Rekenen aan reacties 4 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 6 Deze les • Zelfstudieopdrachten • Rekenen aan reactievergelijkingen (Volume) • Afronding Zelfstudieopdrachten Zelfstudieopdrachten voor volgende week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? (Rekenen met volumes) • Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.7 Hoe geef je het gehalte van een stof in een mengsel weer? Hulp: kennisclips www.patricklogister.nl of www.youtube.com/pgjlogister • Wat is molariteit • Hoe bereken je massapercentages Maar ook voor: • Rekenen aan reacties • Molair volume • Wat is een mol Zelfstudieopdrachten voor deze week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? (Rekenen met de massaverhouding) • Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? (Rekenen met volume) Vragen Vragen naar aanleiding van de zelfstudie? Herhalingsopdracht Hoeveel gram natrium heb je nodig om 10 ton keukenzout te maken? (Los het vraagstuk op met de massaverhouding) 5 min Rekenen aan reacties met volume Na deze les kun je: • Rekenen aan reacties met volume Stoichiometrische verhouding, overmaat en begrenzende stof Belangrijke termen Stoichiometrische verhouding Grondstoffen in juiste verhouding volgens reactievergelijking Begrenzende stof Er kan nooit meer reageren dan de begrenzende stof (omdat er niet meer van is) Overmaat Er is meer van de stof aanwezig dan er voor de reactie (begrenzende stof) nodig is. Opdracht Kalium reageert met fluor tot kaliumfluoride. Je laat 10 gram kalium reageren met 10 gram fluor. a) b) c) d) Welke stof is de begrenzende stof? Welke stof is in overmaat toegevoegd? Hoeveel overmaat is toegevoegd? Hoeveel natriumchloride levert deze reactie? 5 min Rekenen aan reacties met volume Opdracht Waterstof en stikstof reageren tot ammoniakgas (NH3). Hoeveel liter waterstof heb je nodig om 44,8 l ammoniak te maken? (P=101,3 kPa en T=273 K) 5 min Rekenen aan reacties Massa Volume 1. Stel reactievergelijking op en maak deze kloppend 1. Stel reactievergelijking op en maak deze kloppend 2. Reken gegeven massa (m) met molmassa (M) om naar aantal mol (n) 2. Reken gegeven volume (V) met molair volume (Vm) om naar aantal mol (n) 3. Reken met molverhouding benodigde/ontstane aantal mol uit 4. Reken uit uitgerekende aantal mol (n) met molair volume (Vm) het gevraagde gevraagde volume (V) 3. 4. Reken met molverhouding benodigde/ontstane aantal mol uit Reken uit uitgerekende aantal mol (n) met de molmassa (M) naar de gevraagde massa (m) O ja…… Combinaties met massa en volume kunnen ook….. Let op! Als alle stoffen in een reactie gasvormig zijn, mag je ook met de volumeverhouding rekenen! Opdracht Hoeveel liter waterstof heb je nodig om 5 liter ammoniak uit waterstof en stikstof te maken? (P=101,3 kPa en T=273 K) 5 min Oplossing Hoeveel liter waterstof heb je nodig om 5 liter ammoniak te maken? 3 H2 (g) + N2 (g) 3 H2 N2 2 NH3 3l 1l 2l X V H2 = 3𝑙𝑥5𝑙 2𝑙 2 NH3 (g) = 7.5 𝑙 5l Opdracht Zoutzuurgas wordt gevormd door de reactie van waterstof en chloor. Hoeveel l waterstof en hoeveel l chloor heb je nodig om 1 m3 zoutzuurgas te maken? Afronding Vragen? Herhalingsopdracht 1/2 Aluminium reageert met chloor. Er ontstaat dan aluminiumchloride. Je laat 1 ton aluminium reageren met 500 kg chloor. a) b) c) d) Welke stof is de begrenzende stof? Welke stof is in overmaat toegevoegd? Hoeveel overmaat is toegevoegd? Hoeveel aluminiumchloride levert deze reactie? 4 min Herhalingsopdracht 2/2 Met behulp van elektrolyse kun je water splitsen in waterstof en zuurstof. Hoeveel liter waterstof ontstaat bij de elektrolyse van 100 g water? (P=101,3 kPa en T=273 K) Zelfstudieopdrachten voor volgende week • Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? (Rekenen met volumes) • Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.7 Hoe geef je het gehalte van een stof in een mengsel weer? Bedankt voor jullie aandacht Jullie mogen nu het lokaal rustig verlaten