties voor sterke organische belasting ) aangetroffen dan volgt een korte bespreking van
het desbetreffende meetpunt. Ook in 2004 zijn weer diverse macrofaunasoorten gevonden die
nieuw zijn voor het beheersgebied van het hoogheemraadschap. De meest opmerkelijke
vondst betrof de zeer zeldzame watermijt Unionicola ypsilophora in de Ringvaart Prins
Alexander (00038). Deze soort was nooit eerder in Zuid-Holland gevonden. De soort is alleen
in de schelp van de zwanenmossel (Anodonta cygnea) te vinden. De resultaten van het
onderzoek naar de macrofauna zijn weergegeven in tabel 3.
Bij de planten zijn diverse soorten nieuw voor het gebied gevonden. Dit betreft lidsteng
(Hippuris vulgaris), middelst helmkruid (Scrophularia umbrosa), puntdragend glanswier
(Nitella mucronata) en groot nimfkruid (Najas marina). Laatstgenoemde soort is gevonden in
de Zevenhuizerplas waaruit deze plant al bekend was. Het is een zeldzame soort van
voedselrijk helder water. Opmerkelijk is dat de meeste vondsten stammen uit brak water. De
resultaten van het onderzoek naar de macrofyten zijn weergegeven in tabel 2.
3.1 Veenplassen
Het enige bemonsterde water van dit type betreft het Koornmolengat (00021). In deze
veenplas zijn alleen de macrofyten onderzocht. Het Koornmolengat is een natuurreservaat en
een van de weinige meer natuurlijke wateren in het gebied. Het Koornmolengat heeft een zeer
gevarieerde oeverbegroeiing waaronder binnen Schieland schaarse zeggesoorten als
pluimzegge (Carex paniculata) en cyperzegge (Carex pseudocyperus). Twee minder algemene
aan veenbodems gebonden plantensoorten die hier ook in 2003 werden gevonden zijn
melkeppe (Peucedanum palustre) en vergeten tandzaad (Bidens connata).
3.2 Overige plassen
Dit betreft de plas ’t Weegje ten westen van Waddinxveen (00705), die alleen op macrofyten
is onderzocht. Deze plas is zeer voedselrijk met een gering doorzicht, waardoor ondergedoken
waterplanten ontbreken. Op de oever domineren helofyten en moerasplanten van voedselrijke
oevers zoals driedelig tandzaad, watermunt, liesgras en grote brandnetel. Dit betreft zeer
algemene soorten.
3.3 Zandgaten
Bezochte zandgaten zijn de Zevenhuizerplas (00040) en de Plas van Poot (00205). In deze
plassen zijn alleen de macrofyten onderzocht. De Zevenhuizerplas heeft een soortenrijke
oever- en waterplantenbegroeiing. In totaal zijn 19 soorten macrofyten gevonden (zie bijlage
2). De meest bijzondere vondst betreft het zeldzame groot nimfkruid. Minder algemene
waterplanten zijn doorgroeid fonteinkruid, aarvederkruid en stijve waterranonkel. Bijzonder
voor de Zevenhuizerplas (buiten de opname) is de aanwezigheid van kranswiervegetaties met
daaraan gebonden dieren zoals de zeldzame krooneend (Bijkerk et al., 2002).
Vermeldenswaardig is verder de aanwezigheid van zwanebloem (Butomus umbellatus). Deze
soort is algemeen in Nederland, maar valt onder de bescherming van de Flora- en faunawet.
De Plas van Poot is in tegenstelling tot de Zevenhuizerplas arm aan macrofyten. De oevers
zijn op de meeste plaatsen begroeid met een dichte wilgenbegroeiing. Lokaal zijn smalle
helofytengordels aanwezig met soorten als riet en brede lisdodde. Op de open landtong komen
daarnaast sporadisch nog soorten voor als leverkruid, gele lis en harig wilgenroosje. Alle hier
aangetroffen soorten zijn algemeen tot zeer algemeen in Nederland.
3.4 Sloten
Binnen dit watertype wordt een onderscheid gemaakt tussen veensloten en overige sloten.
Binnen Schieland springen de veensloten er t.o.v. de andere sloten duidelijk uit qua
soortenrijkdom en waterkwaliteit. Met name de sloten in het gebied Zuidplaspolder zijn zeer
soortenrijk en landelijk bijzonder met zeldzame soorten als de watermijten Arrenurus claviger
en Oxus ovalis (Cuppen, 2002). In de sloten is zowel onderzoek verricht naar de macrofyten,
als de macrofauna.
Veensloten
Meetpunt 00607; Moordrecht; Derde tocht
Een wat bredere afvoersloot binnen het gebied Zuidplaspolder. Soortenrijke water- of
oevervegetatie van voedselrijk water waaronder watergentiaan. De macrofauna waaronder
diverse minder algemene mijtensoorten indiceren een vrij goede waterkwaliteit. Voorbeelden
zijn Arrenurus cuspidifer en Arrenurus cuspidator. De zeldzamere mijten Arrenurus claviger
en Oxus ovalis die hier in 2001 zijn gevonden, werden in 2004 niet verzameld. Hierdoor was
de natuurwaardeklasse in 2004 (klasse 1) een stuk lager dan in 2001 (klasse 3).
Meetpunt 00614; Moordrecht; Scheisloot Middelweg
Samen met meetpunt 00631 behoort deze sloot tot een van de sloten met de beste
waterkwaliteit binnen Schieland. In de watervegetatie komen fonteinkruiden voor als drijvend
en glanzig fonteinkruid. Als gevolg van recente schoningsactiviteiten was het kranswier
Chara vulgaris in 2004 de meest dominante soort. Van de macrofauna indiceren diverse
soorten relatief voedselarm water met een vrij goede zuurstofhuishouding zoals de
watermijten Arrenurus claviger, Neumania vernalis en Oxus ovalis, de kokerjuffer Agrypnia
pagetana en de muggen Ablabesmyia longistyla, Cricotopus gr cylindraceus en Zavreliella
marmorata.
De natuurwaarde (klasse 3) is vrij hoog met 8 minder algemene soorten waaronder de vrij
zeldzame mijt Arrenurus claviger, die in Zuid-Holland alleen in de Zuidplaspolder voorkomt.
Meetpunt 00631; Moordrecht; Scheisloot Middelweg 30
Kwalitatief goede sloot met een dominantie van aarvederkruid, waarbinnen lokaal ook
kranswieren voorkomen. De zeldzame, zeer karakteristieke watersnuitkever Eubrichius
velutus (aan vederkruid gebonden) die hier in 2001 is gevonden, is in 2003 niet verzameld.
Hier staat tegenover dat de vrij zeldzame waterkever Limnoxenus niger nieuw is voor dit
meetpunt. Dit is verder de enige sloot waar de kritische kokerjuffer Leptocerus tineiformis is
aangetroffen. Vermeldenswaardig is verder de wettelijk beschermde kleine modderkruiper.
De natuurwaarde (klasse 3) is vrij hoog met 5 minder algemene soorten waaronder de vrij
zeldzame waterkevers Anacaena bipustulata en Limnoxenus niger.
Meetpunt 00656; Sloot 3e Tochtweg
Dit is een zeer voedselrijke sloot met een rijke water- en oeverplantenbegroeiing (23 soorten;
zie bijlage 2). De gevonden soorten zijn allemaal algemeen tot zeer algemeen in Nederland. In
het water zijn gedoornd hoornblad en smalbladige waterpest de meest aspectbepalende
soorten. Macrofaunasoorten die een vrij goede waterkwaliteit indiceren zijn de watermijt
Brachypoda versicolor en de mug Zavreliella marmarata. De laatstgenoemde soort prefereert
kwelsituaties.
De natuurwaarde (klasse 3) is vrij hoog met 5 minder algemene soorten waaronder de vrij
zeldzame waterkever Anacaena bipustulata en de mug Chironomus commutatus.
Overige sloten
Tot de overige sloten (zie bijlage 1) behoren een tiental verspreid gelegen sloten in het
oostelijk deel van het beheersgebied van Schieland. Kwalitatief scoren deze sloten minder
hoog dan de kwelgevoede veensloten in de Zuidplaspolder. Al deze sloten bevatten zeer
voedselrijk tot hypertroof water.
Op grond van de natuurwaardebeoordeling van de macrofauna komen de Plastocht bij
Zoetermeer (00202) en de sloot Noordelijke Dwarsweg bij Zevenhuizen (00608) relatief
gezien nog als beste sloten uit de bus met natuurwaardeklasse 2. Vermeldenswaardige planten
en dieren zijn middelst helmkruid (00202), de watermijten Arrenurus cuspidifer en
Unionocola aculeata (00202) en de mug Zavreliella marmorata (00608). Vooral de vondst van
het vrij zeldzame middelst helmkruid is bijzonder, omdat deze plantensoort nieuw is voor het
beheersgebied van Schieland.
De overige 8 sloten hebben een zeer geringe natuurwaarde (klasse 1). In veel gevallen
domineren water- en oeverplanten die hypertrofe milieuomstandigheden indiceren de wateren oevervegetatie. Op de oevers betreft dit soorten als liesgras, rietgras en grote brandnetel en
in het water kroossoorten en gedoornd hoornblad. Een sloot die er op grond van de
soortenrijke plantengroei nog enigszins positief uitspringt is de sloot Zuidelijke Dwarsweg
(00654). Behalve indicatoren van zeer voedselrijk water zoals wortelloos kroos komen hier
ook enkele planten voor die duiden op kwelinvloeden zoals het kranswier Chara vulgaris en
de kleine watereppe (Berula erecta).
In de macrofauna domineren soorten die bestand zijn tegen een vrij sterke organische
belasting. Een min of meer vaste soortencombinatie vormen diverse soorten bloedzuigers
(veel Helobdella) en borstelwormen (veel Tubificidae) in combinatie met de vedermuggen
Glyptotendipes en Chironomus.
3.5 Stadswateren
Dit betreft drie stadssingels in Zoetermeer (00207; 00210 en 00214), een singel in
Nieuwerkerk a/d IJssel (00666) en een singel in Moordrecht (00704) (zie bijlage 1). Twee van
de drie singels in Zoetermeer hebben een geringe ouderdom en liggen in pas aangelegde
stadswijken. Dit betreft de Spectrumsingel (00207) en de Singel Hugo de Grootlaan (00214).
Vanwege de geringe ouderdom heeft zich op de bodem van de Spectrumsingel nog weinig
slib op de bodem opgehoopt waardoor de zuurstofhuishouding nog vrij stabiel is. In de
macrofauna komt dit tot uiting in het voorkomen van de kokerjuffers Mystacides en
Orthotrichia en de vedermuggen Ablabesmyia longistyla en Paramerina cingulata.
Opmerkelijke kwelindicatoren onder de planten zijn hier kleine watereppe (Berula erecta) en
lidsteng (Hippuris vulgaris). De laatste soort is nieuw voor Schieland. Deze plant is weinig
algemeen en kenmerkend voor water dat rijk is aan carbonaat en fosfaat dat vaak brak en
ammoniumhoudend is. Op de bodem van de Singel Hugo de Grootlaan is ondanks de jonge
leeftijd al een zuurstofarme sliblaag aanwezig wat blijkt uit hoge aantallen borstelwormen en
vedermuggen als Chironomus, Psectrotanypus varius en Tanypus kraatzi. De wants Sigara
lateralis, die vaak optreedt als pioniersoort in pas gegraven wateren, is hier zeel talrijk
aanwezig.
Beide singels hebben een vrij geringe natuurwaarde (klasse 2). Minder algemene soorten zijn
o.a de watermijt Arrenurus cuspidifer (00214) en de waterkever Hydrovatus cuspidatus
(00214).
De Singel Jan Steenlaan (00210) is al wat ouder en rijk begroeid met water- en oeverplanten
van voedselrijk water. Riet, zeebies en gedoornd hoornblad zijn de aspectbepalende
plantensoorten. Het water is al vrij sterk organisch belast wat in de macrofauna tot uiting
komt in vrij hoge aantallen bloedzuigers, borstelwormen en de vedermug Tanypus kraatzi.
Ondanks deze hoge voedselrijkdom is de natuurwaarde vrij groot (klasse 3). Vrij zeldzame
soorten zijn de waterkever Anacaena bipustulata en de vedermuggen Chironomus
commutatus en Chironomus pallidivittatus.
De singel Dalkruid (00666) heeft een structuurrijke waterplantenvegetatie met een dominantie
van gedoornd hoornblad en sterrekroos met daarnaast ook gele plomp en waterlelie.
Opmerkelijk was hier de vondst van het vrij zeldzame puntdragend glanswier (Nitella
mucronata). Dit kranswier was nog niet eerder in het meetnet gevonden. Het is een van de
weinige kranswiersoorten die nog in zeer voedselrijk water met gedoornd hoornblad kan
worden aangetroffen.
De natuurwaarde is vrij gering (klasse 2) met als vermeldenswaardige soorten o.a de grote
spinnende watertor (Hydrous piceus) en de mug Paratanytarsus tenellulus.
De singel Beatrixstraat (00704) is beschoeid en vrij arm aan plantensoorten. Aspectbepalend
zijn wat groepjes riet en liesgras langs de waterkant. De natuurwaarde is vrij groot (klasse 3)
met vrij zeldzame soorten als de platworm Planaria torva en Dicrotendipes gr tritomus. De
eerstgenoemde soort staat op de Rode lijst van bedreigde platwormsoorten van Nederland.
3.6 Kanalen
Dit betreft vier verspreid gelegen kanalen waarvan twee meetpunten gelegen zijn in de
Ringvaart van de Zuidplaspolder (zie bijlage 1). De vegetatie in deze kanalen is structuurrijk
met een helofytengordel en zowel ondergedoken waterplanten als drijfpladplanten als gele
plomp en waterlelie. De Ringvaart Prins Alexander is van deze kanalen het meest voedselrijk
wat met name blijkt uit de frequente aanwezigheid van bultkroos. In de macrofauna zijn in
tegenstelling tot de ondiepe stadssingels en sloten meer soorten van grotere wateren
gevonden. Voorbeelden zijn grote mosselsoorten, de wants Micronecta meridionalis en
diverse kokerjuffersoorten zoals Orthotrichia. Deze soort is nieuw voor Schieland en is in
twee kanalen gevonden aan de onderzijde van nymphaeide waterplanten.
In de ringvaart Zuidplaspolder in Zevenhuizen (00007) komen lokaal vrij goede
zuurstofcondities voor wat blijkt uit de aanwezigheid van meer kritische kokerjuffersoorten
als Holocentropus picicornis, Mystacides longicornis en Leptocerus tineiformis. De
natuurwaarde is vrij groot (klasse 3). Minder algemene soorten zijn o.a de worm Branchiura
sowerbyi, de zoetwatergarnaal Athyaephira desmarestii en de mug Chironomus commutatus.
De Hennipsloot (00022) heeft wat de zuurstofhuishouding betreft diepere delen met een vrij
goede zuurstofhuishouding (o.a kokerjuffer Mystacides en Ceraclea senilis aanwezig), maar
plaatselijk langs de oever een vrijwel zuurstofloze verlandingsplek met vuilwaterindicatoren
als de muggen Ptychoptera, Psychoda en Culex pipiens. Vermeldenswaardig zijn hier de grote
aantallen van de invasieve aasgarnaal Limnomysis benedeni, die pas enkele jaren geleden uit
het gebied van Schieland bekend is.
De natuurwaarde (klasse 3) is vrij hoog met 8 minder algemene soorten waaronder de vrij
zeldzame kokerjuffer Ceraclea senilis. Deze soort is nieuw voor Schieland en gebonden aan
zoetwatersponzen. Opmerkelijk is verder het voorkomen van de wettelijk beschermde
vissoort bittervoorn.
De Ringvaart Zuidplaspolder bij Gouda (00036) is wat minder soortenrijk en heeft een iets
lagere natuurwaarde (klasse 2) dan de overige onderzochte kanalen. De meest
vermeldenswaardige soort is de vrij zeldzame watermijt Unionicola aculeata.
De Ringvaart Prins Alexander (00038) leverde de meest bijzondere vondst op van het
macrofaunaonderzoek. Dit betreft de zeldzame watermijt Unionicola ypsilophora. Na 1970 is
volgens Smit en van der Hammen (2000) slechts een vondst uit Nederland bekend. De soort is
ook nieuw voor de provincie Zuid-Holland. Het is een obligate bewoner van de
zwanenmossel. Daarom wordt vermoed dat de soort algemener is dan de schaarse vondsten
aangeven.
De natuurwaarde (klasse 3) is vrij hoog met 8 minder algemene soorten waaronder naast de
reeds genoemde zeldzame soort o.a. de mug Chironomus pallidivittatus.
4. Literatuur
AquaSense (1998) Inventarisatie waternatuur West-Brabant 1992-1995. Rapportnr 98.1023,
AquaSense, Amsterdam. In opdracht van het Hoogheemraadschap van West-Brabant
Bijkerk, R., P. Esselink en K. Fockens (2002). Effecten van retentieberging op de ecologische
kwaliteit en recreatiefunctie van de Zevenhuizerplas. Rapport bureau Koeman en Bijkerk.
Cuppen, H.( 2002). Meetnet Schieland 2001; Ecologische opmerkingen macrofyten en
macrofauna. Rapport adviesbureau Cuppen.
Van der Hammen H (1992) De macrofauna van Noord-Holland. Proefschrift, Nijmegen.
Van der Hoek WF & Verdonschot PFM (1994) Functionele karakterisering van aquatische
ecotooptypen. Rapport IBN-DLO, Wageningen.
Moller Pillot HKM (1985) Invloed van de voorgenomen verbreding van de ZuidWillemsvaart op de natuurgebieden in de omgeving. Rapport Oekologisch adviesbureau
Moller Pillot, Tilburg.
Moller Pillot HKM & Buskens RFM (1990) De larven der Nederlandse Chironomidae
(Diptera). Deel C: Auto-ecologie en verspreiding. Natuurhistorisch Museum & EISNederland, Leiden. 87 pp.
Nijboer, R. en P. Verdonschot ( 2001). Zeldzaamheid van de macrofauna van de Nederlandse
binnenwateren. Werkgroep Ecologisch Waterbeheer nr 19.
Smit, H. en H. van der Hammen (2000). Atlas van de Nederlandse watermijten. Nederlandse
Faunistische Mededelingen 13.
Steenbergen HA (1993) Macrofauna-atlas van Noord-Holland: verspreidingskaarten en
responsies op milieufactoren van ongewervelde waterdieren. Provincie Noord-Holland.
Dienst Ruimte en Groen.
Werkgroep Hydrobiologie Holland (1989) Richtlijnen voor de bemonstering en determinatie
van macrofauna in Noord- en Zuid-Holland.
Bijlage 1 Hydrobiologisch meetnet Schieland 2004
Meetpunt Naam
Watertype
00007
00021
00022
00036
00038
00040
00202
00205
00207
00210
00214
00303
00603
00607
00608
00614
00631
00633
00654
00656
00663
00666
00667
00702
00703
00704
00705
kanaal
meren en plassen
kanaal
kanaal
kanaal
zandgat
sloot
zandgat
stadssingel
stadssingel
stadssingel
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
sloot
stadssingel
sloot
sloot
sloot
stadssingel
meren en plassen
Ringvaart Zplpolder
Koornmolengat
Hennipsloot
Ringvaart Zplp
Ringvaart PrAlexander
Zevenhuizerplas
Plastocht
Plas van poot
Spectrumsingel
Singel Jan Steenlaan
Singel Hugo de Grootlaan
3e dwarstocht
Singel gemaal 2e blok
3e tocht
Sloot N. dwweg
Sloot Middelweg
Sloot Middelweg
5e tocht
Sloot Z dwweg
Sloot 3e Tochtweg
Sloot Zplpolder
Singel Dalkruid
Sloot Hoogeveenen
Alphenerwetering
Alphenerwetering
Singel Beatrixstr
t Weegje
Macroyten Macrofauna
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
27
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
23
Download