JULI 2002 Vraag 1 D Vraag 2 C 12.5 * 12 = 250 * x X = 0.6 M Vraag 3 b omdat dat helemaal in water splitst. Vraag 4 D Bij een eerste orde reactie is de vorming van product alleen maar afhankelijk van de concentratie reactant. De formule voor een eerste orde reactie is: r= d[A]/dt = k [A] A) De reactie snelheid gaat dus omlaag in tijd. B) Wel als je een logaritmische as gebruikt, niet in een lineaire as C) halverings tijd is onafhankelijk van A D) De reactiesnelheid is de helft van de verdwijning snelheid van A Er reageren 2 moleculen A per reactie. Er verdwijnen dus 2 moleculen per 1 reactie; r= d[A]/dt = k 2[A] De k en 2 zijn constant en kun je dus schrijven als r = k/2 [A] = 0.5k [A] Vraag 5 C pH daalt concentratie stijgt H3O stel pH gaat van 4 naar 2 4 = - log (0.0001) 2 = - log (0.01) dus 100 maal meer Vraag 6 A 3.52 want er is 0.48 mol ammoniak gevormd daarvoor heb ik 0.24 mol N2 nodig en 0.72 mol H2 er schiet dus 0.76 mol N2 over en 2.28 mol H2 over. 0.76 + 2.28 +0.48 = 3.52 Vraag 7 A is de enige base De zure kleur is geel en de basische kleur is rood. Dus bij pH>8 rood En pH<6,6 geel. Vraag 8 B T = constant, dus K is constant, en dan geldt: bij vergroting van het volume verschuift het evenwicht naar de kant met de meeste deeltjes (dat komt neer op algebra, niet op scheikunde). H2 + I2 <-> 2HI links twee deeltjes, rechts twee deeltjes, dus het evenwicht blijft onveranderd. Vraag 10 D 4 NH3 + 5 O2 --> 4 NO + 6 H2O