1 - CAPITA SELECTA OVER DE HISTORISCHE ONTWIKKELING EN BETEKENIS VAN EEN SCHEIDING VAN KERK EN STAAT - - - - - - Scheiding van kerk en staat = het recht om verschillende religies/geen religie aan te hangen o Trias politica en interne organisatie van levensbeschouwingen kunnen geen (in)directe invloed op elkaar uitoefenen o Levensovertuigingen kunnen hierdoor naast elkaar functioneren o Vorm van scheiding verschilt sterk per land Introductie beginsel o Organisch groeiproces waarin kerk en staat actief op elkaar inspelen o Principes Gelijktijdige ongelijkheid: levensbeschouwelijk verschil tussen mensen Gelijktijdige ongelijktijdigheid: elke levensbeschouwing reageert eigen o Ontwikkelingen Politieke organisatie in partijen: uiteindelijke invloed op wetgeving van staat Interne versterking van gemeenschap en organisatie (vb. verzuiling) Theologische reflectie (stabiele situatie nodig) Gevolgen voor levensbeschouwelijke organisatie o Interne diversiteit op alle niveaus o Verticaal: levensbeschouwelijke groepen in zelfde relatie tot neutrale staat o Horizontaal: opkomst van oecumene en interreligieuze dialoog vb. toegenomen macht van paus in benoeming bisschoppen Scheiding kerk en staat is mogelijk wanneer het onderscheid tussen beide wordt gemaakt. o Pleiten voor een religieuze staat is teken van gelijktijdige ongelijktijdigheid o Scheiding is nodig voor minderheidsgroeperingen en voor democratie Geschiedenis o Op basis van Augustinus’ de civitate Dei pleitte men voor een staat die ondergeschikt was aan de kerk. De moraal van de staat moest voldoen aan die van de kerk. Afwijkende meningen werden niet getollereerd. o Door de Reformaties ontstonden alternatieve christelijke opties, en het christendom diverser werd. In Augsburg werden verschillen erkend (1555, cuius regio eius religio), de Unie van Utrecht (1579) vertolkt tollerantie en door Westfalen (1648) kwam een einde aan de godsdienstoorlogen en een erkenning van eigen levensbeschouwelijke kleuren. o In 17e en 18e eeuw ging men nadenken over nieuwe maatschappelijke structuren om in samen te leven in een periode van geestelijke onvrede (revoluties, verklaringen) o In de 19e eeuw ontstonden seculiere staten. Levensbeschouwingen verzetten zich hiertegen, ze konden zich laten gelden door politieke participatie, onderwijs en verkondiging. Kenmerken scheiding kerk en staat: o Godsdienstvrijheid, Vrijheid van onderwijs, meningsuiting, vereniging, persvrijheid, levensbeschouwelijke neutraliteit van de staat en democratie 2 - HOE VER GAAT DE INDIVIDUELE VRIJHEID VAN GELOOF EN BELIJDEN? ‘SCHIPPEREN’ TUSSEN EXCLUSIVITEIT EN (IN)TOLERANTIE - - - Verbinding met college 1 (Kanttekeningen) o Oldenhuis: in Nederland bestaat geen scheiding van kerk en staat, uiteindelijk heeft de rechter het laatste woord. Het impliceert erkenning van autonomie (onderscheiding); zegt niets over relaties tussen kerk en staat. o Klink: staat en kerk hebben andere machtsmiddelen. Staat gebruikt dwang. Statuut SGP staat haaks op scheiding kerk en staat (uitbannen dwaalleren) Verankering van de autonomie van kerkgenootschappen o De rechtspositie van kerkgenootschappen is vastgelegd in Art. 2:1 BW (zowel RKK als prot vervat in beschrijving) Ook in Grondwet 1853, wet op stichtingen (1956) o Kerk wordt bestuurd door eigen statuut (2:2 BW), =privaatrecht o Autonomie van een kerkgenootschap wordt beperkt door de wet o Rechter bepaald uiteindelijk of iets een kerkgenootschap is (st. Walburga) Moet gaan om godsdienst en gestructureerde organisatie vertonen Botsing van de vrijheid met andere uitgangspunten van de rechtsstaat o Rechtspositie van de predikant: hoe ver rijkt het woord wet in 2:2 BW? Alleen zwaarwegende bepalingen: positie arbeidsrecht in kerk? Ds. Kruis – kerk wilde geen arbeidsovereenkomst, dus die was er niet Ds. de Boer – sprake van arbeidsovereenkomst (Rb) -> interne rechtsvordering eerst volgen (HR) o Gedrag in hoedanigheid Uitschrijving dooplid – onrechtmatige daad (6:162 BW) bij gebed Seksueel misbruik -> kerk kan aansprakelijk worden gesteld (6:170 BW) o Ook binnen de kerkmuren geldt het Nederlands recht; geen staatje binnen de staat o Vraag is of de onrechtmatige daad dwingend genoeg is om van toepassing te zijn op kerkgenootschappen 3.1 – HOE VER GAAT DE INDIVIDUELE VRIJHEID VAN GELOOF EN BELIJDEN? ‘SCHIPPEREN’ TUSSEN EXCLUSIVITEIT EN (IN)TOLERANTIE - - Eigen overtuigingen moeten in het publieke domein gedempt, maar niet verdampt, worden. De mate van verdamping is afhankelijk van het niveau waarin je functioneert Religieruimte in kerkgenootschappen: slechts begrenzing door zwaarwegende beginselen Religieruimte in overheidsfuncties: dempen, niet dampen o Rechter: toga ->is er voor iedereen, religieuze symbolen onwenselijk o Ambtenaar: toga ->is er voor iedereen, bijbehorende functies uitvoeren o Ook bij: advocaat, werknemer bij onderneming, politieke partij, speciale school Religieruimte in huis en op straat o Echtpaar Goeree: vorm boodschap was noodloos grievend en kwetsend o JEZUS REDT: buitenkant van huis is publiek, dus je moet dempen o In huis: niet dempen, bescherming van overheid (Unie van Utrecht) 3.2 - ALTERNATIEVE GESCHILBESLECHTING BINNEN KERKGENOOTSCHAPPEN - - Kerkgenootschappen hebben een grote vrijheid in het vormgeven van hun eigen statuut. Onderdeel hiervan is het kerkrecht (alternatieve geschilbeslechting). Ze dienen zich wel aan rechtsbeginselen te houden )zorgvuldigheid, eerlijke behandeling, onpartijdige rechter, motiveringsplicht, recht op advocaat, redelijke termijn, openbaarheid etc.) Overheidsrechter kan de wijze van rechtspraak beoordelen Sommige rechtsbeginselen zijn anders (openbaarheid vaak niet, redelijke termijn vaak langer, onpartijdigheid vaak vooral deskundigheid) Vorm verschilt per kerk: orthodox-gereformeerd is hiërarchisch, PKN geschillencommissies o Arbitrage: geschil voorleggen aan oneven aantal deskundigen (in NIK), inhoudelijke toetsing overheidsrechter: openbare orde en goede zeden (terughoudend) o Bindend advies: (meest voorkomend, bijvoorbeeld bij vergaderingen), redelijkheidstoets door overheidsrechter o Mediation: dmv onafhankelijke derde tot een oplossing komen (vrijwillig, vertrouwelijk) 4 - DE (UITWENDIGE) GRONDWETSGESCHIEDENIS VAN DE GODSDIENSTVRIJHEID IN DE NEDERLANDSE GEDECENTRALISEERDE EENHEIDSSTAAT: - - - - De scheiding van Kerk en Staat is een doctrine die niet letterlijk verwoord in de grondwet, maar kan wel afgeleid worden uit een aantal bepalingen die er wel in staan. Republiek der Verenigde Nederlanden o Ontstaan republiek door conservatieve revolutie: financiële, politieke en religieuze spanningen. o Unie van Utrecht (1579): gewetensvrijheid, tollerant, bevoorrechte kerk (financiering predikanten, ondersteuning Oranjes, overheidstaken, overheidstoezicht), gewestelijk Franse tijd (1798-1813) o Veranderingen: eenheidsstaat (centraliserend, anti-gewestelijk), volkssoevereiniteit, vrijheid van godsdienst, scheiding Kerk en Staat. o Grondwet: Alle religies gelijk, stop financiering staat, religie achter gesloten deur Koninkrijk der Nederlanden (1814-nu) o Grondwet 1814: hoofdstuk over vrijheid van godsdienst (combinatie Holland-Frans, hervormde vorst, financiering hervormde kerk, toezicht koning op alle godsdiensten), eenheidsstaat, monarchie, provinciën, godsdienst als functie en voorwaarde voor staat. o Grondwet 1815: door samenvoeging Zuiderlijke Nederlanden, liberaler, verdwijning voorwaarde godsdienst van vorst o Afscheiding (1834): Ulrum, de Cock, onvermogen koning eenheid te bewaren o Spanningen: placet, verbod processies, opleiding priesters, onderwijs,scheuring 1830 o Grondwet 1848: belijdenisvrijheid, bescherming kerkgenootschappen, overheidsfuncties voor alle kerkleden, inkomsten kerk gegarandeerd, afschaffing placet en collatie, vrijheid van onderwijs o Grondwet 1983: hoofdstuk godsdienstvrijheid -> artikel vrijheid levensovertuiging Drie hoofdrichtingen: theocratie, radicaal-secularisme, scheiding kerk en staat SGP: botsing recht op vrijheid meningsuiting en recht op bescherming discriminatie 5 - RECHT EN ISLAM; EEN INTRODUCTIE. HOE HET IS ONTSTAAN, HOE HET IS VORM GEGEVEN EN HOE HET ZICH HEEFT ONTWIKKELD? - - - Ontstaan Islam: Mohammed (570-632), eerste openbaring (610), Hidjra (622) Koran: 114 Soera’s, weinig wetsbepalingen, lofzang op Gods almacht Vijf zuilen: haddj(bedevaart), salat (gebed), zakat (armenbelasting), sawm (vasten), sjahaada Fiqh: rechtswetenschap die zich bezighoudt met de islamitische wet (sharia) en de toepassing hiervan o 632 – 750 beginfase o 750 – 850 ontstaan rechtsscholen o 850 – 1000 uitkristallisering rechtsscholen o 1000 – 1250 consolidering rechtsscholen (begin taqlied) o 1250 – 1300 Mongolencrisis o 1300 – 1800 hoofdperiode van taqlied o 1800 – heden hernieuwde discussie, ‘renaissance’ Sharia (let. ‘(weg naar) de drinkplaats’) is de wet zoals die uit de goddelijke openbaring en Mohammeds aanwijzingen is afgeleid. Basis voor sharia: Koran, Hadieth (leven van Mohammed), Basis voor fiqh: sharia, Idjmaa’ (consensus van de gemeenschap) en Qijaas (nieuwe rechtsregel n.a.v. analogie) Rechtsscholen (madz’hab, pl. madzaahib) o Hanafieten (Turkije, Indiaas subcontinent): Qijaas belangrijk, liberaal, rationeel o Maalikieten (Noord-Afrika): Idjmaa’ van Medina o Sjaafi’ieten (Egypte, O.-Afrika, M.-Oosten, Indonesië): compromis vorige 2 o Hanbalieten (Arabië): alleen Koran en Hadieth, conservatief o Sjiieten (Irak/Iran): Taqlied: het nemen van juridische beslissingen adhv regels en klassieke handboeken van de eigen madz’hab (1000-1800) Idjtihaad (632-1000, 1800-nu): zelfstandig interpreteren bronnen en zelfstandig oordeel los van bepaalde traditie o Zowel vrijzinnigen als fundamentalisten rekenen hun stichters tot de Idjtihaad en willen deze eerste eeuwen terug krijgen, met vrije discussie (vrijzinnigen) over wat goed is (fundamentalisten) 6 - DE VRIJHEID VAN GODSDIENST EN DE OPENBARE ORDE - Art. 6:1 GW – individueel/gemeenschap een geloof/levensovertuiging vrij mag belijden o Klassiek grondrecht: overheid moet zich afzijdig houden (itt social grondrecht) o Verticale gelding: vrijheid burger t.o.v. overheid o Beperkingssystematiek: alleen formele wetgevers (Reg.+SG) mogen inbreuk maken Act of Parliament o Wetsrangorde: Internationaal recht > Statuut > GW > formele wet > algemene maatregel van bestuur > ministriële regeling > provinciale verordering > gem. ver. o Beperkt door ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’ (Sr, Cr) o Lid 1 gaat over godsdienstuitoefening op besloten plaatsen (kerk, begraafplaats) o Grondwettelijk: wetgeverkan alles beperken mbt vrijheid van godsdienst(niet EVRM) - - Art. 6:2 GW o Beperking ook alleen door formele wetgevers, door het woord ‘regels’ is er wel mogelijkheid tot delegatie van beperkingsbevoegdheid naar gemeente of burgemeester. Voor delegatie is eveneens Act of Parliament nodig. (vb. WOM) o Eisen delegatie: (1) bijdragen aan doel beperking grondrecht, (2) bepaling beperkte grondrecht, (3) omvang beperking moet worden aangegeven. o Delegatiebevoegheid geldt bij WOM niet mbt inhoud, alleen mbt de bescherming van gezondheid, verkeersbelangen en bestrijding en voorkomen van wanorderlijkheden. o Middelen WOM: verbieden, beperken, voorschriften o Delegerende verordening = medebewindsverordening (itt autonome verordening) Casus: klokgelui o Jurispredentie: klokgelui bevindt zich in de openbare ruimte o Op basis van de WOM is er hier een beperking op te leggen aan art. 6:2 GW o Gaat het hier niet om godsdienstvrijheid, dan gemeentelijke verordening van toepassing. 7.1 - STRAFRECHTELIJKE GRENZEN AAN DE VRIJHEID OM UITING TE GEGEVEN AAN RELIGIEUZE OVERTUIGINGEN - HR: context waarin deze mensen hun boodschap brengen kan ervoor zorgen dat hun objectief gezien kwetsend en grievende uitspraken niet als zodanig worden gezien. 137c Sr (belediging groep mensen) is moeilijker toe te passen dan 137d Sr (aanzetting tot haat), omdat hierbij zowel moet worden bewezen dat de uitlating openbaar als opzettelijk is. Drie-trapsraket: grievend? context? onnodig? HR: onderscheid tussen kritiek op de godsdienst en kritiek op de aanhangers van een godsdienst als groep (‘stop het gezwel dat Islam heet’) Oldenhuis: verbieden van Koran brengt ons terug voor de Unie van Utrecht, waarin vrijheid van godsdienst achter de deur werd gewaarborgd. Zowel religieuze als niet-religieuze uitingen moeten in het maatschappelijk debat op verschillende niveaus dempen 7.2 - DWARSVERBANDEN TUSSEN RECHT, RELIGIE EN SAMENLEVING; EEN SAMENVATTING - - Scheiding van kerk en staat bracht religie in de privé-sfeer (thuis, kerk) Achtergrond = secularisatiethese (grote verhaal moderne tijd) o Differentiatiethese: sferen los van elkaar gedefinieerd, met eigen wet en logica o Decline of religion: terugloop sociale betekenis religie (gevolg differentiatie) o Privatisering: religie verdwijnt in de privé-sfeer De opkomst van de ratio in de Verlichting zorgde voor kritiek op trancendentie Secularisatiethese lang dominant, nu aan het wankelen (religie in publiek, eurocentrisme) De tweedeling tussen publiek en privé lijkt moeilijk te corresponderen met de realiteit. Politieke theorievorming maakt daarom een 3-deling: staat – maatschappij – privé. o Maatschappij als schakel tussen staat en individu ontstaat bij gezamelijk initiatief o Dit schema verklaart de rol van religie in de publieke sfeer en maatschappij (kerk, verenigingen) COLLEGES NIET-JURISTEN - Publiekrecht = overheid speelt als zodanig een rol (verticaal) Privaatrecht = burgers t.o.v. burgers (horizontaal), de overheid speelt als zodanig geen rol. De staat verleent de kerk geen rechtspersoonlijkheid, maar de kerkgenootschappen bezitten rechtspersoonlijkheid Grondrechten komen een burger toe en gelden ten opzichte van de overheid Objectieve rechtsregels moeten door de rechter subjectief worden ingevuld In hoger beroep toets het hof een proces aan de beginselen van het procesrecht (6 EVRM) Kerkgenootschap: st. Walburga, uitspraak HR (handout), art. 2:1 BW Rechtspositie predikant: ds. de Boer, ds. Kuis, Art. 2:2 BW