Begrip Betekenis Voorbeeld* Lexeem Combinatie van morfemen

advertisement
Begrip
Betekenis
Voorbeeld*
Lexeem
Appelboom
Prefix
Combinatie van morfemen, fonemen
en lettertekens (woord)
De collectie van geflecteerde
vormen van één lexeem
Het kleinste betekenisdragende
element in een woord
Morfeem dat zelfstandig kan
functioneren
Morfeem dat niet zelfstandig kan
functioneren
Morfeem zonder klankvorm
Een enkel morfeem dat verschillende
soorten informatie tegelijkertijd
verschaft
Hoe vaak een bepaald morfeem
wordt gebruikt
Door toevoeging van een morfeem
verandert de functie van het woord
Door toevoeging van een morfeem
verandert de betekenis van het
woord
Samenstelling van twee woorden om
een nieuw woord te maken
Een gebonden grammaticaal
morfeem dat je kunt isoleren
Affix voor de stam
Suffix
Affix na de stam
Hoogheid
Circumfix
Affix om de stam heen
Gebeld
Infix
Affix binnen in de stam
Gelembung (uit Indonesisch)
Allomorf
Vormvariant waarin
een morfeem kan voorkomen
Nauwelijks of geen affixen
Veel affixen, die ieder maar één
betekenis uitdrukken
Veel affixen, die meerdere
betekenissen uit kunnen drukken
Een woord wordt gemarkeerd als
horende bij een ander woord door
bepaalde grammaticale kenmerken
van het andere woord te herhalen
Een transitief werkwoord is
een werkwoord dat een lijdend
voorwerp (+ soms meewerkend
voorwerp bij zich heeft)
(-je , -tje, -pje, -kje, -etje)
Paradigma
Morfeem
Lexicaal/Vrij morfeem
Grammaticaal/Gebond
en morfeem
Nulmorfeem
Portmanteau-morfeem
Productiviteit
Flexie
Derivatie (afleiding)
Samenstelling
Affix
Isolerende taal
Agglutinerende taal
Flectionerende/Fusere
nde taal
Agreement
Transitiviteit/
Overgankelijkheid
(Zwem-Ø, zwemt, zwemmen)
Appels
Appelboom
Appeltje
Zwem-Ø
Zwemt (t geeft aan dat woord niet in
eerste persoon staat én dat onderwerp
enkelvoudig is
-s= hoge productiviteit
-eren= lage productiviteit
Zwem/Zwemt
Zwem/Zwemmer
Zwembad
Onduidelijk
Bedenken
Chinees
Turks
Sanskrit
La ragazza bella
Transitief: Ik bel hem
Intransitief: Ik loop
Nominatief/Accusatief
Ergatief/Absolutief
Morfonologie
Non-concatenatieve
Morfologie
Umlaut
Ablaut/
Apofonie
Lexicalisatie
Reduplicatie
Verbale derivaties
Causatief
Passief
Antipassief
Middle voice
De casus/naamval van het
“onderwerp” van een transitief
werkwoord is hetzelfde als die van
een intransitief werkwoord. Het
lijdend voorwerp heeft een andere
casus: de ‘’accusatief’’
Het “onderwerp” van het
intransitieve werkwoord heeft
dezelfde casus/naamval als het
“lijdend voorwerp” van het
transitieve werkwoord. Het
“onderwerp” van een transitief
werkwoord heeft een eigen casus:
de “ergatief”
Morfeemgebonden regels die volgen
uit klankregels
Stamalternantie (geen affigering)
(Klinkerharmonie) Fonologisch
(gevolg van historische processen)
(Klinkerwisseling) Morfologisch
(verschaffing grammaticale info)
Door derivatie ontstane woorden die
hun eigen betekenissen ontwikkelen,
waardoor het
niet meer mogelijk is om het
gederiveerde woord als een
optelsom van de betekenissen van
de constituerende delen te
beschouwen (betekenis is opaak)
Een (deel van het) lexeem wordt
herhaald
Werkwoord > werkwoord derivaties,
waarbij vaak iets wordt veranderd
aan (de uitdrukking van) de
participantenstructuur
(argumentstructuur
http://www.let.rug.nl/~zwart/colleg
e/2006/sheets/zinsleerVII2c4.htm
http://www.let.rug.nl/~zwart/colleg
e/2006/sheets/zinsleerVII2b1.htm
http://www.let.rug.nl/~zwart/colleg
e/2006/sheets/zinsleerVII2c2.htm
Middle voice duidt aan dat het
subject iets doet dat op hemzelf
betrekking heeft, bv. reflexief (‘zich’
) en reciprook (‘elkaar’), maar in de
Nederlands
Ik loop
Ik zie een man
De man ziet mij
Baskisch
txori-a
zuhaitz-ean dago
vogel-DET boom-INE AUX
“de vogel zit op de boom”
gatu-a-k
txori-a arrapatzen
du
kat-DET-ERG vogel-DET
vangen AUX
“de kat vangt de vogel”
Ablaut en Reduplicatie
In het Oudhoogduits heb je een
regelmatige ontwikkeling waarbij
stamvokalen veranderen voor een
/i/ van het suffix: *apful-i > epfil-i.
Sterke werkwoorden Nederlands
Vervangen
Maleis
ikat-ikat
Participanten:
ik zie Piet (ik en Piet zijn de twee
participanten)
ik loop (ik is de enige participant)
wij lopen (wij is de enige
participant)
Fulfulde (NIGER-CONGO)
loot-aa-dε
‘ zich wassen’
Pluractioneel
Nulderivatie/Conversie
Abstracte wortel
Verandering van ene
woordsoort in andere:
Deverbatief
Denominatief
Deadjectivisch
Verbalisatie
Nominalisatie
Adjectivering
Nevenschikkende
Samenstelling
Onderschikkende
Samenstelling
Endocentrische
Samenstelling
Exocentrische
Samenstelling
Interfix/Bindmorfeem
meeste talen vallen er ook andere
betekenissen onder.
Geeft aan dat een handeling
meervoudig optreedt, ofwel doordat
er meerdere handelenden zijn, ofwel
doordat de handeling meervoudig
wordt uitgevoerd (met vaak als
implicatie dat er meerdere objecten
zijn)
Geen verandering qua vorm, wel qua
betekenis en syntactische functie
Als bij werkwoorden lexicale
informatie door de medeklinkers
wordt gedragen en grammaticale
informatie door de klinkers.
De uit medeklinkers bestaande stam
wordt op verschillende manieren
met klinkers gevuld en soms van
affixen voorzien. Terwijl de stam niet
specifiek naamwoord of werkwoord
is, zijn de vocaalschema’s en affixen
dat (vaak) wel.
Hausa (West-Afrika)
mutù
‘sterven’
mum-mutù
‘allemaal sterven’
Gooi (ww-stam)
Een gooi (zelfst. nw.)
Arabisch
kaatib
‘schrijver’
kuttaab
‘schrijvers’
Afgeleid van ww
Afgeleid van nw
Afgeleid van bv nw
Wordende tot ww
Wordende tot nw
Wordende tot bv nw
De twee leden geven twee
verschillende beschrijvingen van de
referent (appositioneel)
OF som van de twee delen
(copulatief)
Het ene lid beschrijft de referent, het
andere niet. Tweede lid is hoofd.
Samenstellingen met een hoofd dat
de referent beschrijft
Samenstellingen waarbij het hoofd
niet de referent beschrijft, hebben
een andere referent dan die van de
individuele leden van de
samenstelling. Het heeft daarom ook
geen nut om over een ‘hoofd’ te
spreken. De referent is niet
voorspelbaar.
Affix zonder eigen betekenis dat
tussen twee delen van een
Minister-president
Bitterzoet
Autoruit
Groentesoep
Roodborst
Bisschopsmijter
Nominale Classificatie
Classifier
Incorporatie
Polysynthetische Taal
Valentie/Plaatsigheid
Noun Stripping
samenstelling wordt geplaatst om ze
te verbinden.
Indeling van nomina in verschillende
groepen. Deze classificaties zie je in
de eerste plaats terug in
‘agreement’. In veel talen is de
classificatie ook zichtbaar in het
nomen zelf, maar dat hoeft niet
altijd.
Woord of affix dat in sommige talen
wordt gebruikt om het naamwoord
waar het naar verwijst te
‘classificeren’ qua afmeting, vorm,
consistentie, etc.
Insluiten van bvb zelfstandige
naamwoorden in een werkwoord
(nominale incorporatie) waardoor
een qua structuur en betekenis
complex woord ontstaat dat vaak
tegelijkertijd woord en zin is.
Taal met erg hoge morfeem-perwoord ratio; vaak veel affixen en
nominale incorporatie
Het werkwoord selecteert een, twee
of drie argumenten van een bepaald
type die samen met het vervoegde
werkwoord de kern van een zin
vormen. Die eigenschap van het
werkwoord wordt zijn valentie
genoemd. Afhankelijk van het aantal
argumenten dat door de valentie van
een bepaald werkwoord vereist
wordt, spreekt men van
eenplaatsige, tweeplaatsige en
drieplaatsige werkwoorden.
Tot de argumenten behoren dus het
subject en de verschillende objecten.
Valentieverlies treed op bij bvb
incorporatie. Valentievermeerdering
treed op bij bvb causatief.
Lijkt op nominale incorporatie,
‘samenstelling door nevenstelling’.
In het geval van noun stripping
blijven de twee elementen aparte
woorden (o.a. fonologische criteria,
zoals de plaats van het accent).
Het naamwoord en het werkwoord
moeten echter wel naast elkaar
staan. Een naamwoord dat ‘gestript’
is krijgt niet de gebruikelijke
Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig
Thai
rôm sǎam khaan
umbrella three
CLF:long.handled.object
‘three umbrellas’
Bumperkleven
ww
argumenten
transitiviteit
Liggen Subject
Intransitief
(Ik lig)
Slaan Subject
Transitief
Object
(Ik sla hem)
Geven Subject
Object
Indirect Obj. Ditransitief
(Ik geef aan hem)
Tongan
Na’e inu ’a e kavá ’e Sione.
PAST drink ABS CONN kava ERG
John
‘John drank the kava.’
Na’e inu kava ’a Sione.
PAST drink kava ABS John
‘John kava-drank.’
Clitica
casusmarkering die gepaard gaat
met de grammaticale functie ervan.
Morfemen die de syntactische
eigenschappen van een woord
hebben, maar fonologisch
afhankelijk zijn van andere woorden,
en zich als affixen gedragen. Woord
waar ze afhankelijk van zijn wordt
host genoemd. Geen affixen, want
syntactisch vrij.
Hittitisch
pāi
-at
-mu
“Hij geeft ’t me.”
hij geeft -’t
-me
Maar -at en -mu zijn geen suffixen,
want:
parni-at-mu pāi
“Thuis geeft ie ’t me.”
lukkatt-at-mu parni pāi
“Morgen geeft ie ’t me thuis.”
-at en -mu komen altijd achter het
eerste woord van de zin: zijn dus
clitica, geen affixen
Download