De Franse laïcité en de Nederlandse scheiding van kerk en staat door Karin Leeuwenhoek, mei 2008 Opvallend is dat de verschijning en groei van de (radicale) islam in Europa de discussie over de wenselijkheid van een striktere scheiding van kerk en staat flink heeft doen oplaaien. In Nederland zijn er dan ook pleitbezorgers van de laïcité naar Frans model opgestaan, denk hierbij met name aan de filosoof/publicist Paul Cliteur, die menen dat een striktere scheiding tussen kerk en staat de aangewezen politiek is om met de steeds groter wordende culturele en religieuze verschillen om te kunnen gaan. Maar in hoeverre is laïciteit de manier om de nationale eenheid en de vreedzame co-existentie van verschillende bevolkingsgroepen te bevorderen? Interessant is namelijk dat juist Frankrijk, waar vele jaren een radicale scheiding van kerk en staat is toegepast, momenteel op zijn schreden aan het terugkeren is van dit strikte model. De Franse Revolutie maakte in 1789 een einde aan de almacht van de katholieke kerk in Frankrijk. De scheiding van Kerk en Staat was vanaf toen een feit en dit principe werd in 1798 ook in Nederland officieel ingevoerd. In de Nederlandse samenleving is de scheiding van kerk en staat echter nooit zo radicaal geworden als in Frankrijk: denk bijvoorbeeld aan de tekst ‘God zij met ons’ op de Nederlandse 2-euromunten, de financiering van het confessioneel onderwijs (vanaf 1917 tot heden) en ons christelijk getinte volkslied. In Frankrijk was er sprake van een fanatiekere vorm van laïciteit, een striktere scheiding tussen kerk en staat waarbij religie zoveel mogelijk uit het publieke domein werd geweerd. Dit leidde in 2004 zelfs tot het hoofddoekjes-verbod op scholen. De toenemende religieuze spanningen, met name rond de islam, tonen aan dat zowel Frankrijk als Nederland andere manieren moeten zoeken om met een diversiteit aan religies en culturen om te gaan. Vanaf het verschijnen van Paul Scheffers artikel Het multiculturele drama in het NRC in januari 2000, maar nog sterker door de opkomst van Pim Fortuyn daarna, werd duidelijk dat de multiculturele samenleving in Nederland (nog) verre van geslaagd was. Het gebrek aan nationaal besef en de vergaande tolerantie in Nederland bleken niet bevorderlijk voor de integratie omdat daarachter vaak een achteloze en afstandelijke samenleving schuilging: een gemakzuchtig multiculturalisme dat leidde tot gescheiden werelden. Toen ook nog de aanslagen van 11 september (2001) en de moord op Theo van Gogh (2004) plaatsvonden, barstte in Nederland het debat over het falen van het multiculturalisme en de integratie, met name die van moslims, pas echt los. Paul Cliteur acht het, juist in een multireligieuze samenleving, van belang dat het publieke domein ontdaan wordt van religie zodat mensen op basis van de rede met elkaar kunnen communiceren en elkaar kunnen begrijpen. In dit licht kunnen we ook de huidige discussie rond het dragen van hoofddoekjes door ambtenaren en politieagentes zien. Een opmerkelijke en recente ontwikkeling is dat in Frankrijk president Nicolas Sarkozy juist breekt met de uiterst strikte opvatting van de laïcité en aangeeft ‘religieuze gevoelens’ een prominentere plaats te willen geven in de Franse maatschappij. Het toenemende onbehagen bij Franse moslims, denk hierbij aan de rellen in de voorsteden, de hoge werkloosheid onder allochtonen en de flinke discriminatie, heeft duidelijk gemaakt dat de radicale scheiding tussen kerk en staat zoals deze door Frankrijk is toegepast, moslims (en religieuzen in het algemeen) in een spagaatpositie tussen identiteit en burgerschap brengt. Sarkozy betreurt het wantrouwen waarmee in Frankrijk religie veelal bejegend wordt. Religies voorzien in spirituele behoeften en geven hoop; daarom zijn zij in het belang van mens én maatschappij. De staat moet weliswaar integratie van immigranten vragen, maar dit hoeft geen assimilatie te behelzen in de zin van het opgeven van de eigen identiteit. De kans is anders reëel dat mensen helemaal geen volwaardig staatsburger meer willen worden en op een afstand van de maatschappij blijven staan. Dit is, paradoxaal genoeg, eveneens het gevaar van het multiculturalisme: als mensen volledig vasthouden aan hun oorspronkelijke identiteit en zich onvoldoende verbinden met hun nieuwe thuisland, ontstaan er bevolkingsgroepen die langs elkaar heen leven. Er moet een balans gevonden worden tussen identiteit en burgerschap. In de Franse laïciteit heeft de nadruk te eenzijdig gelegen op het burgerschap en heeft de eigen identiteit onvoldoende aandacht gekregen. In het (voorheen) multiculturalistisch ingestelde Nederland heeft men de rekening gepresenteerd gekregen van de onderbelichting van het burgerschap en zitten we met een nationale identiteitscrisis. Maar nationaal eenheidsgevoel, waarvoor bindende factoren als een grondwet, taal, geschiedenis en bijvoorbeeld ook het koningshuis of een christelijke moraal kunnen dienen, gedijt alleen bij burgers die ook hun particulariteit mogen uitdrukken. Men moet zich volledig burger én volledig zichzelf kunnen voelen. Niets in de islam weerhoudt westerse moslims ervan om volledig staatsburger én volledig moslim te zijn, aldus de beroemde moslimfilosoof Tariq Ramadan. Als de islam, en religie in het algemeen, vijandig tegemoet getreden en in zichzelf opgesloten wordt, werkt dit echter het wij-zij-denken en radicalisering in de hand. Dit werkt op zijn beurt juist contra-productief voor de schikking van religie in haar complementaire rol, naast de staat. Karin Leeuwenhoek (1976) is Master in Interreligieuze Dialoog (Faculteit Katholieke Theologie, Universiteit van Tilburg) en in Communicatiewetenschap (Universiteit van Amsterdam)