Republiek in een tijd tussen Vorsten 1477-1702

advertisement
Voorwoord
Beste examenkandidaten,
In deze reader vind je enkele ondersteunende teksten voor het examenthema ‘De Republiek in
een Tijd van Vorsten 1477-1702’. Dit eerst thema behandelt de geschiedenis van Nederland
van de Late Middeleeuwen tot in de Nieuwe Tijd. In 1477 trouwt keizer Maximiliaan I van
Oostenrijk met Maria van Bourgondië. Hierdoor werden hun grondgebieden van verenigd.
Hierna volgen vele gedenkwaardige gebeurtenissen zoals het Groot Privilege (1477), het
bewind van Karel V (1515-1555), Filips II (1555-1581), de Akte van Verlatinghe (1581), de
dood van Willem van Oranje in 1584 en natuurlijk het ontstaan van de Republiek in 1588,
wanneer de Staten-Generaal de soevereiniteit naar zich toe trekken.
De studie naar geschiedschrijving over geschiedenis noemt men historiografie. Hierin ga je
kijken wie wat geschreven heeft en wanneer. Met betrekking tot de Republiek is het
beginpunt vooral een aantrekkelijk thema voor historici, want wanneer begon die Republiek
nu? Verschillende jaartallen worden genoemd zoals 1581, 1586 en 1588. De reader neemt het
algemeen geaccepteerde jaar 1588. De graaf van Leicester is dan al twee jaar weg. Binnen de
periode van de Republiek (synchrone geschiedschrijving) vinden veel gebeurtenissen plaats,
zoals de Opstand, de moord op de Vader des Vaderlands en de Vrede van Münster.
Om dit onderwerp goed tot je nemen, heb ik verschillende documenten toegevoegd. Ten
eerste heb ik de stofomschrijving van het examenthema ingevoegd. Dit is een compact
overzicht van de examenstof. Daarnaast een uitgebreide begrippenlijst, jaartallenlijst,
samenvatting en mijn eigen onderzoek naar de historiografie van de Republiek. Dit artikel
moest ik op de universiteit schrijven voor het vak ‘Geschiedenis van Nederland’. Daarnaast
heb ik ook nog het specifieke vak ‘De Republiek’ op de Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen gevolgd. Dit laat zien dat Nederlandse geschiedenis ‘hot’ is. De vele publicaties in
de vorm van boeken en artikelen tonen de populariteit van het thema. Vroeger was kennis van
de vaderlandse geschiedenis een belangrijke voorwaarde voor het burgerschap. Nu is dat niet
anders. Door kennis van het verleden ken je jezelf. Prinses Maxima veroorzaakte veel ophef
met de opmerking dat zij de ‘Nederlandse identiteit’ niet had gevonden. Dit was een doorn in
het oog van verschillende historici, want wij hebben toch een zeker samenbindend gevoel,
misschien wel nationalistisch van aard.
Ik wens jullie veel succes met de studie van “De Republiek in een Tijd van Vorsten 14771702”. Laten wij met zijn hopen dat iedereen zal slagen voor het schriftelijk examen!
Veel succes en plezier!
Mark Beumer
Historicus
www.markbeumer.eu
1
De Republiek in een tijd van vorsten (VWO)
Dit thema komt in de plaats van Dynamiek en stagnatie in de Republiek.
Inleiding op het thema
Relatie met andere domeinen
In deze stofomschrijving wordt het tweede thema op basis van domein C geëxpliciteerd. Het betreft
hier een explicitering van een thema dat voornamelijk binnen de tijdvakken 5 en 6 van de
oriëntatiekennis (domein B) valt en dat een aanloop kent in tijdvak 4 en een uitloop in tijdvak 7 (zie
bijlage 1, het examenprogramma). De explicitering van domein A heeft de commissie die de syllabus
samenstelde overgenomen uit de ‘Werkversie Conceptsyllabus pilot geschiedenis havo en vwo’, in zijn
geheel te vinden op www.cve.nl.
De inhoud
Het thema beschrijft de politieke, religieuze en economische voorgeschiedenis en de geschiedenis
van de Republiek in de periode 1477 – 1702 en zijn internationale context (die overigens beperkt is tot
Engeland en Frankrijk). Er is voor gekozen binnen de Republiek vooral de ontwikkelingen in het
gewest Holland te beschrijven. Bij de beschreven politieke geschiedenis ligt de nadruk op
‘particularisme en centralisme’. Daarmee nauw verbonden is de religieuze geschiedenis waarbij de
meeste aandacht uitgaat naar ‘godsdienstvrijheid en staatsgeregelde godsdienst’. Bij de beschreven
economische geschiedenis ligt de nadruk op ‘vrijhandel en handelsbarrières’. Om aan te geven in
welke internationale context de ontwikkelingen in de Republiek plaatsvonden, worden deze
ontwikkelingen als kapstok gebruikt om leerlingen kennis te laten maken met wat er gebeurde in
Engeland en Frankrijk. Het thema is beschreven in een chronologisch ingedeelde tekst. De leertekst
begint in 1477, het begin van de Habsburgse overheersing van de Nederlanden, en eindigt in 1702 als
het tweede stadhouderloze tijdperk ingaat. Een deel van de leerstof is alleen voor de vwo-kandidaten
en is cursief gedrukt. In de havo-syllabus is dit cursieve deel voor alle zekerheid doorgehaald. Het
betreft met name delen van de beschreven religieuze geschiedenis met als nadruk ‘godsdienstvrijheid
en staatsgeregelde godsdienst’. De syllabus beperkt zich tot het noemen van de voor leerlingen
belangrijkste historische gebeurtenissen, personen en begrippen behorende bij het thema. Met behulp
van de vaardigheden en benaderingswijzen dienen examenkandidaten vervolgens zelf verbanden te
leggen en conclusies te trekken door de gehele beschreven leerstof heen. Dit wil niet zeggen dat er in
de tekst geen verbanden worden gelegd of conclusies worden getrokken. Op enkele plaatsen zijn ze
nodig, bijvoorbeeld om feiten te ordenen of af te bakenen. Indien meer verbanden en conclusies
gegeven worden, die vervolgens kunnen worden teruggevraagd bij leerlingen, zou er, uitgaande van
de beschrijving van domein C, te veel sprake zijn van reproductie. Deze keuzes hebben geleid tot een
stofomschrijving die korter is dan de stofomschrijvingen tot nu toe.
Periode 1477-1555
De strijd om macht en invloed tussen vorsten, adel en opkomende burgerij zette in de 16 e eeuw door.
De vorsten probeerden hun positie ten opzichte van adel en steden te verstevigen door een politiek
van centralisatie. In Frankrijk ontstonden hierdoor de eerste ideeën over absolute macht. In Engeland
bleef de rol van het parlement traditioneel sterk als tegenwicht voor de vorstelijke macht. Vanaf 1477
stonden de zuidelijke Nederlanden onder Habsburgs gezag. Door vererving en verovering vielen
vanaf 1543 ook alle Noord-Nederlandse gewesten onder het gezag van de Habsburgse vorst Karel V.
Hij zette de centralisatiepolitiek van zijn voorgangers voort door een landvoogd en drie centrale raden,
de Raad van Financiën, de Raad van State en de Geheime Raad, te benoemen. Deze raden
adviseerden hem en zorgden mede voor uitvoering van zijn beleid. Daarnaast verhoogde hij vaste
belastingen om zijn inkomsten te vergroten. In 1555 werd hij in zijn Spaanse en Nederlandse
bezittingen opgevolgd door zijn zoon Filips II. De kerngewesten van de Nederlanden waren
traditioneel Brabant en Vlaanderen. Vergeleken met Frankrijk, grote delen van Engeland en andere
gewesten in de Nederlanden waren deze gewesten sterk verstedelijkt. De Vlaamse handelssteden
maakten deel uit van een internationaal handelsnetwerk bestaande uit het Oostzeegebied, Italië,
Frankrijk en Engeland. De steden in Holland waren relatief klein en de voedselvoorziening werd
bedreigd door de lage opbrengsten van de landbouw in Holland. Door vervening was de grond niet
geschikt voor graanbouw. Men slaagde erin de landbouw winstgevend te maken door middel van
commercialisering en specialisatie. De Moedernegotie zorgde voor de aanvoer van goedkoop graan.
Zo waren de Hollandse steden in staat hoge belastingen op te brengen en flink bij te dragen in de
kosten die Karel V maakte in zijn oorlogen. Net als de overige gewesten in de noordelijke
Nederlanden probeerde Holland in ruil voor de financiële bijdrage aan het centrale bestuur zoveel
mogelijk regionale autonomie te verkrijgen. Discussies over het ware en zuivere geloof en de situatie
2
in de Katholieke Kerk leidden in het begin van de 16e eeuw tot een breuk in het christendom tussen
katholieken en protestanten: de reformatie. De weg voor de reformatie was mede bereid door het
humanisme, waarvan Erasmus de belangrijkste vertegenwoordiger was in Noordwest Europa. Vanuit
de gedachte dat meerdere geloven in één gebied slechts chaos konden opleveren, kozen de meeste
vorsten voor onderdrukking van andersdenkenden. In Engeland was de Anglicaanse Kerk in 1534
onder druk van koning Hendrik VIII door het parlement tot staatskerk uitgeroepen. Afhankelijk van de
oriëntatie van de heersende vorst werden daar afwisselend katholieken en protestanten vervolgd. In
Frankrijk waren het voornamelijk protestanten die werden vervolgd. Karel V koos ervoor in de
Nederlanden uitingen van het protestantisme te onderdrukken. Bij de vrede van Augsburg in 1555
werd hij echter gedwongen om in Duitse gebieden waar de lokale vorst protestants was de
protestantse eredienst toe te staan.
Periode I555-1588
Onvrede over de strenge godsdienstpolitiek, de hoge belastingdruk en de centralisatiepolitiek
waardoor de elites in de steden en gewesten hun autonomie dreigden te verliezen, zorgden in de
Nederlanden voor opstandigheid tegen Filips II. Om de rust in hun gewesten te herstellen probeerden
edelen in 1566 via een smeekschrift Filips II over te halen de kettervervolgingen te matigen. Deze
poging had weinig resultaat. Door de Beeldenstorm werd de kloof tussen de edelen en de landsheer
Filips II vergroot. Deze wilde de verantwoordelijken voor de Beeldenstorm straffen en stuurde daartoe
de hertog van Alva naar de Nederlanden. De vervolging van de protestanten verhevigde. Hiervan
waren met name aanhangers van het, in de Nederlanden populaire, gedachtegoed van Johannes
Calvijn de dupe. Het conflict met de Spaanse landsheer liep uit op een oorlog die pas in 1648
eindigde. Onder leiding van Willem van Oranje verspreidde de opstand tegen Filips II zich over de
Nederlanden. De gewesten probeerden samen een oplossing voor de burgeroorlog en de
godsdienstige tegenstellingen te vinden. Dit leidde in 1576 tot de Pacificatie van Gent. Maar nadat een
aantal gewesten zich achter Filips II schaarde, raakten de Nederlanden in 1579 verdeeld. De
zuidelijke gewesten verenigden zich in de Unie van Atrecht en de noordelijke gewesten in de Unie van
Utrecht. De breuk tussen de vorst en de opstandige gewesten werd een feit vanaf het moment dat
Filips II Willem van Oranje vogelvrij verklaarde. De noordelijke gewesten namen formeel afscheid van
Filips II in 1581 met het Plakkaat van Verlatinghe en gingen op zoek naar een nieuwe. Kandidaten uit
Frankrijk, de hertog van Anjou, en Engeland, de graaf van Leicester, bleken niet geschikt. In 1588
besloten de gewesten zonder koning verder te gaan; de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
ontstond.
Willem van Oranje zag in verdraagzaamheid en de acceptatie van een meer pluriforme samenleving
een mogelijkheid tot herstel van de orde. Oranje wees een dwingende rol van overheden in
geloofskwesties af. De politieke situatie en het verzet tegen het Spaanse gezag gaven een
betrekkelijk kleine groep orthodoxe protestanten de ruimte een belangrijke positie in te nemen in de
opstand. Hun calvinistisch geloof bood inhoudelijke steun voor hun strijd tegen het Spaanse gezag
maar sloot niet aan bij de denkbeelden van Oranje. In deze fase van de strijd was de steun van deze
groep echter zeer welkom. Vrijheid van geloof in de aangesloten gewesten was één van de
bepalingen bij de totstandkoming van de Unie van Utrecht. In de aangesloten gewesten ontstond
discussie over de mate waarin de religievrijheid moest worden toegestaan. Veel stadsbesturen
besloten uiteindelijk tot een compromis: ‘vrijheid van geweten’ werd toegestaan, ‘vrijheid van
eredienst’ hadden alleen de calvinisten. In de praktijk hing de mate waarin dissidente groepen werden
getolereerd vaak af van het beleid van de soms gematigde, dan weer orthodoxe stadsbesturen.
Volledige godsdienstvrijheid kwam er niet. Katholieken ondervonden hiervan de meeste hinder. Naast
de publieke gereformeerde kerk werden kerkgenootschappen van de lutheranen, doopsgezinden en
joden gedoogd. Ook elders in Europa zorgde de scheuring in de kerk voor veel beroering. Zo ontstond
er in Engeland na de dood van Hendrik VIII onrust tussen katholieken en protestanten. Met het
bestijgen van de troon door Elizabeth I werden rust en orde hersteld. Zij maakte een einde aan de
kettervervolgingen ondanks aanhoudende druk van de paus en Spanje op de Engelse troon. In
Frankrijk bestreden hugenoten en katholieken elkaar. In een poging deze strijd te sussen, liet de
Franse koning zijn zus in 1572 trouwen met Hendrik van Navarra, een hugenoot. Navarra wist de
slachting op hugenoten, die volgde op deze ‘Bloedbruiloft’, te ontkomen. Door het overlijden van de
laatste katholieke erfgenaam werd de Franse troon inzet van een burgeroorlog. Vanaf het aantreden
van Filips II stond de economie van de noordelijke Nederlanden in dienst van het Spaanse rijk. De
opbrengsten van de vaste belastingen werden vooral gebruikt om de vele oorlogen te bekostigen.
Samen met de gevolgen van handelsblokkades door de oorlog met Frankrijk, waarin Filips tot 1559
verwikkeld was, versterkte dit het verzet tegen zijn centralisatiepolitiek. Het voornemen van Alva om
3
nieuwe vaste belastingen, zoals de Tiende Penning, in te voeren voedde de afkeer van het Spaans
gezag. Tijdens de Opstand begon voor de noordelijke Nederlanden een periode van economische
groei. De groei van de stedelijke bevolking en de ‘Oostzeehandel’ leidde in de zeegewesten, Zeeland,
Holland en Friesland, tot verdere uitbouw van een gecommercialiseerde landbouw die zich richtte op
de stedelijke markt. Het ontbreken van een feodale traditie in de zeegewesten bood de boeren
mogelijkheden tot schaalvergroting. De nijverheid profiteerde van de groeiende handel. Hoewel in
Engeland de lagere adel zich meer op de commerciële handel ging richten, bleef het grootgrondbezit
op het platteland daar de belangrijkste bron van welvaart. In Frankrijk bleef de machtige adel zich
voornamelijk richten op traditionele landbouw. De Republiek bestond rond 1588 uit vele stedelijke en
regionale economieën die van elkaar gescheiden werden door onder andere tolbarrières en
gewestelijke handelsbeperkingen. Alleen Holland en Zeeland vormden een gezamenlijke markt door
het beleid van kooplieden-regenten. Na de val van Antwerpen in 1585 groeide Holland en in het
bijzonder Amsterdam uit tot het centrum van de Europese handel. De kooplieden en ambachtslieden
die naar Holland trokken, versterkten met hun kennis en kapitaal deze ontwikkeling. De concurrentie
van Frankrijk en Engeland was beperkt; terwijl de politieke situatie in de Republiek tot bedaren kwam,
kampte Frankrijk met burgeroorlogen en richtte Engeland zich op internationale handel met
bijvoorbeeld de Levant.
1588 – 1648
De jonge Republiek hield stand tegen Spanje, geholpen door de uitputting van de Spaanse financiën
na de ondergang van de Armada in 1588 en de voortdurende oorlog tussen Spanje en Frankrijk.
Stadhouder Maurits van Oranje en landsadvocaat van Holland Johan van Oldenbarnevelt zetten zich
in om de militaire macht respectievelijk de handelspositie van de Republiek te versterken. In de
Republiek lag de soevereiniteit sinds de Deductie van Vrancken bij de Staten. De Republiek werd een
statenbond waarin het gewest Holland de boventoon voerde als belangrijkste financier van de
defensie-uitgaven. In 1609 begon het Twaalfjarig Bestand. Naarmate de beslissing over voortzetting
van het Bestand dichterbij kwam, nam de religieuze en politieke verdeeldheid in de Republiek toe. Op
godsdienstig gebied kreeg de orthodoxe richting binnen de protestantse kerk, waarbij Maurits zich zou
aansluiten, de meeste invloed. In het religieus conflict stonden de aanhangers van Arminius en
Gomarus tegenover elkaar. De aanhang van Arminius woonde overwegend in Utrecht en Holland, die
van Gomarus in de andere gewesten. De steden in het gewest Holland waren echter verdeeld. In
1617 liet Van Oldenbarnevelt, die de Arminianen steunde, de Scherpe Resolutie aannemen. Daarbij
spraken de Staten van Holland zich uit tegen een nationale synode om het religieuze conflict te
beslechten en gaven ze steden toestemming soldaten in te huren om het conflict de kop in te drukken.
Maurits steunde Gomarus en verzette zich tegen dit leger waarvan hij geen bevelhebber was. De
religieuze strijd eindigde met de Synode van Dordrecht die partij koos voor Gomarus. Op politiek
gebied ontstond er tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt een machtsstrijd met op de achtergrond de
belangen van de gewesten tegenover die van de Republiek dan wel van het gewest Holland
tegenover die van de andere gewesten. De machtsstrijd tussen stadhouder en landsadvocaat
eindigde in 1619 met de onthoofding van Van Oldenbarnevelt op het Binnenhof. Dit bevestigde de
positie van Maurits en de Staten-Generaal en overeenkomstig hun wens werd vervolgens de strijd
tegen Spanje hervat. Frederik Hendrik van Oranje volgde Maurits na diens dood op en hij versterkte
de positie van de stadhouder en de Republiek verder. Hij veroverde strategische gebieden in wat later
de Generaliteitslanden gingen heten. Zo kwamen de (Meierij van) ‘s Hertogenbosch en (de Baronie)
van Breda, evenals Maastricht in Staatse handen. Internationaal gezien had de Republiek het tij mee.
In 1596 hadden Engeland en Frankrijk de soevereiniteit van de Republiek al erkend door het
Drievoudig Verbond tegen Spanje te tekenen. De Franse koning Hendrik IV zag zich twee jaar later,
door de blijvende onrust in het eigen land, gedwongen een vrede met Spanje te sluiten. Hij vaardigde
in 1598 het Edict van Nantes uit om een einde te maken aan de godsdienstoorlogen in zijn land en om
verder verzet tegen zijn centralisatiepolitiek te voorkomen. Met een conflict tussen katholieken en
protestanten begon in de Duitse gebieden van het Habsburgse rijk in 1618 de Dertigjarige Oorlog.
Spanje koos partij voor de katholieken. Frankrijk, beducht voor de invloed van Spanje, steunde de
protestanten. Frederik Hendrik overwoog een verbond met Lodewijk XIII en Richelieu over de
samenwerking en de verdeling van de Zuidelijke Nederlanden na de oorlog, maar er was in de
Republiek veel tegenstand tegen samenwerking. Men zag ertegen op het machtige Frankrijk tot
buurland te krijgen. Met Engeland werden de banden hechter. Elisabeth I had de Republiek openlijk
gesteund tegen Spanje. Later bevond de Engelse koning Karel I zich in nijpende financiële problemen
en hij was afhankelijk van het parlement. Hij wilde met steun van de Republiek zijn zelfstandigheid
behouden. In 1641 huwde Karels dochter Maria Stuart met Willem II, waardoor Spanje en Engeland
weer uiteen werden gedreven. De verbintenis met het koningshuis Stuart verhoogde het aanzien van
4
de Oranjes. In 1648 sloot de Republiek vrede met Spanje in de Vrede van Münster. De politieke en
religieuze strubbelingen hielden de economische groei van de Republiek niet tegen. Zolang de
opbouw van staten in Europa nog gaande was, kon de Republiek profiteren van de slagvaardigheid
die de kleine schaal waarop men werkte met zich meebracht. In de 17e eeuw groeide het volume van
de handel van de Republiek. Engeland en Frankrijk richtten zich op traditionele kostbare producten en
het volume van hun handel bleef achter. De Europese handel groeide uit naar internationale handel.
Om dit te vergemakkelijken, werden de Amsterdamse Wisselbank en Amsterdamse Beurs opgericht
en stelde men wekelijks een prijslijst van goederen op. In de Republiek ontstond een grote
handelsvloot doordat kooplieden onderling gingen samenwerken. Als opvolgers van de private
‘voorcompagnieën’ werden bijna tegelijkertijd in Engeland en de Republiek door de overheid publiekprivate organisaties als de East India Company en de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht.
Ten gevolge van dit vroege handelskapitalisme vestigden Engeland, Frankrijk en de Republiek
handelsnederzettingen en koloniën in Azië en Amerika. De VOC legitimeerde haar recht op deelname
aan de handel op grond van de theorie van de vrije zee zoals neergelegd in het geschrift Mare
Liberum van Hugo de Groot. De West-Indische Compagnie hield zich bezig met de Driehoekshandel
en met kaapvaart tegen Spanje. De kaapvaart stond echter het functioneren van de WIC als
handelscompagnie in de weg.
Periode 1648 – 1702
In 1650 stierf stadhouder Willem II. De regenten namen het besluit geen nieuwe stadhouder te
benoemen. De stadhouders waren in hun ogen te oorlogszuchtig terwijl oorlog duur was en de handel
schaadde. Dit eerste Stadhouderloze Tijdperk duurde tot 1672. Over de inrichting van de Republiek
als statenbond met of zonder een stadhouder en de mate van soevereiniteit van de gewesten bestond
onenigheid tussen staatsgezinden en Oranjegezinden. Het dagelijks bestuur van de Republiek
functioneerde dankzij bestuurlijke kwaliteiten van lokale regenten en het staatsmanschap van de
raadspensionaris van Holland, Johan de Witt. Als ambtenaar van de Staten van Holland opereerde hij
in het landsbelang, maar bij conflicten verdedigde hij toch vooral de belangen van de Hollandse
regenten. In Frankrijk nam in 1661 Lodewijk XIV de regering zelf op zich. Hij slaagde erin van Frankrijk
een centraal bestuurd land te maken, waarin de vorst absolute bevoegdheden kreeg. In Engeland
ontstond een burgeroorlog die leidde tot de onthoofding van Karel I Stuart en die een overwinning
opleverde voor het parlement. Oliver Cromwell bestuurde het land enkele jaren als Lord Protector. De
Republiek bleef neutraal inzake de Engelse burgeroorlog. In 1660 werd de monarchie door het
Engelse parlement hersteld, de Restauratie. De Engelse koning Karel II Stuart bleef in financieel
opzicht afhankelijk van het parlement. In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de positie
van de Republiek in toenemende mate bedreigd door de opkomst van Engeland en Frankrijk.
Lodewijk XIV streefde naar een groter Frankrijk, omgeven door natuurlijke grenzen. Het land
verkeerde onder zijn regering in een bijna permanente staat van oorlog, onder andere met de
Republiek. Het was voor de Republiek moeilijk deze bedreigingen het hoofd te bieden. Land- en
zeegewesten hadden verschillende prioriteiten met betrekking tot de landsverdediging. De
buitenlandse politiek van Johan de Witt was erop gericht via afwisselende bondgenootschappen de
beide andere naties uit elkaar te spelen. Deze politiek mislukte toen Karel II Stuart en Lodewijk XIV in
1672 gezamenlijk de Republiek aanvielen. Het Rampjaar leidde tot herstel van het stadhouderschap
in alle gewesten en de moord op De Witt. Onder andere dankzij de Hollandse waterlinie en de
inspanningen van Willem III als legeraanvoerder en Michiel de Ruyter als vlootvoogd bleef de
Republiek overeind. Willem III kon zich ontwikkelen tot een gezaghebbend stadhouder met ruime
bevoegdheden. Deze zette hij niet in om het staatsbestel van de Republiek te hervormen. Hij richtte
zijn aandacht vooral op de internationale situatie in Europa, waarin hij als grote tegenstrever van
Lodewijk XIV vele coalitieoorlogen leidde. Een bondgenootschap tussen Engeland en de Republiek in
de vorm van een persoonlijke unie ontstond toen de katholieke Stuart-koning Jacobus II door een
protestante meerderheid in het parlement werd afgewezen en deze meerderheid toenadering zocht tot
Willem III als troonopvolger. De Glorious Revolution (1688-1689) maakte een langdurige protestantse
coalitie tegen Frankrijk mogelijk, die een Franse hegemonie in Europa uiteindelijk voorkwam.
Engeland werd door de, aan de troonsbestijging van Willem III gekoppelde Bill of Rights definitief een
parlementaire monarchie, waarin de volksvertegenwoordiging het laatste woord had. In de Republiek
besloten de meeste gewesten na de dood van Willem III in 1702 opnieuw geen stadhouder te
benoemen. De economische voorsprong die de Republiek had opgebouwd, kon met de opkomst van
Engeland en Frankrijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw niet worden vastgehouden.
Mercantilistische maatregelen van zowel Engelse als Franse kant bevorderden hun eigen economie
en ondergroeven de positie van de Republiek extra. Frankrijk verhoogde de importtarieven en het
Engelse parlement nam in 1651 de Acte van Navigatie aan die de Hollandse handel en nijverheid
5
benadeelde. Dit leidde tot handelsoorlogen tussen Engeland en de Republiek. In de Republiek zette
de teruggang van de Hollandse handel en nijverheid een neerwaartse spiraal in werking. De
teruglopende handelsinkomsten van de zeegewesten en de toenemende schulden als gevolg van de
oorlogen waarin de Republiek betrokken was, beperkten de financiële armslag van de gehele
Republiek, met name waar het ging om de landsverdediging. In de Republiek was een samenleving
ontstaan waar kapitaalkrachtige burgers de toon aan gaven. Door het ontbreken van een centraal
gezag en de sterk ontwikkelde stedelijke autonomie waren controle, censuur en vervolging in de
Republiek niet alleen praktisch gezien nauwelijks mogelijk, het werd door de meeste regenten ook als
onwenselijk beschouwd omdat zij uitgingen van gewetensvrijheid. Veel buitenlandse publicaties
werden in Amsterdam gedrukt. Het tolerante klimaat trok internationale wetenschappers zoals
Descartes aan. Toch kende ook de tolerantie in de Republiek grenzen; de werken van de filosoof
Spinoza werden na diens dood verboden door de Staten van Holland. Tijdens het tweede
Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) bleek dat de weinig slagvaardige decentrale bestuurscultuur van
regenten niet langer voldeed in het internationale krachtenveld waarin Engeland en Frankrijk nu de
boventoon voerden. Het bestuur van de Republiek kwam in handen van een vaste groep
regentenfamilies.
Literatuur
De syllabuscommissie heeft bij het schrijven van deze explicitering in het bijzonder gebruik gemaakt
van de volgende boeken:
- Beliën, H en Hoogstraten, M. van, De Nederlandse geschiedenis in een notendop, Amsterdam 2009
- Groenveld, S. e.a., De Tachtigjarige Oorlog. De Opstand in de Nederlanden (ca. 1560-1650),
Zutphen 2008.
- Prak, M. Gouden Eeuw. Het raadsel van de Republiek, Amsterdam 2002
6
EN- EN BEGRIPPENLIJST DE REPUBLIEK IN EEN TIJD VAN VORSTEN 1477-1702
DRS.J.W.SWAEN HISTORICUS WWW.BLIKOPDEWERELD.NL
Absolutisme
Staatsvorm waarbij de koning alle macht in handen heeft en alleen aan God
verantwoording hoeft af te leggen.
Accijns
Belasting die wordt geheven op de verkoop van producten
Acte van Navigatie
Engelse wet uit 1651. Alleen Engelse schepen mochten niet-Europese
producten naar Engeland verschepen.
Acte van Verlatinghe
Ook wel genoemd 'Plakkaat van Verlatinghe'; officieel besluit van de
Staten-Generaal op 22 juli 1581 in den Haag (niet langer in Brussel) waarin
Filips II als soeverein werd afgezworen.
Alva (1507-1582)
Landvoogd van de Nederlanden, opvolger van Margaretha van Parma. Werd
door zijn harde optreden de ‘íjzeren hertog’ genoemd. (r. 1567-1573)
Anglicaanse Kerk
Nadat de paus had geweigerd het huwelijk van hendrik VIII en Catharina
van Aragon te ontbinden, besloot hendrik in 1534 zichzelf tot hoofd van de
Engelse of Anglicaanse kerk uit te roepen. Het ceremonieel en hiërarchie
zijn katholiek, de inhoudelijke dienst is protestants.
Anjou, hertog van
Door Staten Generaal aangezocht om soeverein te worden, maar voldeed
niet. Was in functie tussen 1581 en 1583. In 1584 stierf hij aan tuberculose.
7
Armada
Een ´onoverwinnelijke´oorlogsvloot waarmee Filips II in 1588 probeerde
Engeland te veroveren. deze onderneming liep uit op een catastrofe.
Arminianen
Aanhangers
van
Arminius,
ook
wel
´rekkelijken´of
´remonstranten´genoemd. Zij geloofden dat elke gelovige de genade van
God kon verdienen, mits hij leefde zoals de Bijbel dat verlangde.
Bede
Een verzoek van de vorst om financiële bijstand aan de vertegenwoordigers
van de standen. Als tegenprestaties vroegen de standen om privileges.
Beeldenstorm
In 1566 werden in veel Nederlandse gewesten kerkelijke gebouwen
aangevallen.
Vernielingen
werden
aangebracht;
kerken
werden
overgenomen en geschikt gemaakt voor de gereformeerde eredienst.
Calvinistische kernen leidden deze volksbeweging die in het zuiden begon
en in hoog tempo over het land trol. Veel katholieke ontevredenen die vóór
de Beeldenstorm fel tegen Filips en Margaretha van Parma waren, keerden
snel terug tot gehoorzaamheid aan de vorst.
Beurs
Handelsplaats in Amsterdamse handel, waar kooplui informatie kregen over
verzekeringspremies of prijzen van goederen.
Bill of Rights
De wet die tijdnes de 'Glorius Revolution' van 1688-1689 Engeland
voorgoed veranderde van een absolute in een parlementaire democratie.
Bloedbruiloft
In 1572 trachtte de Franse koning protestanten (hugenoten) en katholieken
te verzoenen door middel van een huwelijk van zijn zus met de hugenoot
Hendrik van Navarra. Tijdens het huwelijksfeest werd een bloedbad
aangericht onder protestanten.
Bourgondische Rijk
Het rijk dat in de 14e en 15e eeuw tot bloei kwam in de Nederlanden.
Uiteindelijk na de dood van Karel de Stoute (1433-1477) werd het onderdeel
van het Habsburgse Rijk.
Calvinisme
Een protestantse richting die teruggaat op de ideeën van Johannes Calvijn.
Later
werd
deze
godsdienstrichting
wel
aangeduid
met
de
'gereformeerd'.
8
term
Centralisatiepolitiek
Het beleid van veel vorsten om hun gebieden sterker aaneen te smeden en
zodoende zowel binnen- als buitenlands tot een grote machtsontplooiing te
komen. Boven plaatselijke wetten, regels en gebruiken kwamen nieuwe
centrale wetten en regels. Boven plaatselijke besturen kwamen nieuwe
centrale instellingen. Dit beleid werd ook sterk gestimuleerd door het
voortdurende
geldgebrek
van
de
vorsten
en
hun
streven
naar
godsdienstige eenheid. In Nederland door Filips II (1527-1598).
Coalitiepolitiek
Stadhouder Willem III (1650-1702) wilde samen met andere Europese landen
een sterk blok vormen tegen Lodewijk XIV (1638-1715).
Commercialisering
De Hollandse boeren, kooplieden en ambachtslieden wekten commercieel.
Dat wil zeggen: zij concurreerden met elkaar en verkochten hun
handelswaar met winst op een buitenlandse of een binnenlandse markt.
Commissiehandel
Men regelt iets voor een ander en krijgt daar dan een vergoeding voor.
Contract van
Bij toerbeurt werd volgens een vastgelegd schema de verdeling plaats van
correspondentie
de belangrijkste bestuursbaantjes door de regentenfamilies.
Deductie van Francken
Verklaring uit 1587 waarin de Goudse pensionaris François Francken de
beslissing van de Hollandse gewesten verdedigde om een nieuwe
staatsvorm aan te geven. Op basis van dit stuk konden in 1588 de zeven
soevereine gewesten zich in de Republiek der Zeven Nederlanden
verenigen.
Dertigjarige Oorlog
Oorlog die van 1618 tot 1648 vooral speelde in het Heilige Roomse Rijk.
Duitse
vorsten
verdedigden
het
particularisme
tegen
de
centralisatieplannen van de Habsburgers en kwamen in opstand tegen de
hardhandige behandeling van protestanten.
De-Urbanisatie
Mensen trekken vanuit de steden naar het platteland.
Driehoekshandel
Handelspatroon van de WIC tussen Europa, Afrika en Amerika. Vanuit
Europa werden wapens, drank en bijvoorbeeld werktuigen naar Afrika
vervoerd. Daar werden slaven ingeladen die in Amerika werden verkocht.
9
Op de terugreis naar Nederland namen de kooplieden onder andere maïs,
suiker, zout of tabak mee.
Drievoudig Verbond
Verbond
uit
1596
waarin
Engeland,
Frankrijk
en
de
Republiek
samenwerkten tegen Spanje. Het drievoudig verbond is slechts korte tijd
van kracht geweest. Al na twee jaar sloten Frankrijk en Spanje een nieuw
verdrag.
Edict van Nantes
Verordening uit 1598 van de Franse koning Hendrik IV die de Hugenoten
(Franse protestanten) een belangrijke mate van godsdienstvrijheid gaf
alsmede burgerrechten verleende. Lodewijk XIV herriep het edict in 1685.
Dit leidde tot een massale uittocht van ca. 400.000 Hugenoten. Vele gingen
naar de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.
East India Company
In 1600 opgericht samenwerkingsverband van Engelse handelaren.
Ongeveer 250 jaar lang was de EIC een van de machtigste commerciële
bedrijven ter wereld. Het zwaartepunt van de handel bevond zich in India.
Feodalisme
Maatschappelijk systeem uit de Middeleeuwen, waarbinnen boeren op de
landerijen van een landheer werkten. In het gewest Holland ontbrak het
feodalisme.
Filips II
(1527-1598) Filips was de zoon van Karel V. Toen Karel in 1555
troonsafstand deed, volgde Filips hem op in Spanje en de Nederlanden. In
1559 verliet hij zijn hof in Brussel en vestigde zich definitief in Madrid.
Filips' politiek werd beheerst door zijn verdediging van het katholicisme en
zijn machtsstreven in Europa. In beide faalde hij. Grote delen van Europa
werden protestant. Ook zijn eigen Nederlandse gewesten kwamen tegen
hem in opstand en werden goeddeels protestant. In Frankrijk en Engeland
kreeg hij geen voet aan de grond. De vernietiging van de Armada, de vloot
waarmee hij in 1588 Engeland had willen veroveren, betekende het einde
van de Spaanse heerschappij op zee. Toen Filips in 1598 stierf, was het
einde van Spanje's wereldmacht ingeluid.
Frederik Hendrik
(1584-1647) werd geboren in 1584, het jaar dat zijn vader, Willem van
Oranje, werd vermoord. In 1625 volgde hij zijn broer Maurits op als
stadhouder en opperbevelhebber van het leger. In de oorlog met Spanje
slaagde Frederik Hendrik erin een reeks steden op de Spanjaarden te
10
heroveren. Het leverde hem de bijnaam 'stedendwinger' op. Noord-Brabant
en delen van Limburg werden aan het Nederlandse grondgebied
toegevoegd. Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia van Solms waren het
eerste stadhouderlijke paar dat een hof hield. Hun vorstelijk aanzien werd
nog verhoogd door de huwelijken van hun kinderen. Zo trouwde zoon
Willem met de Engelse koningsdochter Mary Stuart.
Geheime Raad
Een van de adviesraden van de Spaanse landvoogd(es) in de Nederlanden.
de Geheime Raad stelde wetten op en voerde uit.
Geloofsvrijheid
Vrijheid voor ieder individu om openlijk het geloof te belijden da men
aanhangt. In de republiek bestond geen geloofsvrijheid, maar er werd wel
'vrijheid
van
geweten'
toegestaan.
'Vrijheid
van
eredienst'
was
voorbehouden aan de calvinisten
Generaliteitslanden
Door de Republiek veroverde delen van andere gewesten vooral van
Vlaanderen, Brabant en Limburg die door de Staten generaal werden
bestuurd.
Gewestelijke Staten
Het zelfstandig bestuur van een gewest. In de Staten waren drie standen
vertegenwoordigd.
Gilden
Organisatie
per
bedrijfstak
aansluiten. Ze werkten
met
waarbij
alle
ondernemers
zich
moeten
strenge regels en voorschriften. Een
ambachtelijke en traditionele productiewijze werd in stand gehouden.
Glorius Revolution
Bestuurlijke omwenteling die begon met de kroning van Willem II en Mary
Start tot Engels Koningspaar. Deze revolutie in 1688-1689 maakte van
Engeland voorgoed een parlementaire monarchie.
Gomaristen
Volgelingen van de geleerde Gomarus, ook wel 'remonstranten' of
'preciezen' genoemd. Zij geloofden dat God alles in het leven vooraf bepaalt
(predestinatie). Een mens kon de toegang tot de hemel niet verdienen.
Handelskapitalisme
Economische ontwikkeling in de 16e eeuw waarbij door de bloei van de
handel en industrie het kapitaal van de koopman een hoofdrol gaat spelen
in de samenleving. Bezittingen worden dan belangrijker dan afkomst. De
11
eerste vorm van kapitalisme, waarbij de winst door middel van de handel
werd gemaakt.
Hollandse Waterlinie
Een goed uitgedacht verdedigingsstelsel, dat bestond uit vestingwerken en
tussenliggende gebieden die onder water werden gezet.
Hugenoten
Franse protestanten die in eigen land werden vervolgd en in grote aantallen
naar de Republiek vluchtten.
Humanisme
Europese beweging in de zestiende eeuw die zich baseerde op het idee van
'humanitas' , menselijkheid, uit de Oudheid.
Inter-Aziatische handel
Handel in producten door de VOC binnen Azië, vanuit Batavia.
VOC
Kaapvaart
Het aanvallen van vijandige schepen (zilvervloot van Piet Hein).
Kapitaal intensief
Er wordt relatief veel geld in de productie geïnvesteerd.
Karel de V
1500-1588 Was keizer van Duitsland, koning van Spanje, hertog van
Bourgondië en heer der Nederlanden. Hij verenigde de Nederlandse
gewesten en gaf ze een autonome positie binnen het Duitse keizerrijk. In
1555 trad hij af en trok zich terug in een klooster in Spanje.
Karveel
Type zeilschip dat op Hollandse scheepswerven werd gebouwd.
Ketter
Iemand met religieuze opvattingen die niet overeenkomen met de
heersende geloofsopvatting. Protestanten waren lange tijd ketters in de
landen waar het rooms-katholicisme het enige toegestane geloof was.
Keuterboer
Boer met weinig grond, vaak in loondienst.
Kleine burgerij
Kleine ondernemers zoals winkeliers en gegoede ambachtslieden
Koopmansbeurs
Permanente jaarmarkt in Amsterdam.
12
Lord Protector
Landvoogd in Engeland. Olivier Cromwell werd de 'Lord Protector', nadat
Karel I in 1649 was onthoofd. Hij maakte een einde aan de burgeroorlog in
Frankrijk, maar heerste als een dictator.
Mare Liberum
Hugo de Groots boek uit 1609, waarin hij pleitte voor vrije handel.
Mercantilistische
Maatregelen die worden ingesteld door de centrale overheid en die bedoeld
maatregelen
zijn om de eigen handel te beschermen. Voorbeelden hier van: Engelse
Acte van Navigatie, verhoging Franse invoerrechten.
Moedernegotie
De graanhandel met de landen in het Oostzeegebied in de zestiende eeuw.
Hollandse kooplieden kochten daar graan in voor de eigen markt.
Monopolie
Het alleenhandelrecht.
Nederlandse Opstand
Deze Opstand duurde van 1568 tot 1648. Ook wel de Tachtigjarige Oorlog
genoemd. Tijdens deze Opstand
ontworstelden
zeven
Nederlandse
gewesten zich aan het centralistische gezag van Filips II in 1581.
Obligatie
Is een bedrag dat iemand uitleent aan een overheidsinstelling van een stad
of staat tegen een rentevergoeding. Na de looptijd krijgt men zijn ingelegde
geld terug. Er bestaan ook bedrijfsobligaties.
Oldenbarneveldt’ Johan
De jurist Johan van Oldenbarneveldt koos in 1572 de zijde van de Opstand.
van
Hij kreeg grote politieke invloed, maakte carrière, en werd in 1586
landsadvocaat (raadspensionaris) van het machtige gewest Holland. Toen
na het sluiten van de wapenstilstand met Spanje (1609) de politieke
conflicten in de Republiek hoog oplaaiden, was Van Oldenbarneveldt een
van de hoofdrolspelers. Twistpunten waren de verhouding tussen kerk en
staat, en bovenal de vraag hoe zelfstandig de gewesten waren. Van
Oldenbarneveldt en het gewest Holland waren voorstander van grote
zelfstandigheid. Prins Maurits was daar op tegen. In 1618 liet Maurits zijn
tegenstanders arresteren. Van Oldenbarneveldt werd ter dood veroordeeld.
Op 13 mei 1619 werd hij onthoofd.
Oligarchie
Een bestuursvorm waarbij de macht in handen is van een klein groepje
13
vooraanstaande mensen.
Oranjegezinden
Aanhangers van de stadhouders. de benaming orangisten kwam op in de
patriottentijd, de orangisten waren de tegenstanders van de patriotten.
Voor 1789 werden de aanhangers van de stadhouder prinsgezinden
genoemd, de tegenstanders staatsgezinden. Het ging hier om de
tegenstelling binnen het regentendom. Bij de tegenstelling orangistenpatriotten waren veel grotere delen van de bevolking betrokken.
Pacificatie van Gent
Besluit tot vrede tussen alle Nederlandse gewesten met het doel de
plunderende Spaanse soldaten te verdrijven en te protesteren tegen het
Spaanse bewind. Alle 17 Nederlandse gewesten sluiten zich aaneen in 1576
tegen Spanje. Hield drie jaar stand.
Pamflet
Is een kort geschrift waarin de schrijver op een felle manier zijn standpunt
naar voren brengt.
Parma, hertog van
Zoon van Margaretha van Parma (1545- 1592). Briljant militair en diplomaat,
de meest kundige landvoogd die Filips II in de Nederlanden benoemd heeft.
In 1579 werd hij meteen na de dood van Don Juan landvoogd en daarmee
opperbevelhebber van de troepen. Hij zorgde voor politieke steun (Unie van
Atrecht) en voor militaire successen (verovering van Maastricht in 1579,
verovering van Vlaanderen, Brabant en verovering van het oosten en
noorden van de Nederlanden. Hij was hard op weg de Opstand te breken,
maar moest zich met de Armanda gaan bemoeien . In Maurits kreeg hij een
geducht militaire tegenstander en de Staten generaal waren na deze
levensgevaarlijke dreigingen meer bereid gezamenlijk op te treden.
Partenrederij
Een investeerder financierde een deel van de bouw van een schip,
waardoor bij verlies van het schip, de verliezen niet zo groot waren.
Particularisme
Elk afzonderlijk gewest of stad regelde veel zaken op zijn eigen manier en
op grond van zijn eigen belang.
Patriotten
'Patriotten' is de verzamelnaam voor al degenen die in de jaren tachtig van
de 18de eeuw streefden naar een opleving van de Republiek in cultureel,
politiek en economisch opzicht. Ze waren in alle lagen van de bevolking te
14
vinden. Hun politieke tegenstander was de stadhouder, Willem V die de
teloorgang van de Republiek symboliseerde. De voor de Republiek
desastreus verlopen vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) deed de kritiek
op de stadhouder toenemen. In 1786 waren de spanningen zo hoog
opgelopen, dat naar de wapens werd gegrepen. De burgeroorlog tussen de
patriotten en de prinsgezinden 1781-1787(de medestanders van Willem V)
werd in 1787 in het nadeel van de patriotten beslecht door een Pruisisch
leger dat Willem V te hulp kwam. Vele patriotten vluchtten naar het
buitenland. Radicalen onder de Patriotten vestigden met hulp van Frankrijk
de Bataafse Republiek 1795-1806.
Personele Unie
Een verbond van twee zelfstandige staten met hettzelfde staatshoofd.
Willem II stond aan het hoofd van een personele unie tussen de republiek
en Engeland.
‘Placcaet van
De zeven gewesten verenigd in de Unie van Utrecht verklaarden in 1581 dat
Verlatinghe’
ze Filips II niet meer erkenden als landsheer.
Prinsgezinden
Politieke groepering die zich schaarde achter de stadhouder. Aanhangers
heetten daarom ook wel de Oranjegezinden. Zij waren voorstander van
samenwerking met Engeland en wantrouwden Frankrijk.
Prins Maurits (1567-
Zoon van Willem van Oranje en bekwaam legerleider.
1625)
Privilege
Een bijzonder voorrecht dat een koning aan de kerk, de adel of een stad
kon schenken.
Protectionisme
Bescherming van handelsbelangen door de overheid, vaak door de invoer
van buitenlandse goederen te ontmoedigen.
Raad der Financiën
Een van de geheime raden van de Spaanse landvoogd(es) in de
Nederlanden. de leden waren hoge edelen en juristen. Zij adviseerden over
alle belangrijke staatszaken.
Raadspensionaris
Hoogste staatsambt in de gewesten Holland en Friesland tijdens de
Republiek. Secretaris van de Staten Generaal. Soort minister van
15
Buitenlandse Zaken. Tijdens de Bataafse Republiek heette hij ook de
'landsadvocaat' en was hij belast met de uitoefening van de uitvoerende
macht - een soort minister van justitie, defensie, buitenlandse zaken en
binnenlandse zaken in één dus.
Raad van Beroerten
Werd ook wel Bloedraad genoemd (1567 – 1574). Was een speciale
rechtbank door Landvoogd Alva ingesteld om de opstandige Nederlanden
weer onder Spaans gezag te krijgen. Bekendste slachtoffers zijn de Graven
van Egmont en Horne.
Rampjaar
Het jaar 1672. In dat jaar werd de Republiek aangevallen door een coalitie
van Europese staten. Tot deze coalitie behoorden Engeland en Frankrijk.
Reformatie(hervorming)
De periode waarin een protestbeweging op gang kwam tegen misbruik en
de manier van geloven binnen de katholieke kerk.
Regenten
Gesloten elite van grotendeels uit de koopliedenstand voortgekomen
families
die
onderling
de
belangrijkste
en
meest
winstgevende
bestuursfuncties verdeelden. Burgers die het bestuur van de Republiek in
handen hebben.
Republiek
der
Zeven
De Noordelijke gewesten van de Nederlanden die zich in 1588 onafhankelijk
Verenigde Nederlanden
maakten van het Spaanse Rijk. De Verenigde Nederlanden, bestaande uit de
gewesten Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Friesland en
Groningen.
Restauratie
Het herstel van het Engelse koningschap in 1660 na de dictatuur van Olivier
Cromwell. Het Engelse parlement werd tijdens de restauratie ook in zijn
oude rechten hersteld.
Scherpe Resolutie
Besluit van de Staten van Holland in 1617 tegen een kerkvergadering over
de kwestie tussen Gomaristen en Arminianen. Op basis van de resolutie
konden de Hollandse steden huurlingen in dienst nemen om de Gomaristen
in bedwang te houden.
Smeekschrift der
Aangeboden op 5 april 1566 aan Margaretha van Parma waarin werd
gevraagd om de opheffing van de strenge vervolgingen van Protestanten
16
Edelen
en bijeenroeping van de Staten Generaal.
Soeverein
Degene die de oppermacht heeft, vaak een koning. Filips II was de
soeverein van de Nederlanden. Na 1588 namen de Staten-Generaal de
soevereiniteit over.
Specialisatie
De Hollandse boeren van de zestiende eeuw specialiseerden zich in
branches zoals zuivel, de hennepteelt of het verbouwen van meekrap.
Staatsgezinden
Politieke groepering die zich verzette tegen de Koninklijke aspiraties van de
stadhouders. Hun aanhang was vooral te vinden onder de regenten.
grofweg richtten de Staatsgezinden zich meer op de handelsbelangen en
Frankrijk, waardoor Engeland als de grootste vijand werd beschouwd. Dit
verkaart waarom zij voor een sterk leger op zee waren.
Stadhouder
Oorspronkelijk plaatsvervanger van de landsheer in de Nederlandse
gewesten. Hij was bestuurder en legeraanvoerder. Na het Plakkaat van
Verlatinghe (1581) werd de stadhouder de eerste dienaar van de Staten,
aanvankelijk benoemd door de Staten Generaal en later door de gewesten.
Aanvoerder van het leger van de Republiek. De stadhouder werd zelfs een
soort vorst, die echter wel ondergeschikt was aan de soevereine gewesten.
In het midden van de achttiende eeuw werd het stadhouderschap erfelijk en
kreeg het steeds meer het karakter van een constitutionele monarchie.
Stadhouderloze
Periode van 1650 tot 1672 in de Republiek waarin de macht van de Oranjes
Tijdperk, Eerste
was gebroken en de regenten de dienst uit maakten. Willem III was nog niet
geboren toen zijn vader Willem II in 1650 overleed.
Stadhouderloze
Periode van 1702 tot 1747 in de Republiek waarin de regenten regeerden
Tijdperk, Tweede
zonder Stadhouder. Na de dood van Willem III in 1702 wilde men dat niet.
Diens oorlogspolitiek had de Republiek uitgeput en de regenten en
handelaren wilden een voorzichtige koers varen.
Stapelmarkt
Plaats waar goederen werden bewerkt en opgeslagen om te worden door
verhandeld.
17
Statenbond
Een staat met grote zelfstandigheid voor de afzonderlijke gewesten. de
Republiek der Verenigde Nederlanden ontstond in 1588 als een statenbond.
Staten-Generaal
Het landsbestuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
waarin de vertegenwoordigers van alle gewesten zitting hadden.
Synode van Dordrecht
Kerkvergadering in 1619 die een einde maakte aan het conflict tussen
Arminianen en Gomaristen. De ideeën van Arminius werden veroordeeld.
Tachtigjarige Oorlog
Oorlog tussen Spanje en de Nederlandse gewesten waardoor de Republiek
der Nederlanden ontstond. 1568-1648.
Tiende Penning
Een accijns van 10% op roerende goederen. Alva voerde deze centrale
belasting in.
Trafieken
Kleine werkplaatsen die de overgang vormden van huisnijverheid naar de
latere fabrieken en waar ruwe grondstoffen tot eindproducten werden
bewerkt.
Twaalfjarig bestand
Bestand tussen de Republiek en Spanje waarin men voor twaalf jaar de
oorlog opschortte (1609 -1621).
Unie van Atrecht
De zuidelijke gewesten die in 1579 de kant van Spanje kozen.
Unie van Utrecht
De zeven Noordelijke gewesten die in 1579 de strijd tegen Spanje
voortzetten.
Urbanisatie
Verstedelijking, massale verhuizing van het platteland naar de stad.
Urbanisatiegraad
Hoeveel mensen er in steden wonen.
Verenigde Oost-
(1602-1795).De onderneming, een bundeling van handelsorganisaties uit
Indische Compagnie
enkele Hollandse en Zeeuwse steden, voerde zowel handel in Azië als
(VOC)
tussen Azië en Europa. Het bedrijf ontwikkelde zich tot de grootste
handels- en transportonderneming ter wereld. De Nederlandse overheid gaf
18
de VOC grote bestuurlijke bevoegdheden in Azië. De handelsonderneming,
die het monopolie had van de handel met Azië stichtte de Nederlandse
kolonie Oost-Indië.
Verlichting
Cultuurhistorische benaming voor het tijdperk van het rationalisme in de
18e
eeuw,
waarin
het
verstand
en
de
natuurwetenschappen
het
belangrijkste middel werden om de werkelijkheid om ons heen te verklaren.
De Verlichting leidde ook tot een kritische beschouwing van alle bestaande
tradities, religies en instituties en tot het ontstaan van nieuwe sociale,
politieke en staatkundige ideeën, zoals democratie en de rechten van de
mens.
Voorbijlandvaart
Goederen werden van exportland naar importland gebracht, zonder
tussenkomst van de stapelmarkt in Amsterdam.
Voorcompagnieën
Kooplieden die handelstochten naar Azië organiseerden, werkten samen in
'voorcompagnieën' om de risico's van de lange, gevaarlijke reizen te
spreiden.
Johan
van
Oldenbarnevelt
nam
het
initiatief
om
de
voorcompagnieën te bundelen tot één compagnie: de VOC.
Vrede
van
Augsburg
(1555)
Compromis tussen Karel V en de Duitse keurvorsten waarin afgesproken
werd dat de vorsten de godsdienst mochten kiezen voor hun onderdanen.
(cuius regio, eius religio).
Vrede van Munster
In 1648 gesloten vrede tussen Spanje en de Noordelijke Nederlanden
waarbij Spanje de Republiek erkende. De Zuidelijke Nederlanden bleven
Spaans.
Vrijheid van geweten
Vrijheid van ieder individu om in geloofszaken het eigen geweten te volgen.
Vroedschap
Bestuur van een stad in de Gouden Eeuw.
Waterschappen
Deze organisaties zorgden voor de aanleg en het onderhoud van dijken en
voor het droog houden van polders.
West - Indische
De WIC (West-Indische Compagnie) werd opgericht in 1621, na afloop van
het twaalfjarig bestand in de oorlog tussen de Republiek en Spanje. Nu er
19
Compagnie (WIC)
geen bestandsovereenkomst meer gold, maakten de Nederlanders zich
ogenblikkelijk op om de Spanjaarden en Portugezen van de Atlantische
kusten van West-Afrika en Amerika te verdrijven. Men rekende op
winstgevende handel, en zou tegelijk de Spaanse vijand beroven van zijn
voornaamste inkomensbron. De WIC richtte zich op de verovering van
Spaanse schepen, de productie en handel van Braziliaanse suiker en de
Afrikaanse goud- en slavenhandel. De in Afrika gekochte slaven werden in
Amerika verkocht. En met in Amerika gekochte goederen keerden de
schepen naar Nederland terug (Driehoekshandel).
Willem van Oranje
Leider van de opstand tegen de Spanjaarden. Werd in 1584 vermoord.
(1533-1584)
Wordt gezien als de Vader des Vaderlands.
Willem III, stadhouder
(1650 – 1702) Koning van Engeland Willem III van Oranje was de zoon van
Willem III. Hij werd kort na de dood van zijn vader geboren. Dat hij deze ooit
als stadhouder zou opvolgen was lang niet zeker. Na het overlijden van
Willem II was namelijk besloten dat hij niet opgevolgd zou worden. Maar in
1672 (het Rampjaar toen de Republiek door Fransen en Engelsen werd
aangevallen), keerden de kansen van Willem III. Er klonk een luide roep om
een sterke man: Willem van Oranje. Na een tijdelijke aanstelling als
bevelhebber van het leger volgde zijn benoeming tot stadhouder en
opperbevelhebber van leger en vloot. De vijand werd weerstaan, mede
dankzij Willems militaire en diplomatieke successen. Het was nog maar de
aanzet tot het toppunt van zijn macht.
Willem IV, stadhouder
1711 -1751 Willem van Oranje Nassau was de zoon van de Friese
stadhouder Johan Willem Friso die twee maanden voor de geboorte van
zijn zoon bij het oversteken van het Hollands Diep was verdronken. Nadat
Willem meerderjarig was geworden trad hij aan als stadhouder van
Friesland, Groningen en Gelderland. Het stadhouderschap van de overige
gewesten volgde in 1747 toen Franse troepen de Republiek bedreigden en,
zoals vaak in een noodsituatie, er om een sterke man geroepen werd.
Willem IV was de eerste stadhouder die stadhouder in alle gewesten was.
Bovendien werd het ambt erfelijk gemaakt. Niet alleen in de mannelijke lijn,
maar ook in de vrouwelijke lijn.
Wisselbank
Bij deze bank konden de kooplieden geld onderbrengen of wisselen tegen
andere valuta. Ook kon men hier wisselbrieven krijgen, waarmee een klant
zijn schuld in andere valuta op een bepaald moment en op een specifieke
20
plaats kon voldoen.
Witt, Cornelis de
(1623-1672) Cornelis de Witt was een vooraanstaand regent in het
stadhouderloos tijdperk. Hij was gedeputeerde van de Staten-Generaal te
velde. In die functie was hij namens de regering aanwezig bij militaire
acties. Zo nam hij in 1667 deel aan de tocht naar Chatham in Engeland. In
de zomer van 1672 werd Cornelis de Witt ervan verdacht tegen prins Willem
III samen te zweren. Hoewel er te weinig bewijs was en de pijnbank geen
bekentenis had opgeleverd, werd Cornelis de Witt veroordeeld tot
levenslange verbanning. Toen zijn broer Johan hem in de gevangenis
opzocht
verzamelde
zich
een
woedende
menigte
buiten
voor
de
Gevangenenpoort. Zij sleepten de broers naar buiten en lynchten hen.
Witt, Johan de
(1625-1672) De advocaat Johan de Witt doorliep een glanzende carrière in
de politiek. In 1653 werd hij benoemd tot raadspensionaris van het gewest
Holland. Door zijn functie, bekwaamheden en relaties groeide hij in de
stadhouderloze periode uit tot de feitelijke regeringsleider. Een van De
Witts successen was dat hij erin slaagde Engeland en Frankrijk tegen
elkaar uit te spelen. Zijn val kwam toen beide grootmachten zich in 1672
samen tegen de Republiek keerden en de roep om de terugkeer van de
stadhouder steeds sterker werd. De broer van Johan de Witt, Cornelis ook
politicus, werd in Den Haag gevangen gezet en veroordeeld. Toen Johan
hem ging bezoeken verzamelde zich buiten een opgehitste menigte. Deze
sleurde de broers uit de Gevangenenpoort en bracht hen op gruwelijke
wijze om het leven.
Wisselbank
Hier konden mensen hun geld veilig onderbrengen of wisselen tegen
andere valuta.
Wisselbrieven
Waardepapieren die je bij een andere bank weer kan inwisselen voor het
bedrag dat er op genoteerd stond.
Zuidelijke Nederlanden
Gebieden die na de vorming van de Republiek der Zeven Provinciën onder
Spaans–Habsburgs bestuur bleven. Ook wel de Spaanse Nederlanden
genoemd. Ongeveer het gebied wat nu België en Luxemburg is.
drs.J.W.Swaen Historicus www.blikopdewereld.nl 5 juli 2011
21
TIJDLIJN DE REPUBLIEK IN EEN TIJD VAN VORSTEN 1477-1702
DRS.J.W.SWAEN HISTORICUS WWW.BLIKOPDEWERELD.NL
Jaar periode
Gebeurtenis / ontwikkeling
15e eeuw
Overgang naar een marktgerichte economie in Holland. Nederlanden komen
geleidelijk in handen van het Bourgondisch / Habsburgse huis
1477
De Zuidelijke Nederlanden komen in handen van het Habsburgse Rijk.
16e eeuw
Begin van de Europese expansie door Portugezen en
Spanjaarden
Handelscentrum in de Nederlanden verschuift naar Antwerpen
1517
Maarten Luther spijkert in Wittenburg zijn 95 stellingen aan een kerkdeur.
Hiermee begint de Reformatie.
1534
In Engeland wordt hendrik VIII de leider van de Engelse of Anglicaanse Kerk.
1543
Ook de Noord-Nederlandse gewesten vallen onder het gezag van de
Habsburgers.
1555
Filips II wordt Heer der Nederlanden. Hij voert een politiek van centralisatie,
uniformering van de belastingen en godsdiensteenheid .
De Vrede van Augsburg bepaalt dat in de Duitse gebieden met een
protestantse vorst voortaan de protestantse godsdienst is toegestaan.
1566
Een groep edelen vraagt de landvoogdes Margaretha van Parma in een
smeekschrift om een vermindering van de vervolgingen.
In Vlaanderen begint de Beeldenstorm die zich snel uitbreidt naar het
noorden.
1567
Aankomst Alva in Brussel. Hij richt een speciale rechtbank op 'De Raad van
22
Beroerten"
1568
Egmont en Horne worden op 5 juni 1568 te Brussel onthoofd.
Begin Tachtigjarige Oorlog; de Nederlanden verzetten zich tegen de koers van
Filips II
Slag bij Heiligerlee.
1572
In Frankrijk leidt de Bloedbruiloft tot een slachting onder protestanten.
Inname van Den Briel door de Watergeuzen
1576
Pacificatie van Gent. Alle gewesten sluiten zich aaneen tegen Spanje.
1579
Unie van Atrecht. Een aantal zuidelijke gewesten sluiten zich in januari weer
aan bij Filips II.
Unie van Utrecht: Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland sluiten
zich aaneen tegen Filips II, zetten de strijd dus voort; wordt de facto het begin
van de zelfstandigheid van de Noordelijke Nederlanden
1581
Acte van Verlatinge; Noordelijke Gewesten erkennen Filips II niet meer als
hun soeverein. Gaan zelf op zoek naar een nieuwe koning.
1583
De hertog van Anjou voldoet niet als soeverrein
1585
Na de Spaanse herovering van Antwerpen wordt de havenstad afgesloten van
de zee door een blokkade van de Schelde. De stapelmarkt verplaatst zich naar
Amsterdam.
1587
De beoogd soeverein Leicester vertrekt definitief uit de Nederlanden
1588
Na het vertrek van landvoogd Leicester neemt de Staten-Generaal definitief de
soevereiniteit op zich en zo ontstaat De Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden
1595
Noordelijke Nederlanders(Eerste Scheepsvaart onder leiding van Houtman en
de Keyser ) bereiken zelfstandig de kust van Indië
In Holland wordt het fluitschip ontworpen en ingezet als handelsvaartuig.
1596
Sluiting door Engeland, Frankrijk en de Republiek van het 'Drievoudig
verbond'
1598
Koning van Frankrijk Hendrik IV sluit met Filips II een vredesverdrag.
Het Edict van Nantes bepaalt dat de Franse Hugenoten hun godsdienst vrij
23
mogen belijden.
De Hollandse en Zeeuwse Compagnieën van Verre worden samengevoegd tot
1602
de Verenigde Oost-Indische Compagnie
17e
eeuw
Urbanisatiegraad
in
Holland
stijgt
tot
boven
de
50%
Particuliere
(1e helft)
droogleggingen in Holland en Zeeland zorgen voor landaanwinning
1609
Hugo de Groot publiceert de theorie van de ‘Vrije Zee’
Twaalfjarig Bestand komt tot stand. Overeenkomst met Spanje.
1617
In de Scherpe Resolutie spreken de Staten van Holland zich uit tegen een
synode om het conflict tussen Armenianen en Gomaristen op te lossen.
1618
In de Duitse gebieden begint de Dertigjarige Oorlog.
1619
Raadspensionaris Oldenbarnevelt wordt schuldig bevonden aan 'landverraad'
en op het Binnenhof te Den Haag onthoofd.
1621
Einde Twaalfjarig Bestand
Oprichting van de West-Indische Compagnie, die zich o.a. met slavenhandel
bezighoudt. Ontstaan driehoekshandel.
1628
Verovering Spaanse zilvervloot door Piet Hein.
1641
Huwewlijk van Willem II en Mary Stuart II.
1648
Vrede van Münster. Maakt einde aan de Opstand én aan de Dertigjarige
Oorlog. De Republiek der Verenigde Nederlanden wordt formeel erkend.
1649
Cromwell wordt Lord Protector in Engeland
1650
Na dood van Willem II begint het Eerste Stadhouderloos Tijdperk. Johan de
Witt wordt Raadspensionaris.
1651
Engeland vaardigt de Acte van Navigatie uit om de handel van de Republiek te
treffen
1652
Begin Eerste Engelse Zeeoorlog. Twee jaar later wordt in Engeland vrede
gesloten.
1660
De dood van Cromwell leidt tot de Restauratie van het koningschap onder
Charles II.
1664
Tweede Engelse Zeeoorlog begint. de oorlog eindigt in 1667 na de tocht naar
24
Chatham.
1672
Rampjaar, de Republiek in oorlog met Frankrijk, Engeland, Keulen en het
bisdom Münster
Johan en Cornelis de Witt worden vermoord in Den Haag. Einde aan het
Eerste Stadhouderloze Tijdperk door de benoeming van Willem III tot
stadhouder.
1685
Intrekking van het Edict van Nantes, door Lodewijk XIV, leidt tot een
toestroom van Franse Hugenoten die o.a. een impuls geven aan de Hollandse
textielindustrie
1688
Stadhouder Willem III wordt koning van Engelanden start daarmee de 'Glorius
Revolution'.
Ontstaan Negenjarige Oorlog die een financiële aderlating zal betekenen voor
de Republiek.
1689
De 'Bill of Rights' verandert Engeland in een parlementaire monarchie.
1691
De Saten generaal verlengen het octrooi van de WIC niet.
1701
De Spaanse Successieoorlog begint. De Republiek is in 1714 een van de
overwinnaars, maar de orolog heeft het land te veel gekost.
1702
Na de dood van Willem III gaat het Tweede Stadhouderloze Tijdperk in.
1747
Tweede Stadhouderloze Tijdperk komt ten einde. De Friese Nassau, Willem IV,
wordt tot stadhouder benoemd.
In steden van de Republiek breekt het pachters-oproer uit.
DRS.J.W.SWAEN HISTORICUS WWW.BLIKOPDEWERELD.NL 5 JULI 2011
25
Inhoudsopgave
Pagina
Hoofdstuk 1: Inleiding
2
Hoofdstuk 2: Status quaestionis
3
Hoofdstuk 3: Historische context
8
Hoofdstuk 4: Analyse
4.1. J.A.F. de Jongste als Brontekst
4.1.1. Houding van De Jongste
4.1.2. Sleutelvariabele
4.2. Vergelijkende studies
4.2.1. De Voogd
4.2.2. Houding van De Voogd
4.2.3. Sleutelvariabele
4.2.4. Kossmann
4.2.5. Houding van Kossmann
4.2.6. Sleutelvariabele
4.2.7. Van Holk
4.2.8. Houding Van Holk
4.2.9. Sleutelvariabele
4.2.10. Israel
4.2.11. De houding van Israel
4.2.12. Sleutelvariabele
4.3. Conclusie
9
9
9
10
10
10
11
12
12
12
13
14
14
14
15
15
15
16
Hoofdstuk 5: Conclusie
18
Hoofdstuk 6: Literatuurlijst
19
26
Hoofdstuk 1: Inleiding
Er is gekozen voor het onderwerp “De Republiek der Verenigde Nederlanden”, of kortweg
“De Republiek”. Ook worden ook wel het aantal gewesten in de titel genoemd; het luidt dan
“De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden”.
De reden voor dit onderwerp is in de eerste plaats de cursus De Republiek, die op de
Hogeschool van Nijmegen gegeven is door dr. Meindert Evers, voorheen cultuurhistoricus
aan de Radboud Universiteit. Een van de activiteiten was om een begin en een einde van de
Republiek te bepalen. Gebleken is dat het geen makkelijke kwestie is om het historiografisch
begin te bepalen; er zijn vele jaartallen die men daarvoor in aanmerking laat komen. Zo geniet
1648 de meeste aanhang, omdat in dat jaar de Republiek internationale erkenning kreeg, maar
men kan zich afvragen of het begin niet eerder gesignaleerd kan worden.
Een andere reden is om meer licht op deze zware discussie te werpen, zodat er meer
duidelijkheid ontstaat; waar moet men allemaal nog meer op letten bij een dergelijke
vraagstelling? Heeft men genoeg aan enkele gegevens, of dient men zeer diep te graven in de
bestaande materie?
Mijn idee is om deze vraag toe te spitsen op een brontekst, namelijk het artikel van J.A.F. de
Jongste, De Republiek der Verenigde Nederlanden, als uitgangspunt te nemen.1 Hierin
worden verschillende gebeurtenissen aangedragen voor de vorming van de Republiek. Dit
aangeven van gebeurtenissen past in de oneindige discussie over de ontstaansgeschiedenis van
de Republiek.
Voorts zal de resterende literatuur bestudeerd worden om na te gaan om de andere auteurs er
een zelfde visie op nahouden of dat zij hele andere ideeën hebben omtrent dit vraagstuk.
Belangrijk hierbij zijn ook de verschillende houdingen van de auteurs. Hoe wordt er tegen de
Opstand en de vorming van de Republiek en de overdracht van de soevereiniteit aangekeken?
Waar hebben de auteurs het meeste oog voor en waarom daarvoor? Dit moet tijdens de studie
duidelijk worden.
De definitieve vraagstelling luidt: “Hoe komt de wordingsgeschiedenis van de Republiek tot
uiting in het artikel van J.A.F. de Jongste en hoe wijkt het wetenschappelijk debat daarvan
af?”
Jongste, J.A.F. de, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden’, Leidschrift; vol. 9, afl. 3
(1993) 101-115.
1
27
Hoofdstuk 2: Status quaestionis2
Handboeken
J.C.H. Blom en E. Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden, Baarn 4e druk 2006
J.I. Israel, De Republiek 1477-1806, Oxford 5e druk 2001
C. de Voogd, Geschiedenis van Nederland. Vanaf de prehistorie tot heden, Amsterdam 2000
Toelichting keuze: het boek van Blom en Lamberts heb ik gekozen omdat ik dit boek voor de
cursus Geschiedenis van de Nederlanden nodig heb; op deze wijze kon ik al een bepaald
gedeelte mij eigen maken alsook de schrijfwijze van de auteurs. Een andere reden is de vierde
herdruk in 2006; daardoor verwacht ik dat de inhoud meer actueel is. Een nadeel van dit boek
is dat het zeer gedetailleerde informatie bevat, waardoor het moeilijk is een grote lijn in dit
geheel te ontdekken.
Het boek van De Voogd heb ik gekozen omdat ik dit nog niet ingezien had en het in
vergelijking met de andere boeken mij een minder kwalitatief werk leek en ik wilde weten of
dit vooroordeel klopte met de werkelijkheid. Het boek leest vlot door de grote lijnen aan te
houden, maar soms wordt dit overdreven en krijg je de indruk te weinig geïnformeerd te
worden.
Het boek van Israel heb ik gekozen omdat één werk gespecialiseerd diende te zijn en met de
titel De Republiek 1477-1806 spreekt dit natuurlijk voor zichzelf. Wel ben ik verbaasd dat dit
laatste werk als handboek bestempeld wordt, aangezien dit werk 1368 pagina’s telt en ik dit
als docent Geschiedenis zijnde, nooit zo zou hebben ingezet. Verdere redenen zijn de recente
herdrukken van Geschiedenis van de Nederlanden en de Nederlandse vertaling van The Dutch
Republic.
Bibliografisch fundament (uit IID en IIE)
H. de Buck, Bibliografie der geschiedenis van Nederland, Leiden 1968
D. Algemene en Politieke Geschiedenis 69-109, IV Geschiedschrijving 89-108, 3.
Staatkundige betrekkingen met vreemde mogendheden. Diplomatieke geschiedenis, 98
F. der Kinderen FZN, De Nederlandse Republiek en Munster gedurende de jaren 1650-1666,
Leiden 1871
Verantwoording: dit proefschrift uit 1871 beschrijft een periode uit de Republiek en Münster
die ik interessant vind vanuit historiografisch perspectief. Wat bewoog de auteur om de
periode 1650-1666 te onderzoeken? 1650 is twee jaar na het einde van de Tachtigjarige
Oorlog en 1666 zit midden in de Gouden Eeuw. Mijn idee is dat de schrijver het verloop van
de Republiek wilde onderzoeken na het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1648), wat voor
veel historici het begin is van de Republiek. Het lijkt mij interessant voor mijn vraagstelling
2
Deze titels komen voort uit de cursus Historische Documentatiekunde.
28
dit werk te bestuderen. Een nadeel is dat het werk zich richt op een typisch begin- en
eindpunt.
E. Algemene en Politieke Geschiedenis naar tijdvakken 109-268, 7. Het tijdvak 1568-1795 in
het algemeen, 180
P.L. Muller, Onze Gouden Eeuw. De Republiek der Vereenigde Nederlanden in haar bloeitijd
geschetst, Leiden 1896-1898 3 delen
Verantwoording: dit werk vind ik van toepassing voor mijn vraagstelling omdat dit werk de
bloeitijd van de Republiek in de Gouden Eeuw beschrijft. Dat betekent dat de Republiek voor
de 17e eeuw ontstaan moet zijn; echter kan het begin van de Republiek ook in deze synchrone
historiografie geplaatst worden aangezien de auteur van een bloeitijd spreekt. Een nadeel van
deze studie is de datum, 1898 is natuurlijk al lang geleden en er bestaat een grote kans dat de
informatie hierin al lang achterhaald is.
E. Algemene en Politieke Geschiedenis naar tijdvakken 109-268, 8. De Tachtigjarige oorlog
(1568-1648), Latere geschiedschrijving, 185
J. van Vloten, Nederlands Opstand tegen Spanje in zijn eerste wording, ontwikkeling en
verderen voortgang, Schiedam 1872 2 delen
Verantwoording: dit werk uit 1872 toont hoe uit de Nederlandse Opstand
hoogstwaarschijnlijk de Nederlanden als zelfstandige natie zich ontwikkelen en is daarmee
een beginpunt voor het ontstaan van de Republiek. In principe is dit de tweede opstand
aangezien wij in 1581 Filips II al hadden afgezworen met de Akte van Verlatinghe.
E. Algemene en Politieke Geschiedenis naar tijdvakken 109-268, 8. De Tachtigjarige oorlog
(1568-1648), Latere geschiedschrijving, 186
De Staat der Vereenigde Nederlanden in de jaren zijner wording: 1572-1594, Haarlem 2e
uitgave 1878
Verantwoording: hier is sprake van een diachrone geschiedschrijving: een begin en een einde.
1572 is het jaar waarin de Bartholomeüsnacht plaatsvond alsook de gebeurtenissen bij Den
Briel en 1594 is mij verder onbekend. In principe mag men aannemen dat de auteur de
Republiek in 1572 laat aanvangen aangezien gesproken wordt van zijner wording.
www.home.planet.nl/~nijs0104/www-vl-neth/index.html
Via deze site werd ik doorgestuurd naar www.dutch-republic.nl/index.php
Op deze site heb ik de volgende resultaten gevonden:
Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden
Verantwoording: deze twee titels bieden vele artikelen aan waaruit men informatie kan putten
voor vele onderwerpen uit de Nederlandse geschiedenis. Deze twee zijn samengegaan en
verschijnen sinds 1983 3 keer per maand.
29
Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG). Deze werkt samen met de BMGN,
Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Website
www.knhg.nl
G. de Bruin, De soevereiniteit in de Republiek. Een machtsprobleem, XCIV (1979) 27-40
Verantwoording: de soevereiniteit slaat op zelfstandigheid en ik ben nieuwsgierig in welk jaar
men deze soevereiniteit plaatst. Blijkbaar vindt de auteur dat deze zelfstandigheid een
probleem is wat nader bezien moet worden. Nadeel is dat uit de titel niet blijkt welke periode
precies bestudeerd wordt.
S. Groenveld en H.L. Ph. Leeuwenberg, De bruid in de schuit. De consolidatie van de
Republiek 1609-1650 (recensie)
Verantwoording: consolidatie wil zeggen ‘vast leggen’ en dus bepaalt de auteur aan de hand
van de periodisering dat de Republiek in 1609 aanvangt en in 1650 eindigt. Ik zou willen
weten wat de argumenten hiervoor zijn.
W.W. Mijnhardt, Geschiedschrijving over de Republiek, CXIII (1998) 484-489
Verantwoording: historiografie is heel belangrijk voor de historicus, want wanneer begint iets
en laten we iets eindigen; zo ook met de Republiek en dit werk beschrijft de kern van mijn
vraag: ‘Wanneer ontstond de Republiek der Verenigde Nederlanden’. Echter wordt niet gelijk
duidelijk hoe deze geschiedschrijving zich uit.
Bibliografische selectie van tijdschriftartikelen (uit IID, IIE en VIC)
J. Snapper, ‘From Revolt to Riches. Over cultuur en de geschiedenis van de Lage Landen van
1500 tot 1700’, Ons Erfdeel;, vol 38, afl. 2 (1995) 300-302
Verantwoording: dit artikel gaat in op de Opstand in de context van de Nederlandse
geschiedenis tussen 1500-1700; in deze periode wordt de Republiek der Verenigde
Nederlanden gevormd.
11e jaargang nr. 12, januari t/m december 1983, 294
H. de Schepper, ‘Het ontstaan van de twee Nederlandse staten tussen 1579 en 1648, een
Waals en ‘Vlaams’ initiatief’, Ons Erfdeel; 25, no.5 (1982) 654, 668
Verantwoording: dit artikel gaat in op de splitsing van de noordelijke en de zuidelijke
Nederlanden en begint in 1579 bij de Unie van Utrecht en eindigt in 1648 met het einde van
de Tachtigjarige Oorlog, voor veel historici het beginpunt van de Republiek. Een nadeel is dat
er reeds in 1579 begonnen wordt, terwijl de periode vanaf 1581 belangrijker is.
10e jaargang nr. 12, januari t/m december 1982, 313
L.E. van Holk, ‘Het recht van verzet en het Plakkaat van Verlatinge uit 1581’, Spiegel
Historiael 16, no. 12 (1981) 671-676, 703
Verantwoording: het gaat hierbij uitdrukkelijk om het verzet tegen Filips II en het moment
waarop hij weggestuurd wordt. Dit is voor mij het moment dat de Nederlanden in feite een
30
republiek zijn. wat jammer is dat er maar weinig aandacht wordt geschonken aan de
soevereiniteit zelf en aan wie deze allemaal is aangeboden.
5 jaar kumulatie 1976-1980, 4e t/m 8e jaargang 1976-1980, 905
H. van der Hoeven, ‘Opstand en Republiek in Britse ogen, Ons Erfdeel; 21, no. 5 (1978) 709716, 905
Verantwoording: voor historici is het interessant om te zien hoe in het buitenland tegen ons
aangekeken wordt, zeker voor landen die met de Nederlanden in conflict zijn geweest zoals
Engeland. Zo krijgt de historicus naast rechtstreekse perspectieven, ook onrechtstreekse
perspectieven in handen.
K. van Berkel, ‘De Nederlanden in de jaren 1580; een onafhankelijke republikeinse staat was
niet bedoeld’, Intermediair; 16, no. 30 (1980) 15-21
Verantwoording: dit artikel valt op vanwege de titel. Waarom was een onafhankelijk
republikeinse staat niet de bedoeling? Om te bepalen wanneer de Republiek ontstaan is, kan
deze inhoud een totaal ander licht op de zaak werpen. Het is dan ook jammer dat het doel van
het artikel niet gelijk duidelijk wordt in de titel.
S.H. Bos, M.C.W. Schillings, Repertorium van boeken en tijdschriftartikelen betreffende de
geschiedenis van Nederland verschenen in 1991. Instituut voor Nederlandse geschiedenis,
Den Haag 1985
Lopend
III. Algemene en politieke geschiedenis naar tijdvakken, 6. Tachtigjarige oorlog (ca. 1555 –
ca. 1648), 43
M. van Gelderen, ‘Op zoek naar de Republiek. Politiek denken tijdens de Nederlandse
Opstand (1555-1590)’, Hilversum, Verloren, 91, in 8°, 94 p
Verantwoording: tijdens de Opstand was men continue bezig te bedenken hoe men van het
Spaanse juk af kon komen. Een inzage in het politieke denken is goed voor een wat bredere
achtergrond voor het bepalen van de Republiek, maar is ook te beperkt. Voor een compleet
beeld heeft men meerdere factoren nodig.
III. Algemene en politieke geschiedenis naar tijdvakken, 6. Tachtigjarige oorlog (ca. 1555 –
ca. 1648), 44
E.H. Kossmann, ‘Soevereiniteit in de Zeven Verenigde Provinciën [Gebaseerd op Rep. 60-62,
nr. 3401, Rep 72-74, nr. 1339 en Rep. 87, nr. 83], Theoretische geschiedenis, 91 dl, 18, 413421
Verantwoording: deze titel geeft de zelfstandigheid van de provinciën aan. Dit is een
belangrijke voorloper of synoniem voor de Republiek der Verenigde Nederlanden. De kracht
zit hem in de diepgang naar de betekenis van het begrip soevereiniteit. Aan de andere kant
slokt het daardoor veel ruimte op voor andere informatie.
31
April 1990 to march 1991, 711
H.H. Rowen, ‘The Dutch Revolt: what kind of revolution?’, bibl. Renaissance Quarterly 43:
570-590 Aut ‘90
Verantwoording: dit artikel gaat in de op de signatuur van de Nederlandse Opstand.
Geanalyseerd wordt wat voor soort revolutie het was. Interessant voor een bredere
achtergrond.
April 1977 to march 1978, 476
J. I. Israel, ‘Conflict of empires: Spain and the Netherlands 1618-1648’, Past & Present no.
76, 34-74 Ag ‘77
Verantwoording: dit artikel gaat in op het conflict tussen Spanje en Nederland tijdens de
Tachtigjarige oorlog. Voor het beginpunt wordt 1618 gekozen. Ik zou erg benieuwd zijn hoe
het conflict tussen deze rijken beschreven wordt in de synchrone tijd.
Persoonlijk ligt mijn voorkeur in 1581 toen Filips II afgezworen werd. Dan is er geen koning
meer en dus ook geen monarchie. Men kan dan in mijn ogen over een republiek spreken; de
vraag met betrekking tot de soevereiniteit plaats ik na bestudering van de literatuur in 1586 na
de mislukking van graaf Leicester.
Gebleken is dat het geen makkelijke kwestie is om het historiografisch begin te bepalen; er
zijn vele jaartallen die men daarvoor in aanmerking laat komen. Zo geniet 1648 de meeste
aanhang, omdat in dat jaar de Republiek internationale erkenning kreeg, maar men kan zich
afvragen of het begin niet eerder gesignaleerd kan worden.
Daarom is het zaak om meer licht op deze zware discussie te werpen, zodat er meer
duidelijkheid ontstaat; waar moet men allemaal nog meer op letten bij een dergelijke
vraagstelling? Heeft men genoeg aan enkele gegevens, of dient men zeer diep te graven in de
bestaande materie? Kortom, mijn werkstuk zal meer duidelijk verschaffen in hoe men in deze
discussie te werk kan gaan. Het zal meer handvaten geven om een beter standpunt te bepalen.
Daarom kies ik ervoor om het artikel van J.A.F. de Jongste als uitgangspunt te nemen en zijn
visie te vergelijken met het wetenschappelijke debat, de door mij geselecteerde studies.
32
Hoofdstuk 3: Historische context
De historische context waarin mijn onderwerp zich afspeelt is de Tachtigjarige Oorlog. Deze
begon in 1568 en eindigde in 1648. In 1568 probeerde Willem van Oranje, stadhouder van
Holland, Zeeland en Utrecht, Alva te verdrijven uit Brussel. Het ging hier nadrukkelijk om
een opstand tegen Alva en niet tegen de koning. De Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568 was
het eerste treffen tussen de troepen van Willem van Oranje (aangevoerd door Lodewijk van
Nassau) en die van Alva. In 1641 begonnen vredesonderhandelingen tussen de strijdende
partijen in deze oorlog. Afgesproken werd dat in Münster en Osnabrück onderhandeld zou
worden. Hoewel de Republiek niet meevocht in de Dertigjarige Oorlog, werd besloten de
Republiek toch uit te nodigen bij de vredesonderhandelingen. Door de oorlog tegen Spanje
was de Republiek teveel een partij geworden. Via Frankrijk ontving de Republiek een
uitnodiging.
Hoewel er rond die tijd enorme militaire successen werden geboekt, was er binnen de
Republiek steeds meer sprake van een vredesstemming. De langdurige oorlog kostte veel geld
en mensenlevens. Alleen de provincies Zeeland en Utrecht, en de stad Leiden, bleven tot het
einde toe voorstander van de oorlog.
De Republiek slaagde erin als volwaardige staat aan de onderhandelingen mee te mogen doen:
zelfs Spanje stemde hiermee in. In januari 1646 kwamen 8 vertegenwoordigers van de Staten
aan in Münster om te onderhandelen met de Spanjaarden over vrede. De onderhandelingen
zouden plaatsvinden in het Huis van het Kramersgilde, tegenwoordig het Haus der
Niederlande genoemd. De Spaanse onderhandelaars hadden uitgebreide volmachten
meegekregen van koning Filips IV, die al jaren vrede zocht. Tijdens de onderhandelingen
werden de Republiek en Spanje het snel eens: de tekst van het Twaalfjarig bestand werd als
uitgangspunt genomen en de Republiek werd door Spanje als soevereine staat erkend. De
vrede leek snel nabij. Frankrijk gooide echter roet in het eten door steeds met nieuwe eisen te
komen. De Staten besloten hierop buiten Frankrijk om vrede te sluiten met Spanje. Op 30
januari 1648 werd de vredestekst vastgesteld. Deze werd ter ondertekening naar Den Haag en
Madrid gestuurd. Op 15 mei werd de vrede definitief getekend.3
3
Voogd, C. de, Geschiedenis van Nederland. Vanaf de prehistorie tot heden, Amsterdam 2000, 69-96.
33
Hoofdstuk 4: Analyse
4.1. J.A.F. de Jongste als Brontekst
Voor dit onderzoek is de tekst van J.A.F. de Jongste als brontekst genomen. Deze tekst dient
als basis: hoe beschrijft De Jongste de wordingsgeschiedenis van de Republiek en hoe wijken
andere schrijvers daarvan af en welke positie neemt men in? Is men positief of negatief
gestemd? Op deze vragen zal getracht worden een antwoord te geven.
J.A.F. de Jongste beschrijft de wordingsgeschiedenis van de Republiek in de context van de
Opstand (1568-1648). Hij beschrijft verschillende momenten die bijdragen aan de vorming
van de Republiek. Hij geeft achtereenvolgens aandacht aan de Statenvergadering in Dordrecht
in juli 1572, de Unie van Holland en Zeeland (1575), de Unie van Utrecht (januari 1579), het
Plakkaat van Verlatinghe (1581), en de periode tussen het Plakkaat en het Twaalfjarig
Bestand (1581-1609).4 Verder haalt hij verschillende aspecten aan om zijn betoog kracht bij te
zetten, zoals een nadere analyse van het grondgebied, de soevereiniteit en de positie van de
stadhouder. Verder beschrijft het leger en de vloot, de financiën, de bureaucratisering,
natiebesef, tolerantie en tenslotte het karakter van de staat.5
4.1.1. Houding van De Jongste
De Jongste legt in zijn artikel vooral de nadruk op de negatieve sfeer en stand van zaken. Zo
geeft het in het begin aan dat de Republiek niet als nieuwe staat ontstond als gevolg van een
bewust vormingsproces, maar dat alles in en uit de oorlog ontstond.6 Zo beschrijft hij de
houding van vissers en schippers in 1572 als ontevreden, waardoor zij hun poorten openden
voor geuzen en calvinisten.7
Vervolgens haalt De Jongste de toenemende geldzorgen aan, waardoor de gematigde
elementen in de loyale gewesten meer invloed op het beleid kregen.8 Bij de Unie van Utrecht
geeft De Jongste aan dat het doel de voortzetting tegen de vijandelijke troepen waren en dat
het netelige probleem van de godsdienst ook een plaats moest krijgen in het unieverdrag.9
Over Holland is De Jongste gematigd positief; hij erkent de sociale en politieke homogeniteit,
4
Jongste, J.A.F. de, ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden’, Leidschrift; vol. 9, afl. 3 (1993) 101-105.
De Jongste, ‘De Republiek’, 105-115.
6
Ibidem, 101, 109.
7
Ibidem, 101.
8
Ibidem, 102.
9
Ibidem, 103.
5
34
maar men mag deze niet overschatten. Meer aandacht is er voor fricties en rivaliteit tussen
steden.10
Wat het leger en de vloot betreft is al aangehaald dat de nadruk op de oorlog ligt en dat het
voornaamste doel de defensie was, dat door het leger werd bepaald.11 Ook wat het natiebesef
betekent is er geen ruimte voor een positieve visie. De Jongste benadrukt sterk het
particularisme en de grote interstedelijke rivaliteit, met daarbij soms felle conflicten. Hierdoor
was er van een echt natiebesef geen sprake.12 Het is maar de vraag of dit werkelijk zo is, want
voor een compleet beeld moet ook andere kant belicht worden.
4.1.2. Sleutelvariabele
Het sleutelwoord is hier soevereiniteit en hij stelt de vraag wanneer en waart deze berustte en
wat de betekenis hiervan is.13 Opvallend is dat de soevereiniteit over de Nederlanden als een
soort vacature gezien werd en meerdere malen aan buitenlandse heersers aangeboden werd.
De Jongste noemt 1586 (Leicester) en 1667 (Eeuwig Edict) als momenten waarop de
soevereiniteit echt bij de Staten berustte.14
Belangrijk is dat het soevereiniteitsbegrip in de beginjaren van de Republiek nog maar weinig
contouren had, al maakten de opmerkingen van Jean Bodin er wel deel van uit. De Jongste is
van mening dat pas na de afschaffing van het stadhouderschap in Holland onder Johan de Witt
er tot een formulering van een zuivere republikeinse staatsleer kwam, waarbij de Staten de
absolute soevereiniteit bezaten en van deelbaarheid geen sprake kon zijn.15 Hij sluit af met de
opmerking dat volgens sommigen de gewestelijke soevereiniteit ondeelbaar was, en na 1650
geldigheid kreeg, maar dat daar tegenover de opvatting stond dat de soevereiniteit gedeeld
kon worden door meerdere instanties. Zijn conclusie is dat de Republiek een statenbond was
met trekken van een bondsstaat.16
4.2. Vergelijkende studies
4.2.1. De Voogd
De Voogd behandelt de Opstand in een drietal belangrijke perioden. In tegenstelling tot De
Jongste begint hij met de periode 1565-1568, waarbij sprake was van een langdurige
10
Ibidem, 106.
Ibidem, 109.
12
Ibidem, 112.
11
13
Ibidem, 101-107.
14
Ibidem, 106-107.
Ibidem, 107.
16
Ibidem, 114.
15
35
confrontatie tussen de belangrijkste edelen aan het hof en de landvoogdes van de
Nederlanden, Margaretha van Parma. Hij beschrijft hier ook de aanzet van de adel, geleid
door Willem van Oranje.17
De tweede periode laat hij in 1572 beginnen en hield direct verband met de fiscale eisen van
Spanje om het gezag in de Nederlanden te herstellen. Voorts beschrijft hij de inname van Den
Briel in 1572 en de komst van Requesens in 1573. Hij sluit af met het gegeven dat de Spaanse
troepen Zierikzee verlieten na de inname om hun achterstallige soldij op te eisen.18
De laatste periode staat in het teken van de nieuwe betrokkenheid van het zuiden. In deze
periode worden de Pacificatie van Gent (1576), de Unie van Atrecht en Utrecht (1579), Het
Plakkaat van Verlatinghe, de komst van Leicester en het Twaalfjarig Bestand beschreven. 19
4.2.2. Houding van De Voogd
De Houding van De Voogd kan men in tegenstelling tot De Jongste als meer positief
omschrijven. Zo spreekt hij over het einde van de Opstand als een gebeurtenis, waarbij de
onafhankelijkheid van de Republiek definitief werd erkend.20
De eerste periode tussen 1565 en 1568 begint hij ook vanuit positief oogpunt, namelijk dat het
verzet onder leiding van de prins van Oranje tot 1565 succes leek te hebben en dat Filips af
moest zien van de aanwezigheid van Spaanse troepen en van een militaire interventie vanuit
Frankrijk. Ook het gegeven dat Filips zich van Granvelle wilde ontdoen, spreekt van een
positieve blik op het verhaal.21 Hierna wordt men dan toch met de harde werkelijkheid
geconfronteerd, dat er voor compromissen geen sprake meer is, waardoor Margaretha in een
moeilijke positie terechtkomt. Een van de gevolgen is dat Alva naar de Nederlanden gestuurd
wordt om schoon schip te maken.
De tweede periode beziet De Voogd neutraal, aangezien hij ook de financiële situatie
aanhaalt, maar dan vanuit de terminologie van ‘fiscale eisen’. 22 Duidelijk is dat De Voogd
oog heeft voor de positieve elementen, zo haalt hij de verovering van Haarlem aan, maar stipt
hij aan dat het grootste gedeelte van de bevolking gespaard blijft.23 De periode na de dood van
Willem van Oranje staat in een negatiever daglicht, omdat de soevereiniteitskwestie een
netelige is, waarbij verschillende heersers benaderd en aangesteld worden, maar steeds weer
17
De Voogd, Geschiedenis van Nederland, 75-78.
Ibidem, 78-81.
19
Ibidem, 82-90.
20
Ibidem, 75.
21
Ibidem, 75.
22
Ibidem, 78.
23
Ibidem, 80.
18
36
op een mislukking uitlopen.24 Het einde van zijn betoog sluit hij weer positief af; hij bekijkt
de Opstand dan ook veelvuldig uit het perspectief van Willem van Oranje.25
4.2.3. Sleutelvariabele
Ook bij De Voogd is er aandacht voor de soevereiniteit. Evenals de Jongste beschrijft hij de
verschillende personen die de soevereiniteit bezaten, zoals de graaf van Leicester. 26 De Voogd
schenkt ook aandacht aan het begrip ‘soevereiniteit’ zelf. Als voorbeeld citeert hij uit een
resolutie uit 1590, waarin de Staten-Generaal als soevereine instelling van het land verklaard
worden, maar dat zij geen hogere autoriteit dan die van de Provinciale Staten kennen.27
4.2.4. Kossmann
Bij Kossmann staat de soevereiniteit centraal en gaat tevens in op de vraag bij wie deze lag en
wat men hier onder verstond. Hij geeft aan dat het centrale gezag zeker niet in de hand van
een vorst of volksvergadering lag, maar veeleer verspreid over gunstelingen, de aristocratie,
oligarchieën, ambtenaren, etc.28
Hij schenkt speciale aandacht aan het feit dat de Staten-Generaal met het Plakkaat van
Verlatinghe de soevereiniteit niet opeisten, omdat men deze al had aangeboden aan de hertog
van Anjou, alhoewel de gedachte van de volkssoevereiniteit in hun hoofd speelde. 29 Voorts
besteed hij aandacht aan Jean Bodin die de soevereiniteit als ondeelbaar en absoluut
beschouwde. Ook Kossmann besteed aandacht aan de buitenlandse kandidaten voor de macht
over de Nederlanden. De Nederlanden kregen uiteindelijk een gemengde staat, iets waar
Bodin al bang voor was.30 Kossmann geeft aan dat de Staten-Generaal in 1586 voor het eerst
verklaarden dat de soevereiniteit bij de Provinciale Staten lag.31
4.2.5. Houding van Kossmann
Kossmann is in tegenstelling De Voogd meer negatief in zijn artikel over de eenheid in de
Nederlanden. Hij beschouwt de ‘heilzame pogingen’ van de Bourgondische en Habsburgse
heersers om meer eenheid te stichten als ruw afgebroken en dat in plaats van
24
Ibidem, 85-89.
Ibidem, 96.
26
Ibidem, 85.
27
Ibidem, 89.
28
Kosmann, E.H., ‘Soevereiniteit in de Zeven Verenigde Provinciën [Gebaseerd op Rep. 60-62, nr. 3401, Rep
72-74, nr. 1339 en Rep. 87, nr. 83], Theoretische geschiedenis, 91 dl, 18 (1991), 414-416.
29
Kossmann, Soevereiniteit, 416-417.
30
Ibidem, 417-419.
31
Ibidem, 418.
25
37
gemeenschappelijke instellingen, er een zeer los samenhangende republiek van zeven
provincies ontstond.32
Kossmann wekt de indruk bij sommige gebeurtenissen een positieve bril op te zetten, maar
men komt er al gauw achter dat dit onterecht is. Zo geeft hij dat men in de Republiek veel
waardering had voor het ancien régime, maar dat de Republiek op het einde van de achttiende
eeuw sterk verzwakt was en niet meer in staat om de oude politieke instellingen te
gebruiken.33 Aan de andere kant slaat Kossmann weer om als een blad aan een boom,
wanneer hij aangeeft dat de periode na de Opstand veel ruimte bood aan juristen; in
Nederland zou de rechtswetenschap bloeien.34
4.2.6. Sleutelvariabele
Bij Kossmann is er zeer veel ruimte voor de soevereiniteit. Hij geeft aan dat in theorie veel
over soevereiniteit gesproken werd, maar dat er van absolute soevereiniteit in de hand van een
vorst of volk geen sprake was. Veeleer was zij verspreid over onder andere gunstelingen,
aristocratieën en ambtenaren.35
Het probleem van de soevereiniteit stond in veel discussies centraal, wat tot uiting kwam in
tijdens de Opstand door rebellen geschreven pamfletten, resoluties en verdragen. Men
probeerde een enkelvoudige conceptie van soevereiniteit te poneren. De rebellen vatten de
soevereiniteit op als traditionele macht, die haar handhaving vindt in het bestaande recht. In
de Nederlanden lag dat vast in privileges.36
Kossmann besteed ook aandacht aan wat er met de soevereiniteit gebeurde, nadat Filips II was
afgezet. Hiermee sluit hij aan bij De Jongste en gedeeltelijk bij De Voogd. De StatenGeneraal eisten in 1581 geen soevereiniteit op, maar boden deze aan verschillende personen
zoals de hertog van Anjou.37
Kossmann heeft veel aandacht voor de visie van Jean Bodin, namelijk dat soevereiniteit
ondeelbaar en absoluut was.38 Ook gaat Kossmann in op het begrip van de soevereiniteit; hij
geeft aan dat men in het begin van de zeventiende eeuw men niet precies wist wie in de
Republiek soeverein was en wat het begrip inhield. Was de Republiek een verbond van
32
Ibidem, 413.
Ibidem, 415.
34
Ibidem, 415.
35
Ibidem, 414.
36
Ibidem, 416.
37
Ibidem, 417.
38
Ibidem, 417.
33
38
soevereine staten, of was het een zelfstandige bondsstaat?39 Kossmann geeft als conclusie dat
in Nederland de conceptie van de gemengde staat ontstond, een staat die het monarchale,
aristocratische en democratische principe in zich verenigde en dat de Republiek met haar
stadhouderschap, statenvergaderingen en stedelijke raden deze vorm bezat.40
4.2.7. Van Holk
Van Holk richt zich puur op het recht van verzet en het Plakkaat van Verlatinghe en gaat in
op de definitieverschillen tussen het afzweren en het verlaten van een landsheer. Hij richt zich
in zijn artikel puur op de juridische elementen.41
Hij onderscheidt in de tekst van het Plakkaat vier juridische elementen die hij uiteenzet (de
rechtsband tussen vorst en onderdanen, de Staten-Generaal roepen zichzelf niet uit tot
soeverein, de Staten-Generaal als schakel tussen vorst en onderdanen en het gegeven ‘nood
breekt wet’.42
4.2.8. Houding Van Holk
Het gegeven dat Van Holk het Plakkaat van Verlatinghe als uitgangspunt neemt, kan als een
positieve visie gezien worden. Van Holk beweert zelfs dat de strijd tegen Filips II en het
Plakkaat van Verlatinghe voor de Europa en Amerika zeer belangrijk geweest zijn in het
kader van grondrechten.43
Verder besteed hij ook aandacht aan de betekenis van bepaalde woorden. Zo maakt hij een
streng onderscheid tussen het bieden van verzet en het weigeren van diensten.44 Hij stelt ook
de vraag of verzet bieden wel zo’n positieve uitwerking heeft; wat gebeurt er als het verzet
succes heeft of faalt.45
4.2.9. Sleutelvariabele
Van Holk besteedt ook aandacht aan de soevereiniteit, maar dan als uitgangspunt van de hele
tekst. Het begrip komt eigenlijk niet letterlijk voor, maar het Plakkaat is het document,
waarop de soevereiniteit aan Filips ontnomen wordt. Het gaat er bij Van Holk meer om dat
39
Ibidem, 418.
Ibidem, 419.
41
L.E. van Holk, ‘Het recht van verzet en het Plakkaat van Verlatinge uit 1581’, Spiegel Historiael 16, no. 12
(1981) 671.
42
Van Holk, Het recht van verzet, 672-673.
43
Ibidem, 671.
44
Ibidem, 672.
45
Ibidem, 674.
40
39
men het (Middeleeuwse ) recht heeft om zich tegen hun vorst te verzetten, als deze zijn
verplichtingen niet goed nakomt.46
4.2.10. Israel
Israel beschrijft de Opstand en de Gouden Eeuw in zijn complete context. Hij kiest niet voor
een strikt chronologische of geografische benadering.47
Israel laat alle voorgaande gebeurtenissen uitgebreid aan bod komen. Hij gebruikt het woord
soevereiniteit tot op zekere hoogte, maar op een gegeven moment verdwijnt het uit de tekst.
Hij besteed zeker aandacht aan de afzwering van Filips II, waarbij zijn afbeeldingen overal
verwijderd werden en geeft dat iedereen tot 1581 lippendienst aan hem bewezen had.48
4.2.11. De houding van Israel
De inleiding schetst nogal een positief beeld over de Republiek. Israel geeft aan dat Republiek
in de zeventiende en achttiende eeuw een diepe indruk maakte op Europese en niet-Europese
volken en beschrijft de samenleving en cultuur als een omgeving waarin vele mensen
gefascineerd raakten. Men was onder de indruk van omvang van scheepvaart en handel, de
tolerantie en de kunst.49
Verder geeft Israel aan dat men onder de indruk was van de orde in de Nederlandse stedelijke
samenleving, de doelmatigheid van de armenzorg en het strafrecht. De Republiek werd tijdens
de zeventiende en achttiende eeuw door buitenstaanders als een land met grote vrijheid
gezien.50 Verder is het moeilijk om een goede beschrijving van zijn positie te geven. Dit komt
door de grote gedetailleerdheid van zijn boek, waardoor er een meer neutrale beschrijvende
houding naar voren komt.
4.2.12. Sleutelvariabele
Men kan bij Israel niet over een enkele sleutelvariabele spreken, omdat zijn studie zo
gedetailleerd is. Maar ook hij besteed enige aandacht aan de soevereiniteit en de overdracht
daarvan. Een voorbeeld is de hertog van Anjou en het Plakkaat van Verlatinghe, waarbij hij
46
Ibidem, 672.
Israel, J.I., De Republiek 1477-1806, Oxford 5e druk 2001, v-vi.
48
Israel, De Republiek, 230-233.
49
Ibidem, 1.
50
Ibidem, 2-3.
47
40
wat dieper op de inhoud ingaat. Zo moest er een nieuwe eed van trouw komen en dat men niet
langer gehoorzaamde aan de wetten van Filips II.51
Israel geeft verder aan dat erkenning van de soevereiniteit in 1572 al een wassen neus was,
omdat in veel officiële documenten de naam van Filips niet eens voorkwam. Israel geeft aan
dat iedereen aan Filips lippendienst had bewezen tot 1581. Maar na zijn afzwering verdween
zijn beeltenis van munten en zijn naam van gebouwen en documenten.52 Vervolgens beschrijft
Israel op een neutrale het aanbod van de soevereiniteit aan verschillende heersers zoals
Hendrik III en Elizabeth.53 Ook het bewind van Leicester komt aan de orde, maar er wordt
niet feitelijk gesproken over de toe-eigening van de soevereiniteit door de Staten-Generaal,
zoals bij de andere schrijvers.54
4.3. Conclusie
Concluderend kan men betogen dat het artikel van De Jongste voornamelijk vanuit een
pejoratieve visie geschreven is. De nadruk wordt vooreerst op de negatieve ontwikkelingen
gelegd, waarna er ruimte is voor eventuele positieve uitkomsten. De Voogd is hier het
tegenovergestelde van wat betreft de houding en is ook degene die het dichtst in de buurt
komt van de opbouw. Ook hij behandelt de Opstand in perioden en jaartallen. In tegenstelling
tot De Jongste besteedt De Voogd niet zoveel aandacht aan het begrip soevereiniteit.
Al snel werd duidelijk dat de soevereiniteit de sleutelvariabele is waar het hier om gaat. Als
men wil bepalen wanneer de Republiek der Verenigde Nederlanden ontstaan is, dan moet men
kijken wanneer de soevereiniteit vrijkwam en bij wie deze terechtkwam. Zo kan men nu
stellen dat het jaar 1581 de aanleiding is geweest voor de vorming van de Republiek, maar dat
de feitelijke Republiek past vastgesteld kan worden met het aannemen van de soevereiniteit.
Kossmann besteedt de meeste aandacht aan de soevereiniteit, haar begrip en haar overdracht.
Hij gaat diep in op het besef wat soevereiniteit nu eigenlijk is en wat men hieronder diende te
verstaan. De soevereiniteit kwam na de afzwering van Filips bij verschillende mensen terecht,
maar pas in 1586 eigenen de Staten-Generaal zich de soevereiniteit toe als het bewind van
Leicester mislukt. Van Holk besteedt alleen aandacht aan het Plakkaat van Verlatinghe en
haar juridische elementen. Hier is geen plaats voor de soevereiniteit en schrijft vanuit een
51
Ibidem, 230-231.
Ibidem, 232-233.
53
Ibidem, 243-245.
54
Ibidem, 247-256.
52
41
soort van “nationaal” gevoel. Israel tenslotte geeft aan dat de soevereiniteit en het respect
daarvan reeds in 1572 wankelde en dat niet meer dan een wassen neus was.
Concluderend rest de vraag wanneer de Republiek der Verenigde Nederlanden ontstond. Met
het besef een moeilijke discussie aan te snijden, zal hier toch een antwoord gegeven worden
die natuurlijk altijd bediscussieerd mag worden.
Voor deze studie was mijn persoonlijke standpunt dat in 1581 de Nederlanden een republiek
geworden waren omdat Filips II was afgezworen. Na bestudering van alle stof blijkt echter dat
men nog veel preciezer naar deze vraag kan kijken, namelijk door te kijken in welk jaar de
soevereiniteit bij de Nederlanden zelf lag. Daarom zal mijn standpunt vanaf nu 1588 zijn, het
jaar waarin het bewind van graaf Leicester mislukte en de Staten-Generaal zich de
soevereiniteit toe-eigenden.
42
Hoofdstuk 5: Conclusie
Na bestudering van de literatuur blijkt dat de vraag naar het jaar van het ontstaan van de
Republiek nog gecompliceerder te zijn dan gedacht.
1581 is weliswaar het jaar waarin het Plakkaat van Verlatinghe wordt opgetekend, maar zegt
niets over de soevereiniteit in de Nederlanden en waar deze dan zou berusten. Pas nadat in de
verschillende studies een beeld gevormd is over deze soevereiniteitsoverdracht, kan men hier
een antwoord op formuleren.
In 1586 mislukt het bewind van de graaf van Leicester, waarna de Staten-Generaal de
soevereiniteit opeisen. Door deze cruciale informatie is het persoonlijke standpunt van 1581
naar 1588 verschoven, omdat in dit jaar de soevereiniteit officieel word opgeëist.
Verder was het erg interessant om te zien hoe de verschillende auteurs de Opstand bezagen.
Positieve, negatieve en neutrale zienswijzen lopen in elkaar over. De vraag is wat je nu liever
hebt. In pedagogisch opzicht gaat de voorkeur uit naar een positieve benadering, waarbij de
mindere factoren volgen en niet onderbelicht hoeven te blijven. Ook is het opvallend om te
zien hoe verschillende schrijvers een chronologische en diachrone benadering kiezen, terwijl
andere auteurs zich meer thuis voelen in het bestuderen van een enkel element zoals het
Plakkaat van Verlatinghe of alleen de soevereiniteit.
Duidelijk is dat dit een discussie is zonder einde, waarbij men zich steeds kan afvragen wat nu
de juiste aanpak is. Waarschijnlijk moet men dan toch voor werkwijze kiezen die Israel
nastaat. Zo veel mogelijk bronnen bestuderen en zoveel mogelijk details meenemen in je
betoog, zodat je een zo compleet mogelijk beeld kunt schetsen van de die bepaalde
geschiedenis.
Dit was een zeer interessante studie, waarbij voor mij nieuw licht op deze interessant
discussie is geworpen. Wellicht zal ik in de toekomst hier nog meer over schrijven.
Mark Beumer
Kekerdom, 2007
43
Hoofdstuk 6: Literatuurlijst
Holk, L.E. van, ‘Het recht van verzet en het Plakkaat van Verlatinge uit 1581’, Spiegel
Historiael 16, no. 12 (1981) 671-676
Jongste, J.A.F. de , ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden’, Leidschrift; vol. 9, afl. 3
(1993) 101-115
Israel, J.I., De Republiek 1477-1806, Oxford 5e druk 2001
Woord vooraf
1 Inleiding
v
1
DEEL 1: HET ONTSTAAN VAN DE REPUBLIEK, 1477-1588
6 De samenleving voor de Opstand
7 Het Habsburgse bewind wankelt, 1549-1566
8 De onderdrukking onder Alva, 1567-1572
9 De Opstand begint
10 De Opstand en de toekomst van een nieuwe staat
113
137
167
187
199
DEEL II: DE VROEGE GOUDEN EEUW 1588-1647
11 Consolidatie van de Republiek, 1588-1590
12 De Republiek wordt een grote mogendheid, 1590-1609
13 De instellingen van de Republiek
14 De opkomst van de Republiek als centrum van de wereldhandel
15 De samenleving na de Opstand
16 Protestantisering, katholisering, confessionalisering
17 De scheiding der geesten: het Twaalfjarig Bestand
18 De Nederlandse staat in de crisis, 1607-1616
19 De val van Oldenbarnevelt, 1616-1618
20 De contra-remonstrantse omwenteling, 1618-1621
21 De Republiek in staat van beleg, 1621-1628
22 De triomf van de Republiek, 1629-1647
261
269
305
337
363
397
437
465
479
497
531
561
Kosmann, E.H., ‘Soevereiniteit in de Zeven Verenigde Provinciën [Gebaseerd op Rep. 60-62,
nr. 3401, Rep 72-74, nr. 1339 en Rep. 87, nr. 83], Theoretische geschiedenis, 91 dl, 18 (1991),
413-421
Voogd, C. de, Geschiedenis van Nederland. Vanaf de prehistorie tot heden, Amsterdam 2000
Hoofdstuk 2: Onafhankelijkheid en glorietijd (1555-1715)
68
Willem van Oranje en de Nederlandse opstand
De Prins van Oranje
De opstand en zijn verschillende fasen
Naar de afscheiding van Noord en Zuid
‘Het onbeschaamde voortbestaan’ van de Verenigde Provinciën (1584-1621)
69
69
75
82
85
44
De strijd tegen Spanje: van opstand naar oorlog
De Verenigde Provinciën aan het begin van de zeventiende eeuw
en de crisis van 1617-1618
De Verenigde Provinciën in de Europese oorlogen (1621-1713)
De Verenigde Provinciën in de Dertigjarige Oorlog
85
89
96
96
45
TIJD VAN REGENTEN EN VORSTEN SAMENVATTING
HOOFDSTUK 1: CENTRALISATIE EN REFORMATIE 1477-1555
Paragraaf 1.1: De koningen van Engeland en Frankrijk
In de tweede helft van de 15e eeuw kwam er in Engeland en Frankrijk een einde aan een lange
reeks van oorlogen en conflicten. In 1485 kwam hier in Engeland een einde aan toen de
koning sneuvelde en Hendrik Tudor gekroond werd tot Koning Hendrik VII. Hij bleef bijna
25 jaar aan de macht en voerde een politiek van centralisatie:
- De privélegers van edelen werden ontbonden
- De invloed van de adel op de rechtspraak werd beperkt. Er kwam een koninklijke
rechtbank.
- De steden hielden zelfbestuur maar leverden een deel van hun zelfstandigheid in.
- De lagere adel, de gentlemen, bestuurden het platteland. Zij kregen steeds meer
richtlijnen en instructies van de centrale regering in London.
Het parlement bleef echter een sterk tegenwicht voor de vorstelijke macht. De
koning moest bij maatregelen voortdurend toestemming vragen aan het parlement
wat bestond uit het hogerhuis(hoge adel) en het lagerhuis(steden + lage adel)
In Frankrijk kwam in 1461 Lodewijk XI op de troon. Met hem was een einde
gekomen aan een periode van meer dan 100 jaar oorlogen. Net als Hendrik VII in
Engeland
voerde
Lodewijk
XI
een
politiek
van
centralisatie:
- De privélegers van edelen werden ontbonden
- De invloed van de adel op de rechtspraak werd beperkt. Er kwamen koninklijke
rechtbanken.
Er was echter een belangrijk verschil met Engeland: de volksvertegenwoordiging hier
Staten Generaal genoemd had weinig te vertellen. Met een beroep op het Romeinse
recht begonnen de Franse koningen de absolute macht op te eisen. Net als de
Romeinse keizers vonden ze dat ze boven de wet stonden. Hun macht werd niet
beperkt door wetten en rechten van andere organen. Toch waren steden en provincies
nog behoorlijk zelfstandig.
In de 16e eeuw werd de macht van de vorsten bedreigd door geloofsverdeeldheid onder hun
onderdanen. Door de reformatie(verzet tegen misstanden RK kerk door Luther en Calvijn).
viel het Christendom uiteen in de RK kerk en verschillende Protestantse kerken. Koningen
wilden maar één geloof in hun land omdat ze bang waren voor chaos en opstanden.
Andersdenkenden werden dan ook onderdrukt.
In Engeland werd in 1509 Hendrik VII opgevolgd door Hendrik VIII. In het begin was hij een
trouwe volgeling van de Paus. Toen de paus weigerde zijn huwelijk met een Spaanse prinses
te ontbinden omdat hij wilde trouwen met een hofdame ontstonden er conflicten met de paus.
Het parlement riep Hendrik VII na zijn eerste scheiding in 1534 uit tot hoofd van de
Anglicaanse kerk. Voortaan was dit de Staatskerk van Engeland. Kloosters werden
geplunderd en de bijbel werd vertaald in het Engels zodat iedereen hem kon lezen. De ideeën
van de reformatie bleven echter verboden. Ketters die het Protestantisme verkondigden
werden nog steeds op de brandstapel gedood. Pas onder zijn zoon Eduard werd in 1547 de
protestante kerkleer ingevoerd. Vanaf dat moment werden beelden weggehaald , kwamen er
preken en psalmen en mochten priesters trouwen.
46
Frankrijk bleef wel katholiek. In 1516 gaf de paus de Franse koning toestemming om
belangrijke geestelijken in Frankrijk zelf te benoemen. Koning Frans I was echter in het begin
wel tolerant tegenover protestanten. Dit veranderde toen de Protestanten voor onrust zorgen;
vanaf nu werden ze vervolgd en op de brandstapel gezet. In 1551 werd onder Hendrik II de
strijd tegen de protestanten verder opgevoerd.
Paragraaf 1.2: De Nederlanders Onder de Bourgondiërs en Habsburgers 1477-1555
De Nederlanden waren tijdens de Middeleeuwen aparte staatjes. De hoogste machthebber was
de hertog of graaf van een Gewest. Hij regeerde samen met de Staten: een vergadering van de
steden, adel en geestelijkheid van een gewest. De steden waren erg zelfstandig. De adel
regeerde het platteland. Ook in de 15e eeuw bleven de Nederlanden grotendeels zelfstandig.
Wel gingen de meeste gewesten(uitgezonderd Friesland en Groningen) behoren tot het
Bourgondische rijk. Net als de Engelse en Franse vorsten voerden ook de Bourgondische
vorsten een politiek van centralisatie:
- Brussel wordt het bestuurscentrum
- Er wordt een hoogste rechtbank opgericht(de Grote Raad)
- Er komt een centrale rekenkamer
- In 1466 wordt de Staten Generaal opgericht: alle gewesten zijn hierin vertegenwoordigd.
de koning maakt met hen afspraken over de belasting die ze moeten afdragen aan de
centrale kas.
In 1477 sneuvelt de laatste Bourgondische vorst op het slagveld. Zijn dochter trouwde met
Maximiliaan van Habsburg. Het Habsburgse huis was een machtige familie die onder
andere de hertog van Oostenrijk en de keizer van Duitsland leverde. Bourgondië wordt
ingenomen door de Franse koning. Maximiliaan slaagt erin de Habsburgse macht verder te
vergroten door zijn zoon te laten trouwen met een dochter van de Spaanse koning. Hij erft de
Spaanse troon. Zijn kleinzoon Karel V erft alle Spaanse en Habsburgse bezittingen.
Karel V was de machtigste vorst van zijn tijd. Hij had deze macht vooral te danken aan
Spanje. Spanje bezat grote delen van Italië en door de ontdekking en de verovering van de
Nieuwe Wereld bezat Karel V een rijk waar de zon nooit onder ging. Uit Amerika kwam goud
en zilver. Vooral zilver werd gebruikt als betaalmiddel voor de legers. In de Nederlanden
zette hij de centralisatiepolitiek van de Bourgondiërs voort.
Hij respecteerde de privileges(zelfstandig bestuur, rechtsregels) van de gewesten maar
voerde wel drie nieuwe centrale bestuursinstellingen in:
1. Raad van State: hierin zaten de hoogste edelen zij gaven Karel V advies.
2. Geheime Raad: hierin zaten hoge ambtenaren en rechtsgeleerden. Zij stelden wetten op
en controleerden gewestelijke en lokale besturen.
3. Raad van Financiën: berekende hoeveel geld er nodig was en overlegde met de gewesten
over belastingen.
Omdat Karel V veel reisde en vaak niet in de Nederlanden was benoemde hij een familielid
tot landvoogd. Ook had hij in elk gewest een plaatsvervanger die stadhouder werd genoemd.
Dit was een lid van de hoge adel. Omdat Karel voortdurend oorlog voerde werden er telkens
meer en nieuwe belastingen ingevoerd zoals accijnzen en de tiende penning(10% op
inkomsten van onroerend goed). Door oorlog en onderhandelen slaagde hij erin in 1547 alle
19 Nederlandse gewesten in handen te krijgen. De Nederlanden werden een onafhankelijk
deel van het Duitse rijk. De soevereiniteit(hoogste macht) bleef tot in de eeuwigheid in
47
handen van Karel en zijn erfgenamen. De Staten van de gewesten legden daar een eed op af.
In 155 deed Karel V afstand van de troon. Zijn jongere broer Ferdinand werd keizer van
Duitsland en zijn zoon Fillips II werd koning van Spanje en de Nederlanden.
Paragraaf 1.3: Karel V en de Reformatie
Veel Europeanen ergerden zich aan de rijkdom en hebzucht van de kerk. De elite werd
beïnvloed door het humanisme(zelfstandig denken). De belangrijkst humanist in Noord
Europa was Erasmus van Rotterdam. Hij beweerde dat het ware Christendom alleen in de
Bijbel te vinden was en maakte een nieuwe Bijbelvertaling op basis van de orginele teksten.
Dit ondermijnde het gezag van de kerk die beweerde dat alleen zij kon bepalen wat het ware
geloof was. Erasmus stelde ook dat bedevaarten, heiligenbeelden enz. niks met het geloof te
maken hadden. In zijn boek Lof der Zotheid dreef hij de spot met de hebzucht en vraatzucht
van de geestelijkheid. Wel bleef hij lid van de kerk.In 1517 zette de Duitse monnik Maarten
Luther de aanval in op de leer en praktijken van de kerk. Hij richtte zijn pijlen vooral op de
handel in aflaten(gelovigen konden hun straf afkopen door geld te geven aan de kerk).
Volgens hem kon alleen het geloof de mensen redden en niet de priesters. Met zijn actie
begon de reformatie of kerkhervorming. Dankzij de pas ontwikkelde boekdrukkunst
werden zijn ideeën snel verspreid. Algauw waren er meer mensen die het geloof wilden
hervormen, de zogenaamde kerkhervormers. Deze kerkhervormers waren het over de
volgende zaken eens:
- het ware geloof is alleen in de bijbel te vinden
- de kerk mag niet tussen God en de mensen instaan
- Priesters kunnen geen zonden vergeven
- Het is fout dat priesters een aparte stand vormen die niet mag trouwen en vrijgesteld is van
belastingen.
- De aanbidding van heiligenbeelden is verkeerd
De ideeën van de Reformatie leidden in het Duitse Rijk tot grote onrust. Boeren en
handwerkslieden kwamen onder leiding van predikers in opstand. Luther moest niets hebben
van sociale opstanden tegen wereldlijke leiders en riep de Duitse vorsten op de
kerkhervorming zelf te leiden. Veel vorsten vonden dit een goed idee: zo konden ze de kerk
in hun macht krijgen en de rijkdom van de kerk afpakken. Karel V probeerde het
Protestantisme in Duitsland met geweld te onderdrukken. Net als de Engelse en Franse
vorsten wilde hij binnen zijn rijk slechts één geloof. Maar in 1555 gaf hij de strijd op. In de
Vrede van Augsburg werd vastgelegd dat elke Duitse vorst vanaf nu het geloof van zijn
onderdanen mocht bepalen. Duitsland was vanaf nu verdeeld in Lutherse en Katholieke
gebieden.
In de Nederlanden trad Karel V keihard op tegen “de ketterij” van de Protestanten.
Lutherse boeken werden in het openbaar verbrand. Naast de bisschoppelijke inquisitie kwam
er ook een keizerlijke inquisitie. Dit waren speciale rechtbanken die ketters moesten
vervolgen en berechten. In 1523 werden de eerste twee afvallige monniken in Brussel
terechtgesteld. Zij waren de eerste Protestante martelaren van Europa. Onder Karel V werden
1200 ketters (protestanten) terechtgesteld. Stadsbesturen, edelen en gewesten werkten niet
mee. Veel bestuurders waren tegen de bloedige onderdrukking. Ze waren, onder invloed van
Erasmus, voor een zekere tolerantie. Ook zagen ze de inquisitie als een inbreuk op hun
privileges: ze wilden hun burgers zelf berechten. Door de onderdrukking was openlijk
protestantisme in de Nederlanden verdwenen. Toen Karel V in 1555 aftrad leek het rustig in
de Nederlanden. Toch was de kritiek op de kerk niet verdwenen. De sympathie voor de
Protestantse ideeën was enkel gegroeid. Na verloop van tijd stak in de Nederlanden het
48
Calvinisme (Johannes Calvijn, Frans rechtsgeleerde, was naar Zwitserland gevlucht) de
kop op. Calvijn legde nog meer nadruk op het belang van de bijbel. God was volgens hem
almachtig en de mens nietig. God had allang bepaald wie er verdoemd waren en wie de hemel
binnen mochten. De mens kon niks doen om zijn redding af te dwingen, maar moest wel hard
werken en sober leven en zich bezig houden met Bijbelstudie en gebed. Ook Calvijn vond dat
de gelovigen de overheid moesten gehoorzamen. De overheid moest samen met de kerk
toezien op het juiste gedrag en het juiste geloof van haar onderdanen. Wanneer de overheid de
ware godsdienst vervolgde kon de plicht tot gehoorzaamheid ophouden en mochten de
gelovigen onder leiding van edelen in opstand komen tegen de overheid. Dit gebeurde in de
Nederlanden tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Paragraaf 1.4: Economie en Maatschappij in de Nederlanden
In 1477 woonden er 2.5 miljoen mensen in de Nederlanden. Meer dan 40% leefde in
Vlaanderen en Brabant. In deze rijkste economisch meest ontwikkelde gewesten leefde meer
dan 1/3 van de inwoners in de steden. Vlaanderen en Brabant hadden een vooraanstaande
positie in de wereldhandel dankzij hun textielnijverheid. Hun handelssteden waren verbonden
met een internationaal netwerk waartoe Duitsland, Frankrijk, Italië, Engeland en het
Oostzeegebied behoorden (Hanze).
In de Middeleeuwen waren Gent en Brugge belangrijke handelssteden maar aan het einde
van
de
15e
eeuw
werden
ze
gepasseerd
door
Antwerpen.
In de 16 e eeuw versterkte Antwerpen haar positie verder. De Portugezen hadden de zeeweg
naar Indië ontdekt en verhandelden Aziatische(zoals specerijen) producten via Antwerpen en
ruilde deze producten hier tegen andere producten. Antwerpen werd het centrum en
financiële hart van de wereldhandel. Alleen de stad Parijs was groter.
Van de andere Nederlandse gewesten had Holland in 1477 de meeste inwoners. 45% van de
inwoners leefde in de stad. Wel waren de Hollandse steden erg klein. In de 14e en 15e eeuw
waren de Hollanders massaal weggetrokken van het platteland naar de stad. Het platteland lag
onder zeeniveau, was te drassig voor de landbouw en verveende. Veel van deze inwoners
zochten
een
bestaan
in
visserij,
handel,
scheepvaart
en
nijverheid.
De haringvisserij was een nieuwe bron van welvaart. De Hollanders vonden een nieuw schip
uit, de Haringbuis en het haringkaken (verwijderen kieuwen en ingewanden, vis langer
houdbaar).
Nog belangrijker was de handel op de Oostzee, ook wel moedernegotie (=moederhandel)
genoemd. De Hollanders kochten hier goedkoop graan om hun groeiende bevolking te kunnen
blijven voedden. Ook haalden ze hier hout, teer en pek, belangrijk voor de productie van
schepen en huizen. In 1530 was de Hollandse handelsvloot reeds groter dan die van Frankrijk
en Engeland samen. Vooral Amsterdam profiteerde. Graan werd opgeslagen in Amsterdamse
pakhuizen en Amsterdam werd de grootste Hollandse stad. Ook de landbouw werd weer
belangrijk door betere watermolens die het water konden wegpompen. Holland kende geen
sterke feodale traditie(boeren in dienst van de adel, afhankelijk). Door het goedkope graan
uit de Oostzee gingen ze zich specialiseren. Ze legden zich toe op tuinbouw, zuivel of
handelsgewassen zoals hennep(touw, zeil), vlas(kleding, touw), en koolzaad(olie verlichting,
verf, zeep). Door deze commercialisering en specialisering werd de Hollandse landbouw
winstgevend. Holland droeg een flink gedeelte van de belastingen naar aanleiding van de
oorlogen van Karel V. In ruil voor deze financiële bijdrage bedong Holland veel regionale
autonomie: de zelfstandigheid van het gewest en de steden t.o.v. het centrale bestuur bleef
groot. De steden bleven werelden op zich, bemoeienis van buiten werd niet gepikt.
49
HOOFDSTUK 2: DE NEDERLANDSE OPSTAND 1555-1588
Paragraaf 2.1: Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk 1555-1588
In de Anglicaanse Kerk was in 1547 een Protestantse leer ingevoerd door Eduard. Hij werd
opgevolgd door zijn oudere halfzus Maria(kind eerste huwelijk Henry VIII) die diepgelovig
Katholiek was en een nicht van Karel V. Zij voerde het rooms-katholicisme weer in en
trouwde met de latere Spaanse koning Filips II. Daarna stelde ze de inquisitie in en liet in
drie jaar tijd driehonderd Protestanten verbranden wat haar de bijnaam Bloody Mary
opleverde. In 1558 overleed ze kinderloos. Nu kwam haar halfzus Elisabeth(kind tweede
huwelijk Henry VIII) op de troon. Zij voerde met steun van het parlement opnieuw het
Protestantisme in. Andere Godsdiensten werden verboden maar niet vervolgd. Ze liet de
katholieken en Protestantse dissidenten(= andersdenkenden) met rust. Elisabeth I ook wel
“The Virgin Queen”(niet getrouwd) genoemd kreeg te maken met een katholieke opstand die
gesteund werd door de paus. Men hoopte Elisabeth te kunnen afzetten en vervangen door haar
Katholieke nicht, Mary Stuart, maar deze werd na een moordcomplot door Elisabeth ter
dood gebracht.
Filips II stuurde vanuit Vlaanderen een enorme vloot, de Armada, om Engeland in te nemen.
Elisabeth steunde de Nederlandse opstandelingen en deze blokkeerden op hun beurt de
Vlaamse havens, waardoor veel Spaanse troepen niet aan boord konden gaan van de Armada.
De aanval van de Armada mislukte. Slechts de helft van de schepen wist terug te keren naar
Spanje. Onder Elisabeth I kende Engeland een lange periode van rust.
Vanaf 1562 woedde er in Frankrijk een bloedige burgeroorlog tussen katholieken en
Protestanten. Ondanks alle vervolgingen na 1555 bleef het Protestantisme en met name het
Calvinisme(was Frans rechtsgeleerde en leidde in Zwitserland veel landgenoten op tot
predikers) groeien. Vooral onder de adel en de ontwikkelde burgers en ambachtslieden in de
steden had Calvijn veel aanhangers. Vanaf 1559 kregen de Franse Calvinisten die ook wel
Hugenoten werden genoemd verscheidene steden in handen. Hier werden de mis verboden en
vond een beeldenstorm plaats. De katholieken reageerden hier heftig op. Zo ontstond een
burgeroorlog. De hugenoten kregen een groot deel van Zuid-Frankrijk in handen, de
katholieken bleven de baas in het Noorden en rond Parijs. Beide groepen probeerden macht
en invloed te krijgen over het hof van de Franse koning. In 1572 leken de hugenoten succes
te boeken: hun leider Hendrik van Navarra trouwde met een zus van de Franse koning. Deze
hoopte zo beide partijen met elkaar te kunnen verzoenen. Het tegendeel gebeurde: de paus
verwierp het huwelijk en een belangrijke hugenotenleider, Gaspar de Colligny raakte gewond
bij een katholieke aanslag. Het hugenotenleger voor Parijs dreigde met wraak. De paus en
katholieke leiders haalden de koning en zijn moeder over om af te rekenen met de hugenoten
in Parijs. Wat volgde was de Bloedbruiloft: de Colligny en duizenden andere hugenoten
werden afgeslacht. Hendrik van Navarra overleefde het door zich te bekeren. Ook buiten
Parijs
werden
daarop
duizenden
hugenoten
afgemaakt.
De burgeroorlog ging in alle hevigheid door. Toen de kinderloze Hendrik III koning werd,
werd Hendrik van Navarra die weer hugenoot geworden was, troonsopvolger. De
katholieken pikten dit niet en vochten met steun van Filips II tegen Hendrik van Navarra en
hun eigen koning Hendrik III.
Paragraaf 2.2: De opstand in de Nederlanden 1566-1576
Philips II bracht het grootste gedeelte van zijn tijd door in Madrid. Zijn halfzuster
Margaretha van Parma werd landvoogdes over de Nederlanden. Onder haar nam de
ontevredenheid
in
de
Nederlanden
verder
toe
door:
50
1: vergaande centralisatie: Steeds vaker controleerden ambtenaren het plaatselijke bestuur en
namen ze de rechtspraak van de adel over
2: Hoge belastingdruk: Filips II gebruikte de rijke Nederlanden om de oorlogen van zijn rijk
te betalen.
3: Kettervervolging: Er werd keihard opgetreden tegen het Calvinisme dat vanuit Frankrijk
binnendrong. De lagere Katholieke en Protestante edelen waren het hier niet mee eens en
kwamen in 1566 met een Smeekschrift. Hierin stelden ze dat de rust in de Nederlanden
alleen kon worden hersteld door de kettervervolging te verzachten. De landvoogdes
Beloofde overleg met Madrid en tot die tijd zouden de vervolgingen gematigd worden.
Hierdoor kwamen de Calvinistische predikanten bovengronds en hielden ze hagenpreken
(preken in de open lucht).
Dit leidde in 1566 tot de Beeldenstorm. In honderden kerken en kloosters werden de
beelden, versieringen en glas in lood ramen verwoest. In Vlaanderen namen Calvinistische
legertjes een aantal steden in. In maart 1567 werden ze door de landvoogdes verslagen.
Daarna eiste de landvoogdes dat de hoge edelen Filips II trouw zouden zweren. De hoogste
edelman, Willem van Oranje, weigerde dit en vluchtte naar Duitsland. Filips II stuurde de
Hertog van Alva die ook wel ijzeren hertog werd genoemd naar de Nederlanden om het
calvinisme uit te roeien, de schuldigen te straffen en het bestuur verder te centraliseren. Hij
werd nu landvoogd en stelde een speciale rechtbank in, de Raad van Beroerten die ook wel
Bloedraad werd genoemd. Deze raad executeerde 1100 mensen. Ook de centralisatie werd
nog verder doorgevoerd. Er kwam een Tiende Penning. Dit was een belasting van 10% op
roerende goederen. Dit alles leidde tot nog meer ontevredenheid.
In Engeland en Duitsland zaten 50.000 Nederlandse vluchtelingen onder wie veel calvinisten.
Onder de naam Geuzen (= bedelaars, spot van Alva, nu gebruikt door de opstandelingen)
vormden ze gewapende bendes om Alva te verdrijven. Willem van Oranje en zijn broers
vielen in 1568 met legers vanuit Duitsland de Nederlanden aan. Hiermee begon de
Tachtigjarige Oorlog(1568-1648) Ze werden echter verslagen. In 1572 volgde een nieuwe
aanval. Door de wind werden de Geuzen naar het stadje Den Briel gevoerd. Ze veroverden
dit stadje. Hierdoor openen steeds meer Hollandse steden hun poorten voor de Geuzen. Deze
steden erkenden Willem van Oranje als hun leider. Willem van Oranje trok met zijn troepen
naar het oosten en zuiden. Ook hier sloten steden zich bij hem aan. Beloofde steun van een
Hugenotenleger bleef echter uit omdat de leiders hiervan tijdens De Bloedbruiloft waren
vermoord. Hierdoor kon de hertog van Alva een aantal opstandige steden heroveren. Zijn
troepen gingen er als beesten tekeer. Het verzet van de Hollandse steden was echter taai.
Alkmaar en Leiden wisten stand te houden. Leiden werd een maand belegerd. De Geuzen
staken de dijken door en de Spaanse troepen sloegen op de vlucht. De Spaanse schatkist was
leeg. De Spaanse soldaten kregen geen soldij meer en sloegen aan het plunderen. Dit
gebeurde vooral in Brabant en Vlaanderen. De Brabantse en Vlaamse Staten riepen in hun
wanhoop Willem van Oranje te hulp. In de Staten Generaal begonnen de koningsgetrouwe
gewesten met de opstandige gewesten Holland en Zeeland te onderhandelen. Dit leidde in
1576 tot de Pacificatie van Gent:
De 17 gewesten spraken af samen de Spaanse troepen te verdrijven. Ook probeerden ze hun
godsdienstconflicten op te lossen: in Holland en zeeland was voorlopig alleen het calvinisme
toegestaan en in de ander gewesten alleen het katholicisme. Niet langer werden mensen
vervolg om hun geloof: er was gewetensvrijheid. Filips II legde zich hier niet bij neer en
stuurde een nieuwe landvoogd, de Hertog van Parma naar de Nederlanden met verse troepen.
Stichting van de Calvinistische Republiek(1576-1588). Na 1576 rukte het calvinisme weer
op in de zuidelijke gewesten. De calvinisten grepen onder andere de macht in Antwerpen,
51
Gent en Brugge. Hier werden kerken ingenomen en roomse geestelijken verdreven. Dit was in
strijd met wat er in de Pacificatie van Gent afgesproken was. De drie zuidelijke gewesten
sloten met de Hertog van Parma in 1579 de Unie van Atrecht: hierin werd afgesproken om
samen met de Spanjaarden op te treden tegen de calvinisten in het zuiden. Iets later in 1579
sloten de Noordelijke gewesten de Unie van Utrecht: dit was een militair verbond en zou de
kern worden van de nieuwe staat. De 17 gewesten der Nederlanden waren nu definitief in
twee groepen uiteengevallen. In 1580 werd de breuk met de opstandige(noordelijke)
gewesten definitief toen Filips II een prijs op het hoofd zette van Willem van Oranje. De
opstandige gewesten antwoorden in 1581 door hun trouw aan Filips II op te zeggen . In het
Plakaat van Verlatinghe stelden ze dat een vorst was aangesteld door God, maar kon worden
afgezet wanneer hij zijn onderdanen onderdrukte. De hertog van Anjou(Frankrijk) werd
aangesteld als vorst maar was niet geschikt. Na de moord op Willem van Oranje werd de
graaf van Leicester (Engeland) landsheer. Ook dit gaf veel narigheid. In 1588 besloot de
Staten Generaal geen vorst meer te zoeken en de soevereiniteit in eigen hand te houden. Zo
ontstond De Republiek. De Hertog van Parma ging in de tegenaanval en veroverde
Vlaanderen, Brabant en grote delen van Oost- en Noord-Nederland. Maar toen Spanje troepen
weghaalde om hiermee de Armada van manschappen te voorzien voor de aanval op
Engeland, mislukte de aanval op de Republiek. Willem van Oranje had als één van zijn
doelen gewetensvrijheid gehad: iedereen mocht geloven wat hij/zij wilde, niemand moest om
zijn/haar geloof worden vervolgd. De gereformeerden(Nederlandse Calvinisten) waren het
hier niet mee eens. In alle steden waar de calvinistische geuzen de baas waren werd de
katholieke mis verboden en geestelijken werden vermoord. Toen Willem van Oranje de
katholieke mis in Delft weer wilde toestaan braken er rellen uit. Willem moest zich
neerleggen bij een verbod op de katholieke kerk omdat hij de gereformeerden (kleine groep
maar goede organisatie) nodig had om de opstand tegen Spanje te kunnen winnen. Ook de
meeste regenten (bestuursfamilies) waren tegen godsdienstvrijheid omdat zij bang waren dat
dit zou leiden tot burgeroorlog. Daarom werd alleen de Gereformeerde Kerk toegestaan.
Tijdens het sluiten van de Unie van Utrecht(1579) waren alleen Holland en Zeeland
gereformeerd. De andere gewesten mochten zelf hun godsdienst bepalen en er zou overal
gewetensvrijheid zijn. Maar dit betekende geen godsdienstvrijheid. Calvinisten in de andere
gewesten wisten de andere kerken verboden te krijgen. Ze wilden dat het calvinisme
staatsgodsdienst(ware geloof) werd. Zover kwam het niet. De gereformeerde of
calvinistische kerk werd een publieke kerk: men moest hier lid van zijn wilde men een
bestuursfunctie bekleden. In de praktijk verschilde de situatie qua godsdienst van plaats tot
plaats. De Republiek bleef een godsdienstig verdeeld land. Slechts 10% van de bevolking
was gereformeerd. Wel bezaten zij alle kerken waardoor er veel kerken leegstonden.
Paragraaf 2.4: Het begin van de Gouden Eeuw 1585-1588
Vanaf 1576 verplaatste het oorlogsgeweld zich naar de zuidelijke gewesten. Holland,
Zeeland en Friesland kenden een periode van bloei en welvaart. De landbouw bleef
profiteren van de bevolkingsgroei en de groeiende Oostzeehandel. Ook de zeehandel zorgde
voor extra werk op de scheepswerven, zeilmakerijen en houtzagerijen. Ook het
oorlogsverloop was gunstig voor de genoemde gewesten. Brabant en Vlaanderen hadden te
leiden onder het oorlogsgeweld en raakten hun economische toppositie kwijt. In 1576 werd
Antwerpen geplunderd door Spaanse soldaten(Spaanse Furie). In de jaren 1583-1585 werden
Brabant en Vlaanderen heroverd door de hertog van Parma. Nadat Antwerpen in 1585 was
heroverd en de opstandelingen de Schelde afsloten vluchten tienduizenden handwerkslieden
en handelaren naar Amsterdam en Leiden. Hierdoor werd leiden een belangrijke textielstad
en Amsterdam het centrum van de Europese handel. Men ging ook handel drijven met
andere delen van Europa. Antwerpen kon zich niet herstellen omdat de opstandelingen de
Schelde bleven afsluiten.
52
De Republiek was niet één land met een centraal bestuur. Steden en Gewesten waren
grotendeels zelfstandig. Er waren grote verschillen tussen de zeegewesten en landgewesten.
In de landgewesten waren de adel en gildes nog erg belangrijk. Er was weinig commerciële
landbouw, de boeren waren zelfvoorzienend en de steden bleven achter.
De zeegewesten Holland en Zeeland vormden één markt. Ze kwamen op voor
gemeenschappelijke belangen. In het bestuur van de steden, de zogenaamde vroedschap
maakten kooplieden-regenten de dienst uit. Dit waren rijke families die hun geld hadden
verdiend in nijverheid en handel. Er heerste een sterke overlegcultuur tussen de Hollandse
steden omdat de familiebanden en relaties van de regenten zich ook uitstrekten tot andere
Hollandse steden. De economie in de zeegewesten was sterker ontwikkeld dan die van
Engeland en Frankrijk.
Frankrijk was een land van kleine boeren. De landbouw was slecht ontwikkeld en het land
had last van burgeroorlogen. In Engeland was de commerciële landbouw en handel
ontwikkeld rond London. Toch was en bleef grootgrondbezit de voornaamst bron van
inkomsten. Engeland en Frankrijk waren in deze periode slecht beperkte concurrenten van De
Republiek op het gebied van de handel.
HOOFDSTUK 3: EEN GOUDEN EEUW VOOR DE REPUBLIEK(1588-1648)
Paragraaf 3.1: Burgeroorlog in Engeland, Godsdienstvrede in Frankrijk
Koningin Elisabeth bleef gedurende heel haar regeringsperiode(45 jaar) oorlog voeren met
Spanje. Toen ze in 1603 overleed sloot haar opvolger Jacobus I in 1604 vrede met Spanje.
Hij was al koning van Schotland en verenigde dit met Engeland tot het nieuwe land GrootBrittannië. Tijdens zijn bewind ontstonden er spanningen met de Puriteinen(= Britse
calvinisten) omdat hij weigerde de Anglicaanse Kerk strenger protestants te maken en met
het Parlement omdat hij vond dat hij zijn macht gekregen had van God en daarom niet of
weinig wilde overleggen met het parlement. Zijn opvolger Karel I riep gedurende 11 jaar het
parlement niet bijeen. In 1640 moest hij wel, want hij had geld nodig(extra belastingen) om
een opstand in Schotland te onderdrukken. Het parlement ging niet akkoord. Karel I liet
vervolgens zijn dochter trouwen met de zoon van stadhouden Willem-Hendrik van De
Republiek. Hij hoopte op steun van De Republiek maar dit gebeurde niet. In 1642 wilde hij
Het Lagerhuis laten arresteren maar dit mislukte. Hierdoor ontstond een burgeroorlog die
gewonnen werd door de puritein Oliver Cromwell. Karel I mocht koning blijven maar in
1649 veroordeelde het parlement hem ter dood. Engeland werd een republiek onder leiding
van Cromwell.
In Frankrijk liet de gematigde katholieke koning Hendrik III de radicale katholieke leiders
vermoorden. In 1589 werd hijzelf door een monnik gedood. Hendrik van Navarra volgde
hem op. Als Hendrik IV werd hij de eerste koning uit het huis van Bourbon. Deze familie
zou de koningen blijven leveren tot de Franse Revolutie. Veel katholieken erkenden zijn
gezag niet. Filips II wilde zijn dochter Isabella op de Franse troon zetten. De hertog van
Parma viel Frankrijk binnen. Veel Fransen wilden geen Spaanse koningin. Hendrik IV
bekeerde zich weer tot het katholicisme en kreeg zo de steun van de Franse katholieken. In
1598 maakte hij een einde aan de godsdienstoorlogen met het Edict van Nantes: hierin stond
dat Frankrijk katholiek was, maar dat ook de hugenoten rechten hadden. Ze kregen
godsdienstvrijheid in de steden die ze in handen hadden en honderd garnizoensplaatse en
troepen om zich te verdedigen. In Parijs en omgeving bleef het calvinisme verboden. Hendrik
IV en Filips II sluiten vrede omdat hun schatkist door de oorlogen leeg is. Tot 1610 kent
Frankrijk vrede. Dan wordt Hendrik IV door een radicale katholiek vermoord. Er breekt
chaos uit en opstandige edelen dwingen een vergadering van de Staten Generaal af. In de
jaren daarna wordt de binnenlandse vrede hersteld. Koning Lodewijk XII laat het regeren
53
over aan de gematigde katholieke kardinaal Richelieu. Hij slaat een hugenotenopstand neer
en verbied de privé-legers en forten van de adel. Tijdens de Dertigjarige Oorlog in Duitsland
steunt hij de protestanten om Spanje dwars te zitten. Spanje was de baas in het westen van
Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en Italië. Frankrijk was dus als het ware omsingeld. In
1635 gaat Frankrijk echt zelf meevechten. Spaanse troepen dringen diep in Frankrijk door
maar uiteindelijk wint Frankrijk en breidt het zijn gebied uit ten koste van het Duitse Rijk.
Paragraaf 3.2: De eerste 20 jaar van De Republiek(1588-1609)
De ondergang van de Armada betekende niet alleen de redding van het protestantisme in
Engeland. Het was ook de redding van De Republiek. Filips II had de Noordelijke
Nederlanden willen veroveren vanuit Engeland. Nu dit mislukt was zette hij de troepen van de
hertog van Parma in tegen de Franse hugenoten. Hierdoor kon Parma niet zijn volledige
kracht inzetten tegen De Republiek. De Republiek werd steeds sterker. Onder leiding van
Prins Maurits werd een krachtig leger gevormd. Tussen 1588 en 1598 werd in het oosten en
noorden de ene stad na de andere ingenomen. Vanaf nu werd De Republiek de Republiek
der Zeven Verenigde Nederlanden(HOL, ZEE, FRIES, OVERIJS, UTR, GELDERL en
GRONING) genoemd. Ook sloot De Republiek in 1596 het Drievoudig Verbond met
Engeland en Frankrijk tegen Spanje. De Republiek werd hierdoor voor het eerst door grote
landen erkend. Spanje sloot echter vrede met Engeland en Frankrijk en gaf de strijd niet op.
Het won gebieden terug in Gelderland en Overijssel. Toen Spanje echter financiële problemen
kreeg wilde Filips III praten over vrede. Men kon het niet eens worden over de godsdienst.
Wel werd er afgesproken de oorlog 12 jaar lang te onderbreken. Vanaf 1609 ging het
Twaalfjarige Bestand in.
In De Republiek lag het hoogste gezag bij de Staten(=bestuur gewesten). De Republiek was
een Statenbond(= groep zelfstandige
Staatjes). Toch waren er ook centrale
bestuursinstellingen. Het voornaamste was de Staten Generaal. Ze vergaderden het hele jaar
door en namen beslissingen over buitenlandse politiek, defensie en het Staatse Leger. Alle
gewesten hadden één stem, maar Holland was overheersend omdat het als rijkste gewest meer
dan de helft van de kosten op zich nam. Ook woonde meer dan helft van alle inwoners in
Holland en was de Staten Generaal gevestigd te Den haag tegenover de Hollandse Staten.
Verder kende de republiek twee machtige figuren. De stadhouder(ambtenaar) was
opperbevelhebber van leger en vloot. Ook had hij het recht om regenten te benoemen. De
stadhouder was afkomstig uit de familie Oranje-Nassau. Ook de landsadvocaat of
Raadspensionaris was een machtige figuur. De eerste 30 jaar bekleedde Johan van
Oldenbarnevelt deze positie. De Raadspensionaris(ambtenaar) was de adviseur van de
Staten van Holland maar in de praktijk trad hij op als een regeringsleider van Holland in de
SG. Tot het Twaalfjarige Bestand werkten Maurits(militaire aanvoerder) en van
Oldenbarnevelt(politieke aanvoerder) goed samen. Maar tijdens het bestand ontstond bijna
een burgeroorlog.
Paragraaf 3.3: Van het Twaalfjarige Bestand naar de Vrede van Münster(1621-1648)
Tijdens het Twaalfjarige Bestand(1609-1612) ontstond er in De Republiek grote politieke
en godsdienstige verdeeldheid. In de gereformeerde kerk ontstond een hevige strijd tussen
twee hoogleraren,
Arminius en Gomaris over de leer van Calvijn:
Gomaris: is rechtlijnig(orthodox), God heeft de schepping bepaald en hij bepaald wie eeuwig
zal leven in de hemel en wie er zal branden in de hel. Wie door God was uitverkoren kreeg
het geloof en leidde een vroom leven. Arminius: De mens kan toch invloed uitoefenen op
zijn lot. Gods genade is een aanbod dat de mens kan aannemen of verwerpen.
De gemoederen liepen hoog op. Ook de politiek bemoeide zich ermee. Holland koos voor
Arminius, de Gomaristen kregen de meeste steun in de andere Gewesten. Ook de twee
machtigste mannen van De Republiek kozen partij: Prins Maurits (militair aanvoerder) koos
54
voor Gomaris. Raadspensionaris van Oldenbarnevelt koos voor Arminius. Holland vond
dat de Staten Generaal zich niet met de godsdienst in de Gewesten mocht bemoeien omdat
elk Gewest soeverein was. De andere Gewesten waren het hier niet mee eens en wilden een
nationale synode(=kerkvergadering) bij elkaar roepen om het conflict te beslechten. Holland
pikte dit niet en nam De Scherpe Resolutie aan: steden mochten zelf troepen inhuren die
alleen de Staten van Holland moesten gehoorzamen en niet Maurits. Er dreigde een
burgeroorlog. Zover zou het niet komen. In 1618 liet Maurits van Oldenbarnevelt
arresteren. De Arminianen werden uit de stadsbesturen gezet. Tijdens de Synode van
Dordrecht(1619) werd bepaald dat de denkbeelden van Arminius vals waren. Drie dagen
later werd van Oldenbarnevelt ter dood gebracht.
In 1621 begon de oorlog met Spanje opnieuw. De strijd verliep in het begin slecht. Toen nam
Frederik Hendrik in 1625 het bevel over. Hij wit Gelderland en Overijssel te veroveren. In
1629 veroverde hij Den Bosch, Breda en Maastricht. Vanaf 1635 voerde Spanje ook weer
oorlog met Frankrijk. Dit kon het niet meer aan, de schatkist was leeg en Portugal en
Catalonië kwamen in opstand. De Spaanse koning wilde vrede. Uiteindelijk sloten Spanje en
De republiek de Vrede van Münster(1648). De Republiek werd definitief losgemaakt van
het Duitse Rijk en werd een zelfstandige staat. Het mocht de veroverde gebieden in Brabant
Vlaanderen en Limburg(=Generaliteitslanden) houden. De rest van deze drie gewesten
bleven bij de Spaanse Nederlanden horen. De protestanten kregen er geen godsdienstvrijheid,
net als de katholieken in De Republiek. Men had wat dit betreft net zo goed vrede kunnen
sluiten in 1609.
Paragraaf 3.4: De Gouden Eeuw
De eerste eeuw van De Republiek staat ook wel bekend als de Gouden Eeuw(17e).
Amsterdam werd het centrum van het handelskapitalisme: Handelaren uit heel de wereld
kwamen naar de stad toe om zaken te doen. Om deze handel in goede banen te leiden werden
er diverse financiële instellingen opgericht:
1. De Wisselbank: hier kon men geld in bewaring geven, wisselen en overboeken
2. De Beurs: hier werd gehandeld in alles wat te verhandelen viel.
Amsterdam groeide snel(grachtengordel) en had net als de Gewesten Zeeland, Friesland en
Holland geen last van de Tachtigjarige Oorlog. Ook Frankrijk en Engeland bleven ver achter
op De Republiek doordat ze zich bleven richten op traditionele goederen en hun economieën
last hadden van oorlogen en burgeroorlogen. De Republiek profiteerde hiervan. De
kleinschaligheid en de nauwe contacten tussen ondernemers en regenten(dezelfde families)
zorgden ervoor dat beslissingen snel genomen konden worden. Een voorbeeld hiervan is de
oprichting van de V.O.C(Verenigde Oost-Indische Compagnie). in 1602. De oprichting van
dit bedrijf stopte de onderlinge concurrentie tussen de Hollandse kooplieden. Ook kreeg het
bedrijf het monopolie op de handel met Azië. De VOC was een publiek-private organisatie:
in Azië vertegenwoordigde de VOC de Nederlandse overheid. Ze mochten, forten bouwen,
recht spreken, oorlog voeren, enz. In Azië schakelde de VOC de Portugezen met geweld uit.
De VOC was voor vrijhandel: Mare liberum(= vrije zee, Hugo de Groot). De VOC stichtte
tientallen handelsnederzettingen. Bijna altijd werd er samengewerkt met plaatselijke
machthebbers. Alleen op Java en de Molukken(specerijen) ging de VOC grote gebieden zelf
besturen. Later ging men ook handelen in koffie, thee en katoen. Tegelijkertijd richten de
Engelsen de East India Compagny op. Deze was vergelijkbaar met de VOC maar in de 17e
eeuw economisch minder succesvol. In 1621 werd de W.I.C.(-West-Indische Compagnie)
opgericht. Ook zij kreeg een monopolie en mocht kolonies stichten en besturen. De WIC
zette een Driehoekshandel op: wapens en andere goederen werden in West-Afrika geruild
55
voor slaven, deze werden in Amerika verkocht om te werken op de koffie- en suikerplantages.
Vervolgens werden met het geld suiker, koffie, enz. gekocht. De WIC was minder succesvol
dan de VOC. De concurrentie met andere landen was hevig. Bovendien moest de WIC zich
bezighouden met kaapvaart(=aanvallen Spaanse Zilvervloten) omdat Spanje op deze wijze
haar oorlogen financierde. Deze kaapvaart stond het functioneren van de WIC als
handelsbedrijf in de weg.
HOOFDSTUK 4: DE REPUBLIEK VERLIEST HAAR VOORSPRONG(1648-1702)
Paragraaf 4.1: De Opkomst van Engeland en Frankrijk
In 1643 kwam in Frankrijk Lodewijk XIV(de Zonnekoning) op de troon. Hij regeerde zelf
in totaal 54 jaar en maakte van Frankrijk een absolute monarchie: de wil van de koning was
wet. Van 1648 tot 1653 had Frankrijk te maken met opstanden van edelen. De bevolking was
het geweld zat en wilde een krachtig gezag accepteren. In 1661 overleed de eerste minister
van Lodewijk XIV die vanaf nu zelf het land ging besturen. Het centrale bestuur werd
versterkt. Er kwam een sterk ambtenarenapparaat en het leger werd vergroot en onder strakke
controle van de staat gebracht. Dit bracht rust en vrede in Frankrijk maar het buitenland
voelde zich bedreigd. Om het leger te kunnen betalen werden mercantilistische maatregelen
ingevoerd: de staat steunde de eigen handel en nijverheid door subsidies en hoge
invoerrechten. Het katholicisme werd staatsgodsdienst. In 1685 werd het Edict van Nantes
ingetrokken. Duizenden hugenoten vluchten naar De Republiek en Amerika. De edelen
moesten aan het hof van Versailles komen wonen. Zo kon Lodewijk XIV ze goed in de gaten
houden.
In GB bracht het onthoofden van Karel I en het uitroepen van de republiek de rust niet terug.
Er waren optanden van het leger en in Ierland en Schotland. Cromwell sloeg deze opstanden
keihard neer. Hij werd dictator. In 1653 stuurde hij het parlement naar huis en noemde hij
zich vanaf nu Lord-Protector. Hij probeerde van Engeland een vroom en puriteins land te
maken. Zondag werd een verplichte rustdag. Dit maakte hem niet erg populair. In 1658 stierf
Cromwell. In Engeland dreigde opnieuw chaos. De commandant van het leger in Schotland
trok met zijn troepen naar London en riep het parlement bijeen dat de monarchie herstelde.
Dit wordt restauratie genoemd. De zoon van de koning kwam in 166o terug en nam bezit van
de troon als Karel II. Cromwell´s lichaam werd opgegraven en op de zelfde dag dan zijn
vader Karel I onthoofd. Karel II was een neef van Lodewijk XIV en wilde ook een
absoluut vorst worden. Dit lukte niet omdat hij financieel afhankelijk was van het
parlement. Zij moesten nieuwe belastingen goedkeuren en deden dit niet. Hierdoor kon
Karel II zich geen luxe leefstijl)paleis en hofleven) veroorloven. Hierdoor en door de
familiebanden kwam hij steeds meer terecht in het Franse kamp. Lodewijk XIV wilde
Frankrijk uitbreiden en zo natuurlijke grenzen, de Maas en de Rijn, tot stand brengen. In 1667
viel hij de Spaanse Nederlanden binnen en veroverde een groot gebied. De Republiek
dwong hem samen met Engeland en Zweden om te stoppen. Lodewijk XIV wilde wraak,
kocht Karel II om en sloot in 1670 een geheim verdrag met hem. Samen zouden ze De
Republiek aanvallen. Lodewijk XIV zou het Engelse leger en de Engelse vloot betalen. Het
anti Franse Britse parlement wist van niets.
Paragraaf 4.2: Het eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672)
Na de Vrede van Münster ontstond er een conflict tussen het gewest Holland en
stadhouder Willem II. Willem II wilde een sterk leger maar de Holland vond dit te duur.
Het werd een regelrecht machtsstrijd. Net als Maurits liet Willem II in Den Haag zijn
belangrijkste tegenstanders arresteren. Zijn overval op Amsterdam mislukte omdat zijn leger
verdwaalde en de stad gewaarschuwd werd door een postbode. Wel dwong hij de stad om een
56
aantal belangrijke tegenstanders uit het stadsbestuur te zetten. Hij leek de winnaar maar kort
hierna overleed hij. Het gewest Holland riep honderden regenten uit alle gewesten bij elkaar
voor een grote vergadering in Den Haag. Daar werd besloten geen nieuwe stadhouder te
benoemen. Het eerste Stadhouderloze Tijdperk was begonnen. Feitelijk werd De
Republiek vanaf nu regionaal bestuurd door lokale regenten en landelijk door
Raadspensionaris Johan de Witt. Twee groepen regenten kwamen tegenover elkaar te
staan: de staatsgezinden en de Oranjegezinden.
De staatsgezinden onder leiding van Johan de Witt vonden een bestuur zonder stadhouder
het beste. Stadhouders waren oorlogszuchtig. Oorlogen waren duur en verstoorden de
handel. Erfelijke machthebbers waren een bedreiging voor de vrijheid. Je moest iemand
kiezen vanwege zijn kwaliteiten en niet vanwege zijn geboorte. De gewesten moesten
soeverein zijn(zichzelf besturen).
De Oranjegezinden wilden de soevereiniteit van de gewesten beperken. De Republiek had
een leider nodig, een Oranje, die leiding gaf aan staat en leger. Het prinsje Willem III moest
volgens hen tot stadhouder worden uitgeroepen. Het volks was in meerderheid Oranjegezind
maar had niks te vertellen. Ook de adel had weinig macht. De ondernemers bepaalden wat er
gebeurde.
De republiek was tolerant. De regenten waren voor gewetensvrijheid. Omdat er geen
centraal gezag was kwamen vervolging en censuur niet voor. De steden waren autonoom: ze
bepaalden zelf wat wel en niet mocht. Vooral Amsterdam was tolerant. Dankzij deze vrijheid
werd De Republiek de bakermat van De Verlichting. Verlichters zoals Descartes vluchten
naar De republiek en lieten hier hun boeken drukken. Enkel het werk van Spinoza, die het
bestaan van God ontkende, werd verboden.
In de buitenlandse politiek werd vooral gekeken naar belangen van het gewest Holland. De
vloot werd versterkt voor de bescherming van de zeegewesten en de internationale handel.
Het landleger werd verwaarloosd. Na 1648 werd De Republiek bedreigd door de opkomst
van Engeland en Frankrijk. De Witt wilde geen oorlog met deze landen en probeerde ze tegen
elkaar uit te spelen. In 1662 sloot hij een verdrag met Frankrijk. Engeland was de grote vijand
om het een concurrent was in de internationale handel. De Engelsen wilden de eerste plaats
overnemen van De Republiek. In dit kader nam hun parlement in 1651 de Acte van
Navigatie aan: buitenlandse schepen mochten alleen goederen naar GB brengen wanneer
vervoerders. In 1652 worden tientallen Hollandse en Zeeuwse schepen door de Engelsen in
beslag genomen. Dit leidt tot de Eerste Engelse Zeeoorlog, een zogenaamde Eerste
Handelsoorlog. De Nederlanders leiden zware verliezen maar weten de Engelse handel
behoorlijk veel schade toe te brengen. De Strijd stopt in 1654. In 1665 breekt de Tweede
Engelse Zeeoorlog oftewel Tweede Handelsoorlog uit. De Engelsen hadden Nieuw
Amsterdam(New York) ingenomen. De Hollanders slaan keihard terug en vernietigen een
groot deel van de Engelse vloot bij Chattam(1667). In 1667 werd vrede gesloten maar de
Engelsen mochten New York houden. De Witt had steun van de Engelsen nodig om de Franse
opmars in de Spaanse Nederlanden te stoppen. New York werd geruild voor Suriname
(suiker).
Paragraaf 4.3: Stadhouder-Koning Willem III
In het rampjaar 1672 werd pijnlijk duidelijk dat de internationale politiek van Johan de
Witt was mislukt. De Republiek werd op zee aangevallen door Engeland en Frankrijk, maar
de vloot onder vlootvoogd de Ruyter hield stand. Het landleger kon de troepen van Keulen,
Münster en Frankrijk echter niet tegenhouden. De Witt liet aan de Oostgrens van Holland alle
polders onder water zetten. Zo ontstond de Hollandse Waterlinie. De Witt kreeg de schuld
van het rampjaar 1672. Hij werd door de Oranjegezinden afgezet en vermoord. Willem III
57
werd stadhouder van Holland en Zeeland. Holland hield stand achter de Hollandse
Waterlinie. Het vond bondgenoten tegen Frankrijk in de vorm van Oostenrijk, Pruisen en
Denemarken. Hierdoor moest Lodewijk XIV een deel van zijn troepen uit de Nederlanden
terughalen. In 1674 wist Willem III de Fransen te verjagen. Ook GB, Münster en Keulen
gaven het op. Tegen de Fransen werd verder gevochten in de Zuidelijke Nederlanden.
Willem III kreeg meer bevoegdheden dan zijn voorgangers. Zo werd hij ook stadhouder
Gelderland, Utrecht en Overijssel en mocht hij hier alle belangrijke regenten benoemen.
Toch bleef de soevereiniteit in handen van de Staten. Internationaal gezien was Willem III
de grote vijand van het katholieke Frankrijk onder Lodewijk XIV. Hij voerde verschillende
coalitieoorlogen om te voorkomen dat Frankrijk in Europa een overwicht kreeg. Hij trouwde
met zijn nicht Mary Stuart en kreeg zo GB aan zijn kant. Tot zijn ergernis dwongen de
Hollandse Staten hem in 1678 vrede te sluiten met Frankrijk. Frankrijk bleef zich uitbreiden
en maakte in 1685 een einde aan de rechten van de hugenoten. In datzelfde jaar wordt
Jacobus II koning van GB. Hij was katholiek en een grote bewonderaar van het absolutisme
van Lodewijk XIV. Jacobus II kreeg het aan de stok met de Protestantse meerderheid in
het Parlement. Zij zochten steun bij Willem III. In 1688 landden Nederlandse troepen in GB.
Ze kregen steun van de Protestanten. Willem III en Mary Stuart kwamen op de troon. Ze
tekenden de Bill of Rights(=rechten parlement). Hiermee was de machtsovername, die
Glorious Revolution werd genoemd, afgerond. Engeland werd een Parlementaire
Democratie. Engeland en De Republiek werden in een persoonlijk unie verenigd. Zo
ontstond een protestantse coalitie die samen met Oostenrijk en Spanje tegen Frankrijk vocht.
In 1697 werd de oorlog gewonnen. Maar in 1701 brak opnieuw oorlog uit. Weer werd er
vooral gevochten in de Zuidelijke Nederlanden. In 1713 werd het vrede. Een Franse
hegemonie in Europa was voorkomen.
Paragraaf 4.4: Het einde van de Gouden Eeuw
De Nederlandse economie kreeg steeds meer last van de mercantilistische maatregelen van
Engeland en Frankrijk. De Hollandse handel ging achteruit. De achteruitgang in de ene sector
was ook te merken in andere sectoren(bijvoorbeeld teruggang handel met de Oostzee –
minder schepen – minder scheepsbouw – minder houtzagerijen – minder zeilmakerijen). Er
ontstond een neerwaartse spiraal. Alleen de koloniale handel bleef groeien maar de winsten
stonden onder druk door concurrentie van de Engelsen. Ook de VOC werd na 1730
verliesgevend.
Ook had De Republiek veel schulden. Door de vele oorlogen moest men steeds meer geld
lenen terwijl de inkomsten van de belastingen terugliepen. Hogere belastingen heffen was dan
weer slecht voor de economie. Ook hier was sprake van een neerwaartse spiraal.
Vanaf 1672 leenden Holland en de Staten Generaal enorme sommen geld om de oorlog
tegen Frankrijk te betalen. Er werden obligaties (staatsleningen met vaste rente) verkocht om
aan dit geld te komen. In 1714 was het bedrag aan uit te keren rente hoger dan de inkomsten
der belastingen. De belastingen werden verdubbeld maar door de slechtlopende economie
leverde dit te weinig op. In 1715 moest De Republiek de betaling van rente staken. In feite
was het land failliet. Met de dood van Willem III in 1702 begon het Tweede Stadhouderloze
Tijdperk. Dit zou 45 jaar duren. De regenten, die een gesloten klasse waren geworden,
wisten de financiële problemen niet op te lossen. Leger en vloot werden verkleind. De
regenten hadden zelf obligaties en profiteerden van de schulden. Het bestuur was nog steeds
decentraal en kon weinig doen. De Republiek werd een zwak neutraal land. In 1747 werden
Zeeuwsch-Vlaanderen en Bergen op Zoom moeiteloos door de Fransen verzet. Er kwam weer
protest en een nieuwe stadhouder werd aangesteld. Dit haalde niks uit. In 1780 werd een
nieuwe zeeoorlog tegen Engeland verloren en in 1795 werd De Republiek geheel door Franse
troepen bezet.
58
Download