Het pensioen, een grijs gebied? De tijd dat voor iedereen op 65-jarige leeftijd met pensioen ging, ligt ver achter ons. FPU en Keuzepensioen maken het mogelijk om eerder te stoppen met werken. Maar tegelijkertijd wordt de AOW-leeftijd wellicht verhoogd naar 66 of zelf 67 jaar. Het valt niet mee om een goed overzicht te krijgen van de mogelijkheden en de daarbij behorende financiële gevolgen van stoppen met werken. In dit artikel wordt op hoofdlijnen beschreven welke mogelijkheden er zijn en wie daarvan nog gebruik kan maken. De FPU Een beperkte groep werknemers kan nog gebruik maken van de FPU. Het gaat dan om mensen die voor 1950 geboren zijn. Voorts moeten zij voldoen aan de volgende voorwaarden: • op 1 april 1997 in dienst van een overheids- of onderwijswerkgever; • tenminste 10 jaar gewerkt hebben in overheids- of onderwijsdienst direct voorafgaande aan de FPU; De hoogte van de FPU hangt af van de leeftijd waarop de FPU ingaat en van de gemiddelde werktijdfactor in de 10 jaren voorafgaande aan de FPU. De regeling kent een zogenaamde spilleeftijd waarop de werknemer met ongeveer 70 % van het salaris kan uittreden. Voor wie geboren is voor 1 april 1947 is dat 61 jaar en 3 maanden en voor de overige FPU gerechtigden is dat 62 jaar en 3 maanden. Voor iedere maand dat iemand later met FPU gaat, wordt de uitkering hoger tot maximaal 100 % van het salaris. Wie geen gebruik maakt van de FPU spaart een deel van de FPU rechten op. De FPU bestaat enerzijds uit een zelf opgebouwd deel en anderzijds uit een basis- en garantiedeel waarvoor de werkgever niet zelf heeft hoeven opbouwen. Als iemand doorwerkt tot 65 jaar, gaat alleen het zelf opgebouwde deel naar het ouderdomspensioen. Daarnaast krijgt deze werknemer een bonus van het ABP van ongeveer € 5.900 bij een volledige baan. Wanneer dezelfde werknemer een maand voor zijn 65e jaar gebruik maakt van de FPU, gaat vrijwel zijn volledige FPU-recht (dus inclusief het basis- en garantiedeel) naar het ouderdomspensioen. Dat zijn bijna twee jaarsalarissen. Dat is financieel dus veel aantrekkelijker dan doorwerken tot 65 jaar. Er is dan geen recht op de eenmalige doorwerkbonus. De werknemer die met FPU gaat, mag in beperkte mate bijverdienen zonder dat dit gevolgen heeft. De FPU mag aangevuld worden tot 90 % van het inkomen voorafgaande aan de FPU. Al het meerdere wordt gekort op de FPU-uitkering. Tot 1 januari 2011 werd 2/3 deel van zo’n korting toegevoegd aan het ouderdomspensioen. Dat geldt nu niet meer. Voor FPU’ers die in 2010 al gebruik maakten van deze toevoeging is er een overgangsregeling. CNV Onderwijs biedt belangstellenden middels beleidsdocumenten inhoudelijke informatie aan, maar behoudt zelf het copyright op alle tekst, afbeeldingen en andere onderdelen. Het beleidsdocument betreft een groeidocument. Zij is gedocumenteerd op datum van verschijning en is samengesteld uit informatie die tot genoemde datum voorhanden was. Aan de verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De afnemer is zelf verantwoordelijk voor de keuze en het gebruik van de informatie. CNV Onderwijs aanvaardt geen aansprakelijkheid voortvloeiende uit gebruik, onnauwkeurigheid of onvolledigheid van deze inhoudelijke informatie, en behoudt zelf het recht om wijzigingen aan te brengen op genoemde informatie. Het ABP Keuzepensioen Wie onder de FPU regeling valt, gaat automatisch op de leeftijd van 65 jaar met ouderdomspensioen. Daarbij maakt het niet uit of de betrokken werknemer gebruik heeft gemaakt van de FPU. Voor alle andere werknemers geldt het Keuzepensioen. Deze regeling houdt in dat de werknemer zelf kan bepalen op welk moment het ouderdomspensioen ingaat. Daarbij is wel vastgelegd dat die ingangsdatum tussen 60 en 70-jarige leeftijd moet liggen. Ook is het niet noodzakelijk om in actieve dienst te zijn. Ook iemand die een werkloosheidsuitkering heeft kan dus met Keuzepensioen. Meestal is dat financieel niet aantrekkelijk. De uitkering stopt dan en er vindt uiteraard ook geen pensioenopbouw meer plaats. Het zal duidelijk zijn dat de leeftijd waarop het ouderdomspensioen ingaat invloed heeft op de hoogte van het pensioen. Hoe eerder je met pensioen gaat, hoe lager de uitkering zal zijn. De AOW-leeftijd is, afhankelijk van de geboortedatum, 65 jaar of ouder. Als een werknemer het keuzepensioen bijvoorbeeld laat ingaan op 62 jaar, danzal op dat moment alleen het ABP-Keuzepensioen uitbetaald worden Het ABP biedt de mogelijkheid om dat pensioen gedurende de jaren voorafgaande aan de AOW tijdelijk te verhogen (het hoog-laag pensioen). Ten opzichte van het ABP-pensioen dat een werknemer krijgt bij uittreden op 65-jarige leeftijd wordt het pensioen voor ieder jaar dat hij eerder uitreedt ongeveer 8 % lager. Om te zorgen dat het ouderdomspensioen bij ingang voor de leeftijd van 65 jaar toch op een acceptabel bedrag uitkomt, bouwen de werknemers die onder dit systeem vallen per jaar meer pensioen op. Ze betalen daarvoor 2,05 % pensioenpremie. Daarnaast is de zogenaamde “franchise” (het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd omdat daarvoor de AOW vanaf 65 jaar (of later) wordt uitgekeerd) verlaagd. Een werknemer die onder het Keuzepensioen valt bouwt dus een hoger pensioen op over een groter deel van het salaris dan iemand die nog onder het overgangsrecht FPU valt. Daarnaast hebben deze werknemers recht op voorwaardelijk pensioen als ze zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 als werknemer in dienst waren van een werkgever die aangesloten was bij het ABP. Dit pensioen komt tot uitbetaling als de werknemer onafgebroken ABP-deelnemer blijft tot zijn pensionering of tot 1 januari 2023. Een onderbreking voor werkloosheid (maximaal 18 maanden), of arbeidsongeschiktheid (maximaal 5 jaar), of in andere gevallen van 2 maanden is toegestaan. De hoogte is afhankelijk van betrekkingsomvang, inkomen en aantal pensioenjaren en kan oplopen tot zo’n € 3.000 per jaar. Wie voor de leeftijd van 65 jaar gebruik maakt van het Keuzepensioen mag niet bijverdienen. Het ABP zal aan deze deelnemer een verklaring vragen waarin deze aangeeft naast de pensioenuitkering niet bij te verdienen. Als een gepensioneerde dit toch doet, bestaat de kans op een fiscale heffing over het totale pensioentegoed. Vanaf 65 jaar mag wel ongestraft worden bijverdiend. Wanneer een werknemer voor 65 jaar gedeeltelijk met pensioen gaat, blijven de inkomsten uit het resterende deel uiteraard buiten beschouwing. Doorwerken na AOW-leeftijd Niet iedereen maakt gebruik van de mogelijkheid om eerder te stoppen dan de datum waarop de AOW ingaat. Om allerlei redenen kunnen werknemers er ook voor kiezen langer door te werken. Op grond van artikel 3.7 lid 5 van de CAO Primair Onderwijs (of 9.1.1 lid 3 CAO Voortgezet Onderwijs) eindigt de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de AOWgerechtigde leeftijd, tenzij de werknemer en de werkgever zijn overeengekomen de arbeidsovereenkomst in stand te houden. De werknemer die van plan is door te werken, zal dat dus tijdig kenbaar moeten maken aan zijn werkgever. Daarbij kunnen werkgever en werknemer op twee manieren regelen dat de werknemer doorwerkt: • uitstel van het ontslag met 12 maanden • ontslag en aansluitend herbenoeming in tijdelijke dienst voor maximaal 12 maanden. In beide situaties geldt dat dit van jaar tot jaar opnieuw kan plaatsvinden. Bij een benoeming in tijdelijke dienst zal daarbij gelden dat er formatieruimte moet zijn. Voor opbouw en uitbetaling van het pensioen is het belangrijk welke keuze de werknemer maakt. Bij keuze voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst is er geen sprake van ontslag en gaat de pensioenopbouw gewoon door. Uiteraard moet daarvoor premie betaald worden. De werknemer ontvangt wel AOW. Voor de werkgever is hierbij van belang dat hij het werkgeversdeel van de ABP pensioenpremie moet afdragen. Het salaris in de voortgezette baan heeft geen gevolgen voor de AOW uitkering. Bij keuze voor beëindigen van het dienstverband en vervolgens aangaan van een nieuw dienstverband wordt in dat nieuwe dienstverband geen pensioen opgebouwd. De werknemer krijgt AOW en, als hij geboren is voor 1950, ook ABP ouderdomspensioen. Is hij geboren na 1949 dan kan hij uiteraard zelf bepalen of hij het Keuzepensioen laat ingaan. De inkomsten uit het werk hebben geen invloed op de AOW of het ABPpensioen. In deze situatie kan de werknemer er overigens wel voor kiezen zelf vrijwillig pensioen op te bouwen, maar daarvoor moet hij dan zelf de volledige pensioenpremie betalen. Dat is 22,10 % van het salaris minus de franchise voor werknemers tot 62. Voor werknemers van 62 jaar of ouder is dat 31,45 %. Meer informatie Wilt u meer weten over pensioenen en ook uw persoonlijke situatie bekijken, ga dan via www.abp.nl naar “mijn abp”. Daar staan de gegevens over uw opgebouwde pensioen en kunt u zien wat uw inkomen zal zijn als u op een door u ingevulde leeftijd met pensioen wil gaan. Informatie over de AOW vindt op www.SVB.nl