Vraag 1 1. Als een toon gegeven wordt telkens een luchtpuf op het oog gegeven wordt, dan zal uiteindelijk enkel de toon het oog doen knipperen. In dit voorbeeld is de ___________ de CS en de __________ de CR. Antwoord de luchtpuf, de oogknip als reactie op de luchtpuf de luchtpuf, de oogknip als reactie op de toon de toon, de oogknip als reactie op de luchtpuf de toon, de oogknip als reactie op de toon 1 punten Vraag 2 Vraag 2 1. Wie introduceerde in de psychodynamische persoonlijkheidstheorie het begrip "minderwaardigheidscomplex?" Antwoord Freud Jung Adler Horney 1 punten Vraag 3 Vraag 3 1. De cognitieve dissonantietheorie voorspelt dat wanneer mensen gedrag stellen dat tegen hun houding indruist: Antwoord zij zichzelf overtuigen dat ze zich niet zo gedroegen. zij hun houding zullen wijzigen teneinde het meer te doen overeenkomen met hun gedrag. zij nog meer uitgesproken dat gedrag gaan uitoefenen om te overcompenseren. zij niets zullen doen. 1 punten Vraag 4 Vraag 4 1. Bandura en zijn collega's hebben veel experimenten uitgevoerd die imitatie van _________ aantonen. Antwoord agressie angst altruïsme hulpeloosheid 1 punten Vraag 5 Vraag 5 1. Het "idiot savant" fenomeen, of de bevinding dat er kinderen bestaan met uitzonderlijke gave in wiskunde of kunst die toch zeer laag scoren op IQ testen, wordt aangehaald als evidentie voor: Antwoord Gardner's meervoudige intelligentietheorie vloeibare of fluïde intelligentie Spearman's G-factor emotionele intelligentie 1 punten Vraag 6 Vraag 6 1. Bij haar eerste afspraak met de spits van de voetbalteam interpreteerde Joyce het gevoel in haar maag en het kloppen van haar hart als tekenen van liefde. Toen hij bij haar tweede afspraak zei dat vrouwen onlogisch waren interpreteerde ze dezelfde symptomen als tekenen van woede. Dit komt het best overeen met de _____________ theorie over emotie. Antwoord James - Lange Cannon- Bard Schachter's tweefactoren evolutionaire 1 punten Vraag 7 Vraag 7 1. Het "hot hands" fenomeen waarbij men bijvoorbeeld blijft gokken op een eerder winnend nummer is een voorbeeld van: Antwoord de fundamentele attributiefout cognitieve dissonantie onrealistisch optimisme illusoire correlatie 1 punten Vraag 8 Vraag 8 1. Welk van de volgende is GEEN beschrijvende onderzoeksmethode? Antwoord Het gedrag van chimpansees in het wild observeren. Een intensieve studie maken van een massamoordenaar. Een opiniepeiling verrichten omtrent de voorkeuren van de stemgerechtigden. Het effect vergelijken bij het al of niet kijken naar agressie op TV. 1 punten Vraag 9 Vraag 9 1. Welk feit vormt de beste evidentie dat apen en hogere primaten over een bewustzijn beschikken dat op het onze gelijkt? Antwoord De genen van hogere aapsoorten zijn voor meer dan 97% dezelfde als de onze. Ze herkennen zichzelf in de spiegel. Ze hebben een sterk ontwikkelde neocortex. Het zijn sociale dieren. 1 punten Vraag 10 Vraag 10 1. Het Elaboration Likelihood model beoogt het overtuigingsproces te verklaren. De onderliggende idee van dit verklaringsmodel is dat: Antwoord er twee routes zijn voor informatieverwerking, een centrale verwerking die vooral op cognitie steunt, en een perifere verwerking die eerder op emotie steunt. er twee routes zijn voor informatieverwerking, één die een affectieve attitudeverandering teweeg brengt en één die geen verandering te weeg brengt. dat er twee manieren zijn om attitudeverandering te veroorzaken: zelfperceptie en cognitieve dissonantie. dat attitudeverandering een aanpassing vraagt van drie componenten: affectief, cognitief, en gedragsmatig. 1 punten Vraag 11 Vraag 11 1. Ebbinghaus stelde vast dat de snelheid van het vergeten ______. Antwoord het grootst was kort na het leren het grootst was net voordat hij opnieuw begon te leren het grootst was in het midden van het tijdsinterval het hele tijdsinterval door gelijk was 1 punten Vraag 12 Vraag 12 1. Welke stelling in verband met het bewustzijn is NIET correct? Antwoord De hersenen hebben feedback informatie nodig van de zintuigen om tot besef te komen van wat ze doen. Het fenomeen "blindsight" wijst erop dat andere hersenprocessen nodig zijn om bewust te zien dan om visuele prikkels waar te nemen. Prefrontale delen van de hersenen zijn noodzakelijk om tot bewust besef te komen. Het bewustzijn houdt enkel rekening met externe gebeurtenissen en het verloop van eigen gedrag, maar niet met de gevoelens die het organisme daarbij heeft. 1 punten Vraag 13 Vraag 13 1. Welk van onderstaande veronderstellingen is noodzakelijk voor evolutie via natuurlijke selectie? Antwoord Individuen zijn gemotiveerd om hun fitheid te verhogen. In de omgeving heerst er competitie voor middelen. Er mogen geen veranderingen optreden in de omgeving. Mutaties mogen niet schadelijk zijn. 1 punten Vraag 14 Vraag 14 1. Bij __________ wordt een gevolg enkel gegeven als de vereiste respons tot stand kwam Antwoord klassieke conditionering observerend leren instrumentele conditionering ontsnappingsleren 1 punten Vraag 15 Vraag 15 1. De "toren van Hanoi" is een spel en tevens een meetinstrument dat welk aspect van cognitie meet? Antwoord creativiteit werkgeheugen gekristalliseerde intelligentie ruimtelijk inzicht 1 punten Vraag 16 Vraag 16 1. Als we naar ambigue beelden kijken, dan is onze interpretatie het gevolg van het testen van hypothesen. Dit klopt met _____________ verwerking. Antwoord top-down bottom-up kenmerk letter 1 punten Vraag 17 Vraag 17 1. Bij het construeren van hun intelligentietest gebruikten Binet en Simon de richtlijn dat een goede test: Antwoord de sensorische gevoeligheid en de scherpzinnigheid moet meten. een onderscheid moet maken tussen kinderen van verschillende leeftijden. een hoge mate van betrouwbaarheid moet bevatten. een onderscheid moet maken tussen klassen en rassen. 1 punten Vraag 18 Vraag 18 1. Neurotransmitters vormen de grondleggers van het gedrag. Waar precies worden ze vrijgelaten? Antwoord axon dendriet synapse neocortex 1 punten Vraag 19 Vraag 19 1. Paul McClean's model van de hersenen onderscheidt drie delen die overeenstemmen met het reptielenbrein, het zoogdierenbrein, en het primatenbrein. De delen van de hersenen die hiermee overeenstemmen zijn (in correcte volgorde) : Antwoord de neocortex, het limbische systeem, en het cerebellum het limbische systeem, het cerebellum , en de neocortex de hersenstam, het limbische systeem, en de neocortex de neocortex, het limbische systeem, en de cerebrum 1 punten Vraag 20 Vraag 20 1. Welk van onderstaande stellingen is GEEN eigenschap van "groupthink?" Antwoord de illusie dat iedereen zich volledig aan de groep overgeeft een inherente moraal in de groep nieuwe informatie selectief belichten het gevoel dat de groep kwetsbaar is 1 punten Vraag 21 Vraag 21 1. Dr. Sunshine wil nagaan of zonlicht in een auditorium ervoor zorgt dat studenten beter opletten. Hiervoor plaatst zij één groep studenten in een auditorium met een glazen dak, en een andere groep studenten in een auditorium met kunstverlichting. De colleges in beide auditoria worden door dezelfde docent gegeven en deze is niet op de hoogte van de studie. Wat is hoogstwaarschijnlijk de afhankelijke variabele in het onderzoek van Dr. Sunshine? Antwoord het auditorium de studenten de docent de examenresultaten 1 punten Vraag 22 Vraag 22 1. Luc herstelt toestellen door hypothesen te toetsen over de oorzaak van het defect; deze hypothesen zijn gebaseerd op Luc's ervaringen met deze toestellen. Hij gebruikt: Antwoord inzicht algoritmen mentale instellingen heuristieken 1 punten Vraag 23 Vraag 23 1. Welk van onderstaande drugs is geen opwekkend middel? Antwoord alcohol cafeïne nicotine cocaïne 1 punten Vraag 24 Vraag 24 1. Volgens Freud bevat het ____ fundamentele instincten en driften zoals agressie en seksualiteit. Antwoord voorbewuste superego libido id 1 punten Vraag 25 Vraag 25 1. Tijdens de eerste helft van deze eeuw werd het Functionalisme vooral beïnvloed door de leer van ________________ en het Behaviorisme door de leer van ___________________. Antwoord Freud, Pavlov James, Darwin Darwin, Pavlov Wundt, Skinner 1 punten Vraag 26 Vraag 26 1. Na haar spreekbeurt ontspande Annie zich, haar hartritme verminderde en ze realiseerde zich dat ze honger had. Deze rustige, energiebehoudende toestand weerspiegelt de activiteit van het _________ zenuwstelsel. Antwoord sympatische parasympatische somatische centrale 1 punten Vraag 27 Vraag 27 1. Rogers stelt met zijn humanistische persoonlijkheidstheorie voor dat ouders en andere belangrijke personen _____________ moeten verschaffen opdat kinderen een congruent zelfbeeld en zelf-actualisatie zouden bereiken. Antwoord positieve bekrachtiging sterke rolpatronen aangepaste gewoontevorming aanvaarding 1 punten Vraag 28 Vraag 28 1. Visuele agnosia, of het symptoom waarbij een patiënt die een voorwerp nog wel kan herkennen, maar niet meer bij naam kan noemen, wijst op welk fenomeen van het bewustzijn? Antwoord het gestalt principe perceptuele constantie de loskoppeling van sensatie (gewaarwording) en perceptie (waarneming) de loskoppeling van top-down processing en bottom-up processing 1 punten Vraag 29 Vraag 29 1. Wat zal waarschijnlijk de reactie zijn als men het woord "SATAN" te kortstondig voor een kijker laat flitsen om het te kunnen opmerken? Antwoord geen effect als de kijker zich van het voorval onbewust is. een vluggere herkenning van "DUIVEL" dan van "DIJK" op een test die enkele ogenblikken later wordt afgenomen een grotere kans dat hij het woord "SATAN" hoort op een daaropvolgende cocktailparty. een verhoogde belangstelling voor satanische sekten. 1 punten Vraag 30 Vraag 30 1. De sociale psycholoog die experimenteel aantoonde dat mensen in groep conformeren tegen beter weten in: Antwoord Solomon Asch Stanley Milgram Kitty Genovese Muzafer Sherif 1 punten Vraag 31 Vraag 31 1. Het Robber Cave experiment met 12-jarige jongens op zomerkamp toonde aan dat de vijandigheid tussen de groepen het best getemperd werd door: Antwoord beide groepen aan sociale activiteiten te laten deelnemen. agressief gedrag te straffen. crisissituaties te creëren waar de groepen gezamenlijk aan moesten werken . het invoeren van een competitieve activiteiten. 1 punten Vraag 32 Vraag 32 1. Als iemand het spraakvermogen verliest als gevolg van een hersenletsel, dan situeert de schade zich vermoedelijk in: Antwoord het cerebellum de linkerhemisfeer het corpus callosum de rechterhemisfeer 1 punten Vraag 33 Vraag 33 1. Welk van de volgende stellingen over de bijdrage van erfelijke factoren tot de persoonlijkheid is NIET waar? Antwoord De persoonlijkheid van een adoptiekind lijkt meer op deze van zijn biologische moeder dan op die van de adoptieouders. Zowel voor extraversie als voor neuroticisme vindt men over het algemeen hogere correlaties tussen eeneiige dan tussen twee-eiige tweelingen. Eeneiige en twee-eiige tweelingen hebben evenveel dagelijks contact met elkaar en hebben dus hetzelfde milieu. Eeneiige die apart opgevoed worden gelijken qua persoonlijkheid minder goed op elkaar dan eeneiige tweelingen die samen opgevoed worden. 1 punten Vraag 34 Vraag 34 1. Bij selectieve teelt wordt de keuze van de partner gemaakt op basis van Antwoord het genotype het fenotype de familiegeschiedenis de familiale relaties 1 punten Vraag 35 Vraag 35 1. Sommige emoties worden als "sociaal" beschouwd omdat ze de samenwerking in groep bevorderen. Dit werd ook experimenteel aangetoond in de studie "een boete is een prijs." Men ondervond dat als men een boete invoert voor het niet respecteren van sluitingsuren in kinderopvangcentra, ouders de boete als handelswaar beschouwen voor de emotie: Antwoord schaamte vrees liefde trots 1 punten Vraag 36 Vraag 36 1. Trivers' "parental investment" theorie biedt een verklaring voor: Antwoord het aantal nakomelingen van een diersoort partnerkeuze binnen een diersoort de vruchtbaarheid en voortplantingsvermogen van een individu agressie binnen een diersoort 1 punten Vraag 37 Vraag 37 1. De roes die joggers ervaren tijdens of na het lopen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het vrijkomen van: Antwoord dopamine endorfines adrenaline androgene hormonen 1 punten Vraag 38 Vraag 38 1. Welk van de functionele eigenschappen van emoties illustreert best de "somatic marker" hypothese van Damasio? Antwoord Emoties zijn informatief met betrekking tot de gevoelens die nieuwe stimuli teweeg brengen en aldus verbeteren ze de preciesheid van een beslissing. Emoties spitsen onze aandacht op nieuwe relevante stimuli in de omgeving. Emoties werken motiverend om tot actie over te gaan indien nodig. Emoties vormen de sociale lijm om groepen bij elkaar te houden. 1 punten Vraag 39 Vraag 39 1. Een deur-aan-deur verkoper werkt hoogstwaarschijnlijk volgens een _______________ bekrachtigingschema. Antwoord Vast interval Vast ratio Variabel interval Variabel ratio 1 punten Vraag 40 Vraag 40 1. Welk onderdeel behoort NIET tot de geheugenopslagplaatsen van het traditioneel geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin? Antwoord het sensorische geheugen het kortetermijn geheugen het langetermijn geheugen het semantisch geheugen 1 punten Vraag 41 Vraag 41 1. Volgens het "bounded rationality" principe van Herbert Simon: Antwoord zijn onze beslissingen verkeerd als ze beïnvloed worden door vooroordelen en emoties. maken we beslissingen die steunen op simpelere modellen die enkel de essentie van een probleem vatten, maar de complexiteit terzijde laten. Kunnen we nooit de essentie van onze beslissingen vatten omdat ze zo complex zijn. Zijn groepsbeslissingen beter dan individuele beslissingen 1 punten Vraag 42 Vraag 42 1. Als we een onderscheid maken tussen een voorwerp en de gewaarwordingen die het opwekt, dan maken we een onderscheid tussen de _____________ en de __________________ stimuli. Antwoord Primaire en secundaire Nominale en functionele Distale en proximale Sensorische en perceptuele 1 punten Vraag 43 Vraag 43 1. Het feit dat je weet dat giraffen en luipaarden gevlekt zijn en dat zebra's en tijgers strepen hebben illustreert het _____________ geheugen. Antwoord episodisch flitsherinneringsemantisch procedureel 1 punten Vraag 44 Vraag 44 1. Welk is GEEN inherent aspect van een emotie? Antwoord beoordeling van de stimulus fysiologische opwinding gezichtsuitdrukking jubelende of schreeuwende uitroepen 1 punten Vraag 45 Vraag 45 1. _________ psychologen zijn getraind om raad te geven bij huwelijks- of beroepsproblemen, en /of bij andere persoonlijke problemen die niet aan een bepaalde geestesziekte zijn verbonden. Antwoord CounselingKlinische PersoonlijkheidSociale 1 punten Vraag 46 Vraag 46 1. De fundamentele attributiefout verwijst naar: Antwoord de tendens om persoonlijk gedrag met een interne attributie te verklaren. de tendens om een ander's gedrag met een interne attributie te verklaren. de tendens om persoonlijk gedrag met een externe attributie te verklaren. de tendens om een ander's gedrag met een externe attributie te verklaren. 1 punten Vraag 47 Vraag 47 1. Tijdens de eerste helft van deze eeuw bestudeerden de __________ het proces waarbij waarnemingen worden opgebouwd uit sensorische gegevens. Antwoord structuralisten functionalisten behavioristen gestaltpsychologie 1 punten Vraag 48 Vraag 48 1. Als Pieter zijn klarinet uithaalt om te oefenen, rent zijn hond naar de deur om uitgelaten te worden. De hond vertoon _________ leren. Antwoord discriminatie ontsnappings- vermijdingslatent1 punten Vraag 49 Vraag 49 1. Volgens de cognitieve persoonlijkheidstheorie van Skinner, Bandura, en Mischel ontwikkelt de persoonlijkheid zich als: Antwoord de interactie tussen onbewuste tendensen en de bewuste verwerking daarvan. de duurzame resultante van leerprocessen. het resultaat van de wijze waarop mensen hun omgang met anderen bewust verwerken. het gevolg van evolutionaire verworvenheden. 1 punten Vraag 50 Vraag 50 1. Welk individueel gedrag zal waarschijnlijk toenemen als mensen in het bijzijn van anderen vertoeven in plaats van alleen te zijn? Antwoord de snelheid waarmee een vislijn wordt opgewonden de snelheid waarmee een vraagstuk wordt opgelost een accident rapporteren andere personen in nood helpen