Notulen van de PCU-vergadering Hellendoorn/Nijverdal d

advertisement
Bloeiende sloten dood gespoten
Mei is een machtig mooie maand. Alles is
lekker fris en jong groen, overal zijn vogels te
zien en te horen, en er staat veel in bloei.
Een van de meest verrassende bloemen van
mei is de Waterranonkel (Ranunculus
peltatus).
Tijdens een tochtje door Zuna of Notter, of in
de buurt van Haarle, kun je hem tegekomen;
soms een hele sloot vol prachtig witte
bloemen. Witte boterbloemen lijken het wel.
De planten behoren tot dezelfde familie.
Tussen de bloemen van de Waterranonkel zit
maar weinig blad: de meeste blaadjes blijven
onder water. Blaadjes kun je ze nauwelijks
noemen, de draadjes groen. Na de bloei komt
er meer echt ranonkelblad, dat op het water
drijft.
Misschien nog verfijnder is de bloei van de
Waterviolier (Hottonia palustris). De bloemen
zijn licht lila, zoals Pinksterbloemen en ze
staan in kransen rond de bloeistengel. Een
elelgante verschijning in een gewone
boerensloot. De plant zelf zit geheel onder
water en kan een dichte massa vormen, een
schuilplaats voor waterdiertjes.
Dergelijke planten nodigen uit om eens wat
beter naar de sloot te kijken. Langs de kant
staan hier en daar nog wat Pinksterbloemen,
dikwijls zijn er Moeras-vergeetmenietjes en
glanzend gele boterbloemen. Straks in juni is
het de beurt aan de roomwitte pluimen van
de Moerasspirea, terwijl de Wederik de gele
tinten voortzet.
Ik hoop het tenminste. Want hoe vaak heb ik
al niet de afknapper gehad, als ik na
pinksteren nog eens terugkwam bij de sloot.
Wat heet sloot: een vuilbruine strook in het
landschap. Doodgespoten planten op de
schuine kanten en in het water een rottende
prut. Het enige dat er overblijft van die
fantastische bloemenpracht. Afschuwelijk!
Ieder jaar eind mei, begin juni herhaalt zich
dit drama. Misschien zijn het juist al die
bloemen, die de beheerder erbij bepalen, dat
de sloot weer dicht begint te groeien. Die
beheerder - meestal de boer van wie het land
is – heeft de plicht voor de ontwatering
dichtgroeien te voorkomen. Kennelijk weten
veel slootbeheerders geen ander middel te
bedenken dan spuiten met een verdelgingsmiddel. En dat, terwijl het wettelijk
verboden is om gif te spuiten op het
wateroppervlak. Er komen toch al veel te veel
van die middelen in het water, met als gevolg
soms vissterfte.
En het is zo dom, dat spuiten. Want wat
gebeurt er? De doodgespoten planten rotten
ter plekke weg. Maar even is het water open,
daarna groeit het al gauw dicht met Liesgras.
En langs de kant komt een ruigte van
brandnetels en kweek. Dat zijn de planten die
profiteren van verstoring en van de
meststoffen, die vrijkomen uit de rottende
massa. Het resultaat van het spuitwerk is dus
geen open water of schone greppel, maar
juist een dichte massa van de meest
verfoeide onkruiden, zodat de beheerder zich
in het najaar alsnog genoodzaakt ziet de sloot
uit te baggeren.
Het volgend jaar is die sloot er dan een
zonder bloemen In plaats daarvan modderig
water met een drab van algen. Zo verging het
bijvoorbeeld de sloot langs de gemeentegrens
van de Klokkendijk naar de Regge, die vorig
jaar nog vol zat met Waterviolier en diertjes,
maar waar nu haast niets meer in zit.
Dergelijke sloten vinden we helaas veel meer
dan die met bloemen.
Dichtgroeien kan best worden voorkomen. Ik
wil het daar binnenkort nog eens over
hebben. Ondertussen bent u met uw
meldingen van mooie en verknoeide sloten
welkom op het onderstaande adres.
mei 1988
Harry Konijnenbelt
Download