Rvgl10

advertisement
islamrecht - pol.gesch.1
Situatie begin 7e eeuw
- Byzantium v. Perzië; Arabische stammen
- Religieus: christelijke scheuringen (nestorianen, monofysieten);
manicheïsme
 Grote Arabische politiek-militaire expansie midden 7e eeuw
- alliantie tussen voorheen verdeelde arabische stammen
- leidde tot een rijk onder leiding van kaliefen
- volgens de overlevering gestart o.l.v. profeet Muhammad (waarbij
de kaliefen zijn opvolgers waren) en een religieuze veroveringsstrijd
- grote interne conflicten; in 661 scheuring Shia(tu Ali) / Sunna
 Omajjadenrijk 661-750 (vanuit Damascus)
 V.a. 747 opstand vanuit het Oosten o.l.v. Abbasiden: Omajjaden
uitgemoord

islamrecht - pol.gesch.2
Abbasidenrijk (v.a. 749, hoofdstad Bagdad)
- o.m. kalief Haroen al Rasjied (786-809), bloei van de
wetenschappen
- verzwakking door groeiende macht provinciegouverneurs /regionale
dynastieën
- v.a. 861 macht in feite in handen van Turkse paleiswacht
 Vanaf einde 9e eeuw stagnatie
- op geestelijk vlak verstarring;
- op politiek vlak verbrokkeling van de macht (Fatimiden v.a. 910;
sultans)
 Verwoesting door de Mongolen 1258

islamrecht - relig.rechtsgesch1
Met de grote militaire expansie v.a. 7e eeuw ook ontwikkeling van een
religieus recht (sharia), o.m. gebaseerd op de « Koraan »
 Volgens de overlevering (neergeschreven v.a. ca.750, niet in de Koran) was
de expansie een religieus project, gevolg van de « definitieve »openbaring
aan Muhammad
 Historische gegevens/teksten
uit 7e eeuw: Koraan
v.a. 2e helft 8e eeuw:
--- verzamelingen ahadith : sunna an-nabi
--- biografieën van de profeet: sirat an-nabi
--- Korancommentaren: tafsir
 Vanaf 8e eeuw zijn er rechtsgeleerden die hun adviezen terugvoeren op
Koranteksten en overgeleverde ahadith; zij ontwikkelden een fiqh
(plichtenleer) die teruggevoerd wordt op een Sharia (goddelijke wijzing,
weg). Deze rechtsgeleerden vormen de « oelemaa » of « fuqaha »

islamrecht - relig.rechtsgesch2
Koran (7e eeuw) bevat vnl. 2 soorten teksten:
Mekkaanse verzen (meer theologisch, verhalend)
Medinese verzen (meer fiqh)
theologische kern: één God, schepper van het heelal
 Ontwikkeling van de Soenna
de auteur van de Koraan wordt bestempeld als « laatste » profeet
na hem geen openbaring meer, geen religieus oppergezag
de wet (sharia) moet dus teruggevoerd worden op zijn woorden en daden,
d.i. de ahadith, tezamen de sunna-an-nabi (weg van de profeet)
deze ahadith worden verzameld en geordend met hun ketting van
overdracht als bewijs van authenticiteit
de Soenna als tweede historische bron ontstaat in de scholen waarin de
ahadith bediscussieerd worden
compilaties: eerst Musnad, dan Musannaf

islamrecht - relig.rechtsgesch3





-
-
Islamisering van het recht geschiedde doordat rechtspraak (kadi) in handen
kwam van de schriftgeleerden
Minstens onder de Abbasiden wordt ander recht dan de sharia (religieus
recht) verworpen
Ontwikkeling religieuze recht gebeurde in scholen in de steden:
vastleggen van de canon aan bindende teksten (koraan, ahadith)
ontwikkeling van de sharia door toepassing op nieuwe gevallen
compilatie in de basiswerken 8e/10e eeuw (musannaf)
Methodologie, interpretatieleer:
ontwikkeling recht door Idjtihad van de Mudjtahid (geschoolden)
Meerdere stromingen (madhab):
Hanifi: ontwikkeling door qiyas (griekse logica); ook billijkheid en gewoonte
Moetazili: rationalistisch: naast letterlijk en logische ook allegorische
interpretatie van o.m. Koraan
Hanbali: geen idjtihad, tafsir of qiyas, enkel de canon (koran, soenna)
Safi: leer van de 4 wortels (usul), w.o. bindende kracht van de idjma
Maliki
islamrecht - relig.rechtsgesch4
9e eeuw: strijd tss. Ashari en Moetazili; Moetazili niet langer als orthodox
erkend; Asharitische principes in 3 van de 4 andere scholen (Hanbali nog
strenger)
 Begin 10 e eeuw: sluiting van de Bab el Idjtihad
- enkel nog taklid (imitatie)
bestaande varianten van de 4 scholen bleven aanvaard
evenals de aanvullende bronnen van die scholen
(NB. elke moslim behoort in beginsel tot één van de riten)
 Ontstaan van de madrasas, met als programma:
de geopenbaarde wetenschappen
de 4 hulpwetenschappen (Ar. grammatica, logica, retorica, wijsbegeerte)
 Buiten de orthodoxie:
soefisme
grote andaloesische denkers (doch zonder invloed op arab. wereld), i.h.b.
Averroës (ibn Rushd)

islamrecht - kadirechtspraak


-
Rechtsbronnen / lage graad van institutionalisering
geen institutionalisering rechtbanken in rechterlijke orde
nauwelijks wetgeving (gezag/bevoegdheid daartoe ontbrak)
doctrine beperkt geïnstitutionaliseerd
Rechtspraak:
alleenzetelende rechters
niet motiveren
niet opgetekend
geen beroep, geen gezag van gewijsde
enkel bevoegd voor de sharia (Maliki ook voor ander recht)
islamrecht - gesch. na 1258
Na Mongoolse verwoesting: verbrokkeling rijk
 Verscherpt tegenstelling tussen de universele oemmaa en de versnipperde
wereldlijke macht; politieke macht heeft geen eigen legitimiteit
 Wel ruime bevoegdheid van de persoon van de heerser: siyasa sariyya
- op gebieden als rechtsbedeling, belastingen, niet-koranisch strafrecht,
grondeigendom
daaruit ontwikkelen zich ook regels van beleid, de qanun siyasa (soort
administratief recht)
 Verhouding sharia / siyasa:
meestal aparte rechters: kadi voor de sharia, mazalim voor de siyasa
verschil in rechtskwaliteit (eeuwig tgo. aan de persoon gebonden)
voorrang voor de sharia

islamrecht - klass. sharia

-
Siyar: statuut van niet-moslims:
dhimmat al-islam (gedoogstatuut) voor volkeren van het boek
geen gedogen voor anderen
inhoud dhimmat: djizia, reeks regels van ondergeschiktheid, enz.
 Enkele verschillen met christelijke traditie
 Latere ontwikkeling (Ottomaanse rijk): de Milletler
voor minderheidsgodsdiensten (grieks, armeens, joods)
zeker zelfbestuur, eigen familie- en erfrecht
-

Niet militair veroverde gebieden; grotere rol van adat (gewoonterecht)
islamrecht - klass. Sharia 2
-
Rechtsbronnen
Enige formele rechtsbron: de doctrine, in wezen Musannaf
integreert de 4 historische usul; Koraan en Soenna vergoddelijkt
geen eigenlijk recht buiten de sharia
Recht = systeem van enkel gedragsregels (plichten)
Samenleving= leven in familiale structuur onder éénzelfde wet
Wetgeving: geen andere legitimiteit dan gezag van de auteur ervan
Rechtspraak: geen precedentwerking
Juridische beroepen: rechtsgeleerden = godgeleerden
Doctrine blijft in wezen adviezen over casussen (fatwa)
Geen doorsystematisering
Omzeilingstechnieken:
sharia aanpassen via de omweg van procedureregels
-
hiyal








islamrecht - Turkije 1

-

-

-
Enorme machtsuitbreiding onder Ottomaanse sultans (tot 1683)
Janitsaren
Standenmaatschappi: leidende kaste; belastingbetalers
3 minderheids-Milletler
Westerse mogendheden verkrijgen steeds meer « capitulaties ».
19e eeuw: Tanzimat
opheffing Janitsaren 1826
Tanzimat Fermani 1839 / 1856
Franse wetboeken vanaf 1840 (Strafrecht, Koophandel, Procedure)
In beginsel gelijke rechten voor minderheden (1856)
Codificatie Medjelle 1869-1876. Eigenlijk heropenen Bab-el-Idjtihad. Toe te passen door seculiere
rechtbanken
Codificatie familie- en erfrecht (mukthasar) 1917
Eerste grondwet 1876 tot 1877; bleef autoritaire monarchie
20e eeuw
revolutie jonge Turken 1908-1909; constitutionele monarchie (grondwet 1909)
Grootschalige etnische zuiveringen (v.a. 1890, 190ç, 1915-1917)
Na nederlaag in WO I bevrijdingsoorlog onder leiding van Ataturk
islamrecht - Turkije 2

-
-

-
-
Ataturkse hervormingen:
1922 afschaffing monarchie
voltooiing etnische zuivering
1924 afschaffing kalifaat
1924 grondwet naar Frans concept; unitair en republikeins
Sharia verliest zijn statuut als positief recht (met hogere rang)
Nationalisering van religieuze eigendommen en instellingen
Nationalisering onderwijs (1924)
Andere Atatrukse hervormingen 1925-1934 (kledij, afschaffing titels, invoering
burgerlijk huwelijk, decimaal stelsel, Latijns alfabet, enz…)
Invoering vrouwenstemrecht 1934; verbod op polygamie 1934
Turks BW 1926
Basis: Zwitserse ZGB
In familierecht compromis met Ottomaanse wetboek 1917
Ook andere wetboeken vernieuwd 1926-1929
islamrecht - Turkije 3

-

-
Politieke geschiedenis
Dominante rol leger als bewaker van de laïciteit en nationalisme
1982 nieuwe grondwet:
- parlementaire democratie
- verankert seculiere hervormingen in de grondwet
Nadien: economische liberalisering
Grondwet vandaag
Grondrechten; individuele vrij sterk; geen corporatieve vrijheden (kerk, onderwijs, …)
Kerk niet gescheiden van maar geheel ondergeschikt aan staat
islamrecht - Arabische landen
-
Enkele algemene kenmerken
grondwettelijke positie van de sharia
doch in de meeste gevallen geldt toch het gecodificeerde burgerlijk recht (zelfs in het
familierecht), waarvan de regels toch afwijken van de sharia
aanvullende rechtsbronnen
Inhoudelijke evoluties (bv. Positie van de vrouw)

Opkomst nieuw islamisme (radicalisering takfir-doctrine)

Marokko: bijzondere gezag van de koning als emir al moeminiem geeft hem de
mogelijkheid om de sharia te herinterpreteren en dus aan te passen
- nieuwe Mudawwanah 2004

-
-
Download