Deel 2 - RIBW Alliantie

advertisement
ANDERS
PROFESSIONEEL
INGREDIËNTEN VOOR
PARTICIPATIE IN DE WMO
DEEL 2
DEEL 1
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 2
DEEL 2.
ALGEMENE TEKSTEN TEN BEHOEVE
VAN HET CONTACT MET
GEMEENTEN
Toelichting
Dit deel bestaat uit twee hoofdstukken:
A
Een algemene inleiding op de doelgroepen van de RIBW, hun kenmerken en
ondersteuningsbehoeften, met steeds een casus ter illustratie.
Het gaat hier om een beschrijving waarin we een balans hebben gezocht tussen het duidelijk
maken van de langdurigheid van de aandoening en het grillige verloop en het toelichten van
de herstelmogelijkheden en participatiebehoeften. Er is sprake van enig jargon: de
aanduidingen van ziektebeelden en methoden met hun officiële benamingen. We zijn niet
verder ingegaan op specifieke ziektebeelden omdat dat voor een gemeente niet echt
interessant is. We hebben er nadrukkelijk voor gekozen zeker bij de casussen geen relatie te
leggen met het RIBW-aanbod. Mocht u dat in uw communicatie wel willen doen, dan kunt u
dat zelf toevoegen.
B
Een algemene bespreking van het RIBW-aanbod op het gebied van individuele
begeleiding, dagactivering en werk.
Deze beschrijving is gebaseerd op de al gangbare werkwijze in de herstelgerichte
benadering die de leden van de RIBW Alliantie als leidraad gebruiken. Deze aanpak en wat
medewerkers doen, met wie en hoe samenwerking plaatsvindt, is vervolgens beschreven in
“Wmo-taal” en geordend op manieren die aansluiten op de informatiebehoefte van de
doelgroepen gemeenten en ketenpartners uit het gemeentelijk domein.
De tekst van deze hoofdstukken zijn in principe rechtstreeks te gebruiken als
voorlichtingstekst in de contacten met gemeenten en samenwerkingspartners. Meestal zult
u ze willen individualiseren voor uw eigen RIBW en voor de partner waarmee u contact
heeft.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 3
A.
DE DOELGROEPEN VAN DE RIBW NADER
TOEGELICHT
Janny
Ik ben 47 jaar. Ik heb jarenlang geworsteld in problematische relaties met veel huiselijk
geweld, gewelddadige scheidingen, stalking enzovoorts. Mede daardoor ben ik de laatste 5
jaar opgenomen geweest voor een psychiatrische behandeling vanwege angsten en
depressies. Het gaat nu een stuk beter met me. Ik heb zin om een nieuwe start te maken.
Binnenkort word ik ontslagen en heb ik woonruimte nodig. Mijn wens is om in een eigen huis
te wonen in een nieuwe gemeente, maar wel met voldoende begeleiding. Ik heb al in geen
jaren meer voor mezelf gezorgd en weet niet zeker of ik dat alweer aankan. Ik ben bang om
weer terug te vallen en wil per se afstand houden van mijn familie en vrienden van vroeger.
Ik wil graag een opleiding volgen voor kapster en mensen ontmoeten. Als het kan, zou ik ook
zangles willen volgen en in een koor willen zingen.
1. Omvang
De precieze omvang van de groep mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen en
ernstige psychosociale problemen is niet bekend. Epidemiologisch onderzoek geeft aan dat
1 à 2% van de bevolking op enig moment langdurige psychiatrische aandoeningen heeft
(afgeleid uit factsheets Trimbos-instituut). Het overgrote deel daarvan is thuiswonend.
Medio 2011 hebben 67.500 volwassenen en circa 12.000 kinderen een CIZ-indicatie voor
begeleiding met de grondslag psychiatrie, dit is ongeveer 0,5 % van de bevolking. Velen
daarvan krijgen begeleiding en/of dagbesteding vanuit een Regionale Instelling voor
Beschermd Wonen (RIBW) of van een divisie beschermd wonen en/of dagbesteding van een
grote GGZ-instelling.
2. Ernstige psychiatrische aandoening of psychosociaal probleem
De doelgroep van de RIBW’s bestaat uit mensen met een (gediagnosticeerde) chronische
psychiatrische aandoening• die hen belemmeren op enkele of vele levensgebieden en uit
mensen met een ernstig psychosociaal probleem, waarbij geen diagnose beschikbaar is over
een onderliggende psychiatrische aandoening. Dat laatste wil niet zeggen dat geen sprake
kan zijn van een dergelijke aandoening, maar er kunnen allerlei redenen zijn waarom
mensen (nog) niet gediagnosticeerd zijn. Denk bijvoorbeeld aan daklozen en zorgmijders.
De meest voorkomende psychiatrische aandoeningen met blijvende beperkingen zijn1 :
1
Onder andere gebaseerd op factsheet De GGZ: De belangrijkste ziektebeelden oktober 2010
(http://www.ggznederland.nl/de-ggz-sector/factsheet-ziektbeelden-oktober-2010.pdf) en informatie op www.trimbos.nl.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 4






Stemmingsstoornissen: langdurige intense somberheid, negatief zelfbeeld en apathie of
extreme stemmingswisselingen. Dit kan leiden tot isolement, zelfverwaarlozing en
suïcidaliteit. Benamingen zijn bijvoorbeeld depressieve stoornis, dysthymie en bipolaire
stoornis.
Angststoornissen: extreme angstgevoelens of paniekaanvallen, die het hele leven
beheersen en de handelingsmogelijkheden ernstig beperken. Benamingen zijn
bijvoorbeeld paniekstoornis, agorafobie, sociale fobie, specifieke fobie en
gegeneraliseerde angststoornis.
Middelenstoornissen: verslaving of excessief gebruik met risico op gezondheidsschade
en sociaal-maatschappelijke uitval. Bijvoorbeeld alcohol- of drugsmisbruik en alcohol- of
drugsafhankelijkheid.
Aandachtstekort- of gedragsstoornissen: onaangepast gedrag, dat zich zeer moeilijk laat
corrigeren en dat kan leiden tot ernstig sociaal ongemak en isolement, overlast, agressie
of zelfbeschadiging. Benamingen zijn bijvoorbeeld ADHD, gedragsstoornis, oppositioneel
opstandige gedragsstoornis, persoonlijkheidsstoornis.
Psychotische stoornissen: een psychose is een psychiatrisch toestandsbeeld, waarbij de
cliënt het normale contact met de - door zijn omgeving ervaren - werkelijkheid geheel of
gedeeltelijk kwijt is, bijvoorbeeld schizofrenie. Dit kan leiden tot bizar gedrag, vermijden
van zorg en contact, zelfverwaarlozing, suïcidaliteit en het ontstaan van multiproblemen.
Combinaties van stoornissen.
3. Combinaties van stoornissen
Vaak komen combinaties van stoornissen voor, zowel van verschillende psychiatrische
aandoeningen als een combinatie van een psychiatrische aandoening met bijvoorbeeld een
licht verstandelijke beperking, met autisme of met een niet aangeboren hersenletsel. Ook
verslavingsproblematiek behoort tot de psychiatrische aandoeningen. De combinatie van
een andere psychiatrische aandoening en/of ernstig psychosociaal probleem met een
verslaving of excessief middelengebruik komt veel voor.
Bij ouder wordende mensen met een langdurige psychiatrische aandoening kunnen net als
bij andere ouderen cognitieve problemen en/of lichamelijke beperkingen en chronische
ziektes ontstaan. Dit is bij hen eerder regel dan uitzondering omdat zij door medicijngebruik
en een vaak ongezonde leefstijl (roken, zelfverwaarlozing, middelengebruik) een verhoogde
kans hierop hebben.
Combinaties van problemen kunnen een gerichte behandeling moeilijk maken. Dit leidt dan
vaak tot multiproblemen: naast en in aanvulling op de oorspronkelijke aandoening krijgt
iemand ook problemen op andere levensgebieden, zoals werken, wonen, gezondheid,
relaties en financiën. De problemen hangen onderling samen en beïnvloeden elkaar. Vaak is
na verloop van tijd niet meer met zekerheid te zeggen wat als eerste speelde.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 5
Mark
Mark is 34 jaar en is verslaafd aan heroïne. Hij woont antikraak in een oud flatgebouw. Mark
verwaarloost zichzelf en zijn gezondheid is slecht. Hij werkt op een veegproject in de stad om
aan geld te komen, hoewel hij soms ook moet stelen om genoeg te kunnen gebruiken. Hij is
al een paar keer opgepakt. Zijn ouders hebben er in overleg met de sociale dienst voor
gezorgd dat al zijn vaste lasten automatisch betaald worden en dat hij iedere week een vast
bedrag krijgt voor boodschappen. Mark heeft buiten het project weinig contacten, het
interesseert hem ook niet, als hij maar dagelijks kan gebruiken. Zijn moeder maakt zich
zorgen over hem maar Mark vindt dat overdreven. “Ik kan altijd nog stoppen als ik dat echt
zou willen, laat iedereen me maar met rust laten. Ik regel het zelf wel.”
4. Beperkingen als gevolg van de aandoeningen
Mensen die begeleiding vragen van een RIBW hebben niet alleen last van hun aandoening
(of vaak: van een combinatie van aandoeningen), maar ook en soms vooral van de
beperkingen als gevolg ervan. De volgende beperkingen in het dagelijks functioneren zijn
vrijwel altijd aan de orde als mensen begeleiding vragen bij een RIBW.
 Sociale redzaamheid: matig tot ernstig beperkt, vooral wat betreft het regelen van
dagelijkse routine; zelf geld beheren, het initiëren en uitvoeren van complexe taken en
het bijhouden van administratieve zaken. Het gaat hier zowel om regieverlies als om
vaardigheden. Als er niemand beschikbaar is om iemand daarbij te helpen, is de kans
groot dat een aantal administratieve en regelzaken in het slop raken en dat gewone
dagelijkse verplichtingen niet worden nagekomen, met het risico op bijvoorbeeld
schulden of een verwaarloosd huishouden.
 Sociaal functioneren: moeite met contacten leggen en onderhouden, intieme relaties
aangaan en behouden; angstig bij formele contacten en contacten met instanties:
vermijdend gedrag, hierdoor vaker in isolement. Contact met familie en oude vrienden is
vaak verwaterd of er zijn zo veel nare dingen gebeurd dat familie en vrienden afstand
bewaren. Of iemand heeft zelf het contact verbroken en wil of kan het niet zelf
herstellen. Veel mensen hebben moeite om zelf contact te leggen met een vreemde.
 Probleemgedrag: licht tot ernstig, varieert van passief gedrag, angstig en verward
gedrag, initiatiefloos en destructief gedrag, dwangmatig gedrag en
verslavingsproblematiek. Soms is probleemgedrag een direct gevolg van de stoornis,
maar het kan ook een reactie zijn uit onmacht en spanning. Als iemand in een
vertrouwde omgeving is, met personen die hij kent of bezig is met een vertrouwde
bezigheid, zal hij veel minder probleemgedrag vertonen dan in een onbekende
omgeving met nieuwe mensen of activiteiten. Overigens zie je ook het omgekeerde: dat
iemand in een onbekende sociale omgeving heel adequaat reageert en daarbij sociaal
op zijn tenen loopt, maar dit niet kan volhouden als hij ergens langer of vaker is.
 Psychisch functioneren: matig tot zwaar beperkt, varieert van emotionele, sombere of
ongeremde stemming en chaotische gedachten (zoals veel mensen wel eens hebben,
wel heftig maar nog invoelbaar en herkenbaar) tot aan wanen, depressiviteit, manie en
psychose (de extreme versies, veel heftiger dan wat iemand die hier niet aan lijdt zelf
meemaakt; de relatie tot de werkelijkheid van anderen is op een dergelijk moment zoek
voor de betreffende persoon).
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 6

Concentratieproblemen: matig tot zwaar beperkt. Heel veel mensen met psychiatrische
aandoeningen of ernstige psychosociale problemen geven aan dat het hun veel moeite
kost om zich goed te concentreren. Daar hebben ze zowel last van bij regietaken
(denken, plannen, kiezen) als bij hun geheugen (zich iets herinneren, leren) en bij
oriëntatie (in tijd, plaats en persoon).
5. Gevolgen van beperkingen voor zelfredzaamheid en participatie
Door deze beperkingen zijn mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen vaak
blijvend beperkt in hun zelfredzaamheid en hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.
Het is voor hen moeilijk om een eigen plan te trekken en zelf de richting van hun leven te
bepalen (zelfregie). Ze hebben bijvoorbeeld moeite met het vinden of behouden van werk,
met sociale contacten en relaties of met (zelfstandig) wonen. Ze hebben vaak hun leven lang
ondersteuning nodig om met voldoende kwaliteit van leven zelfstandig te kunnen wonen en
naar vermogen mee te doen in de samenleving.
Die steun komt juist bij mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen niet
automatisch uit de eigen sociale omgeving. Het persoonlijk netwerk is vaak heel klein
geworden. Familie, vrienden, collega’s en bekenden uit vrije tijd zijn uit beeld geraakt of
hebben zich vanwege conflicten, onmacht en onbegrip teruggetrokken. Soms heeft iemand
zelf het contact verbroken. Het netwerk beperkt zich dan tot professionals en medecliënten.
Het valt iemand in de herstelperiode vaak moeilijk om zelfstandig oude contacten te
vernieuwen of nieuwe contacten te leggen.
Jan (36 jaar)
Ik ben vroeger horecakok geweest. Ik heb een jaar of tien gesukkeld met steeds
terugkerende psychoses. De laatste jaren gaat het beter. Sinds kort woon ik zelfstandig na
een jaar of drie in een RIBW. In het begin vond ik het heerlijk weer helemaal eigen baas te
zijn, maar nu begint het tegen te vallen. Ik zit hele dagen te gamen op internet. Eigenlijk
verveel ik me, ik voel me nogal eenzaam, maar het lukt me niet om iets op te pakken. Ik blow
ook veel. Ik voel zelf dat dit me geen goed doet. Ik zou graag onderzoeken wat er nog
mogelijk is met mijn horeca-ervaring, liefst betaald, en ik zou graag een meisje leren kennen,
maar dan wil ik ook iets te bieden hebben.
6. Stigmatisering en zelfstigmatisering leiden tot maatschappelijke uitsluiting
De beperkingen worden versterkt door de reacties van de buitenwereld. Er is sprake van
stigmatisering en negatieve beeldvorming. Veel mensen trekken zich terug zo gauw ze
horen dat iemand een psychiatrische aandoening heeft of bij de ggz behandeld is. Ze gaan er
zonder meer van uit dat zo iemand afwijkend gedrag zal vertonen en minder competent is.
Mensen die ervoor uitkomen dat ze een psychiatrische aandoening hebben, worden
bijvoorbeeld vaak niet (meer) uitgenodigd voor sociale bijeenkomsten en verjaardagen bij
familie en bekenden en ze worden om onduidelijke redenen afgewezen bij sollicitaties.
In reactie daarop speelt ook “zelfstigmatisering” een rol: mensen met langdurige
psychiatrische aandoeningen hebben het beeld van de buitenwereld in hun eigen zelfbeeld
opgenomen en voelen zichzelf al bij voorbaat minder competent en minder geaccepteerd.
Ze geven het gauw op of zijn al bij voorbaat afhoudend of agressief in contacten. Of ze
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 7
dagen anderen juist uit door expres afwijkend gedrag te vertonen. Het overwinnen van
zelfstigmatisering en het leren omgaan met uitsluiting zijn extra opgaven wanneer iemand
werkt aan herstel en maatschappelijke re-integratie.
7. Risico’s bij het ontbreken van ondersteuning
Een belangrijk kenmerk van mensen met psychiatrische aandoeningen is, dat de ernst van
de problematiek in de tijd wisselt. Het kan een tijdlang goed gaan, en dan kan een terugval
plaatsvinden, soms plotseling en zonder aanwijsbare reden. Dan is de directe
beschikbaarheid van iemand die van wanten weet en waarmee afspraken zijn gemaakt over
hoe te handelen in geval van crisis noodzakelijk om verdere escalatie te voorkomen. Daarom
is in veel gevallen een vinger aan de pols contact van een gespecialiseerde professional
nodig.
Wanneer er onvoldoende ter zake kundige steun beschikbaar is en iemand geïsoleerd leeft,
bestaat het risico dat iemand zichzelf verwaarloost en problemen ontwikkelt op allerlei
levensgebieden, met als uiteindelijk effect dat hij niet meer zelfstandig kan wonen. Het
risico bestaat dat symptomen verergeren zonder dat iemand uit zijn omgeving het merkt en
hem stimuleert om hulp te zoeken. Bij acute problematiek kan iemand agressief worden
naar anderen of suïcidaal. Opname voor behandeling is dan vaak noodzakelijk. Ook dreigen
er ernstige maatschappelijke gevolgen. Iemand kan uitzichtloze schulden ontwikkelen. Er
kan overlast voor de omgeving ontstaan, bijvoorbeeld vanwege gebrek aan hygiëne,
geluidsoverlast, agressie of wanneer iemand zelf drugs dealt of regelmatig drugsdealers of
andere profiteurs in huis haalt. Gevolg van zelfverwaarlozing, isolement en multiproblemen
kan zijn, dat iemand dakloos raakt of in het justitiële circuit belandt.
8. Herstel: werken aan een nieuw evenwicht
Mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen of ernstige psychosociale
problematiek vinden na een acute periode waarin de symptomen voorop stonden en waarin
meestal ook een behandeling plaatsvindt vaak een nieuw evenwicht. Dit wordt het proces
van herstel genoemd. Hoewel de aandoening niet volledig genezen is, kan iemand door
ervaring wijs worden en beter omgaan met zijn symptomen. Goed ingestelde medicatie
en/of psycho-educatie (leren omgaan met de symptomen) dragen bij aan het ontstaan van
dit evenwicht. Het belangrijkste is echter het proces van herstel dat iemand zelf moet
doormaken. Coaching van professionals, ervaringsdeskundigen en/of andere
vertrouwenspersonen kan daarbij helpen.
Toch blijft de aandoening op de achtergrond van invloed op het leven. Bij grote
veranderingen of spanningen kan de aandoening weer op de voorgrond komen. Dit wordt
wel aangeduid als levenslange kwetsbaarheid. De restverschijnselen kunnen ertoe leiden
dat mensen met een psychiatrische aandoening vaak weinig energie hebben (of juist - bij
perioden - een overmaat aan energie die ze moeilijk kunnen richten), dat ze het moeilijk
vinden om zelf de lijn in hun leven vast te houden, dat concentreren en leren minder
gemakkelijk gaat dan voorheen en dat ze gemakkelijk uit hun evenwicht kunnen raken als
zich onverwachte gebeurtenissen voordoen. Ze kunnen zich snel onbegrepen of overvraagd
voelen en reageren daar niet altijd adequaat op.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 8
In het herstelproces gaat iemand op zoek naar een nieuw evenwicht:
 tussen regie nemen en zelf doen
en
zich laten adviseren en ondersteunen;
 tussen participeren en actief zijn
en
voldoende rust en ontspanning nemen;
 tussen groeien en ontwikkelen
en
accepteren van eigen grenzen;
 tussen rust, veiligheid en structuur en
uitdaging, spontaniteit en terugvalrisico.
De begeleiding ondersteunt iemand met de herstelgerichte zorg om al deze gevolgen van
het leven met een aandoening te hanteren en een zo normaal mogelijk leven te leiden.
Sleutelwoorden zijn steun bij eigen regie en het gebruik van eigen kracht, wederkerigheid en
balans met de omgeving (geven en nemen), zo nodig bescherming.
Nadja (42 jaar)
Ik ben naar Nederland gekomen voor mijn huwelijk toen ik 20 was. Mijn man woonde al
sinds hij klein was in Nederland. Er kwamen al snel drie kinderen, we woonden in bij de
ouders van mijn man. Moeder bleef de baas in huis. Het boterde niet echt tussen mij en haar.
Ik leefde in een kleine wereld, ik leerde nauwelijks Nederlands en kwam eigenlijk niet buiten.
Ik was erg eenzaam. De situatie verergerde toen mijn man zonder werk kwam en een van
mijn zoons autistisch bleek te zijn. Ons gezin raakte in een isolement en iedereen verweet dit
aan mij. Ik stortte in, kreeg vreselijke huilbuien, deed diverse zelfmoordpogingen. Toen ik
opgenomen werd, heeft mijn man mij verstoten. Via mijn begeleider kwam ik in een groep
met meer vrouwen van allochtone afkomst met vergelijkbare omstandigheden. Inmiddels
ben ik tien jaar verder. Ik woon nu zelfstandig, spreek goed Nederlands, heb een Mboopleiding gevolgd en werk als ervaringsdeskundige in een FACT-team. Ik heb nog regelmatig
contact met een RIBW-medewerker (zelf ook van allochtone afkomst) die mij coacht.
9. Zelfregisserend vermogen behoeft steun
Naast beperkingen in het zelfregisserend vermogen ten gevolge van de aandoening kan
iemand door langdurige opname en afhankelijkheid van hulpverleners ook last hebben van
“learned helplessness”, aangeleerde hulpeloosheid. Hij of zij heeft het helemaal afgeleerd
om nog na te denken over wat hij zelf zou kunnen doen, ervaart daar ook geen behoefte
meer toe. Of hij is zo bang om weer terug te vallen en weer meer last te krijgen van
symptomen, dat hij daardoor veel minder durft te doen dan hij zou kunnen. Het vergt vaak
een proces van jaren om weer stapje voor stapje het vertrouwen in eigen kunnen op te
bouwen.
Het omgekeerde zie je ook: dat iemand niet goed doorheeft wat zijn beperkingen zijn en
koste wat het kost zelf wil kiezen en bepalen, ook als hij daar de consequenties niet van
overziet of keuzes maakt die gezien zijn vaardigheden of omstandigheden helemaal niet
haalbaar zijn. Dit kan leiden tot zorgmijding, schulden, zelfverwaarlozing of terugval in het
ziektebeeld als er niet een vertrouwd persoon beschikbaar is die hem of haar de spiegel
voorhoudt, hem confronteert met de realiteit en helpt om het realiteitsgehalte van de eigen
keuzes te vergroten.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 9
Kevin (19)
Ik heb een groot deel van mijn jeugd doorgebracht in instellingen, eerst vanwege autisme en
later zeiden ze dat ik ook psychotische symptomen had. Mijn moeder wil ik nooit meer zien,
want ze heeft me weggedaan en ze betuttelt me, zegt altijd dat ik dingen niet goed voor
elkaar heb. Ik ben niet dom, maar school lukte gewoon niet. Ik heb praktijkonderwijs
gevolgd. Ik heb veel geleerd van werk- en woonvaardigheden. Nu heb ik een Wajonguitkering en werk 4x6 uur bij een fietsenmaker. Zo gauw ik 18 was, ben ik weggegaan uit het
instituut en ben ik zelfstandig gaan wonen. Ik heb het nu best goed voor elkaar. Ik krijg
woonbegeleiding en heb een job coach. Mijn tante beheert mijn financiën voor me. Omgaan
met geld en het nemen van zakelijke beslissingen vind ik nog steeds wel moeilijk. Mijn vrije
tijd gaat op aan internet en gamen. Ik droom ervan een reis naar New York te maken, maar
het is te duur. En nu heeft mijn tante ook nog kanker gekregen! En ik heb steeds vaker ruzie
met mijn baas. Die moet toch weten dat ik zo veel ervaring heb dat ik het beter weet dan de
andere jongens die er werken.
10. Participatie- en ondersteuningsbehoeften en mogelijkheden
Onderzoek onder mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen geeft het volgende
rijtje aan behoeften die zij zelf aangeven (bron: Handreiking Maatschappelijke
Steunsystemen, 2010).
1.
2.
3.
4.
5.
Ontmoetingsmogelijkheden en gezelschap
Activiteiten en dagbesteding
(Betaald) werk
Zingeving
Relaties, intimiteit en seksualiteit
Het is duidelijk dat de behoefte aan (zingevende en zinvolle) participatie en sociaal contact
groot is. De laatste jaren is veel ervaring opgedaan met diverse mogelijkheden om mensen
met langdurige psychiatrische aandoeningen meer te laten participeren. Met passende
begeleiding en goede samenwerking tussen betrokken partijen blijkt daarin veel mogelijk.
Denk hierbij aan de samenwerking van RIBW (en/op GGZ) met welzijn, met partijen op het
gebied van arbeidsre-integratie en onderwijs, met regionale cliëntenorganisaties
(zelforganisaties van GGZ-cliënten), met vrijwilligersorganisaties, met maatschappelijk
betrokken ondernemers en kunstenaars, en met wijkplatforms en wijkregisseurs. Ook de
inzet van (opgeleide en betaalde) ervaringsdeskundigen binnen RIBW’s en GGZ-instellingen
is een succesvolle formule, zowel als carrièremogelijkheid voor mensen die een eind
gevorderd zijn in hun herstelproces zelf als vanwege hun inzet als rolmodel en coachend
vertrouwenspersoon voor mensen die nog niet zo ver zijn. Ook spelen ze een belangrijke rol
als ambassadeur en voorlichter bij het bestrijden van vooroordelen en onbekendheid bij
samenwerkingspartners en andere maatschappelijke gremia.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 10
B.
DE RIBW - EEN ALGEMENE TOELICHTING
Uit het visiedocument van de RIBW Alliantie “(On)opvallend present” (2010)
Ieder mens heeft recht om deel te nemen aan de samenleving en een betekenisvol leven in te
richten. Langdurige psychische en/of ernstige psychosociale kwetsbaarheid mag daarin geen
belemmering zijn, maar is het soms wel. Als mensen dergelijke drempels tegenkomen dan is
het belangrijk om de draad (weer) op te kunnen pakken, de regie op het leven weer te vinden
en richting en inhoud te geven aan het leven. Dit wordt ook wel aangeduid met het begrip
herstel. Het herstelproces is iets van mensen zelf. Het gaat daarbij niet alleen om leren leven
met de kwetsbaarheid, maar vooral ook om alles wat daarbij komt kijken: verloren dromen,
verlies van hoop, stigma, ziekmakende bijwerkingen van zorg, bijwerkingen van medicatie,
verbroken relaties, sociale uitsluiting, armoede en werkeloosheid. RIBW’s zijn er om mensen
te faciliteren en te ondersteunen bij het herstellen van perspectief en normalisering van het
leven. Soms door mogelijke wegen te laten zien, soms door te ondersteunen in het dagelijks
leven, soms door directe hulp te bieden als het minder goed gaat. Maar altijd met als
uitgangspunt: hoe wil iemand leven, wat is iemands verhaal. Uitgangspunt is de eigen kracht
van mensen. RIBW’s ondersteunen mensen in hun kwetsbaarheid met zo veel als nodig en zo
weinig als mogelijk professionele hulp, zodat zij naar tevredenheid en met succes kunnen
leven.
In dit stuk geven we een toelichting op de RIBW als organisatie, het type medewerkers, het
soort ondersteuningsvragen, samenwerkingspartners en producten en activiteiten.
1. Wat zijn RIBW's?
De RIBW’s, regionale instellingen voor beschermd wonen, zijn er voor mensen met
psychische of psychosociale problemen, die gebaat zijn bij (professionele) begeleiding en
goede woonvoorzieningen. Deze ondersteuning kan kort- of langdurend zijn. Ook mensen
met een strafrechtelijke titel kunnen bij de RIBW’s terecht. De 23 zelfstandige RIBW’s in het
land bieden aan meer dan 24.000 mensen zorg- en dienstverlening op maat. Bijna 11.000
hiervan (ruim 45%) woonden zelfstandig. In regio’s waar geen zelfstandig RIBW is, hebben
grote GGZ-instellingen vaak een RIBW-divisie.
De RIBW’s hebben beschermde woonvormen, waarin mensen met een intramurale AWBZindicatie verblijven. Deze mensen ontvangen woonondersteuning in combinatie met zorg op
alle levensgebieden waar ze dat nodig hebben. In dit hoofdstuk gaan we niet nader in op dit
aanbod.
Daarnaast hebben RIBW’s een aanbod gericht op mensen die zelfstandig wonen en een
ondersteuningsbehoefte hebben om hun zelfstandig leven en wonen vorm te geven en ze
bieden in het kader van de OGGZ bemoeizorg aan mensen zonder hulpvraag maar met
multiproblematiek. Dit aanbod aan zelfstandig wonende mensen is het onderwerp van dit
hoofdstuk.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 11
2. Wie werken er bij een RIBW en wat zijn hun competenties?
RIBW-medewerkers zijn professionals als verpleegkundigen, sociaalpedagogische
hulpverleners en maatschappelijk werkers.
 Ze zijn de laatste jaren steeds meer gewend om proactief en resultaatgericht te werken,
samenwerking te zoeken met welzijn, vrijwilligers en familieleden, ze werken out
reachend en zijn er voortdurend op gericht de eigen mogelijkheden van hun cliënten te
versterken. Hun competenties sluiten daarmee aan op de acht pijlers van Welzijn
Nieuwe Stijl.
 Zij werken met beproefde methodieken en speciaal voor de doelgroepen ontwikkelde
kennis.
 Ze hebben kennis van psychiatrische ziektebeelden, kunnen professioneel agogisch
handelen, weten hoe je iemand benadert, hoe je een vertrouwensrelatie kunt
opbouwen, ze hebben lef en uithoudingsvermogen.
 Ze hebben kennis van de diverse leefgebieden en daarop aansluitend maatschappelijk
aanbod, zoals schuldhulpverlening.
 Ze hebben kennis van de lokale sociale kaart en van lokaal actieve partijen op sociaal
vlak. Ze stimuleren de interactie tussen de cliënt en de sociale omgeving in de wijk en
zijn gewend om met de daar actieve partijen samen te werken, van huisarts tot sociale
dienst en wijkagent.
 Ze werken samen met mantelzorgers en hebben kennis over netwerkstrategieën en het
ondersteunen van de ondersteuners; kennis van ondersteuningsmogelijkheden voor
(jonge) mantelzorgers uit de omgeving van de cliënt.
Daarbij stimuleren de medewerkers steeds de mogelijkheden van hun cliënten2 . Deze
worden gezien als ‘de regisseurs van hun eigen leven’, waarbij de medewerker het proces
van de cliënten ondersteunt.
In de RIBW-hulpverlening staan de herstelbenadering en rehabilitatie centraal. Herstellen is
wat mensen met een beperking zelf doen, rehabilitatie is wat hulpverleners kunnen doen
om het herstelproces te bevorderen. Voor meer informatie www.herstelondersteuning.nl .
Professionele ondersteuning vraagt om geloof in herstel van de cliënt, de regie bij de cliënt
laten ook bij ingrijpen, de cliënt volgen en zijn of haar verhaal centraal stellen.
Professionaliteit van begeleiding staat voor bekwaamheid opgebouwd vanuit gerichte
opleiding en ervaring. Professionals werken vanuit betrokkenheid bij de cliënt.
Betrokkenheid bij de cliënt en diens proces van herstel betekent ook: de cliënt kunnen en
willen loslaten. Medewerkers werken met de cliënt toe naar vertrek, zorgen voor een
warme overdracht en veilige landing bij andere ondersteuningsvoorzieningen.
Soms werken medewerkers voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld voor ouderen die ook
fysieke zorg nodig hebben, voor ex-gedetineerden, voor mensen die gericht willen werken
aan scholing of arbeidsre-integratie, voor jongeren met een autistische stoornis of voor
tienermoeders. Zij zijn dan qua netwerk, kennis en aanpak specifiek daarin geschoold en
ervaren.
2
In dit en het volgende hoofdstuk spreken we over cliënten of hulpvragers, omdat we het hebben over de doelgroep in de
context van de hulp en ondersteuning die ze ontvangen. Het gaat daarbij over de kwetsbare burgers die in het vorige
hoofdstuk zijn toegelicht.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 12
Veel RIBW’s hebben ook medewerkers die ervaringsdeskundige zijn. Dat betekent dat ze zelf
een langdurige psychiatrische aandoening hebben, een herstelproces hebben doormaakt,
en zich vervolgens hebben geschoold om deze ervaring in te zetten ter ondersteuning van
mensen met vergelijkbare achtergrond.
3. De vragen aan en aanpak door de RIBW
RIBW-cliënten willen een zo normaal mogelijk leven leiden, waarbij ze zo zelfstandig
mogelijk wonen, hun eigen leven inrichten en deelnemen in de maatschappij. Inzet van
RIBW-medewerkers is erop gericht hen daarbij te ondersteunen. Deze ondersteuning kan
direct op de cliënt zelf gericht zijn, maar ook op personen die deel uitmaken van het sociale
netwerk van de cliënt of op vrijwilligers of professionals. Daardoor werken RIBWmedewerkers als vanzelfsprekend in lijn met de gedachtegang van de Wmo en De Kanteling:
 Het versterken van de eigen kracht en het zelfregisserend vermogen van de cliënt;
hierbij is tevens aandacht voor het realiseren van wederkerigheid in de relaties met
personen die de cliënt kunnen steunen.
 Het betrekken, versterken en vergroten van het persoonlijk netwerk, waarbij tevens
gelet wordt op signalen van overbelasting en aandacht is voor steun voor de
netwerkleden.
 Het betrekken en waar nodig ontwikkelen en ondersteunen van de mogelijkheden van
vrijwilligers.
 Het betrekken en waar nodig ontwikkelen en ondersteunen van (bestaand) collectief
aanbod.
De RIBW-medewerker zal in zijn begeleiding toewerken naar het zichzelf zo veel mogelijk
overbodig maken. Tegelijkertijd kan hij door zijn gespecialiseerde kennis en ervaring ook
snel schakelen en gericht interveniëren op die momenten dat het de cliënt slecht gaat en
deze niet in staat is gebruik te maken van eigen kracht en van informele en collectieve
ondersteuning. De RIBW-medewerker heeft korte lijnen naar de behandelaars in de GGZ,
waardoor bij terugval of verergering van de problematiek de toegang tot de GGZ relatief
eenvoudig is.
Hoewel de RIBW-medewerker zich in zijn werk richt op maatwerk voor de individuele cliënt,
wordt het aanbod zo veel mogelijk groepsgewijs ingericht, waardoor de sociale
vaardigheden van de cliënt worden gestimuleerd en contactmogelijkheden ontstaan.
De inzet kan zich concreet richten op alle leefgebieden waar een cliënt beperkingen in
zelfredzaamheid of participatie kan ervaren. Denk hierbij aan wonen,
werken/dagbesteding/scholing, inkomen, administratie, sociale contacten, gezin, vrije tijd,
mobiliteit, zingeving, gezondheid en contacten met instanties. Dit raakt aan diverse
gemeentelijke beleidsdomeinen (naast alles wat valt onder maatschappelijke ondersteuning
ook huisvesting, armoede, schuldhulp, arbeidsre-integratie, volksgezondheid, onderwijs en
veiligheid) en heeft ook een relatie met organisaties en voorzieningen bekostigd vanuit de
zorgverzekering en justitie.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 13
De algemene ondersteuningsvraag van mensen die hulp krijgen van een RIBW is:
Hoe kan ik een zo ‘normaal’ mogelijk leven leiden, waarbij ik waar nodig word ondersteund
bij het uitvoeren van de dagelijkse handelingen, dagstructurering en in sociale contacten en
contacten met instanties?
Dit is een vraag waarbij de behoefte aan stabiliteit en preventie van terugval voorop staat.
Een toenemend deel van de cliënten werkt gericht aan het eigen herstel. Zij stellen ook
ontwikkelingsvragen.
De vraag is dan: Ik wil zo veel mogelijk zelf leren doen, zodat ik minder afhankelijk word van
de steun van derden. Ik wil in staat zijn iets terug te doen als iemand iets voor mij doet
(wederkerigheid).
Concreet gaat het hier bijvoorbeeld over vragen om ontwikkeling van arbeidsvaardigheden
en hulp bij het vinden en houden van een (betaalde) baan, leren budgetteren, leren zelf het
huishouden te plannen en in goede banen te leiden, leren zelfstandig contacten te leggen
en te onderhouden, leren zelfstandig een hulp- of dienstverlener te kiezen en aan te sturen,
leren budgetteren, leren zelf de kinderen op te voeden kinderen of leren zelf een plan te
maken (en uit te voeren) voor vakantie en vrije tijd.
In een aantal gevallen is er geen sprake van een eigen vraag, met name bij zorgmijders,
mensen in multiprobleemsituaties en (dreigend) daklozen. Dan vraagt de omgeving om
interventies.
Zorg dat deze persoon zichzelf of anderen geen schade berokkent, dat anderen er geen
overlast van ondervinden en dat de persoon in kwestie gemotiveerd raakt om mee te werken
aan een verbetering van zijn situatie en zich laat aanspreken in zijn rol als verantwoordelijk
burger.
De RIBW-medewerker zal in dit soort situaties altijd streven naar het ontwikkelen van een
persoonlijke motivatie van de cliënt om de ondersteuning te accepteren - dat betekent dat
de medewerker zoekt naar de “verborgen vraag” van de cliënt, daarop inspeelt en dat
bespreekbaar maakt, met als doel dat de cliënt een eigen ondersteunings- en/of
participatievraag ontwikkelt en daar zelf mee de verantwoordelijkheid en regie in neemt.
4. In samenwerking met…
RIBW-medewerkers zoeken waar mogelijk de samenwerking met andere organisaties en
personen, die op termijn een duurzame ondersteunende rol in het leven van de cliënt
kunnen spelen (zie kader).
RIBW-cliënten hebben contact met diverse hulp- en dienstverleners

Wmo/welzijn:
- hulp bij het huishouden;
- instelling voor maatschappelijke opvang of vrouwenopvang (met name bij gebruik
inloopfunctie);
- eetvoorzieningen;
- budgetbeheer en schuldhulpverlening;
- Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) of algemeen maatschappelijk werk;
- mantelzorgondersteuning;
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 14
-




maatjesprojecten; cliënt en zijn problematiek
inzet vrijwilligers (oppas/gezelschap, begeleiding/coach, netwerkversterking,
respijtzorg etc.);
- GGZ- en Autisme cafés;
- welzijnswerk en vrijwilligerscentrales.
Werk/onderwijs:
- WSW;
- re-integratietraject;
- trajectbegeleiding (op het gebied van scholing of arbeid);
- (leer/)werkprojecten;
- volwasseneneducatie en/of inburgering;
- betaald werk, eventueel met job coaching of WSW-begeleiding.
Justitie/veiligheid:
- reclassering;
- nazorgprogramma ex-detentie.
Specialistische zorg in het kader van de zorgverzekeringswet:
- psychiater/GGZ-instelling;
- verslavingszorg.
AWBZ
- thuiszorg (verzorging en verpleging) voor fysieke ongemakken;
- verstandelijk gehandicaptencircuit.
Ook hebben RIBW-cliënten net als andere burgers contacten met en ontvangen ze diensten
van woningcorporaties, sociale dienst, nutsbedrijven, verzekeraars, banken, winkels,
wijkbewonersorganisaties, het bevolkingsloket van de gemeente en organisaties op het
gebied van cultuur, recreatie en sport.
(Bron: HHM-rapport, met aanvullingen)
De RIBW-medewerkers zijn beschikbaar voor informatie, advies,
deskundigheidsbevordering of consultatie aan de samenwerkingspartner. Toenemend
wordt ook samengewerkt in de uitvoering van aanbod, bijvoorbeeld een open eettafel op
het buurthuis waar RIBW-cliënten uit de wijk samen met andere buurtbewoners koken en
mee-eten en waarbij RIBW-medewerkers en het welzijnswerk samen de kookgroep
organiseren en zo nodig begeleiden. Ook de cliënten en betrokken familieleden worden op
alle niveaus (beleid, organisatie, uitvoering) betrokken bij besluitvorming over en
vormgeving van het aanbod.
5. Wat is de aard van de geleverde ondersteuning?
5.1 Algemene werkwijze
Cliënt en RIBW-medewerker werken samen, waarbij de regie zo veel mogelijk bij de cliënt
blijft. Ook worden leden van het persoonlijk netwerk en potentiële steunbronnen uit de
omgeving van het begin af aan betrokken. De focus van de RIBW-inzet ligt op het versterken
van de eigen kracht van de cliënt en zijn persoonlijk netwerk en het realiseren van een
duurzame ondersteuningsstructuur met inzet van vrijwilligers en collectieve voorzieningen.
De RIBW-medewerker stelt in overleg met de cliënt vast wat het concrete doel van de
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 15
begeleiding is en hoe de begeleiding ingevuld wordt. Dit wordt in een plan vastgelegd,
inclusief evaluatiemomenten en het nagestreefde resultaat. Veel RIBW’s gebruiken bij de
begeleiding de SRH-methode (Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen) of IRB
(Individuele Rehabilitatie Benadering): twee bewezen effectieve methoden om het
herstelproces van de cliënt te ondersteunen. Het doel, de vorm, de intensiteit, de duur en
het beoogde resultaat kunnen variëren, afhankelijk van de persoonlijke
ondersteuningsbehoefte, eigen mogelijkheden, netwerk, vaste activiteiten en verdere
omstandigheden van de betreffende cliënt.
Intermezzo: ondersteuning en begeleiding
We pleiten voor een onderscheid tussen het resultaat: ondersteuning en de werkwijze:
begeleiding. Met de term begeleiding wordt dus niet de functie begeleiding bedoeld, zoals
omschreven in de AWBZ, maar de beroepsmatige inspanning van een RIBW-medewerker.
De werkwijze begeleiding heeft als resultaat het bieden van adequate ondersteuning.
5.2 Begeleiding gericht op regie over het eigen leven en het uitvoeren van dagelijkse
handelingen
De begeleiding wordt geleverd volgens het principe: tijdelijk als het kan, langdurig als het
moet.
Begeleiding is in principe tijdelijk. Cliënt en RIBW-medewerker stellen specifieke
(ontwikkel)doelen waar de begeleiding zich op richt. Denk bijvoorbeeld aan
trajectbegeleiding arbeid, job coaching, opvoedingsondersteuning, hulp bij schulden, sociale
netwerkversterking. Daarbij wordt aandacht besteed aan het betrekken van de familie (denk
aan netwerkberaden, zorgen voor voldoende mantelzorgondersteuning) en het helpen bij
leggen van nieuwe contacten en het starten in/opnieuw oppakken van maatschappelijke
rollen. De RIBW-medewerker geeft informatie, bemiddelt en biedt zo nodig
deskundigheidsbevordering, consultatie of advies aan de vrijwilligers of aan professionals
van collectief ondersteuningsaanbod, zodat zij het gewenste aandeel in de ondersteuning of
participatie van de cliënt kunnen leveren. Ook kan de ondersteuning aan de cliënt in eerste
instantie gezamenlijk worden uitgevoerd. De RIBW-medewerker maakt in het directe
contact met de cliënt gebruik van verschillende werkwijzen: coachende of structurerende
gesprekken, het geven van instructie, het laten oefenen van een vaardigheid, een activiteit
samen uitvoeren. Veel RIBW’s bieden aan hun cliënten ook een cursorisch aanbod gericht
op het aanleren van algemene (burger)vaardigheden. Denk hierbij aan een sociale
vaardigheidstraining, cursus budgetteren, empowerment- of hersteltraining, cursus
vrijetijdsbesteding, vriendschapscursus, kookcursus, introductiecursus social media of
internetgebruik. Ook hierbij wordt bekeken of er geen geschikt (collectief) aanbod
beschikbaar is, waar de cliënt aan deel kan nemen en wordt zo nodig samengewerkt aan het
geschikt of toegankelijk maken van bestaand aanbod.
Bij cliënten waarbij de aandoening van tijd tot tijd weer op de voorgrond komt, of die bij
voortduring zeer ernstige beperkingen ervaren in de eigen mogelijkheden, blijkt het vaak
niet haalbaar om een duurzame ondersteuningssituatie te realiseren met en rond de cliënt
zonder blijvende gespecialiseerde inbreng. In dat geval is langdurige begeleiding aan de
orde. Doel daarvan is dan het stabiliseren van de situatie: het gaat dan om het bewaken van
de ondersteuningsstructuur, deze waar nodig aanvullen of verstevigen, signaleren en
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 16
interveniëren op die momenten dat sprake is van (dreigende) terugval. Inzet is om ervoor te
zorgen dat de cliënt op alle levensgebieden en levenslang zo zelfstandig mogelijk kan
functioneren naar eigen inzichten, waarbij hij kan terugvallen op ondersteuning bij de
dagelijkse taken, beslissingen, activiteiten en contacten, waar hij of zij op dat moment een
steuntje in de rug bij nodig heeft.
5.3 Begeleiding gericht op dagstructuur en participatie
Veel RIBW-cliënten beschikken niet over vaste bezigheden zoals (al dan niet betaalde)
arbeid. Een belangrijk onderdeel van het RIBW-aanbod richt zich daarom op het toeleiden
naar en zo nodig aanbieden van geschikte vormen van arbeid of dagbesteding. Ook
ondersteuning bij het volgen van onderwijs behoort tot de mogelijkheden. Aard van het
aanbod, werkwijze en doel variëren afhankelijk het functioneringsniveau en de
ontwikkelingsmogelijkheden en -wensen. Zo mogelijk en als de cliënt dit wil (daartoe te
motiveren is), wordt toegewerkt naar een verbetering van de participatie: de cliënt bereikt
een hogere trede op de participatieladder. Soms heeft de cliënt het persoonlijk optimum al
bereikt en is stabilisering, behoud van vaardigheden en bijdragen aan kwaliteit van leven het
doel.
Bij toeleiding naar betaalde arbeid, scholing of vrijwilligerswerk werken de RIBWmedewerkers samen met arbeidsre-integratiebedrijven, opleidingen, de sociale dienst of
het UWV, werkgevers, welzijn en vrijwilligersorganisaties. De RIBW-medewerker biedt zo
nodig deskundigheidsbevordering, informatie en advies aan degenen met wie de cliënt in
het traject te maken krijgt of met wie hij gaat samenwerken. Ook kan de RIBW-medewerker
een direct aandeel leveren in “training on the job”.
Als toeleiding naar regulier of beschut werk, scholing of vrijwilligerswerk niet haalbaar is,
wordt toegewerkt naar een vaste vorm van dagbesteding. Bij voorkeur vindt daarbij
samenwerking plaats met andere partijen in settings waarin mensen met en zonder
beperkingen elkaar ontmoeten en samen activiteiten ondernemen.
Dagbestedingsactiviteiten kunnen een recreatief, creatief, sportief, educatief of
arbeidsmatig karakter hebben. De nadruk komt steeds meer op arbeidsmatige activiteiten
te liggen. Dit zowel op basis van de voorkeuren van cliënten als in aansluiting op het
maatschappelijk belang. Het streven is om activiteiten inhoudelijk gevarieerd en op
verschillende niveaus van verwachte of te ontwikkelen (arbeids- en beroeps)vaardigheden
aan cliënten te kunnen bieden, afhankelijk van de doelen, interesses en capaciteiten van
deelnemers. Hierbij wordt samengewerkt met bedrijven, maatschappelijke organisaties en
de lokale bevolking. Ze kunnen een activiteit bieden waar de cliënt in meedoet. Ook kunnen
ze afnemer van producten en diensten zijn (bijvoorbeeld lunchcatering, een winkel met
zelfgemaakte ambachtelijke producten, fietsreparatiewerkplaats, hondenuitlaatdienst) of
optreden als opdrachtgever waar een groep werkzaamheden voor verricht (desgewenst met
eigen (RIBW-)beroepskracht), bijvoorbeeld onderhoudsklussen in opdracht van een
woningcorporatie, groenonderhoud.
Een aantal RIBW’s heeft een of meer eigen dagbestedings-/dagactiviteitencentra,
vergelijkbaar met een buurthuis of clubhuis. Er zijn vaak meerdere ruimtes, specifiek
geschikt voor een of meer activiteiten (bijvoorbeeld cursuslokalen, atelier, werkplaats(en),
computerlokaal, keuken, sportzaal). Vaak is in zo’n centrum tevens een ontmoetingsruimte,
waar men wat kan eten of drinken, met elkaar praten of een spelletje doen. Ook zijn er
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 17
soms collectieve faciliteiten, zoals douches en was- en droogautomaten, waar bezoekers
gebruik van kunnen maken. Een dagactiviteitencentrum biedt cliënten ook
doorgroeimogelijkheden. Vaak worden cliënten vrijwilliger op het activiteitencentrum, een
mogelijkheid om basale arbeidsvaardigheden op te doen in een veilige omgeving.
RIBW’s willen deze centra in de toekomst zo mogelijk ook openstellen voor een bredere
doelgroep, meer gericht op de hele lokale samenleving, De centra vormen dan een
onderdeel van de in de gemeente te ontwikkelen infrastructuur voor ontmoeting en
participatie van kwetsbare groepen. De RIBW zal daarin de samenwerking zoeken met
andere partijen die op dit terrein voorzieningen verzorgen, zoals welzijn.
5.4 Kwartiermaken en participatie in netwerken of sociale wijkteams
De RIBW kiest ervoor zo veel mogelijk aan te sluiten op gebiedsgericht werken en
samenwerken. Kwartiermaken en participatie in (wijk)netwerken, samenwerkingsverbanden
in woonservicegebieden of deelname in sociale wijkteams zijn voorwaardenscheppende
activiteiten, waarbij RIBW-medewerkers contacten leggen en vaste
samenwerkingsprocedures ontwikkelen. RIBW-medewerkers brengen daar hun kennis en
ervaring in over hun doelgroep en ontwikkelen zich idealiter tot generalistspecialisten die
volwaardig in sociale wijkteams of -netwerken participeren. Vanuit hun kennis van mensen
met psychiatrische aandoeningen en hun netwerk kunnen ze snel de verbinding tot stand
brengen met de GGZ-behandelaars op die momenten dat dat voor een specifieke inwoner
nodig is. Deelname in sociale wijkteams of wijknetwerken komt ten goede aan alle RIBWcliënten en breder nog: aan de doelgroep (wijk)bewoners met een langdurige psychiatrische
aandoening, aan alle kwetsbare groepen in de wijk en aan alle wijkbewoners. Naast de
individuele of groepsgerichte ondersteuning van kwetsbare wijkbewoners kunnen RIBWmedewerkers ook gezamenlijke activiteiten organiseren met, voor en door zowel kwetsbare
als vitale wijkbewoners. Hierdoor ontstaat onderlinge bekendheid en worden vooroordelen
weggenomen. Dit vergemakkelijkt de participatie in samenleving van mensen met
psychiatrische aandoeningen en andere beperkingen.
5.5 Casemanagement
RIBW-medewerkers nemen deel in multidisciplinaire teams of samenwerkingsverbanden
gericht op de hulp aan multiprobleemhuishoudens. Daarbij wordt gewerkt volgens het
principe één gezin, één plan. In voorkomende gevallen zal een RIBW-medewerker de
casemanagementfunctie op zich nemen, met taken als het houden van overzicht over de
verschillende trajecten en zo nodig initiëren van afstemmingsacties, het bij elkaar roepen en
voorzitten van cliëntgebonden multidisciplinaire overleggen en het vastleggen,
communiceren en bewaken van de uitvoering van gemaakte afspraken. Als de
casemanagementfunctie door een andere organisatie wordt ingevuld, zal de RIBWmedewerker contact onderhouden met de casemanager van de cliënt over de voortgang
van het RIBW-deel.
5.6 Bemoeizorg/OGGZ
RIBW-medewerkers kunnen worden ingezet in het kader van outreachende bemoeizorg aan
mensen met multiproblemen die zelf geen hulp zoeken, terwijl sprake is van een ernstig
psychosociaal probleem en mogelijk ook een psychiatrische aandoening, verslaving of
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 18
andere beperking meespeelt. De omgeving acht ondersteuning noodzakelijk om de
veiligheid van de persoon zelf of zijn omgeving te realiseren. Taken van de RIBWmedewerker: outreachend contact leggen met de betreffende persoon, een inventarisatie
maken van problemen en behoeften, actie ondernemen om acute noden te lenigen, de
cliënt motiveren voor het accepteren van verdere ondersteuning.
6. Wat is het beoogde resultaat?
Hoewel de doelgroep langdurige, soms levenslange ondersteuning nodig heeft, betekent dat
niet dat mensen per definitie hun leven lang specialistische begeleiding nodig hebben.
Jaarlijks stroomt ongeveer 1/4 van de zelfstandig wonende cliënten die begeleiding krijgen
van een RIBW door naar een situatie waarin ze niet langer een beroep doen op
specialistische begeleiding (bron: trendrapport RIBW Alliantie 2010). Dit aantal stijgt ieder
jaar.
Concrete resultaten die met de begeleiding gerealiseerd worden:
 Wonen, huishouding en administratie:
- De woonsituatie van de cliënt is stabiel en sluit aan op de persoonlijke voorkeur en
mogelijkheden van de cliënt: er zijn geen problemen die aanleiding kunnen vormen
tot huisuitzetting (zoals huurachterstand, vervuiling of overlast aan/ruzie met de
buren) of die verhuizing noodzakelijk maken (zoals huiselijk geweld,
onbetaalbaarheid of fysieke ongeschiktheid van de woning).
- De cliënt kan omgaan met (kleine) routinematige zaken in het huishouden (de
dagelijkse boodschappen doen, maaltijd bereiden, wassen, opruimen,
schoonmaken).
- De cliënt heeft zijn administratie op orde, kan deze zelf bijhouden of wordt hierin
ondersteund.
 Werken/daginvulling/opleiding: de cliënt heeft een zinvolle dagbesteding en een
gestructureerde dagindeling, volgt een opleiding of de dagbesteding is de toeleiding
naar (betaald) werk en een opstap naar een re-integratie traject.
 Financiën: de cliënt weet hoe om te gaan met geld of wordt hierin ondersteund. Hij
beschikt over een toereikend inkomen en maakt adequaat gebruik van
inkomensondersteunende voorzieningen. De financiële problemen zijn beperkt en onder
controle.
 Sociaal functioneren: de cliënt heeft een sociaal netwerk opgebouwd, dan wel versterkt
(met daarbinnen goede contacten met familie). Hij neemt naar tevredenheid en
vermogen deel aan (vrije tijds)activiteiten naar eigen keuze waarbij hij op een
natuurlijke manier zijn sociale netwerk uitbreidt.
 Psychisch functioneren: de cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking en zijn
zelfvertrouwen is vergroot (empowerment en eigen kracht); hij weet wat hij wil met zijn
leven, is in staat zelf keuzes te maken over de invulling van zijn leven en ondersteuning
of wordt daarin ondersteund (zelfregie en zingeving). Terugval wordt zo veel mogelijk
voorkomen en na een terugval wordt meteen weer toegewerkt naar het optimaal
zelfstandig functioneren binnen de al eerdere opgebouwde ondersteuningsstructuur.
 Persoonlijke verzorging en gezondheid: de cliënt verzorgt zichzelf adequaat of wordt
hierin ondersteund; hij heeft een bij hem passende zo gezond mogelijke leefstijl of
wordt hierin ondersteund; eventuele fysieke ongemakken zijn onder controle.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 19



Opvoeding en gezin: de cliënt is in staat gezonde kinderen die tot zijn gezin behoren op
te voeden of wordt hierin ondersteund. Partners en andere gezinsleden worden niet
overvraagd of worden ondersteund om de mantelzorg vol te houden.
Contacten met instanties: de cliënt is in staat zelfstandig contacten met instanties te
onderhouden of wordt hierin ondersteund.
Mobiliteit: de cliënt is in staat zichzelf in en om de woning te verplaatsen en zelfstandig
te reizen met een vervoermiddel of wordt daarin ondersteund.
RIBW Alliantie | Anders professioneel 2012 | 20
COLOFON
Uitgevoerd door
Drs. Anne-Marie van Bergen, Movisie
Ir. Margit van der Meulen, Movisie
Eindredactie
Eta Mulder, RIBW Alliantie
Contact
RIBW Alliantie
Wibautstraat 133D
1097 DN Amsterdam
[email protected]
www.ribwalliantie.nl
April 2012
Download