Mislukte visvangst Els en Bram zijn op weg naar de sloot. Die sloot ligt aan het einde van de woonwijk. Het is nog een flink eind lopen. Bram draagt een hengel over zijn schouder. ,,Die sloot zit vol snoeken,” zegt hij. ,,Zulke loebassen!” Hij spreidt zijn armen wijd uit. ,,En die ga jij vangen?” vraagt Els. Bram knikt. ,,Je moet natuurlijk weten hoe je het moet doen. Snoeken vangen is moeilijk. Je moet eerst kleine visjes vangen. Dan doe je zo’n visje aan de haak. En daar komt een snoek op af. Die denkt een lekker hapje te hebben. Maar dan heb ik hem aan de haak!” Els kijkt Bram onder het lopen aan. ,,Meen je dat nu?” vraagt ze. ,,Doe jij zomaar een visje aan de haak? Dat is toch heel gemeen?” Bram schudt zijn hoofd en lacht. ,,Niks hoor,” zegt hij. ,,Snoeken eten nu eenmaal kleine visjes. Of ze nou aan mijn haak zitten of niet.” Vijf minuten later staan ze bij de sloot. Langs de sloot groeit flink wat riet. Els duwt het met een tak opzij. Speurend kijkt ze tussen het net door. ,,Zie je dat?” vraagt ze verbaasd. ,,Het water is vuil en vies. Het lijkt wel of er vet op ligt.” Bram kijkt ook tussen het riet door. ,,Dat is geen vet,” zegt hij. ,,Als je het mij vraagt, is dat olie. Wie gooit nu olie in de sloot?” ,,En waar zijn de vissen?” zegt Els. Ze loopt een eindje verder. Daar duwt ze nog meer riet opzij. ,,Daar,” wijst Bram boos. ,,En daar nog veel meer. Allemaal vissen. Maar ze zijn zo dood als een pier! Dat komt door die olie. Welke stommerd heeft dat gedaan?” Bram legt zijn hengel in het gras. ,,Die had ik net zo goed thuis kunnen laten.” Hij wijst naar de sloot. ,,Zie je dat? Daar drijft een grote snoek. Die bijt nooit meer in een haakje.” Els zit op haar hurken aan de kant. ,,De rest van de vissen ook niet,” zegt ze. ,,En andere dieren zijn er ook niet meer. Kikkers bijvoorbeeld. Die heb ik hier wel eens zien zwemmen.” Els denkt een poosje na. ,,De sloot stroomt altijd die kant op.” Ze wijst naar links. ,,En die olie stroomt gewoon mee. Dus die troep komt van rechts.” Bram kijkt Els verbaasd aan. ,,Wat wil je daarmee zeggen?” vraagt hij. ,,Dan hebben zij het gedaan,” zegt Els. Ze gaat staan en wijst naar rechts. Daar is een terrein waarop loodsen staan. Heel grote loodsen van plaatijzer. Naast elke loods staat een stenen gebouw. ,,Wedden?” zegt Els. ,,Wedden dat het daarvandaan komt?” Op elke loods staat een naam. Op een van de loodsen staat Goudfrietje. Daar rijden vaak auto’s met aardappelen heen. Van die aardappelen wordt friet gemaakt. Op een ander gebouw staat Rubber Comp. Daar worden banden voor auto’s gemaakt. Een derde gebouw draagt de naam Van Krummelen. Allerlei soorten koek maken ze daar. En het ruikt er altijd zo lekker! ,,Eén van hen gooit olie in de sloot.” Els schudt haar haar naar achteren. ,,Hoe weet je dat?” vraagt Bram. ,,Dat heb je ze toch niet zien doen? Stel dat we erheen gaan. En we zeggen dat het hun schuld is. Wedden dat ze ons hard uitlachen? Ze zijn toch zeker niet gek?” ,,Wij ook niet,” zegt Els. ,,We zoeken gewoon uit wie het is. Doe je met me mee of niet?”