Hoofdstuk 6: Daar heb ik recht op! Waar heb je eigenlijk recht op? 6.1: Leve de democratie. Waarom is Nederland een constitutionele parlementaire democratie? • Nederland is een monarchie = koninkrijk. • Koning Willem I, 1772-1843, 1815-1840. • Koning Willem II, 1792- 1849, 1840-1849. • Koning Willem III, 1817-1890, 1849-1890 • Koningin-Landregentes Emma: 1858-1934, 1890-1898 • Neemt waar voor haar minderjarige dochter. • Koningin Wilhelmina 1880-1962, 1898-1948 • Koningin Juliana: 1909-2004 1948-1980 • Koningin Beatrix: 1938-…., 1980-…. • Prins Willem-Alexander en Prinses Maxima • Prinses Amalia • Koning heeft erfrecht. • Grondwet is het belangrijkste staatsdocument, alle andere wetten moeten kloppen met de grondwet. • Constitutionele monarchie. • Willem I had zelf om een constitutie gevraagd maar was teleurgesteld over de hoeveelheid macht die hij kreeg, koninklijk besluit • In de grondwet van 1848 blijft er weinig macht voor de koning over. • Parlement krijgt meer macht maar vertegenwoordigd alleen de rijke bevolking • 1919 constitutionele parlementaire democratie, het hele volk is vertegenwoordigd in het parlement. • De koning is onschendbaar. • Ministeriele verantwoordelijkheid, naar andere ministers en naar het volk. • Motie van wantrouwen • Minister verklaard minister te willen zijn zonder bemoeienis van de Koning. • Kiesrecht is het belangrijkste recht in een democratie. 6.2: rondrechten Wat garanderen grondrechten? • In de grondwet staan regels en rechten • Grondrechten garanderen je vrijheid en recht op zorg door de overheid. • Jouw rechten kunnen die van een ander nooit beperken. • Klassieke grondrechten: vrijheidsrechten – Wordt mee gestart in de franse revolutie: verklaring van de rechten van de mensen. • Sociale grondrechten: zorgrechten • Industrialisatie had grote gevolgen voor de arbeiders. Na 1945 kwamen er steeds meer sociale wetten • In 1983 worden de zorgrechten in de grondwet opgenomen.