rechtsstaat

advertisement
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in
Nederland - antwoorden
Oriëntatie
Opdracht 1
De ondertekening van de Unie van Utrecht: Nadat er in 1576 na de Pacificatie van Gent een algemene opstand was
uitgebroken in de Nederlanden, besloten een aantal Zuidelijke gewesten in 1579 de strijd te staken. Zij sloten de Unie van
Atrecht. Het gevolg hiervan was de oprichting van de Unie van Utrecht: Holland, Zeeland en enkele andere gewesten en
steden sloten een militair verbond om de strijd tegen Spanje voort te zetten.
Als vervolgens de Spaanse koning Filips II de ban uitspreekt over Willem van Oranje leidt dit tot de Acte van Verlatinghe,
waarbij de opstandelingen officieel breken met de Spaanse koning. Balthasar Gerards was degene die de politieke moord op
Willem van Oranje in 1584 uitvoerde. De opstandige gewesten gingen op zoek naar een vorst die de soevereiniteit op zich
wilde nemen. Toen deze zoektocht op niets uitliep, besloten de leden van de Unie samen verder te gaan als Republiek der
Verenigde Nederlanden: een statenbond.
Opdracht 2
a Oriëntatie: Filips II houdt zich niet aan de vrijheden die al sinds de Middeleeuwen in charters zijn vastgelegd.
b Acte van Verlatinghe: Indien een vorst zijn onderdanen overmatig belast en berooft van hun vrijheid, privileges en oude
gewoonterechten, hebben de onderdanen het recht om de vorst af te zetten en in zijn plaats een andere soeverein te
kiezen. Filips II werd dus afgezet.
c Niet echt. Er staat dat God de koning aan het hoofd van zijn onderdanen heeft geplaatst. De tekst spreekt wel van het recht
dat het volk heeft om een vorst af te zetten als hij zich als een tiran gedraagt. Dit is meer volkssoevereiniteit dan
democratie.
Opdracht 3
C
1588 F 1795 A 1806 E 1810 D 1813 B
I
I
I
I
I
____________________________________________________________
I
I
1700 1 1795 4
I
I
I
I
1813 6 1848 1 1945 5 1983 3
Opdracht 4
a Pim Fortuyn: was hoogleraar, columnist en leider van het project van de ov-kaart voor studenten. Hij zou bij de
verkiezingen in 2002 ongetwijfeld veel stemmen hebben behaald met zijn lijst Pim Fortuyn. Hij hekelde de zogenaamde
achterkamertjespolitiek.
Willem van Oranje: leidde de opstand tegen Spanje van 1566-1583. Dankzij zijn standvastige houding is ons land gegroeid
naar onafhankelijkheid. Daarbij streefde hij naar verdraagzaamheid op religieus gebied.
Willem Drees: was na de Tweede Wereldoorlog minister van sociale zaken en minister-president. Hij was verantwoordelijk
voor invoering van de AOW en verschillende andere sociale wetten. Hij kreeg de eretitel Vadertje Drees. Bovendien
speelde Drees een belangrijke rol in het verzet.
Waarschijnlijk zullen leerlingen tot de conclusie komen dat de verdiensten van Pim Fortuyn veel minder groot zijn geweest
dan de verdiensten van Willem van Oranje en Willem Drees.
Redenen waarom Pim Fortuyn op de eerste plaats eindigde:
Voorbeelden van argumenten:
- Pim Fortuyn was vermoord en dat had een schok teweeggebracht.
- Er was veel angst voor islamitisch terrorisme sinds 9/11. Bovendien nam de onverdraagzaamheid ten opzichte van
culturele minderheden toe.
- Pim Fortuyn was een duidelijke politicus, die geen blad voor de mond had genomen tijdens zijn leven.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
1
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
b
Antwoorden opdrachten
Filips II vond de Nederlandse Opstand onrechtmatig. Hij had betaald voor de moord. Spanje was in die tijd geen
rechtsstaat. In een rechtsstaat worden burgers beschermd door de wet. Burgers kunnen niet buiten de wet worden gesteld,
zoals Willem van Oranje die in de ban was gedaan. Kok benadrukte dat het vermoorden van politici die gebruikmaken van
hun vrijheid van meningsuiting, een uitgangspunt van de rechtsstaat, volstrekt ontoelaatbaar is.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
2
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Hoofdstuk 1
Opdracht 1
a+b
Paragraaf
Tijdvak
1
Tijd van Steden en Staten
2
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
3
Tijd van Regenten en Vorsten
4
Tijd van Pruiken en Revoluties
5
Tijd van Burgers en Stoommachines
De opkomst van de stedelijke burgerij en de
toenemende zelfstandigheid van de stedelijke
burgerij
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde
in de stichting van de Nederlandse staat
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en
de bloei in economisch en cultureel opzicht van
de Nederlandse Republiek
De democratische revoluties in de westerse
wereld met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en
staatsburgerschap
De voortschrijdende democratisering, met de
deelname van steeds meer mannen en
vrouwen aan het politieke proces
Opdracht 2
a Stedeling die het poorterrecht (het burgerrecht in een bepaalde stad) verworven had.
b Voor het verkrijgen van een dergelijk poorterrecht moest men een bepaalde som geld betalen: de schout vier penningen,
de bode één penning en de gemeene schepenen drie schellingen.
c Stedeling/stadsinwoner (een ingeschreven inwoner van de stad).
Opdracht 3
a Je ziet een officieel, gedrukt document: het stadsrecht van Deventer: 'Rechten ende Gewoonten der stadt Deventer.' Het
wapen van de stad is zichtbaar. Ook het jaar van uitgifte: 1644. (Dus dit is niet het oudste middeleeuwse exemplaar). De
Staten van Over-IJssel worden vermeld.
b Steden hebben te maken met andere omstandigheden dan het platteland. Een stadsbestuur moest regels kunnen
opstellen die rekening hielden met de omstandigheden in de stad. Denk aan de handel en het organiseren van markten, de
wens om zelf snel te kunnen rechtspreken.
c Ter beoordeling van de docent.
d Een stad werd in hoge mate autonoom en had met de landheer weinig meer van doen.
e Binnen de republiek was Deventer zeer autonoom. De stad koos haar eigen regering, bestuur en rechters.
f Tussen 1148-1795.
g Ter beoordeling van de docent.
Opdracht 4
a
De hertog van Brabant mocht geen oorlog voeren of belasting heffen zonder instemming en raadpleging van de
Brabantse steden.
Indien de hertog zich hier niet aan hield, hadden de onderdanen het recht om in opstand te komen.
b De hertog van Alva heeft een groot aantal leden van de adel en rijke burgers vermoord en hun goederen in beslag
genomen, waaruit zijn tirannieke en bloeddorstige aard blijkt.
c en d Naast het beschermen van de veiligheid, het behoud van bezit en de vrijheid van het geloof benadrukt Willem van
Oranje in 1581 het behoud van rechten, privileges en vrijheden.
In de apologie rechtvaardigt Willem van Oranje de Opstand voor een veel grotere groep van de bevolking. De Opstand
heeft zich uitgebreid over de Nederlanden. In het verleden zijn er in delen van de Nederlanden vrijheidsrechten vastgelegd
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
3
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
e
Antwoorden opdrachten
waarop Willem zich kan beroepen.
Hij benadrukt dat hij 'recht op opstand' als 'vrij Heer' en 'soeverein vorst' heeft.
Een apologie is een verdediging van het geloof. Willem schreef deze in reactie op de banvloek van Filips II. Hij verdedigde
de verdraagzaamheid op geloofsgebied en de vrijheidsrechten.
Opdracht 5
a De grotere vrijheid was mogelijk door het ontbreken van een sterke centrale burgerlijke overheid en een machtige
geestelijkheid.
Gewetensvrijheid was vastgelegd in de Unie van Utrecht. Wellicht omdat men een zo breed mogelijke steun van de gehele
bevolking wenste bij de strijd tegen Spanje. Bovendien wilde Willem van Oranje godsdienstige verdraagzaamheid.
Persvrijheid ontstond omdat de Hollandse regenten weigerden zich te onderwerpen aan de adviezen van kerkelijke
instanties, die voor gebodsbepalingen waren. De Staten-Generaal stelden zich in navolging van Holland terughoudend op.
b De Hollandse Staten konden besluiten om bepaalde geschriften te verbieden. Ook de stad Haarlem droeg Casteleijn op
'geen saacken rackende dese stad' te publiceren.
c Er was geen godsdienstvrijheid. Er waren allerlei beperkingen voor andersdenkenden. Zij mochten geen kerken bouwen en
geen openbare functies bekleden.
d Gewetensvrijheid: er kwamen grote groepen geloofsvluchtelingen naar de Republiek. Persvrijheid: een grote bloei van de
boekdrukkerij omdat veel buitenlandse werken in de Republiek werden gedrukt.
Opdracht 6
a Er was sprake van een ernstige economische terugval in de tweede helft van de achttiende eeuw. De Patriotten schreven
dit toe aan de macht van een gesloten groep, de regenten, en van Willem V, een onbekwame bestuurder. Dit laatste bleek
uit het verlies in de Vierde Engelse Oorlog.
b In een aantal gewesten en steden grepen de Patriotten de macht. Dit was revolutionair want dit doorbrak de
vriendjespolitiek van de regenten. Door de inval van Pruisen in 1787 waren de veranderingen echter van tijdelijke aard en
kan er niet van een echte revolutie worden gesproken.
c
gelijkheid van burgers voor de wet
vrijheid van vereniging en vergadering
vrijheid van godsdienst
afschaffing feodale rechten
recht van petitie (klachtrecht)
bescherming van vreemdelingen
d Basiswet waarin de regels staan die de grondslag vormen voor de wetgeving in een land.
Opdracht 7
Men was bevrijd van het bestuur van prins Willem V en van de regentenkliek. Maar van een echte bevrijding was eigenlijk geen
sprake door de Franse bezetting.
Opdracht 8
De term Bataafse Republiek was afgeleid van de Bataven. Deze West-Germaanse stam kwam in 69 na Chr. onder leiding van
Julius Civilis in opstand tegen de Romeinen. Zij staan sindsdien symbool voor het streven naar een onafhankelijk bestuur. In
die zin is de verwijzing naar de Bataven in de periode 1795-1806 ook niet terecht.
Opdracht 9
a
de koning werd onschendbaar
de ministers werden verantwoordelijk
het parlement kreeg meer rechten
de leden van de Tweede Kamer werden voortaan rechtstreeks gekozen
de leden van de Eerste Kamer werden voortaan getrapt via de Provinciale Staten gekozen
het recht van vereniging en vergadering werd in de grondwet opgenomen
de vrijheid van onderwijs werd vastgelegd
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
4
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
er kwam censuskiesrecht
De belangrijkste wijziging was dat de ministers verantwoordelijk werden voor het bestuur en daarbij verantwoording
moesten afleggen aan het parlement. Hierdoor kwam de macht te liggen bij de gekozen volksvertegenwoordiging.
Leerlingen zullen dit antwoord niet zo formuleren. Wel biedt een discussie in de klas mogelijkheden om tot dit antwoord te
komen.
c De macht verschoof van de vorst naar de volksvertegenwoordiging.
b
Opdracht 10
a Caoutchouc is de toenmalige naam voor rubber, daarmee kan je alle kanten op. Men gebruikte deze benaming omdat de
kentekenen van geschiktheid en welstand rekbare begrippen waren.
b
belastingkiesrecht. Iedereen die aangeslagen is in de grond-, personele, vermogens- of bedrijfsbelasting en zijn
aanslag heeft voldaan, zal kiezer zijn. Bij de grondbelasting is een minimum van één gulden vereist.
Daarnaast werd kiesrecht toegekend
op grond van huishuur
een bepaald loon
het bezit van spaargeld
het behalen van een bepaald examen
Opdracht 11
a Tegenstanders van kiesrechtuitbreiding waren wellicht van mening dat een deel van het volk nog niet toe was aan het
kiesrecht, omdat men bij demonstraties met stenen gooide en op zondag vergaderde, iets wat gelovigen niet was
toegestaan en wat als onbeschaafd werd beschouwd.
b De bron is afkomstig van een zichzelf beschaafd achtend burger. Hij spreekt over 'dat stenengooiend gepeupel' en hij acht
strijd tegen het kapitalisme verwerpelijk: 'het volk dat kapitaal diefstal noemt'. De afkeuring van het op 'zondag vergaderen'
is een voorbeeld van christelijke gebondenheid in tijd en plaats.
Opdracht 12
Mogelijke argumenten van voorstanders van censuskiesrecht:
- werklozen dragen financieel niet bij aan de staat en arbeiders doen dat minimaal, dat geeft geen rechten
- om te mogen meebeslissen is voldoende opleiding nodig
- het volk heeft te weinig beschaving
- vrouwen hebben een taak in het gezin en niet in het openbare leven
Mogelijke argumenten van tegenstanders van censuskiesrecht
- iedere burger heeft recht op inspraak, dus kiesrecht
- het betalen van een bepaalde som belasting is geen goed criterium; iemand die hard werkt in bijvoorbeeld een fabriek zou
ook rechten moeten hebben
- het bestuur moet een vertegenwoordiging zijn van alle burgers
- iedere burger draagt via belastingen bij aan de kosten van een staat, dat geeft ook rechten
- burgers voelen zich bij kiesrecht ook meer betrokken bij het bestuur
Mogelijke achtergronden van voorstanders van censuskiesrecht:
Achtergrond van meningsverschillen zijn vooral gebondenheid in tijd en plaats van tegenstanders, angst om macht te verliezen
en geregeerd te worden door de massa. Dit zou economisch belangrijke consequenties kunnen hebben voor de rijke burgerij.
Mogelijke achtergronden van tegenstanders van censuskiesrecht
Veel mensen hadden door hun levensomstandigheden geen invloed op het bestuur, dat maatregelen nam in het belang van
diegenen die wel invloed hadden. Zij droegen op hun manier ook bij aan de welvaart van het land en mochten daaraan ook
rechten ontlenen.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
5
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Hoofdstuk 2
Opdracht 1
Door de uitvinding van de boekdrukkunst konden denkers hun ideeën op grotere schaal gaan verspreiden en nam hun invloed
toe. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste politieke denkers behandeld in de periode tussen 1500-1900.
Opdracht 2
a Vooral aan de prachtige gebouwen en de kerktorens. De rijkdom van een stad kwam vaak tot uitdrukking in de architectuur
van de stedelijke gebouwen.
b Het beeld van een tijdelijke agressieve alleenheerser, die zowel sluw als krachtig is en zich laat leiden door het motto: het
doel heiligt de middelen.
c Door zijn werk als ambtenaar voor de Republiek Florence kwam Machiavelli in contact met Cesare Borgia. Deze steunde
een oude tegenstander bij de pausverkiezing. Toen deze tot paus verkozen was liet hij Borgia arresteren. Machiavelli kwam
tot de conclusie dat je in de politiek nooit moet vertrouwen op beloften.
Opdracht 3
a Machiavelli leefde in een tijd waarin Italië verdeeld in stadstaten en kleine staten die onderling streden om meer macht en
invloed. Hierbij speelde corruptie een belangrijke rol. Machiavelli was van mening dat in deze situatie een krachtig bestuur
het best de belangen van Florence zouden dienen.
b Verdedigers van het absolutisme zouden in zijn denken een verdediging van het absolutisme zien. Alleen absolutisme kon
onderlinge strijd om macht en invloed tussen de leden van de adel voorkomen. Bovendien kon de internationale positie
versterkt worden als een vorst met onbeperkte macht het land leidde.
c In de achttiende eeuw meende men dat Machiavelli's werk bedoeld was om wrede en sluwe heersers te onthullen. Nadat
het land tot bloei was gebracht werd vrijheid weer belangrijk, die alleen bereikt kon worden door zelfbestuur van burgers.
d Hier zijn argumenten voor en tegen mogelijk. Wellicht aardig voor een korte discussie.
Voor: In de spotprent worden de slechte kanten van de regentenaristocratie onthuld door te wijzen op hun eigenbelang en
corruptie, die ze leren uit het boek De Heerser van Machiavelli. De prent onthult als het ware de slechte daden van de
regenten en komt op voor een bestuur van burgers.
Tegen: In de spotprent ligt de nadruk op regenten die er alles aan doen om hun macht te handhaven en daarbij uitgaan van
de leer van Machiavelli dat je niemand mag vertrouwen en tegenstanders moet uitschakelen (bliksems op de Post van de
Neder-Rhijn).
Opdracht 4
a Op de prent staat de machtige Leviathan (de wereldlijke machthebber), die regeert met staf en zwaard in zijn handen. Zij
staan symbool voor zijn ongedeelde macht en zijn garant staan voor de veiligheid van het land.
b Cromwell was leider van de parlementstroepen in de Engelse burgeroorlog tegen de naar absolutisme strevende koning
Karel I. Nadat Karel was terechtgesteld, werd in 1649 de monarchie afgeschaft. Cromwell had als legerleider grote macht.
Hij kwam nu zelf meer dan eens in conflict met het parlement. In 1653 werd hij na een staatsgreep een militair-dictator
(Lord-Protector). Kort na zijn dood werd het koningshuis hersteld.
Hobbes was tegen parlementarisme en hij stond daarom achter de staatsgreep van Cromwell.
c Een sociaal contract was nodig omdat alle mensen in de natuurtoestand hetzelfde wilden bereiken. Dit leidde tot onderlinge
wedijver, wantrouwen en eerzucht en uiteindelijk een oorlog van allen tegen allen. Om vrede te bereiken moest men zijn
vrijheid opgeven en een sociaal contract sluiten. Hierin werd overeengekomen dat iedereen het onbeperkte recht op
zelfverdediging moest overdragen aan de Leviathan, de soeverein.
Opdracht 5
a Het aan de macht komen van Cromwell:
Cromwell was de aanvoerder van de republikeinse troepen in de Engelse burgeroorlog tegen de autoritaire koning Karel I.
De strijd leidde uiteindelijk tot de afschaffing van de monarchie in 1649. Oliver Cromwell kreeg de macht in Engeland in
handen door leider te worden van de Staatsraad. Hij regeerde bij dictatoriale volmachten. Op 16 december 1653 liet hij zich
door de Krijgsraad benoemen tot Lord-Protector, een soort 'ongekroonde koning', voor de daarop volgende vier jaar.
Belangrijkste denkbeelden van Hobbes:
in de natuurtoestand heerst wetteloosheid (een oorlog van allen tegen allen)
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
6
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
-
uit zelfbehoud moeten mensen een sociaal contract tekenen
hierbij moet men zijn vrijheid opgeven en het recht op zelfverdediging overdragen op de soeverein met onbeperkte
macht
een soeverein zorgt voor de veiligheid; indien hij verslagen wordt, hoeft hij niet meer gehoorzaamd te worden.
Glorious Revolution: De Glorious Revolution is de benaming van de troonsbestijging van de Nederlandse stadhouder
Willem III en zijn echtgenote Maria Stuart als koning en koningin van Engeland. In Engeland regeerde de vader van Maria,
Jacobus II. Hij stoorde zich nauwelijks aan het parlement en streefde naar absolute macht. In 1688 vond een groep
aanzienlijken de tijd rijp voor verzet. Zij nodigden stadhouder Willem II uit met een leger naar Engeland te komen ter
bescherming van de parlementaire staatsvorm en de anglicaanse kerk. De armada van Willem was, met 53
oorlogsschepen en een kleine 400 transportschepen, zo'n vier keer groter dan de Spaanse Armada van 1588. De snelheid
waarmee de hele operatie werd opgezet liet diepe indruk achter. Willem ging op 15 november bij Torquay aan land en
spoedig werd duidelijk dat zijn leger sterker was dan dat van zijn schoonvader Jacobus II. Op 28 december trokken de
toekomstige nieuwe koning en koningin van Engeland Londen binnen; vijf dagen later vluchtte Jacobus met medeweten
van Willem naar Frankrijk. Willem liet een Conventie bestaande uit verkozen parlementariërs bijeenroepen om de
troonopvolging te regelen. Het Lagerhuis wilde Willem wel, zij het ten dele als gekozen koning vanuit het principe van de
volkssoevereiniteit, maar de Lords wilden Willem alleen als regent of als prins-gemaal. Willem dreigde daarop zijn leger
naar de Republiek terug te trekken, wat een burgeroorlog tot gevolg gehad zou hebben. Onder deze druk gaven de Lords
toe en Willem en Mary werden gezamenlijk tot soeverein uitgeroepen nadat ze een Declaration of Rights hadden
aangehoord. De Glorious Revolution, zoals de parlementariër John Hampden de machtsgreep voor het eerst noemde in
1689, is het prille begin van de parlementaire democratie in Engeland; de rechten van de koning werden wat beperkt en
doordat Willems band met het land vrij zwak was, wist het parlement een machtspositie te verwerven die het nooit meer
zou afstaan. Overigens dacht Hampden zelf meer aan een 'terugwenteling' naar de oude privileges en vrijheden; het woord
had toen nog niet zijn moderne betekenis van 'sociale vernieuwing'.
Denkbeelden van Locke:
in de natuurtoestand heerst geen wetteloosheid
iedereen heeft recht op natuurlijke rechten, zoals het recht op leven, vrijheid en bezit
de mensen vertrouwen de oorspronkelijke macht voorlopig toe aan een soevereine macht
indien dit vertrouwen zou worden geschonden dan kon het volk het recht terugnemen om zelf als hoogste macht op te
treden; actief verzet was dus gerechtvaardigd
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
7
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
b
Hobbes
denkbeelden
in de natuurtoestand heerst wetteloosheid
in de natuurtoestand heerst geen wetteloosheid
bij het sociaal contract moet men zijn
vrijheid en het recht op zelfverdediging
opgeven
iedereen heeft recht op natuurlijke rechten, zoals
het recht op leven, vrijheid en bezit
men draagt zijn vrijheid over aan de
soeverein met onbeperkte macht; dit zorgt
voor vrede
persoonlijke
ervaringen leiden
tot verschil van
inzicht
Locke
indien de soeverein verslagen wordt hoeft
hij niet meer gehoorzaamd te worden
Hobbes leefde in een tijd van
burgeroorlogen tussen de vorst en het
door adel beheerste parlement. Hij was
bang voor anarchie. Hij hechtte groot
belang aan het bewaren van de vrede. Hij
verdedigde de republiek van Cromwell en
rechtvaardigde de afzetting van Karel I,
die niet meer voor vrede zorgde.
men vertrouwt de oorspronkelijke macht voorlopig
toe aan een soevereine macht
indien het vertrouwen wordt geschonden, dan kan
het volk het recht terugnemen om zelf als hoogste
macht op te treden
Locke was secretaris van Shaftesbury, de leider
van de politieke oppositie tegen koning Karel II.
Na een mislukte opstand vluchtten ze samen naar
Nederland. Ze keerden terug na de Glorious
Revolution, waarbij Willem III de rechten van het
parlement accepteerde.
Opdracht 6
a Iedereen had volgens de door God ingestelde natuurwet natuurlijke grondrechten en was dus in die zin gelijk. Belangrijke
grondrechten zijn vrijheid en recht op bezit. De oorspronkelijke macht werd voorlopig toevertrouwd aan de vorst. Er bleef
sprake van volkssoevereiniteit want het volk kon de macht terugeisen.
Vrijheid, gelijkheid en volkssoevereiniteit zijn belangrijk uitgangspunten van het liberalisme.
b De koning accepteerde de rechten van het parlement. Hiermee kwam definitief een einde aan het streven naar vorstelijk
absolutisme.
Opdracht 7
a De vorsten zijn plaatsvervangers van God op aarde ('droit divin'). Dus alleen God kan over de besluiten van de vorst
oordelen.
b De titel betekent letterlijk 'over de geest van de wetten'. Montesquieu ziet een samenhang tussen de wetgeving enerzijds
en de inrichting van de maatschappij anderzijds. Montesquieu bepleit aanpassing van wetten aan fysieke en sociale
factoren (klimaat, staatsvorm, geografie, productiewijze, godsdienst en gewoonten).
c
om het gevaar af te glijden naar het despotisme te keren
scheiding van machten werkte in Engeland goed
macht kan alleen door macht in toom gehouden worden
om de vrijheid te garanderen en willekeur te voorkomen
er zouden anders ondeugdelijke wetten kunnen komen
de rechter zou verdrukker kunnen worden
d Met de lettres de cachet kon de koning iedere tegenstander zonder vorm van proces gevangen laten zetten. De koning
beheerste dus de rechterlijke macht. Er was sprake van willekeur en geen eerlijke rechtspraak.
Opdracht 8
De uitvoerende macht ligt bij de president.
De wetgevende macht ligt bij het Congres.
De rechtsprekende macht ligt bij het Hooggerechtshof.
De machten houden elkaar in evenwicht:
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
8
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
De president kan een veto uitspreken over een aangenomen wet.
De president benoemt rechters van het Hooggerechtshof.
Het Congres stelt de wetten vast die door de president worden voorgesteld.
Het Congres moet de benoeming van rechters goedkeuren.
Het Hooggerechtshof beoordeelt of wetten in overeenstemming zijn met de grondwet.
Het Hooggerechtshof beoordeelt of besluiten van de president in overeenstemming zijn met de grondwet.
Opdracht 9
a Door het maatschappelijk verdrag is een hogere vorm van vrijheid mogelijk: de vrijheid van de politieke samenleving. Dat is
alleen mogelijk door volkssoevereiniteit, het aan allen in gelijke mate toekennen van het hoogste gezag. De wetgevende
macht ligt bij het volk als geheel. Dit mag niet overgelaten worden aan volksvertegenwoordigers.
b Er is een algemeen belang waaraan iedereen zich volledig ondergeschikt maakt. Dit ontstaat door de vereniging van alle
individuele burgers op gelijke wijze in de algemene wil.
c Totalitaire leiders streven naar een volledige ondergeschiktheid van het volk aan een algemeen belang. Zij beroepen zich
op het feit dat hun positie en hun beleid de uitdrukking zijn van de door het volk aangegeven algemene wil. Tevens zal
degene die weigert zich aan de algemene wil te onderwerpen, door heel het politieke lichaam daartoe gedwongen worden.
d Rousseau zegt nadrukkelijk dat het hoogste gezag niet kan worden overgedragen aan een enkeling of een groep. Er is in
dat geval geen sprake van legitieme wetgeving. Bovendien moet de algemene wil steeds opnieuw uitgedrukt worden, wat
bij een totalitair regime niet gebeurt.
Opdracht 10
Wel: Rousseau betoogt dat het hoogste gezag bij het volk moet liggen. Hij was voorstander van een directe democratie waarbij
de volksvergadering beslist over de wetgeving.
Niet: Een democratie betekent in de praktijk lang niet altijd een bestuur van de besten. Het geeft minderheden recht op een
eigen mening. Rousseau was voorstander van een bestuur van de besten en vond dat dwang toegestaan was om mensen te
onderwerpen aan de algemene wil.
Opdracht 11
a In Groot-Brittannië vindt door de industrialisatie grootschalige productie van consumptiegoederen plaats. Hierdoor ontstaat
er een behoefte aan een afzetmarkt. Om die te creëren is Smith voorstander van vrijhandel. Zijn boek is een pleidooi voor
een zo groot mogelijke economische vrijheid.
b In de tijd van de industrialisatie zag Smith alleen arbeid gericht op de voortbrenging van stoffelijke diensten als productief.
Vandaar dat hij zelfs de vorst en de burgerlijke en militaire overheden als niet productieve werkers zag. Zij droegen niet bij
aan de welvaart van het land, maar werden onderhouden met een deel van de productie van anderen.
c Smith geloofde dat eigenbelang, vooral geldelijk gewin, de voornaamste drijfkracht is bij het economisch handelen.
Overheidsingrijpen is een belemmering van het eigenbelang. Daarom moet de staatstaak tot het minimaal aanvaardbare
beperkt worden.
d Fabriekseigenaren, want zij zijn verantwoordelijk voor grootschalige productie.
e Staat met zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis. De staat heeft een beperkt aantal staatstaken, zoals het handhaven
van de veiligheid en de rechtsorde. Op dit moment kun je in Nederland niet spreken van een nachtwakersstaat. Door
sociale wetgeving is de overheidsinvloed veel groter geworden dan in de negentiende eeuw.
Opdracht 12
a De boodschap is dat absolutisme en economisch liberalisme zorgen voor een oneerlijke verdeling van voedsel (de
machtigste en de sterkste) en dat het marxisme (socialisme) zorgt voor een eerlijke verdeling van voedsel.
b Een aanhanger van Adam Smith zal het een subjectieve prent vinden omdat het een negatieve voorstelling geeft van het
economisch liberalisme. Hij zal het eigenbelang veel positiever beoordelen. Met de kritiek op het absolutisme zal hij het
eens zijn geweest, vooral omdat de koning geen productieve bijdrage levert. Wat betreft het socialisme zal hij van mening
zijn dat dit systeem te weinig het eigenbelang stimuleert. Als je iedereen gelijk behandelt zal zijn productiviteit afnemen.
Opdracht 13
a Marx' uitgangspunt was het historisch materialisme. De bezitters van materie in een bepaalde samenleving bepaalden hoe
de staat werd bestuurd.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
9
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
b
c
d
e
Antwoorden opdrachten
In de tijd van het feodalisme bepaalden de adel en de geestelijkheid (de grondbezitters) hoe de staat werd bestuurd.
In de tijd van de industrialisatie bepaalden fabrikanten (censuskiesrecht) hoe de staat werd bestuurd.
Dit is een maatschappij waarin het bezit eerlijk verdeeld is. Er was geen onderdrukking meer mogelijk en de staat kon
worden afgeschaft.
De USSR, China, Cuba en Noord-Korea.
Ter beoordeling van de docent.
Voordelen: de gelijkheid tussen mensen.
Nadelen: het gebrek aan stimulans als alles toch eerlijk wordt verdeeld.
De conclusie zal wellicht zijn dat Marx' ideaal een utopie is.
Opdracht 14
a+b
Machiavelli:
Visie op de rol van de staat: voorstander van een krachtige, sluwe alleenheerser
Zichtbaar in huidige politiek: niet in Nederland, wel in totalitaire staten
Hobbes:
Visie op de rol van de staat: voorstander van sterk en effectief gezag (absolutisme)
Zichtbaar in huidige politiek: absolutisme niet, wel zijn sommige politieke leiders voorstander van een krachtig bestuur
Spinoza:
Visie op de rol van de staat: voor democratie en vrijheid van meningsuiting
Zichtbaar in huidige politiek: in alle politieke partijen; merk op dat vaak in namen van politieke partijen het begrip
democratie is verwerkt
Locke:
Visie op de rol van de staat: iedereen heeft grondrechten, de overheid moet verantwoording afleggen
Zichtbaar in huidige politiek: alle partijen vinden dit; zie artikel 1 van de grondwet; de ideeën zijn vooral uitgedragen
door het liberalisme
Montesquieu:
Visie op de rol van de staat: scheiding der machten
Zichtbaar in huidige politiek: dit idee is in Nederland doorgevoerd; de regering voert uit, het parlement neemt wetten
aan en de rechterlijke macht is onafhankelijk
Opmerking: In Nederland heeft ook de regering veel invloed op de wetgeving, dus van een strikte scheiding is geen
sprake.
Nederland kent nog steeds een tweekamerstelsel, maar dit is sinds 1848 niet meer gebaseerd op de tegenstelling
adel-burger.
Rousseau
Visie op de rol van de staat: voorstander van een directe democratie en een bestuur van de besten
Zichtbaar in huidige politiek: een voorbeeld van directe democratie is het referendum; D66 streeft naar uitbreiding van
democratie (gekozen burgemeester)
Een bestuur van de besten kent Nederland niet. Zie bijvoorbeeld de salarissen van ministers, die zijn lager dan in het
bedrijfsleven.
Smith
Visie op de rol van de staat: deze moet zo klein mogelijk zijn, economisch liberalisme
Zichtbaar in huidige politiek: deze gedachten worden (in beperkte mate) uitgedragen door liberale partijen
Marx
Visie op de rol van de staat: de staat is in handen van de bezitters van productiemiddelen; die zorgt voor de
behartiging van hun belangen; na een dictatoriale overgangsfase volgt een klassenloze maatschappij.
Zichtbaar in huidige politiek: een klassenloze maatschappij is nergens tot stand gekomen; in communistische landen is
men blijven steken in de dictatuur van het proletariaat; communistische partijen zijn er niet meer in Nederland;
sociaaldemocratische partijen: PvdA en SP
Over de invloed van de bezitters van productiemiddelen is een aardige discussie mogelijk door te wijzen op het
spekken van de verkiezingskassen van deelnemers aan de presidentsverkiezingen in de VS.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
10
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Hoofdstuk 3
Opdracht 1
In een rechtsstaat gelden de wetten voor alle inwoners, ook voor de overheid en iedereen is voor de wet gelijk. Bovendien is
iedereen in de gelegenheid om naleving van deze wetten af te dwingen. De rechterlijke macht ziet daarop toe en is hierbij
onafhankelijk van de overheid. De overheid legt verantwoording af en dit alles is vastgelegd in de grondwet.
Opdracht 2
a In het volgende tekstgedeelte: 'zij verraden het volk en beroven het van de vrijheid die zij volgens Gods ordinantie behoren
te beschermen'.
b Er werd een beroep gedaan op vanzelfsprekende waarheden, onder andere op de overtuiging dat mensen van de
Schepper bepaalde onvervreemdbare rechten hadden meegekregen en dat ze allen gelijk geboren waren. Een vorst (het
staatsbestuur) moet zich ten overstaan van zijn volk kunnen verantwoorden voor zijn daden. Dit is de basis voor het idee
van de rechtsstaat. Als de vorst niet aan dit principe voldoet mag het volk in opstand komen.
c Op grond van deze denkbeelden mocht Willem van Oranje zich verzetten tegen het beleid van Filips II. De invloed van
Calvijns denken is terug te vinden in de Acte van Verlatinghe. Uit het verzet tegen Spanje ontstond de Unie van Utrecht en
in 1588 de Republiek der Verenigde Nederlanden.
Opdracht 3
a Locke, Montesquieu en Rousseau.
John Locke pleitte voor grondrechten.
Montesquieu was voorstander van de 'scheiding der machten'. Onder scheiding van machten verstond Montesquieu dat er
een scheiding moest komen tussen diegenen die het land bestuurden (uitvoerende macht), diegenen die in het land de
wetten maakten (wetgevende macht) en diegenen die rechtspraken (rechtsprekende macht).
Rousseau was voorstander van volkssoevereiniteit. Onder volksoevereiniteit verstond Rousseau dat de hoogste macht in
het land in handen moest zijn van het volk.
b Grondrechten beschermden de burgers tegen de staat. Ze zorgen voor rechtsgelijkheid.
Scheiding der machten maakt onafhankelijke rechterlijke controle mogelijk.
Bij volksoevereiniteit moet de overheid verantwoording afleggen aan de bevolking.
c Grondrechten beschermen de burgers tegen de staat. Ze zorgen voor rechtsgelijkheid.
Scheiding der machten maakt onafhankelijke rechterlijke controle mogelijk.
Bij volksoevereiniteit moet de overheid verantwoording afleggen aan de bevolking.
Opdracht 4
a Burgers, u wordt al twee eeuwen lang bedrogen door heerszuchtige lieden ('de Oranjes'), die net doen alsof zij uw vrijheid
en belangen dienen en u in werkelijkheid een erfelijk juk opleggen.
b De regenten verboden zowel het bezit als het lezen van dit opruiende pamflet. Op verspreiding van het pamflet stond
levenslange verbanning. Er was dus geen vrijheid.
c Prins Willem V, half gekleed, half naakt. Enerzijds was hij legeraanvoerder, anderzijds een persoon die vaak te diep in het
glaasje keek. Op de achtergrond een koets en een belegerde stad.
Opdracht 5
Uitgangspunten van deze Staatsregeling waren de gelijkheid van alle burgers voor de wet, de scheiding van de machten en de
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Deze zou 'zonder onderscheids des persoons' rechtspreken, op basis van voor het
gehele land geldende rechtsregels. Daarmee werd Nederland een rechtsstaat.
Opdracht 6
De Franse Revolutie zorgde voor de ondergang van de feodale samenleving en van de standenmaatschappij. In de Verklaring
van de Rechten van de Mens en de Burger waren vrijheid en gelijkheid van burgers voor de wet opgenomen.
Napoleon heeft gelijkheid van de burgers voor de wet in de Code Civil vastgelegd. Rechtspraak werd openbaar en er kwamen
regels voor een eerlijke rechtspraak. Deze regels zijn overgenomen in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, dat nog steeds
geldt.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
11
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 7
Thorbecke was voorstander van een klassieke rechtsstaat, waarin de klassieke grondrechten werden vastgelegd, die de
burger moesten beschermen tegen overheidsbemoeienis. Om willekeur te vermijden was het noodzakelijk om de
bevoegdheden van de staat in wettelijke regels vast te leggen. Deze bevoegdheden lagen bij de ministers, die verantwoording
moesten afleggen aan het parlement.
Opdracht 8
a De liberalen waren aan de macht en die werden gesteund door de werkgevers. Zij waren uiteraard tegen werkstakingen en
werkten opheffing van het verbod tegen.
b De prent is gemaakt naar aanleiding van het succes van de Eerste Spoorwegstaking door de socialist Hahn. Dat kun je
zien aan de volgende elementen:
de arbeider is groot en machtig afgebeeld
de kapitalisten sjorren aan zijn broek
de arbeider houdt de treinen tegen, de stakingen zijn een succes
c De eerste spoorwegstaking was een succes, want de werkgevers moesten toegeven aan de eisen van de arbeiders. Toen
de regering Kuyper staken daarop wettelijk strafbaar wilde maken voor ambtenaren en werknemers in bepaalde sectoren
waaronder de spoorwegen (de zogenaamde dwang- of worgwetten) werd een algemene werkstaking de kop ingedrukt bij
de spoorwegen. De dwang- of worgwetten werden goedgekeurd door de Tweede Kamer. De verbittering daarover binnen
socialistische kringen was groot.
Opdracht 9
NB Het is belangrijk om bij het opgeven van de opdracht uit te leggen wat hippies waren en waarom de Elsevierredacteur koos
voor de titel een hippie-grondwet voor zijn artikel over de grondwet van 1983)
a Er worden nieuwe grondrechten toegevoegd, zoals het discriminatieverbod (art. 1), vastlegging van de onaantastbaarheid
van de persoonlijke levenssfeer en het menselijk lichaam, algemene vrijheid van meningsuiting en de sociale grondrechten
(verplichting van de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen).
Daarnaast zijn belangrijk:
verlaging van de minimumleeftijd om Kamerlid te worden tot 18 jaar
invoering van gelijktijdige verkiezingen van alle Eerst Kamerleden voor vier jaar
de mogelijkheid om bij wet het kiesrecht voor de gemeenteraden open te stellen voor inwoners die geen Nederlander
zijn
bovendien werd het verbod tot het opleggen van de doodstraf opgenomen in de grondwet
b Het artikel verscheen in 2005. In 2005 werd veel kritischer nagedacht over de maakbare staat dan in 1983. De sociale
grondrechten geven een veel te grote rol aan de overheid, die voor spreiding van welvaart zou moeten zorgen, voor
verbetering van het leefmilieu en voor bijvoorbeeld maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.
Grondrechten werden traditioneel vastgelegd om de burger tegen de staat te beschermen en desnoods tegen andere
burgers. Maar de Grondwet van 1983 ademt een tijdgeest waarin de overheid zich op zeer politieke, tijdgebonden gronden
nieuwe grondwettelijke taken toedicht. In de praktijk waren deze taken nauwelijks waar te maken. Daarnaast beperkte het
antidiscriminatieartikel wellicht de mogelijkheden om negatief gedrag bespreekbaar te maken. De misdaad en
fraudebestrijding hebben bovendien veel hinder gehad van de privacyartikelen. De schrijver concludeert: 'Onze Grondwet
van 1983 is dus een tijdgeestgrondwet, een staatsbemoeienisgrondwet, een wet die de geest ademt van Nieuw Links, van
hippie, van provo en van multiculti, een grondwet waar nodig in gewied moet worden en waarvan de grondlegger, de
liberale heer Wiegel, eigenlijk als eerste afstand zou moeten nemen.'
c + d Eigen antwoord van de leerlingen.
Opdracht 10
Het zijn niet de vrouwen zelf die eisen stellen, maar kinderen die iets voor hun moeder vragen. De idee dat een vrouw in de
eerste plaats moeder is, past bij een tijd waarin het moederschap nog gezien werd als eerste taak van vrouwen. De
vrouwenemancipatie beoogde juist om ook andere kwaliteiten van vrouwen te benadrukken.
Opdracht 11
De eerste feministische golf (1870-1920) was gericht op het verwerven van vrouwenkiesrecht, betere opleidings- en
beroepsmogelijkheden en een betere rechtspositie.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
12
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Bekende vertegenwoordigsters waren Aletta Jacobs (de eerste vrouwelijke arts na haar studie aan de Rijksuniversiteit van
Groningen) en Wilhelmina Drucker. Zij richtte in 1889 de Vrije Vrouwen Vereeniging op, waaruit zich in 1894 de Vereeniging
voor Vrouwenkiesrecht ontwikkelde.
De tweede feministische golf (1965-1975) was gericht op gelijke kansen op de arbeidsmarkt, seksuele bevrijding van de vrouw
(recht op de pil), economische zelfstandigheid en herverdeling van de zorgverantwoordelijkheid. Een belangrijk actiepunt was
het recht op abortus ('baas in eigen buik'). Bekende actievoersters waren Hennie de Swaan in Dolle Mina en Hedy d'Ancona
en Joke Smit in Man Vrouw Maatschappij.
Opdracht 12
a Door discriminatie te verbieden benadruk je de gelijkheid van alle inwoners.
b In een rechtsstaat gelden de wetten voor alle inwoners, ook voor de overheid, en iedereen is voor de wet gelijk. Bovendien
is iedereen in de gelegenheid om naleving van deze wetten af te dwingen. De rechterlijke macht ziet daarop toe en is hierbij
onafhankelijk van de overheid.
Gelijkheid van alle personen voor de wet is een uitgangspunt van de rechtsstaat. Discriminatie is een aantasting van gelijke
behandeling en dus in strijd met het idee van de rechtsstaat. Dankzij dit artikel mag iedereen die zich in Nederland bevindt,
de naleving van dit uitgangspunt via de rechterlijke macht juridisch afdwingen.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
13
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Hoofdstuk 4
Opdracht 1
Ondaatje studeert rechten in Utrecht en is in 1783 een van de oprichters van het exercitiegenootschap Pro Patria et Libertate.
Deze burgerwacht moest tegenwicht bieden aan het door regenten beheerste Utrechtse stadsbestuur.
Als het vroedschap (stadsbestuur) een nieuw lid wil benoemen, blijkt deze persoon een tegenstander van de Patriotten. De
Patriotten, die de vriendjespolitiek zat zijn, protesteren heftig tegen de benoeming. Ondaatje wordt onderhandelingsleider en
houdt de regenten voor dat ze moeten buigen voor het volk, waaraan ze hun positie te danken hebben. De regenten geven
aanvankelijk toe en de bevolking keert huiswaarts. Zodra het gevaar geweken is verbieden zij echter elke vorm van
samenscholing. Zij beginnen bovendien een lastercampagne tegen Ondaatje. Dit wakkert het verzet weer aan. Er worden
enkele pogingen gedaan om het vroedschap te dwingen in te stemmen met de invoering van een democratisch reglement en
het komt opnieuw tot een opstand, bij het stadhuis in 1786. Ondaatje is dit keer vastbesloten om niet op te geven. Na enkele
maanden stuurt de schutterij de vroedschap naar huis en komt een Patriotse raad aan de macht. Dit duurt niet lang, want in
1787 valt het Pruisische leger ons land binnen. Ondaatje vlucht naar het buitenland.
Opdracht 2
a In de Nationale Vergadering ontstonden grote tegenstellingen over welke personen kiesrecht mochten krijgen en over de
staatsvorm. Na meer dan een jaar overleg werd het moeizaam bereikte compromis verworpen. Na een staatsgreep kregen
radicale Unitarissen de macht in handen..Hun tegenstanders werden uit de Nationale Vergadering gezet. Vervolgens was
binnen drie maanden de grondwet gereed. Nederland werd een eenheidsstaat. Op locaal niveau werden maatregelen
echter vaak geboycot. In 1801 werd de grondwet, na opnieuw een staatsgreep, buiten werking gesteld. Een nieuwe
grondwet verzwakte de positie van de Nationale Vergadering.
b Feit: soldaten zijn teruggestuurd naar hun kazernes.
Meningen: Bataafse 'vernieuwing'; vervolgt 'vredig' haar bezigheden.
De beschrijving wordt gegeven door een aanhanger van de Unitarissen. Hij vindt de resultaten een vernieuwing en wil de
onrust zo veel mogelijk verzwijgen.
c Gewezen kan worden op de uitbreiding van het kiesrecht. De uitsluiting van de Oranjeklanten en de Federalisten was
terecht. Dit waren bewegingen die pasten bij de situatie van voor 1795: toen was er geen democratie. De
sociaaleconomische onafhankelijkheid was noodzakelijk om niet omgekocht te worden bij het stemmen.
d Thorbecke was ook voorstander van een eenheidsstaat. Hij was bovendien voorstander van censuskiesrecht
(sociaaleconomische onafhankelijkheid), maar wilde verder niemand vanwege zijn politieke opvattingen uitsluiten.
Opdracht 3
a 'de bondgenooten trekken op Utrecht': hiermee werden de Russische en Pruisische troepen bedoeld, die Oranjegezind
waren.
b 'de zee is open': er kwam een einde aan het Continentale Stelsel, Napoleon had alle handel met Engeland geblokkeerd.
c 'alle partijschap heeft opgehouden': de tegenstellingen tussen Oranjegezinden en Patriotten zijn achter de rug.
d 'alle de aanzienlijken komen in de regering': het bestuur kwam weer in handen van de rijke burgers en de adel.
e 'de oude tijden komen weerom': de machthebbers van voor 1795 zijn weer terug. Men speelde hierbij in op de anti-Franse
gevoelens die verband hielden met de inlijving bij Frankrijk.
Opdracht 4
a De vorstenhuizen van voor de Franse Revolutie of de Napoleontische oorlogen keerden weer terug op de troon.
b Tijdens het Wener Congres kwamen alle Europese vorsten bijeen om de nieuwe grenzen te bepalen in Europa. Men
hoopte waarborgen te scheppen tegen nieuwe revolutionaire stromingen.
c Koning Willem I regelde veel via Koninklijke Besluiten. De ministers waren bovendien verantwoording schuldig aan de
koning en niet aan het parlement. De overheid werd dus niet democratisch gecontroleerd. De koning oefende ook invloed
uit op de rechters, zodat van machtenscheiding geen sprake was. Ook Willem II, die in 1840 zijn vader opvolgde, had zeer
grote invloed op het bestuur.
Opdracht 5
De angst voor een revolutie die een einde zou maken aan het koningshuis. Toen in 1848 in Frankrijk, Wenen, Boedapest
en Berlijn opstanden tegen de monarchie uitbraken, sloeg Willem II de schrik om het hart. Zou ook in zijn land een
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
14
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
-
Antwoorden opdrachten
opstand uitbreken?
De onvrede bij de liberalen over de machtspositie van de koning.
De economische problemen, werkloosheid, prijsstijgingen (voedselrelletjes).
De invloed van de zogenaamde Lilliputters en radicale journalisten zoals Van Bevervoorde.
Opdracht 6
De ministers werden verantwoordelijk. Zij konden ter verantwoording worden geroepen als het parlement het oneens was met
het hun beleid. Het parlement kreeg meer rechten: wetgevende rechten, zoals het recht van amendement, en controlerende
rechten, zoals het recht van interpellatie en het recht van enquête. De macht verschoof van de koning naar het parlement. De
leden van de Tweede Kamer werden voortaan rechtstreeks gekozen. De leden van de Eerste Kamer werden gekozen met
getrapt of indirect kiesrecht via de Provinciale Staten.
De grondwet versterkte de invloed van de bevolking op het bestuur van het land, maar door het censuskiesrecht was er nog
geen sprake van een democratie.
Opdracht 7
a De Aprilbeweging. Het conflict gaat tussen de koning en het kabinet-Thorbecke. Het gaat over de toepassing van de
grondwet van 1848 (het recht op 'vrijheid van kerkelijke organisatie').
Het kabinet Thorbecke, voorstander van scheiding tussen kerk en staat, wil het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in
Nederland niet verbieden. Koning Willem III vaart echter zijn eigen koers en laat zijn sympathie blijken voor protesten tegen
het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Hij weigert het adres met een door het kabinet gedicteerde
afwijzende reactie op de protesten te beantwoorden. De koning zou de ministeriële verantwoordelijkheid moeten
accepteren, maar dat doet hij dus niet Als hij evenmin bereid is hierop terug te komen, treedt het kabinet-Thorbecke af.
b De kwestie Mijer. Bij deze kwestie verzette de Tweede Kamer zich tegen de benoeming van de minister van Koloniën,
Pieter Mijer, tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. De minister had namelijk juist de begroting met daarin een
nieuwe koloniale politiek door de Tweede Kamer gehaald. De regering (koning en ministers) vonden dat de Tweede Kamer
zich hier niet mee had te bemoeien. Op advies van het kabinet stuurde de koning de Tweede Kamer naar huis. Het ging
dus in dit geval om een conflict tussen de Koning en de Tweede Kamer.
c De kwestie Luxemburg. De Luxemburgse kwestie ontstond toen Koning Willem III in 1867 Luxemburg aan Frankrijk wilde
verkopen. Toen Bismarck, de eerste minister van Pruisen, dit vernam liet hij de Nederlandse regering weten dat dit een
aanleiding tot oorlog kon zijn. Onmiddellijk nam de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland het initiatief tot een
conferentie over de status van Luxemburg. Tijdens deze conferentie werd een verdrag gesloten waarin de neutraliteit van
Luxemburg werd gegarandeerd. De liberalen in het parlement vonden dat minister Van Zuylen met zijn eigenmachtige
optreden in deze zaak de Nederlandse neutraliteit in gevaar had gebracht. De Kamer wenste dat het kabinet aftrad. Het
kabinet wilde, gesteund door de koning, gewoon blijven zitten. De Tweede Kamer stemde de begroting voor Buitenlandse
Zaken af. Dit had tot gevolg dat een kwade Willem III het parlement ontbond. Het nieuw gekozen parlement verwierp echter
bij motie de ontbinding van het vorige parlement en stemde opnieuw tegen de begroting. Dit had uiteindelijk tot gevolg dat
het kabinet opstapte. Het betrof dus een conflict tussen de regering enerzijds en de Kamer anderzijds. Na dit conflict gold
de vertrouwensregel, de ongeschreven regel welke inhoudt dat een minister, staatssecretaris of het kabinet moet aftreden
als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement.
Opdracht 8
Op Noordeinde staat het werkpaleis van de koningin. Het geheim van Noordeinde slaat op de invloed van koning Beatrix op
het beleid van de regering. Deze invloed blijft in verband met de ministeriële verantwoordelijkheid geheim. Toch kan de
koningin wel degelijk invloed uitoefenen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk tijdens kabinetsformaties, omdat zij dan de informateur en
formateur mag aanwijzen. Bovendien heeft koningin Beatrix wekelijks een gesprek met de minister-president. De ministerpresident zwijgt over de inhoud.
Opdracht 9
Deze bron geeft informatie over de angst voor het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Terwijl de bisschoppen zich in
processie bewegen richting de stadspoort van Utrecht, slaan de burgers op de vlucht. Een aantal dominees probeert de
stadspoort te laten instorten. Het insect verwijst wellicht naar een mogelijke insectenplaag.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
15
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 10
a De leer die alle staatsgezag afwijst.
b In de kamer opereerde Domela als enige sociaaldemocraat als eenling. Hij werd door de andere Kamerleden als een soort
melaatse behandeld. Hij raakte dusdanig teleurgesteld in de mogelijkheden om de arbeidersbelangen te verdedigen, dat de
SDB in 1893 besloot om voortaan actie te gaan voeren buiten het parlement.
Buiten de Kamer kreeg Domela steeds meer waardering voor acties van ongeschoolden. Hij raakte steeds meer overtuigd
van de mogelijkheden van een algemene werkstaking. Dit zou een middel zijn voor het op gang brengen van de
socialistische revolutie.
c Een deel van de leden van de SDB bleef voorstander van de parlementaire weg en begon een eigen partij.
d Nee, de SDAP hield een gewelddadige omwenteling voor onvermijdelijk als eenmaal de socialistische arbeiders de
parlementaire meerderheid hadden veroverd (in 1918 geloofde Troelstra nog in de mogelijkheid van een socialistische
revolutie).
Opdracht 11
a
1. Als er algemeen kiesrecht zou komen en het districtenstelsel bleef gehandhaafd, dan zouden de liberalen veel zetels
verliezen.
2. Ze meenden dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging meer mogelijkheden bood voor een op beginselen
gevoerde verkiezingsstrijd.
3. Er waren technische bezwaren tegen het districtenstelsel. Inmiddels waren de verschillen tussen de
bevolkingsaantallen van de districten groot geworden. Dus niet iedere stem was evenveel waard.
4. Stemmen op de verliezende partijen gingen verloren. De Tweede Kamer was dus geen eerlijke afspiegeling van de
stemverhoudingen.
b
Voordelen;
Bij dit stelsel tellen alle stemmen die in het gehele land worden uitgebracht mee.
Kleinere of nieuwe partijen kregen de kans om hun stem te laten horen.
Nadeel: De afstand tussen kiezer en gekozene werd groter.
c
Men wil de afstand tussen kiezer en gekozene kleiner maken.
Het verlevendigt het politieke debat.
Het maakt de afstand tussen Den Haag en de regio kleiner.
Er blijven slechts enkele, grote partijen over en dat vergemakkelijkt het vormen van een regering.
Opdracht 12
Stelling 1: Als je naar de bepalingen kijkt dan zijn deze een ondersteuning geweest voor de vastlegging van grondrechten en
de gelijkheid tussen man en vrouw.
Stelling 2: Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog groeide het besef van de noodzaak van Europese
samenwerking. De opkomst van supermachten als de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie maakte duidelijk dat er alleen voor
een Verenigd Europa een rol als derde macht zou overblijven.
Stelling 3: Europese wetgeving gaat boven nationale wetgeving. Dat betekent dat de Nederlandse wetten aangepast moeten
worden als zij strijdig zijn met Europese wetten. In de praktijk kan ons parlement besluiten die zijn genomen op Europees
niveau moeilijk terugdraaien. Dus de democratische controle op de besluitvorming neemt af.
Opdracht 13
a Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
1. recht op zelfbeschikking voor de volken
2. gelijke rechten van mannen en vrouwen
3. recht op leven (mogelijke uitzondering: doodstraf)
4. verbod op folteringen en wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
5. verbod op slavernij en dwangarbeid
6. recht op vrijheid en veiligheid van de persoon, verbod op willekeurige arrestatie of gevangenhouding
7. menselijke en waardige behandeling van gevangenen
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
16
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
8. recht op vrije verplaatsing en vrije vestiging
9. bescherming van vreemdelingen
10. gelijkheid voor de rechter, vermoeden van onschuld, garanties voor verdachten
11. geen straf dan door een wet (ook geen terugwerkende kracht)
12. recht op erkenning door de wet
13. recht op privacy
14. vrijheid van denken, geweten en godsdienst
15. recht op vrije meningsuiting
16. verbod op propaganda voor oorlog en racistisch geweld of discriminatie
17. recht op vreedzame vergadering
18. vrijheid van vereniging en vakbond
19. bescherming van het gezin en het huwelijk
20. bescherming van minderjarigen
21. recht op openbaar leven (o.a. deelname aan verkiezingen)
22. gelijkheid voor de wet
23. rechten voor minderheden (cultuur, godsdienst, taal)
EVRM:
1. recht op leven
2. verbod op martelen
3. verbod op slavernij en dwangarbeid
4. recht op vrijheid en veiligheid
5. recht op een eerlijk proces
6. geen straf zonder wet (legaliteitsbeginsel)
7. recht op privacy
8. vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
9. vrijheid van meningsuiting
10. vrijheid van vergadering
11. recht op huwelijk
12. recht op daadwerkelijk rechtsmiddel
13. verbod op discriminatie
b Wat opvalt is de grote mate van overeenstemming.
c Een verdrag gaat boven de grondwet. Landen zijn dus gebonden aan de inhoud van verdragen. Door internationale
verdragen voelen steeds meer landen zich gebonden aan de inhoud, bovendien kunnen andere landen medeondertekenaars
op de inhoud van de afspraken wijzen.
Opdracht 14
Stelling 1: De Europese samenwerking en eenwording is belangrijk geweest voor de democratie in Europa.
Mogelijke argumenten voor:
Landen voelen zich steeds meer gebonden aan de internationale verdragen die allerlei democratische rechten
vastleggen.
Om lid te kunnen worden van de Europese Gemeenschap/Unie moet men aan bepaalde democratische voorwaarden
voldoen.
Het Europees Parlement is een internationaal democratisch platform.
Landen leren van andere landen door internationale samenwerking en overleg.
Argumenten tegen:
Steeds meer zaken worden per wet geregeld in Europees verband.
Europese besluiten kunnen moeilijk op nationaal niveau worden afgestemd. Dus is er veel minder controle op wetgeving.
We kiezen democratisch ons parlement, het Europees parlement heeft nauwelijks bevoegdheden. Dus is er minder
democratische controle.
Stelling 2: Het Europese verdrag van juni 2007 is een belangrijke bijdrage aan de democratisering van Europa.
Mogelijke argumenten voor:
De Europese Unie mag zich niet bemoeien met diensten van algemeen belang. Het gaat hier dan om huisvestingsbeleid,
volksgezondheid en veel dat te maken heeft met de sociale zekerheid. Dus deze aangelegenheden blijven in handen van
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
17
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
de deelnemende landen zelf, met de democratische controle die daar bij hoort.
Er komt een nieuwe stemmenweging die meer rekening houdt met de omvang van de bevolking van een lidstaat, maar
door tegenstand van de Polen komt die pas in 2014.
Om de democratische controle te versterken krijgen de nationale parlementen meer invloed. Er komt een 'gele kaart'procedure. Dat houdt in dat als een derde van de nationale parlementen een voorstel van de Europese Commissie niet
ziet zitten, omdat ze vinden dat het beter nationaal dan Europees kan worden geregeld, de Commissie haar voorstellen
moet aanpassen en duidelijk moet maken waarom een voorstel voor Europese regelgeving nodig is.
Op aandringen van Nederland is er ook een 'oranje kaart'-procedure: als meer dan de helft van alle nationale parlementen
een voorstel van de Commissie niet wil, dan moet de Commissie besluiten of het voorstel van tafel gaat. Zet de
Commissie alsnog door, dan moet de Raad van Ministers met 55% van de stemmen, of een meerderheid in het Europees
Parlement, het hele voorstel schrappen.
Ook het Europees Parlement krijgt meer te zeggen. Op het gebied van landbouw, structuurfondsen, handelsbeleid en
deels voor justitie, migratie en politiezaken heeft het Europees Parlement medebeslissingsrecht gekregen. Dat wil zeggen
dat het ook op die terreinen net zoveel te zeggen krijgt als de Raad van Ministers, en voorstellen kan blokkeren.
Als Europese burgers meer dan één miljoen handtekeningen weten te verzamelen over een onderwerp dan moet de
Europese Commissie met een voorstel over dat onderwerp komen.
Mogelijke argumenten tegen:
Op een aantal gebieden verliest een deelnemend land zijn vetorecht. Er wordt dan gestemd met gekwalificeerde
meerderheid.
Het aantal vertegenwoordigers van een land in het Europees Parlement daalt licht.
In de Europese commissie wordt het aantal leden teruggebracht tot twee derde van het aantal lidstaten. Na 2014 moet elk
land het een op de drie zittingsperiodes zonder landgenoot in de Commissie doen. Dat betekent dat niet ieder land
vertegenwoordigd is in de Europese Commissie
-
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
18
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Hoofdstuk 5
Opdracht 1
Tijdens de Bataafse Republiek werd gestreefd naar meer eenheid in Nederland. Een middel hiertoe was het onderwijs. Door
de schoolwet van 1806 kregen alle schoolgaande kinderen hetzelfde onderwijs, op basis van algemeen christelijke waarden.
Leerstellig onderwijs zou zorgen voor verdeeldheid en was daarom niet toegestaan.
Opdracht 2
Gelovigen waren tegenstander van openbaar onderwijs waarbij alle schoolgaande kinderen hetzelfde onderwijs kregen.
Het openbaar onderwijs ging uit van algemeen christelijke waarden. Over deze waarden werd verschillend gedacht door
protestanten en katholieken.
De grondwet van 1848 bood de mogelijkheid om protestantse of katholieke scholen op te richten, omdat daarin vrijheid
van onderwijs werd vastgelegd. Op basis van deze grondwet kwam er in 1857 een nieuwe schoolwet, opgesteld door een
liberale regering. Deze wet maakte het weliswaar mogelijk om protestantse en katholieke scholen op te richten, maar de
staat verleende geen subsidie aan deze scholen. Ouders die hun kinderen naar bijzonder onderwijs stuurden moesten dit
zelf bekostigen. Via de belastingen betaalden zij bovendien mee aan de financiering van het openbaar onderwijs.
Opdracht 3
Binnen de Liberale Unie ontstonden grote tegenstellingen over uitbreiding van het kiesrecht en de sociale kwestie.
In 1894 scheidden de conservatieven zich af in een groepering die in 1906 de Bond van Vrije Liberalen ging heten. De
conservatieve oud- of vrije liberalen stonden tegenover de gematigd vooruitstrevende Liberale Unie. Zij hielden grotendeels
vast aan het negentiende-eeuwse economische liberalisme (laissez faire).
De voorstanders van algemeen kiesrecht en sociale wetgeving scheidden zich in 1906 af als vrijzinnig democraten. De VDB
was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen.
Opdracht 4
Het betekent: tegen de beginselen van de Franse Revolutie. Een belangrijk beginsel van de Franse Revolutie was
volkssoevereiniteit. De antirevolutionairen waren echter voor soevereiniteit van God..
Opdracht 5
a Tijdens het interbellum hadden de confessionele partijen samen een meerderheid in de Tweede Kamer. Dit was het gevolg
van het algemeen kiesrecht en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging..
b Tijdens de crisistijd ontstond de roep om een sterke man aan het hoofd van een krachtdadige regering (vergelijk Duitsland).
De ARP wilde op deze wijze Colijn aan het roer van de Nederlandse staat verbeelden.
c Colijn leek een krachtiger leider dan Mussert, en de verzuiling hield de Nederlanders gebonden aan hun eigen partij.
Opdracht 6
Omdat het Nederlandse politieke landschap altijd gekenmerkt is door sterke confessionele partijen. Deze wisten hun aanhang
door de verzuiling krachtig aan zich te binden. Veel arbeiders stemden dus op een confessionele in plaats van een
socialistische partij.
Opdracht 7
a Op 11 en 12 november laat Troelstra zich meeslepen door de revolutiewaan. Op 17 november blijkt dat een revolutie
kansloos is. Troelstra geeft dit toe op het SDAP-congres.
b Marx had een wereldrevolutie voorspeld en bovendien zag hij oorlog als laatste fase van het kapitalisme. Toen in 1917 een
communistische revolutie in Rusland uitbrak, gevolgd door een revolutie in Duitsland (november 1918), leek het er op dat
zijn ideeën uitkwamen. Vooral de ontwikkelingen in Duitsland maakten veel indruk (tekst 3). Ook in Nederland was er enige
onrust in het leger en in de Rotterdamse haven.
c
1. Het gaat allemaal om personen met een linkse politieke signatuur.
2. Troelstra was leider van de SDAP, de parlementaire stroming binnen links. Wijnkoop en Roland Holst waren
communisten, een revolutionaire stroming binnen links. Beide stromingen bestreden elkaar soms fel.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
19
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 8
a
De Tweede Wereldoorlog vormt het begin van een nieuwe periode, die aan enkeling en gemeenschap nieuwe eisen
stelt.
Het Nederlandse volk heeft een geestelijke vernieuwing nodig, gevoed uit levende bronnen van christendom en
humanisme.
Fundamenteel in deze vernieuwingswil is de eerbied en verantwoordelijkheid voor de mens, die slechts in dienst aan
een hechte, rechtvaardige en bezielde gemeenschap tot ontplooiing komt (personalistisch socialisme).
Christelijke antithese en de klassenstrijd zijn geen vruchtbare beginselen meer voor de oplossing van de
maatschappelijke vraagstukken van het heden.
b Veel politieke leiders werden tijdens de oorlogsjaren ondergebracht in gijzelaarskampen. De gezamenlijke internering in
vijandelijke omgeving schiep ruimte om te discussiëren over een andere Nederlandse samenleving na de oorlog. Zou er
niet een einde moeten komen aan de hokjesgeest en politieke verdeeldheid die Nederland hadden gekenmerkt tijdens het
interbellum? Deze denkbeelden leidden onmiddellijk na de bevrijding tot de oprichting van de Nederlandse Volksbeweging.
c Aanvankelijk was er veel enthousiasme voor de nieuwe denkbeelden. De PvdA werd opgericht als doorbraakpartij. Zowel
de bisschoppen als de protestantse leiders vertrouwden meer op de kracht van de verzuiling dan op de vage denkbeelden
van de doorbraak. De PvdA werd niet de grootste partij bij de verkiezingen. Dat werd de KVP.
Opdracht 9
a KVP-poster: In de jaren vijftig was het gezin de hoeksteen van de samenleving. De vrouw werd vooral gezien als moeder.
Vooral in confessionele en met name in katholieke kringen werd dit benadrukt.
VVD-poster: De VVD benadrukte de liberale vrijheid. Vooral de VS waren een voorbeeld van economisch liberalisme. Het
Vrijheidsbeeld symboliseerde de vrijheid in de VS. In de jaren vijftig was de herinnering nog levendig aan de bevrijding in
1945, waarbij de VS een hoofdrol speelden.
b De PvdA koos het portret van Drees, omdat hij als premier populair was en stond voor een degelijk beleid. Door het
doorbraakdenken werd de nadruk bij posters niet langer gelegd op socialistische programmapunten.
Opdracht 10
De Nederlandse samenleving veranderde snel tijdens de jaren zestig. De welvaart veroorzaakte ontkerkelijking en ontzuiling.
Een belangrijke factor was ook de komst van de televisie. Daardoor verminderde de greep van één zuil op al zijn leden. Dit
werkte door in de politiek: er kwamen steeds meer mensen die niet steeds op een en dezelfde partij stemden: de zwevende
kiezers.
Opdracht 11
Door de opkomst van de zwevende kiezer moesten de grote partijen zich bij elke verkiezingen opnieuw waarmaken. Dit schiep
bovendien ruimte voor nieuwe partijen en voor meer invloed van burgers op besluitvormingsprocessen: de
'participatiedemocratie'. Vooral in de links-radicale beweging ontstond een stroming die de burgers direct wilde laten
deelnemen aan de politieke besluitvormingsprocessen.. Door de toenemende welvaart kreeg men in de jaren zestig oog voor
de kwaliteit van het bestaan. Binnen het idee van de participatiedemocratie speelde fundamentele maatschappijkritiek vaak
een belangrijke rol.
Opdracht 12
1. Door de samenwerking tussen CDA en PvdA kwam er ruimte voor de Socialistische Partij.
2. Door de paarse coalitie was er ruimte voor de kritiek van Pim Fortuyn en zijn felle debatstijl.
3. Ook de oprichting van Groen Links past in het zoeken naar consensus. In de jaren zestig en zeventig lag de nadruk veel
meer op de ideologische verschillen tussen de verschillende radicaal-linkse stromingen.
Opdracht 13
a
'wij willen doorbreken': een hernieuwde poging tot doorbraak (van de tegenstelling progressief-conservatief)
'een nieuwe democratie': meer participatiedemocratie, rechtstreeks gekozen minister-president en burgemeester
'een nieuw kiesstelsel': zie bovenstaande en herinvoering van het districtenstelsel
'openheid': geen achterkamertjespolitiek
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
20
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
b
c
Antwoorden opdrachten
Door de burger veel meer inspraak te geven en bijvoorbeeld de burgemeester rechtstreeks te laten kiezen zou de burger
politiek veel meer gaan zien als iets dat bij hemzelf hoorde. Het idee was dat ieder deelnam in elke vorm van beleid dat zijn
dagelijks leven op de een of andere manier beïnvloedde.
Ter beoordeling van de docent.
Opdracht 14
Ontwikkelingen
de mislukking van de doorbraak
het einde van de rooms-rode coalitie
de invloed van de jaren zestig
de gevolgen van de polarisatie
Verkiezingsuitslagen + achtergronden
1946 + 1948: PvdA kleiner dan confessionele partijen;
verzuiling keerde terug door houding geestelijke leiders
1956: PvdA groter dan KVP; 1959: na 3 jaar verkiezingen en
KVP weer groter; tegenstellingen over economisch beleid
nemen toe
1967: Daling confessionele partijen: ontzuiling; stijging klein
links: radicalisering; opkomst D66
1972 en 1977: stijging PvdA en VVD; gevolg van de nacht
van Schmelzer, polariserende leiders Wiegel en Den Uyl
de reden voor de oprichting van het CDA
1971 en 1972: sterke daling KVP en CHU; reden:
ontkerkelijking
de reden voor de oprichting van Groen Links
de opkomst van de SP
1986: sterke daling aanhang kleine linkse partijen
2002 en 2006: explosieve groei; PvdA kiest voor
consensuspolitiek
2002: tweede partij; 2006: geen zetels
het kortstondige succes van de lijst Pim Fortuyn
Opdracht 15
a Hij vond dat zij te weinig kritisch waren geweest over het functioneren van de overheid, te weinig hadden gedaan in
verband met de islamisering van de samenleving en hij hekelde de achterkamertjespolitiek
b Hij was een krachtige persoonlijkheid, authentiek (openlijk homoseksueel), maar ook gevoelig. Hij was vlijmscherp in het
debat, met duidelijke uitspraken.
c Toen na de dood van Pim Fortuyn zijn aanhangers in de Tweede Kamer en zelfs in het kabinet kwamen, bleek hun grote
verdeeldheid. Ook ontbrak het bij veel leden van deze partij aan politieke ervaring.
Opdracht 16
Ter beoordeling van de docent.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
21
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Afsluiting
Samenvatten
Opdracht 1
Tijd van Steden en Staten
1000-1500
De opkomst van de
stedelijke burgerij en de
toenemende
zelfstandigheid van de
stedelijke burgerij.
Persoonlijke vrijheid ontstaat in de stad:
De landsheren gaven de steden en hun
inwoners stadsrecht. De persoonlijke
vrijheid had daarin kracht van wet.
Tijd van Ontdekkers en
Hervormers
1500-1600
Het conflict in de
Nederlanden dat
resulteerde in de stichting
van de Nederlandse staat.
Gewetensvrijheid als grondslag voor de
opstand: Om hun verzet te
rechtvaardigen beriepen de
opstandelingen zich op oude rechten en
privileges die in de loop der eeuwen door
adel, steden of gilden waren verworven.
Dit werd zichtbaar in de Unie van
Utrecht, de Apologie en de Acte van
Verlatinghe.
Tijd van Regenten en Vorsten
1600-1700
De bijzondere plaats in
staatkundig opzicht en de
bloei in economisch en
cultureel opzicht van de
Nederlandse republiek.
Tijd van Pruiken en Revoluties
1700-1800
Tijd van Burgers en
Stoommachines
1800-1900
De democratische
revoluties in de westerse
wereld, met als gevolg
discussies over
grondwetten, grondrechten
en staatsburgerschap.
De voortschrijdende
democratisering, met de
deelname van steeds meer
mannen en vrouwen aan
het politieke proces.
Gewetens- en persvrijheid in de
Republiek: Het klimaat van algemene
vrijheid in de Republiek was vooral
mogelijk doordat zowel een sterke
centrale burgerlijke overheid als een
machtige geestelijkheid ontbrak.
De Bataafse tijd en vrijheden: In deze
periode kwam de eerste grondwet tot
stand: de Staatsregeling.
De strijd voor politieke rechten:
Deze resulteerde in de grondwet van
1848, die de invloed van de bevolking op
het bestuur van het land vergrootte.
Opdracht 2
Machiavelli
Alleen een krachtige sluwe alleenheerser kan corruptie en strijd om de macht voorkomen.
Hobbes
Locke
Voorstander van sterk en effectief gezag (absolutisme).
Iedereen heeft grondrechten, de overheid moet verantwoording afleggen.
Montesquieu
Scheiding der machten.
Rousseau
Smith
Voorstander van een directe democratie en een bestuur van de besten.
Voorstander van economisch liberalisme.
Marx
De staat is in handen van de bezitters van productiemiddelen. Dit zorgt voor onderdrukking en leidt tot
een revolutie. Na een dictatoriale overgangsfase volgt een klassenloze maatschappij.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
22
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 3
Actor / factor
Tijd
Invloed van de actor / factor
Actor Calvijn
Actor Joan Derk van der
Capellen tot den Pol
1533
1580
Rechtvaardiging verzet tegen de overheid.
Verzet tegen machtsmisbruik door stadhouder en regenten.
Factor Staatsregeling
1598
Begin rechtsstaat: gelijkheid van alle burgers voor de wet, de scheiding van
de machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
De steden moesten hun stadsrechten inleveren en verloren daardoor ook hun
bevoegdheid tot rechtspreken. Op het platteland raakten de heren niet alleen
hun heerlijke rechten kwijt, maar ook de rechtsmacht in hun gebied.
Factor Code Civil
1804
Door de inlijving bij Frankrijk in 1810 werd de Code Civil in ons land ingevoerd
die in 1838 vervangen werd door het Burgerlijk Wetboek. De rechtsstaat
kreeg een juridische grondslag.
Factor Liberalisme
19e eeuw
Liberalen waren voorstander van de nachtwakersstaat: Zij vonden dat het
optreden van de overheid beperkt moest worden tot een aantal basistaken.
Factor Sociale kwestie
Vanaf eind
19e eeuw
Opbouw sociale rechtsstaat, verzorgingsstaat door sociale wetgeving en
opname sociale grondrechten.
Factor
Vrouwenemancipatie
Vanaf eind
19e eeuw
Strijd voor politieke, sociaaleconomische en juridische gelijkstelling van
vrouwen.
Opdracht 4
Titel
De Patriotse Revolutie 1785-1787
Monarchie en parlement
Socialisten en algemeen kiesrecht
Liberalen en het kiesstelsel
Internationale samenwerking en democratie
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
Wel/geen bijdrage aan uitbreiding democratie
Een tijdelijke bijdrage: voor het eerst kwam er onder
invloed van de bevolking democratische stadsbesturen.
Eerst niet, later wel.
De besluitenregering van koning Willem I was
ondemocratisch. Door de grondwet van 1848 werd de
koning onschendbaar en kreeg het parlement het laatste
woord. Koning Willem III accepteerde dit pas na een
aantal conflicten.
Wel.
Vooral de SDAP voerde een felle strijd voor algemeen
kiesrecht. Een initiatiefwet van de VDB zorgde voor
algemeen vrouwenkiesrecht.
Wel.
De liberalen waren voorstander van invoering van het
stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Hierdoor
kwam er een eerlijke afspiegeling van de
stemverhouding.
Wel.
In internationale verdragen werden democratische
grondrechten vastgelegd. De Europese integratie heeft
de democratie in Europa bevorderd. Echter: het
democratisch gat vormt een bedreiging voor de
democratie in de lidstaten.
23
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 5
Let op: het onderstaande is een beknopt voorbeeldschema uit 2007.
Partij
Opgericht
Reden oprichting
Verschil met nu
CDA
1977
fusie ARP, CHU, KVP
Brede christelijke
volkspartij
Geen
PVDA
1945
fusie SDAP, VDB, CDU
Doorbraak
Vooruitstrevende
volkspartij
SP
VVD
1971
1948
Maoïsme
Liberalisme, onvrede bij
vrijzinnig-democraten over
de
PvdA
Is nu voor socialisme
Geen
PVV
2006
Onvrede over beleid VVD
Groen Links
1988
fusie PSP, PPR, CPN
Terugloop aanhang van
kleine linkse partijen;
accent op milieu
Steeds meer nadruk op
islamisering
Geen
CU
2000
fusie GPV, RPF
Overeenkomsten tussen
kleine reformatorische
partijen
Wordt gematigder als lid
van de coalitie
D66
1966
Een nieuwe doorbraak in
de jaren zestig
Meer nadruk op
vooruitstrevend liberalisme
SGP
1918
Geen; iets meer
mogelijkheden voor
vrouwen die lid zijn
PvdD
2006
Bijbelvast; kritiek op
samenwerking tussen
protestanten en
katholieken;
Onvrede over bestaande
dierenwelzijn
Verdonk
2007
Conflict binnen VVD over
leiderschap
Beweging: Trots op
Nederland
Geen
Opdracht 6
Ter beoordeling van de docent.
Toepassen in tijdvak
Opdracht 7
a Ter beoordeling van de docent.
b Vastgelegd werd dat de gewesten hun eigen privileges behielden. In Holland en Zeeland werd de vrijheid van godsdienst
ingesteld. De overige steden en gewesten kregen de vrijheid om een eigen beleid op het gebied van godsdienst te voeren.
Nadrukkelijk werd gesteld dat goedwillende steden en gewesten die katholiek wilden blijven, niet van deelname aan de
Unie werden uitgesloten.
c De strijd in tegen Spanje was gericht tegen de centralisatiepolitiek van Filips II. In de Unie van Utrecht werd gewestelijke
vrijheid vastgelegd op het gebied van de godsdienst.
d Willem van Oranje was voorstander van verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid.
e Ja, de Republiek was een economische supermacht in opkomst. Daar paste een tolerante houding ten aanzien van
andersdenkenden bij.
f Voor de moeilijke strijd tegen Spanje moest er worden samengewerkt. Daarvoor was godsdienstvrijheid en een eigen
gewestelijke godsdienstpolitiek noodzakelijk.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
24
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 8
a Onvrede over de economische terugval van de Republiek en het wanbestuur van de stadhouder en de regenten.
b Officieel waren de Oranjes geen vorsten. Maar na het Tweede Stadhouderloze Tijdperk had de uit Friesland afkomstige
stadhouder Willem IV in alle gewesten bijna een monarchale macht gekregen.
c De Franse koning Lodewijk XVI en de Engelse koning George III.
d Nee, de Republiek bestond uit zelfstandige gewesten.
e Aan de Amerikanen die zich tijdens de vrijheidsoorlog hadden bewapend.
f Locke (grondrechten), Rousseau (volkssoevereiniteit) en Montesquieu (scheiding der machten).
Opdracht 9
a Een eenheidsstaat zou kunnen uitgroeien tot een veel krachtiger staat met een sterker leger. De oude tegenstellingen
tussen de zee- en landgewesten tijdens de Republiek zouden niet terugkeren. De ontwikkelingen in de richting van een
eenheidsstaat die ingezet waren tijdens Bataafse Republiek en de Franse tijd waren onomkeerbaar.
b Tijdens het Wener Congres streefde men naar restauratie van de oude vorstenhuizen en een nieuw Europees
machtsevenwicht. In dit kader wilde men juist een krachtige staat ten noorden van Frankrijk.
c Bij een vorstelijke positie past een eenheidsstaat. Herstel van de oude statenbond zou zijn positie verzwakken en
internationaal minder aanzien geven. Zijn vaders positie was tijdens de Patriotse Revolutie ernstig in gevaar geweest.
Opdracht 10
a Het liberalisme vormde een ernstige bedreiging voor de machtspositie van de vorsten.
Liberalen eisten volkssoevereiniteit en meer rechten voor het parlement.
b
Frankrijk
Liberalisme en socialisme
Italië
Nationalisme en liberalisme
Oostenrijk-Hongarije
Liberalisme en nationalisme
Duitse staten
Nationalisme en liberalisme
Nederland
Liberalisme
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
De koning trad af. Frankrijk werd een republiek. De
socialist Louis Blanc kreeg tijdelijk veel invloed.
Lodewijk Napoleon Bonaparte werd president en in
1852 keizer.
Opstand van Lombardije en Venetië, werd
neergeslagen. In het koninkrijk der Beide Siciliën werd
een liberale grondwet ingevoerd.
Keizer Ferdinand I moest aftreden..
In Hongarije kwam men in opstand tegen de
overheersing door Oostenrijk.
Tijdelijke invloed van het parlement van Frankfurt.
Een nieuwe grondwet met ministeriële
verantwoordelijkheid en meer rechten voor het
parlement.
25
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
Opdracht 11
Tijdvak
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
Land
Invloed
Zwitserland
Calvinisme: recht op verzet tegen
vorst
Spanje
Tijd van Regenten en Vorsten
Engeland
Politiek van Filips II leidt tot een
opstand
Glorious Revolution
Tijd van Pruiken en Revoluties
Engeland
Denkbeelden van Locke
Zwitserland
Frankrijk
Denkbeelden van Rousseau
en Montesquieu
Franse Revolutie (vrijheid,gelijkheid)
Verenigde Staten
Amerikaanse vrijheidsoorlog en
grondwet
Frankrijk
Code Civil
Diverse landen (Frankrijk, Duitsland,
Oostenrijk, Italië)
Revolutiejaar 1848
Engeland
Suffragettes (vrouwenkiesrecht)
Eerste Wereldoorlog (diverse landen)
Diverse landen die samenwerken in
de VN en de Europese instellingen
Grondwetswijziging 1917
Internationale verdragen
Tijd van Burgers en Stoommachines
Tijd van de Wereldoorlogen
Tijd van de Televisie en de Computer
Opdracht 12
a 'De mens opvoeden tot het ware geloof en tot het onderhouden van Gods geboden.' Dit is niet gerealiseerd. Doordat tijdens
de oorlog tegen Spanje de Republiek ontstond, koos men voor een verdraagzame houding ten opzichte van het
katholicisme en andere godsdiensten. Dit was ook het streven van Willem van Oranje. Dit paste bovendien bij het
handelskarakter van Holland en Zeeland. De gewetensvrijheid bleef bestaan tijdens de Republiek.
b Vaak wordt beweerd dat het calvinisme een onderdeel is geworden van wat sommigen de Nederlandse identiteit noemen.
Veel politici hebben een protestantse achtergrond. In hoeverre deze wordt vertaald in politiek handelen, verschilt van
persoon tot persoon. In het CDA werken protestanten en katholieken goed samen. Deze partij wil bovendien open staan
voor niet-christenen. De invloed van de kleine protestantse partijen is wisselend. De ChristenUnie maakt deel uit van het
kabinet-Balkenende IV.
Opdracht 13
a In dit couplet staat de kern van het verzetsrecht van Calvijn. Op grond van het geloof dient men zich te verzetten tegen
tirannie.
b Men verkoos het in plaats van het bestaande 'Wien Neêrlands bloed' in 1932. In de praktijk werd het Wilhelmus veel vaker
gebruikt als volkslied. Bovendien had koningin Wilhelmina een duidelijke voorkeur voor dit volkslied.
c Dit komt door het 'van Duitsen bloed' en 'den koning van Hispanje heb ik altijd geëerd'. Deze zinnen passen volgens
sommigen niet zo bij een Nederlands volkslied.
d 'Van vreemde smetten vrij' past niet in een multiculturele samenleving.
Opdracht 14
a
1795-1806: Bataafse Republiek:
1806-1810: Koninkrijk Holland: geen persvrijheid door afhankelijkheid van Frankrijk
1810-1813: Inlijving bij Frankrijk: geen persvrijheid door regime Napoleon
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
26
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Antwoorden opdrachten
1814-1848: Nieuwe grondwet: persvrijheid werd niet opgenomen
1848: Vrijheid van drukpers opgenomen in grondwet
1940-1945: Tijdens Duitse bezetting: geen vrijheid van drukpers
b Cuba, Noord-Korea, China, Rusland, Iran, Birma.
De regering van deze landen is autoritair en vreest de gevolgen van openlijke kritiek.
Opdracht 15
Door de bezetting kwam in feite onmiddellijk een einde aan de parlementaire democratie. Seyss-Inquart werd rijkscommissaris.
Er kwam geen nieuwe ministerraad. Onder Seyss-Inquart stonden vier commissarissen-generaal, die weer boven de
secretarissen-generaal van de departementen stonden. Tijdens het eerste oorlogsjaar begon de nazificatie. De StatenGeneraal, de Provinciale Staten en de gemeenteraden werden ontbonden. Nederland was geen zelfstandige natie meer. In de
praktijk was er geen onafhankelijke rechterlijke macht meer. Naast de bestaande Nederlandse rechterlijke macht kwamen er
namelijk Duitse rechtbanken: militaire, SS- en civiele rechtbanken. Het ontbreken van een onafhankelijke rechterlijke macht
bleek het meest uit het feit dat Nederlandse rechters zich in de Tweede Wereldoorlog nauwelijks verzet hebben tegen de
invoering van Duitse verordeningen zoals de maatregelen tegen de Joden. De Duitsers maakten zich onmiddellijk meester van
het ANP. De dagbladen kregen duidelijke instructies die kritiek onmogelijk maakten. Na verloop van tijd kwam er censuur op de
pers: veel boeken, kranten en tijdschriften werden verboden. De vakverenigingen en andere sociale organisaties kwamen
onder Duits toezicht. De omroeporganisaties (AVRO, VARA,KRO, NCRV en VPRO) werden vervangen door de Nederlandse
omroep onder leiding van de NSB-propagandist Max Blokzijl. Er kwam een verplichte vakbond: voor arbeiders het pro-Duitse
Arbeidsfront, voor boeren en vissers de Landstand en voor journalisten het Persgilde; voor kunstenaars de Kunstenaarskamer.
Alle ambtenaren moesten een ariërverklaring ondertekenen.
Vooral in de Jodenvervolging zie je hoe een rechtsstaat was verdwenen: Nederlandse burgers waren volstrekt rechteloos
geworden.
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, vwo
27
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2008
Download